Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1057
voor dnelleerenfle prinsen.
(DU:)
Strijkster: »Met dit overhemd aan, meneer, kunt u gerust op
tien pas op u laten schieten."
John Buil in Britsch-Mië,
(Caran d'Ache in den Figaro.)
Een dierentemmer in verlegenheid.
Een compromis,
(I'ick me L'p.)
Meneer ! Vader is dronken en moeder zeit, dat hier heet
water is en of u je zelf maar scheren wil en mij het dubbeltje
geven !
Als iiieflici 't oneens zijn.
t'l'tck me f [>.)
goed collega, we zullen zien, post-mortem !"
SCHETSJES.
Een yan het ballet.
Naar het Duitsch.
van OLGA WOIILBKÜCK.
IV.
//Is dat alles, wat je eet, Kurt!" vraagt het dienstmeisje, als
zij de tafel komt afnemen.
Ik heb genoeg," antwoordt Kurt lakouiek. En een oogenblik
later laat hij erop volgen: //Wat is het voor weer?"
//O, Koud, erg koud, en het waait zóó, dat je haast niet op
de beenen kunt blijvin staan! Als mama maar geen kou vat!
Och hemel, daar zie ik toch warempel, dat mevrouw vergeten
heeft haar wollen doek onder haar mantel om. te doen! Neen
maar! ..."
Kurt draait zich met een ruk om en grijpt naar den grooteu
roodbruinen gehaakten doek.
//Ik zal hem haar wel brengen," zegt hij op beslisten toon.
Neen, neen, Kurt, dat gaat niet. Je moogt 's avonds niet
alleen op straat.. . dat wil mama niet hebben."
Knrt stampt toornig op den grond.
//Laat me met rust! Ik weet heel best, wat ik doen moet."
//Nu, mij kan het niet schelen . .."
Kurt schiet haastig zijn jas aan, trekt zijn muts over de ooren,
neemt den opgeroiden wollen doek onder den arm en vliegt de
straat in.
Jawel, dat ontbrak er nog maar aan, dat hij ma niet eens tegen
kouvatten mocht, beschermen! Als niemand anders om ma dacht,
dan zou hij wel voor haar zorgen. Arme ma!
Een klein beelje nieuwsgierigheid komt er ook bij. Hij wil
haar zoo graag eens in den schouwburg zien, tusschen al die ande
ren ... Zij zal wel verschrikkelijk boos zijn ... Hm ja ... erg boos.
Maar zij kon hem zijn hoofd toch niet afhakken, en ah zij het
al te bont maakte, wel, dan, //blokte" hij niet meer met haar,
en dan trok zij aan het kortste eind.
Hij lacht bijna hardop. Die lieve ma! Hij heeft op school
geen n zoo goeden vriend. Hij kon alles met haar bepraten,
alle"1, al neemt zij zoo nu en dan ook wel eens een toon van
gezag aan. En een beetje ontzag heeft hij eigenlijk ook wel
voor haar. Vooral als zij heelemf>al niets zegt, en hem alleen maar
bestraffend aanziet met haar mooie, groote oogen. .. Hè, voor
ma's o .gen zou hij voor niets ter wereld een leelijke gedachte
willen hebben, en als de jongens in het speeluur allerlei rare
praaljes hielden en hij aan ma's oog* u dacht, dan liep hij maar
gauw weg en begon het een en andere vroolijke, wilde spelletje,
dat het lichaam sterk en lenig maakt en hart en hoofd
onbezoedeld laat.
//Eigenlijk beu ik toch een geluksvogel", denkt hij in zich zelf,
mijn vader is nu een groot geleerde, en ma . . . zoo'n . .. pracht
stuk van een rna !"
Nu staat hij voor deu schouwburg. Hij vraagt verschillende
menschen naar Frau Dr. Fassikrit, en telkens krijgt hij ten antwoord :
//O . .. Frauleiit Kurtz.. . jawel."
Hoe gek ! Waarom zouden ze ma hier Fraulein noemen ? Zou
papa dat weten?
Een dikke, groote man wil hem heelemaal niet binnen laten, maar
Kurt blijft op zijn stuk staan.
//Ik ben haar zoon, hoor je, en ik ben besteld, hoor je?'
De dikke man lacht.
//Nu, nn. .. wind je maar niet op, jonge vriend... 't Is goed,
hoor! Ga de trap maar op, dan de eerste ijzeren deur door, dan
het tooneel over, dan de tweede ijzeren deur, eii dan links om de
gang in."
Kurt loopt dapper voort. Is dat het tooneel? Die groote, holle
halfdonkere ruimte: En wat een lucht. . . Ba!?Hij kruipt voor
zichtig tusschen twee op linnen geschilderde decors door. Wat zijn
die gek beschilderd! Groote groene, bruine eu rooke vlekken en
streepen 't lijkt wel, of ze er met een bezem opgesmeerd zijn !
Hè. . . daar liggen touwen. . . iiij was er bijna over gevallen.
Mannen in kielen scharrelen overal heen en weer, twee heeren met
een opengeslagen boek in de hand loopen van den eenen hoek naar
den anderen en daar. . .
Knrt wordt vuurrood. Vijf of zes kleine meisjes staan giebelend
en fluisterend bij elkaar... Wat zien die er uit! Hij komt naderbij
en merkt, dat zij eigenlijk heelemaal niet klein zijn, veel grooter
dan hij... maar zij hebben zulke korte rokken aan, zulke Kneselljk
korte rokken en. . . neen maar ! heelemaal geen kousen. Mouwen
hebben ze ook niet, en geen kraag. . . alleen maar lange, lange
haren en overal goud eu zilver.
//Hè, hoe is 't mogelijk!" denkt Kurt, terwijl hij schuw en
beschaamd zijn gezicht afwendt en zonder om te kijken op de
tweede ijzeren deur toesuelt.
Een nog veel warmere, benauwdere lucht komt hem tegemoet.
En als verstijfd blijft hij bij den ingang staan, met wijd
opengespalkte oogen en zijn lippen van elkaar, een beeld van verbazing.
Onder het flikkerende licht van twee gasvlammen loopen in
groepjes van twee of drieën allemaal van die groote kleine meisjes
met korte wijduitstaaude, doorzichtige tullen rokjes, sandalen aan
de schijnbaar bloote voeten, bloemen en gouden gespen in het
lange haar en schitterende steeuen om den witten hals.
Aan weerskanten van de gang bevindt zich een heele rij kleine
kamertjes met groote spiegels, waarvoor pirouetteerende, neuriënde,
zich vervende wezens staan. . .
Kurt wordt er duizelig van. Hij weet niet naar welken kant hij
zal kijken hij zou, o zoo graag, willen wegloopen, hij schaamt
zicli vreeselijk en blijft schuw in een hoek staan.
Twee nu i^jes, in rozcroode tullen wolken gehuld, gaan lachend
voor hem staan.
//Wel, waar ga jij naar toe, kleine man?"
//Ik ... ik wou ... is hier niet. . ."
Kurt zwijgt. Tot die schepsels zóó iets te zeggen! Hier kan
Ma toch onmogelijk zijn!
De meisjes lachen luidde en trekken hem uit zijn donker hoekje
te voorschijn.
Je hoeft niet bang voor ons te zijn, zien we er zoo vreese
lijk uit? Hoe kan zoo'n knappe flinke jongen nu bang zijn!"
//Laat me los!" roept Kurt, laat me alsjeblieft los!" De meisjes
beginnen nog harder te lacben.
//Wel neen, jongenlief, daar komt niets van in. Eerst eens
opbiechten; wie van ons beiden is het mooist?"
//Maar ..."
Waar houdt je meer van, van blond of van bruin! Wij zijn
vriendinnen van elkaar dus we zullen niet boos worden.
Maar. . ."
//Ben je soms al verliefd?" vraagt de brunette.
,/Zuigelingeu dansen bij ons niet," zegt de blondine. Kurt kijkt
haar plotseling aan.
//Daast u ?'
Een schaterend gelach klinkt om hem heen. L)e danseressen
hebbeu zich allen om hem geschaard, en doorboren hem met spot
tende, vroolijkn, nieuwsgierige blikken.
'/uilen we eens wat voor je dansen?" roept een harer. Kurt
voelt, dat het angstzweet hem op het voorhoofd parelt.
/.Dus. .. u bent allemaal van het ballet?"
//Ja, warempel zijn we van het ballet!... Wat een grappige jon
gen ... Etu aardig ventje . . . Wat doet hij hier toch eigenlijk?. . ?"
Zoo klinkt het verward door elkaar.
De ijzeren deur gaat open en een jonge man, wiens uiterlijk den
viveur verraadt, gekleed in rok en witte das en met een monocle
in het oog komt binnen, De danseressen stuiven uit elkaar.
//Anna, je graaf!" fluistert de blondine tegen de brunette, en
huppelt den jongen man tegemoet en reikt hem haar hand die'hij
hoog boven den elleboog, teeder kust.
Kurt is vergeten.
Hij wil weg, naar buiten ...
Een onverklaarbaar gevoel van weerzin, van angst en schaamte
heeft hem aangegrepen. Weg... weg van hier! Hij weet niet
meer, waarom hij gekomen is, hij is zich niet meer ervan bewust.
dat hij nog steeds den wollen doek tegen zich aangedrukt houdt
Weg ... weg!
Heimelijk, als een boosdoener, sluipt hij de deur uit. Weer
komt hij een troepje lachende, pratende danseressen tegen, met
geblanket gelaat, schitterende oogen en golvenden boezem. Hij
vangt enkele afgesproken zinnetjes op.
Hè, ik wou dat het al uit, was... De baron komt mij halen
om te gaan soupeeren." Zoo'n lomperd, die balletmeester...!
Ik ga me beklagen bij den intendant."
De directeur... nu ja, een kusje in eere . .." Wat is Kurtz
van avond weer aan het hoesten . . .! Nu 't is een pleiziertje om
getrouwd te zijn, als je je zóó moet afbeulen...!"
Kurt krimpt ineen als onder een onverwachten slag. De danse
ressen zijn hem voorbij gegaan, de gang in, hij loopt, haastig
door maar, door komen er nog drie aan. Een van de drie loopt
langzaam zij houdt haar hand op haar ontblooteu boezem, en hoest.
Een korte rok van wit gaas bedekt tenauwernood haar knieën,
glanzend rood haar valt in lange krullen over haar rug. Treurig
en vermoeid kijken een paar groote bruine oogen uit het bleeke,
geblankette gelaat.
Kurt blijft als versteend staan.
,/Wat" roept hij hardop, geheel onwillekeurig. Als een gillende
wanhoopskreet klinkt die uitroep door het halfdonkere vertrek.
De uitgeputte vrouw wankelt, zij strekt haar armen uit, alsor
zij hulp en steun zocht... De twee andere danseressen blijven
verschrikt staan.
Kurt. .. ben jij hier ...?"
Klara houdt zich vast aan.
Kurt...?" herhaalt zij nog eens. Niet boos, niet toornig,,
maar bedroefd, onuitsprekelijk bedroefd.
Eu dau kruist zij haar armen over haar ontblooten hals en
trekt zich zooveel mogelijk terug in de schaduw.
Kurt kan geen woord uitbrengen . .. Zijn gezicht is bleek, zijn
kin beeft, zijn kuiten knikken, eu met bevende handen houdt hij;
den doek ver voor zich uit.
Daar... daar hebt u een doek!" komt hem eindelijk met
inspanning over de lippen.
Kurt..." herhaalt Klara nog eens en ziet hem met haar groote
oogen dankbaar en treurig aan.
Maar zij waagt het niet, dichter bij haar zoon te komen, haar
hand naar den doek uit, te strekken . ..
Daar sluit het kind zijn oogen, rolt den doek uit elkaar en
werpt hem in een breeden boog over zijn moeder heen, zoodat
haar geheele gestalte er door bedekt wordt. Eu zij trekt hem
vast eu dicht om zich heen.
»Dank je, mijn jongen!" zegt zij zacht en tracht te glimlachen.
Maar Kurt rent haar voorbij zonder haar aan te zien, zonder
iets te zeggen, naar buiten, de straat op ...
Nu weet hij, w~at het beteekent: Een vau het ballet!
V.
Het is al laat-, als hij thuiskomt.
,/Maar Kurt!" zegt de oude dienstmaagd op verwijtenden toon,.
weet je wel, dat, je meer dan een uur bent uitgebleven? Waar
heb je al dien tijd gezeten? Eu wat zie je uit... ben je ziek?"
Kurt trekt langzaam, zouder iets te antwoorden, zijn jas uit.
Dau zegt hij, zonder haar aan te zien: /,Is ma al thuis?"
Neen, maar papa wel, en ook nog een vreemde mijnheer. . .
in de eetkamer."
Zoo . . ."
Kurt, doet de deur van de eetkamer opeu en gaat naar binnen.
De tafel is gedekt, Dr. Fassikrit is juist bezig, zijn gast een,
glas wijn in te schenken. Hij is nog in den rok, zijn gewoonlijk
bleek gelaat is met een lichten blos bedekt, en om zijn lippen
speelt, een vergenoegde glimlach.
//Beu jij daar?" vraagt hij verbaasd, als hij zijn zoon ziet binnen
komen.
Ja, papa,... ik," zegt Kurt en ziet zijn vader regelrecht in
de oogeu.
Dr. Fassikrit wordt een beetje verlegen, wat moet hij met
dien jongen beginnen?
Professor, mag ik u mijn zoon voorstellen . . . r"
De professor, een klein, nietig mannetje met een verstandig
gelaat en vriendelijke, heldere oogen, strekt zijn hand Daar Kurt uit.
«Het doet me pleizier, je te leereu kennen, kleine zoon vaneen
groot vader...!" zegt hij.
Dr. Fassikrit kucht even en brengt zijn glas aan de lippen.
Kom, kom, geeu valsche bescheidenheid! U weet zelf heel besr.
wat u waard bent, . . . Jammer, dat die jongen er van avond niet
bij geweest is! Het is voor kinderen altijd prettig te zien, hoe
hun ouders geëerd worden, dat zij trotsch op hen kunnen zijn . . ."
Het bloed stijgt Kurt, naar het gelaat, en zenuwachtig trekt hij
zijn hand terug uit die van den professor.
Moet je ook een groot geleerde worden, zooals papa?"
Kurt aarzelt, een oogenblik, dau schudt hij heftig het hoofd.
Niet?" De professor lacht. Wat dan? ollicier?"
Neen . . . een man."
En Kurt vestigt zijn oogeu weer op het gelaat van ziju vader.
Een man, bravo! Dat bevalt mij."
Eu wat zul je doen, als je een man bent?" vraagt hij schert
send verder.
Geld verdienen," antwoordt Kurt kortaf.
Oho . . . hoe practisch ! . . . Dr. Fassikrit, u moest een voorbeeld
nemen aan uw zoon! Neen, neen, alle gekheid op eCn stokje . . .
U moet aan uw toekomst denken, u moet uw schuwheid voor
publiciteit overwinnen, u moet het professoraat aannemen, dat u
d'si weet ik zeker dezer dagen zal worden aangeboden. U bent
het niet alleen aan u zelf, maar ook aan uw familie verplicht. ?
Nu wacht maar laat mij maar eens met uw vrouw spreken !
Vrouwen zijn veel prac'ischer, en uw vrouw moet een ware schat
zijn . .. want hoe weinigen ouder ons genieten het voorrecht zulk
een verstandige hulp te vinden iu hun vrouw':"
Dr. Fassikrit knikt.
Ja alledaagsch is zij niet..."
Waarom heeft zij uw lezing niet bijgewoond.
Zij moest van avond in den schouwburg zijn . ..''
Wat, ? Is zij actrice!?" klinkt het iu grenzeulooze verbazing
van de lippen vau den professor.
Kurt wendt ziju oogen niet van zijn vader af. Dr. Fassikrit
gevoelt zich niet op ziju gemak.
,/Ja . . . dat wil zeegen . . . ja, zij is aan het tooneel .. ." En hij
drinkt zijn glas in ii teug leeg.
Kurt wendt, zijn gelaat af. Brandende tranen springen hem in
de oogen, maar hij schaamt zich, als een klein, kim! te gaan schreien. . .
Daar hoort hij de deur van het voorkamertje opengaan, hij hoort
zijn moeder hoesten, en een oogenblik later komt zij binnen.
Kurt durft haar eerst niet aanzien, maar als hij het doet, sch.'.k;
hij van haar bleekheid, vau haar koortsachtig schitterende oogen.
Dr. Fassikrit stelt iiaar voor aan den professor, zij praat met
hem op haar gewone kalme, vriendelijke manier; maar telkens
grijpt zij met de haud naar haar borst, alsof daar een heftige, ste
kende pijn zit... En dan hoest zij weer, zoo hard, zoo lang, zoo
beangstigend . ..
Kurt zou zijn oogen wel willen dichthouden . ..
Nu, hoe is het gegaan?" vraagt Klara.