De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 26 september pagina 1

26 september 1897 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1057 DE AMSTERDAMMER A°. 1897. WEEKBLAD YOOR NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124), Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Dit Blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, t< Ptrij». Zondag 26 September. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...» 0.12* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 Aan onze Abonnés. Redactie en Uitgevers van De Amsterdammer Weekblad voor Nederland" hebben gemeend bij gelegenheid van de opening der Nieuwe Tweede Kamer hunne abonnés te verplichten door de samenstelling van een Album, bevattende de Portretten van de leden der Tweede Kamer, benevens eenige mededeelingen betreffende partij, maatschappe lijke positie enz. Het album is in bewerking. Niettegenstaande de groote kosten, aan die uitgave verbonden, wordt dit album uitsluitend aan de abonnés van ons Weekblad aange boden voor slechts vijf en twintig cents. Reeds thans is de gelegenheid opengesteld om zich de ontvangst van een exemplaar te verzekeren. Abonnés in de stad gelieven daartoe 25 Cents te storten ten onzen kantore, Singel 542 bij de Vijzelstraat, terwijl den abonnés buiten Amsterdam verzocht wordt dit bedrag in postwissel te zenden aan de Uitgevers van het Weekblad, Van Holkema & Warendorf, te Amsterdam. I N H O U Di VAN VEEEE EN VAN NABIJ: De laatste rede der Eegentes. Arme Studenten. Tusschen twee vrouwen. MUZIEK: Arthur Nikisch, door Wouter Hutschenruyter. Een Donizetti-Album. KUNST EN LETTEREN : Beursbouw. Een tijdschrift voor Versieringskunst, dooi- Th. Molkenboer. Boek- en Tüdsehrift, door F. B. Een vriend van Leopardi, door E. D. P. FEUILLETON: In de Kampong, door Veha. SCHAAKSPEL. BECLAMES. VOOE DAMES: MutualitéMaternelle, door Bertha v.in 't Sticht. De Amerikaansche en haar man nen. ALLEELEI, door E-e. INGEZONDEN. SCHETSJE, IV: Een van het ballet. Naar het Duitsch van Olga Wohlbrück. Chiinay. PEN- EN POTLOODKEASSEN. ADVEBTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin De laatste rede der Eegentes. De troonrede beantwoordde aan aller ver wachting. Allereerst had zij als troonrede evenveel van een rede, als een blikken trommel van een trom. Hieraan zijn wij nu eenmaal gewoon. De stereotype frases voorts ontbraken niet. Ieder wist wel, dat we wér aan het bestaan van »buitenlandsche mogendheden" zouden herinnerd worden, en aan de verdiensten van leger en vloot. Toch was er in de for mule betreffende de militaire wereld iets nieuws; thans immers werd ten stelligste ver zekerd : zee- en landmacht vervullen haar taak »met ijver en opgewektheid." \ De Standaard sprak dan ook niet geheel j terecht van een »handhaven der van ouds j bekende misschien niet te mijden banaliteit. ! Immers van de opgewektheid in het leger krijgen wij ditmaal voor het eerst bericht! Maar het is zoo, ook het Ministerie der vooruitstrevend-liberalen heeft evengoed als zijn voorgangers de verantwoordelijkheid aan vaard voor een staatsstuk, waarin de koningin der Nederlanden, in vollen vredestijd, alleen de verdiensten der wapendragende staats dienaren huldigt, als bestond daar geen leger van burgers en burgerlijke ambtenaren die door ijver en opgewektheid bij het vervullen hunner taak het koninkrijk hielpen in stand houden. Hadden Pierson en Borgesius aan zulk een miskenning van het wezen van den Staat eens een eind gemaakt! Een betuiging van dank aan het Nederl. Indisch leger, door de vloot krachtdadig gesteund, was op haar plaats in een rede, uitgesproken door de Regentes. En het woord daaraan gewijd muntte uit door eenvoud. De offers, zoo werd gezegd, worden nog steeds ge vergd om in Atjeh, /en bate van rust en vrede, onze macht duurzaam te vestigen. Het verdient waardeering, dat hier alleen van rust en vrede wordt gesproken en niet tevens van beschaving, een doel, dat door de Europeesche mogendheden, die elkander als gieren de buit in Aziëen Afrika betwisten, zoo dik wijls huichelend op den voorgrond wordt gesteld. De belangrijkste wetsontwerpen in voor bereiding, waren reeds sedert eenigen tijd door ons en anderen aangekondigd. Afschaf fing der plaatsvervanging, leerplicht, verze kering tegen ongevallen bij den arbeid, herziening der armenwet, men rekende er op dat dezen genoemd zouden worden; wat echter verder in den algemeene term »wetsvoordrachten betreffende den arbeid" begrepen zal zijn valt slechts te gissen. Het urgentie-program der Liberale Unie noemt zondagsrust, arbeidscontract, pensioenwetten, regeling van den arbeidsduur enz. En urgent wil zeggen: het duldt geen uitstel. Waar schijnlijk zijn dus de werkkrachten aan de ministerieële bureaux met deze onderwerpen bezig. Het spreekt van zelf, dat twee der toege zegde ontwerpen, op dit oogenblik het meest de aandacht trekken: dat tot afsrliaf/ing der plaalsvervanginy en dat tot invoering van der Leerplicht. Beide toch vertoonen in meer of mindere mate het anti-clericaal cachet, waardoor dit kabinet zich moet onder scheiden. Wat het eerste betreft, de afsrlirtfjinij der plaatsvci'vaiiyiiig, het kan niet anders dan strijd ontmoeten bij de katholieken, en, na hetgeen tijdens de verkiezingen is voorge vallen, mag op weinig sympathie rekenen bij de anti-revolutionairen. Hoe de liberalen er over zullen denken, als het op stuk van zaken komt, is niet met zekerheid te zeggen. Toch, meenen wij, is het moeilijk te denken, dat de ;"(> anti-clericalen te dezen opzichte eensgezind zich zullen betoonen. Een wets ontwerp tot afschaffing der dienstvervanging bij de militie, n lx voorbereid in;/ ra n de liervorming der lerende strijdkrachten, zal wel alleen kans hebben, wanneer die hervorming der levende strijdkrachten, althans in hoofd zaak, is aangegeven, en men dus de gevolgen van den voorgestelden maatregel kan overzien. Voorstanders van alycmeeiten orfenplicht zullen zich niet licht laten verlokken de hervorming van onze strijdkrachten, door de aanvankelijke afschaffing der plaatsver vanging, in een tegenovergestelde richting te helpen drijven. Voorloopig zal men zijn oordeel hebben op te schorten, in afwachting van het oogenblik, waarop iets meer dan de woorden : «afschaffing der dienstvervanging'' bekend zal zijn. Omtrent den leerplicht kan men al even min zich beslist uitlaten. Wij zelf hebben steeds gemeend, dat leerplicht reeds vóór lang had behooren te zijn ingevoerd, mits bij zijn toepassing verzacht door een stelsel van vergoeding aan de ouders, die de kleine bijverdiensten van hun kroost onmogelijk kunnen ontberen. Zonder dat houden wij leerplicht, hoe nuttig ook, voor een wreede dwang. Daar zijn er duizenden in den lande, die, zelfs gesteund door zulke bijverdiensten, nog geenszins een bestaan vermogen te lei den, dat »menschelijk" kan genoemd worden. Nu is de wet »tot verbetering van maat schappelijke toestanden," »met name betref fende. .. het armwezen," in bewerking, en waarschijnlijk zal het verband tusschen arm wezen en leerplicht door deze regeering niet uit het oog worden verloren. Maar het is ook bekend, dat er een aantal voorstanders van leerplicht zijn, die den arme ? want leerplicht wordt vooral ter wille van de armen gewenscht dit geneesmiddel willen toedienen zonder meer. Moge men dus ook hier dankbaar zijn voor het ivoord van de troonrede of die dankbaarheid voldaan, heid zal worden, kan eerst blijken ten dage" dat men kennis zal mogen maken met de ,1 a ("(/.?. Intusschen, over 't algemeen wettigt het gesprokene het vermoeden, dat het Kabinet in vooruitstrevenden geest, ernstig en ijverig werkzaam wil zijn en, gelijk te verwachten was, vooral op sociaal terrein. Slechts in n enkel opzicht bracht de troonrede een ware verrassing zoowel voor de partij van het kabinet als voor de tegenpartij. Wie toch had kunnen denken, dat Pierson zijn nieuw bewind zou inwijden met een mededeeling: »Aan versterking der rijksinkomsten door wij ziging van het tarief van invoerrechten met behoud zijner bestaande grondslagen wijd ik mijn aandacht?" Want, al mogen de bestaande grondsla gen, niet nader omschreven, behouden blij ven, een wijziging van het tarief van invoer rechten tot versterking derrijl;fnnkrnnsten,za.\ dit laatste iets beteekenen, heeft ongetwijfeld behalve een fiseaal ook een beschermend ka rakter. Nu, wij zijn niet zóó bang voor een beetje bescherming, dat wij reeds hierom Minister Pierson een verwijt zouden willen doen. De boven aangehaalde zinsnede uit de troonrede, ongetwijfeld door hem der Regentes op de lippen gelegd, trok 't meest onze aandacht om een andere reden. Wanneer, zoo zijn wij geneigd te denken, iemand als Minister Pierson zijn toevlucht moet nemen tot een verhooging van invoer rechten, dan is dat wel het krachtigst bewijs, hoe de nood dringt en hoe de nood nu. reeds dringt, ofschoon aan het werk »ter verbete ring der maatschappelijke toestanden" nog de hand moet worden geslagen. De Rijks middelen vloeien spaarzaam, al te spaarzaam, en hoe veel geld zal er niet gevorderd worden, voor arbeiderspensioenen, voor leerplicht, voor landbouwbelangen, voor de volkshuisvesting, enz. enz.? Als l'icrxoii aan versterking der invoerrech ten zijn aandacht gaat wijden, dan wil dit zeg gen, dat z. i. de citroen reeds zóó zeer is geperst, dat hij geen raad weet er iets meer uit te knijpen. En al moge deze besehouwingswijs van den Minister niet geheel juist wezen, daar er door een herziening van zijn bedrijfsen vermogensbelasting wel wat te winnen valt, zonder dat de middenstand en de kleine man nog sterker behoeft te worden gedrukt, het is een feit, de draagkracht van de natie in het algemeen, duldt geen verzwaring van belastingen. Dit zoo zijnde, verwonderde het ons een weinig, dat de Minister H. M. niet verzocht heeft hare rede in dezen zin te wijzigen: Begaan met het lot van zoovele mijner onderdanen, die bij een sober bestaan, voor rijk, provincie en gemeente gedwongen zijn jaarlijks meer dan tien procent van hun inkomen op te brengen, wijd ik aan bezui niging mijn aandacht. Overtuigd dat ook in de «Stoafe-huishouding, sedert onheugelijke jaren te weelderig ingericht, de tering naar de nering moet gezet worden, acht ik het wenschelijk aan alle niet strikt noodzakelijke uitgaven een einde te maken. Achtereen volgens zullen u vooretellen bereiken tot opheffing van het Militaire Huis, tot ver mindering van de uitgaven voor leger en vloot, tot hervorming en vereenvoudiging van het middelbaar en hooger onderwijs, tot opheffing van een aantal gezantschapsposten, tot verlaging van te hooge salarissen, tot het beperken van de pensioeneering uit sluitend tot hen, die niet uit eigen vermogea in hun stand kunnen leven, tot het in trekken van alle niet-verplichte uitkeeringen voor kerkelijke doeleinden; maatregelen allemaal, die zullen moeten strekken, om, zonder nog zwaarder offers van de overgroote meerderheid der burgers te vragen, de invoering van de sociale wetten moge lijk te maken, welke in deze troonrede reeds zijn aangekondigd of in uitzicht gesteld. Maar neen, in de geheele troonrede van dit alles of iets dergelijks geen woord. Het aardige aardig is misschien een te zacht woord het aardige van de zaak is, dat juist de vooruitstrevenden op allerle i tonen hebben verkondigd en nog verkondigen, dat men, om nu eens echt de sociale onderwerpen aan de orde te stellen, men zich met al het overige volstrekt niet moet inlaten. Om de sociale wetgeving, de nieuwe huis houding, ter dege te vestigen, zal men aan de weelderige, dure oude huishouding dus niet raken. Een kind echter kan begrij pen, dat van die nieuwe huishouding niets terecht zal komen, zoolang de uitgaven voor de oude niet zooveel zijn besnoeid, dat zonder buitensporige verhooging van lasten aan de dringendste eischen »ter verbetering van maatschappelijke toestanden" kan worden voldaan. Van dien strijd van belangen tusschen de oude en de nieuwe huishouding en van de volstrekte zekerheid, dat de oude bedeeling ter wille van de nieuwe in haar financieel bestaan belangrijk zal moeten worden ingekrompen, zweeg tot dus verre elke troonrede. Op den duur kan men deze zelfmisleiding niet blijven verplegen, zonder gevaar te loopen, dat ook bij de natie de oogen zullen opengaan. Mannen als Pierson, Borgesius, Lely, Oort v. d. Linden moeten dat weten. Urat zouden wij liever aannemen, dan dat zij het uitspreken van die waarheid met opzet hebben uitgesteld, om daarvan de eer te laten aan koningin Wilhelmina, «?!? zij voor 't eerst een troonm/e houdt? Arme Studenten. Bij het overdragen van het rectoraat heeft Prof'. Kuhn de verblijdende mededeeling mogen doen, dat het aantal studenten weder toenam. »IIet aantal inschrijvingen bedroeg S97, wel niet het hoogst bereikte cijfer, maar toch dat van de meeste vorige jaren over treffende. Van deze S97 werden voor de eerste maal ingeschreven: bij de faculteit der godgeleerdheid 29, rechtsgeleerdheid 39, geneeskunde Gl, wis- en natuurkunde 32, letteren en wijsbegeerte 9, totaal 170, terwijl 4;~i hoorders de lessen bijwoonden." Bovendien waren er nog personen, die de lessen volgden, of van de Universiteitsinrich tingen gebruik maakten, zonder bij den Rector ingeschreven te zijn. De sterke aandrang op den Raad verleden jaar nog geoefend, om het bijwonen der les sen door verlaging van het bedrag der in schrijvingsgelden te bevorderen, wat noodig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl