De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 26 september pagina 9

26 september 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1057 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 9 In den Oostenrijkschen lapperswinkel. FKAXZ JOSEPH : »Als dat kraagje maar houdt, zal het met de jas nog wel gaan." O, mevrouw, uw man heeft een waren triomf behaald!" Zij glimlacht, innig gelukkig en toch treurig, alsof zij vermoeid is, doodelijk vermoeid .. . Uw man heeft ons zooveel nieuws verkondigd, en heeft zulk een enorme mate van kennis aan den dag gelegd, dat wij allen, tot zelfs de geleerdste professoren toe, een gevoel hadden, alsof we kleine kinderen waren, die het nog niet verder hadden gebracht dan het ABC van de wetenschap. Trouwens men kan zich slechts daa zoo geheel en al in de wetenschap verdiepen wanneer men, ongestoord door alle kwellingen en zorgen van het dagelijksch leven, slechts leeft voor de wetenschap, en in de benijdenswaardige positie is, ook uitsluitend voor haar te kunnen leven." Klara's oogen stralen van trots, Kurt komt, zachtjes, onopgemerkt naast haar staan, grijpt de hand die in haar sclioot ligt en kust die teeder, vurig, en zij neemt plotseling, met een voor haar onge wone hartstochtelijkheid, het donkere kinderhoofdje tusschen beide handen en drukt haar koortsachtig gloeiende lippen op zijn voor hoofd. Dan staat zij op, bevend en eenigszins onvast. .. //Ik hoop, dat de heeren mij wel willen excuseeren... ik ben erg verkouden, en ook wat moe.. . De professor drukt haar trouwhartig de band. »Het is mij bijzonder aangenaam geweest, u te leeren kennen, Frau Doctor, ik hoop binnenkort F/-au Professor te kunuen zeggen!" Zij glimlacht, zacht afwerend. «Jawel, jawel," houdt de professor vol, ,/u moet uw man over halen het professoraat aan te nemen." Daar mag ik mij niet in mengen, lier r Professor, ik mag geen invloed op mijn man uitoefenen." Zij buigt groetend het hoofd, en verdwijnt uit de kamer. Kurt hoort haar weer hoesten ... Hij kijkt naar zijn vader. Dr. Fassikrit zit geheel ineengezonken bij de tafel, met zijn hoofd in beide handen geleund. _Een zekere onrust, bijna angst is op zijn gelaat te lezen, en als hij Kurt's oogen ontmoet, slaat hij de zijne neer. De professor blijft nog maar een paar minuten, het gesprek wil niet goed meer vlotten. Hij staat op, om afscheid te nemen. »Nu, mijn waarde doktor, neem toch vooral het professoraat aan..." Kurt dringt zich naar voren, zijn oogen schitteren. Papa zal het wel doen," zegt hij op een toon van vaste overtniging. De professor lacht. #Nu, als jij het zegt... kleine man ..." Ja, ik zeg het." Wel, wel, er zijn tegenwoordig geen kinderen meer!" ^Lachend gaat de professor weg; Dr. Fassikrit laat hem uit. Kurt gaat bij de tafel zitten en denkt na... Waarom ga je niet naar bed?" vraagt Dr. Fassikrit, als hij weer binnenkomt. //Ik wou u spreken, Papa!" zegt Kurt op beslisten toon. Maar het is al zoo laat.. ." Dat doet er niet toe, Papa, ik moet u spreken!" Nu, kom dan maar in mijn kamer." «Goed, Papa." (Slot volfft.) C HI M A Y. Toen wüer waren, dacht ik niet dat we later zoo vaak aan ons verblijf in die mooie streek zouden herinnerd worden en zeker niet dat de prinses uit onzen dagelijkschen wandeltuin de aanleiding zou wezen tot die herinnering. Chimay was ons aanbevolen door ervaren reizigers, die 't er lief en goedkoop vonden; heel veel meer wisten we er niet van toen we er heengingen en een onderneming bleef 't dus; ook om den afstand; van ons land uit kan men er in n dag komen, mits tijdig te Brussel zijnde voor den trein die te G uur 10 minuten of zooals men thans rekent te 18 uur 10 over Hal, Binche, Lobbes en veertig andere stations naar de BelgischFransche grens rijdt; van die grens ligt Chimay, provincie Henegouwen, maar een kleine 10 kilometer verwijderd; met dien trein komt men te 21 uur 17 aan. Er zyn meerdere logementen maar alleen van het Hotel du Commerce weet ik iets te vertellen; trouwens niet veel; 't was er zeer voldoende voor menschen met weinig andere eischen dan goed eten, zindelijkheid en rust. Wie niet kan slapen zonder electrisch licht en wie houdt van vergulde portiers aan de deur, moet hier niet komen. Als we iets noodig hadden ging we 't beneden aan madame Potel vragen, of we riepen langs de trap, tevens spreekbuis, aan Philomène, de meid. En wederkeerig kwam de huisvrouw ons vragen hoe het eten was geweest en hoe we dachten over een of ander gerecht voor den volgenden middag. Erg huiselijk; de heer Potel toonde zich weinig, bij zorgde voor de beesten en voor 't bouwland, had jas noch vest, maar fraai gekleurde bretels, zooals de huiswaarts keerende landlieden uit de opera. Andere logeergasten waren er niet, zijn er zelden, somtijds handelsreizigers en menschen die het trappistenklooster in de buurt gaan bezoeken en in den jachttijd jagers; dan kan 't er wel eens ruw toegaan. De dochter des huizes quel chic ! en haar man iederen dag mede etende aan tafel, en bier a discrétion; 's avonds vergadering op de bank naast de deur met koffie en al de huisgenooten, de meid incluis; en als we muziek maakten in de eetkamer, dan werden we beloond met chartreuse. Chimay is een stadje, met een markt en een standbeeld en een weekblad. Het merkwaardigste van de plaats zijn de bezittingen der beide prinsen van Chimay, de eene vlak aan de stad, de andere op een uur afstands gelegen en aan elkander grenzende. Het geslacht Chimay et de Caraman is verscheiden eeuwen oud; een zeer bekend lid was de vader van prins Joseph, achtereen volgens gouverneur van Henegouwen, lid van de vertegenwoor diging en minister van buitenlandsche zaken; een zeer sym pathieke persoonlijkheid, goed violist en een man van gewicht voor het Brusselsche conservatoire. Hij stierf in l,S!)l en ligt begraven naast het reeds genoemde trappistenklooster, onder een grooten met gras begroeiden heuvel, waarop een hoog kruis reeds van verre te zien is. Deze oude prins van Chimay is tweemaal getrouwd geweest, de tweede maal met een rijke Mexicaanschs en toen zijn zoon in is'iümet Clara Ward, de thans zoo beruchte Amerikaansche, in 't huwelijk trad, deed hij als zijn vader. De eerste maal dat wij te Chimay vertoefden was de familie van het grauwe kasteel afwezig; dat gebeurde dikwijls; zij was veel te Parijs en daar zijn ook de beide kinderen van de prinses van Chimay geboren, thans een meisje van zes en een jongen van drie jaar; daar leerde zy ook den Zigeuner Rio kennen, kermistent wordt maar roemde de onrechte wat de is uit Détroit in zooals, naar ik hoor, thans zelfs in een vertoond; de bevolking kende haar weinig, schoonheid van »la belle Brésilienne"; ten herkomst van Clara Ward betreft, want zij Michigan geboortig. Het huis was gesloten, maar 't park stond voor de wandelaars open; men mocht het, mits niet ter zijde afwijkende, in zijn geheele breedte doorloopen, langs een beek, onder fraai ge boomte; 't was ook de mooiste weg naar Beauchamps, het goed van prins Alphonse van Chimay, waar men in alle richtingen mocht afwijken en dat nooit verveelde. Kog altyd weet ik niet waarom prins Alphonse, de eigenaar van Beauchamps, mij destijds voor een Engelschman hield; hij was aan het visschen in de beek en meenende dat ik er met belangstelling naar keek, begon hij een praatje in 't Engelsch over visschen met kunstaas en over de winkels te Parijs waar hy die spullen kocht; ik had nog niet zoo heel veel prinsen ontmoet, eenmaal koffie gedronken met Prins Hendrik en eene korte correspondentie met Roland Bona parte, ging dus op deze ongezochte kennismaking in en zoo praatten we voort, altijd in 't Engelsch, dat hij voortreffelijk sprak. Dit is niet mijn buiten, zeide hij, maar dat van my'n neef en als die er niet is mag ik hier altijd visschen. Er was iets bijzonder komieks in deze verklaring, die als een veront schuldiging klonk van zijn gevisch in het water zijns neefs. Of we zijn eigen buitenplaats al gezien hadden, vroeg hij, en toen ik vertelde dat \ve al vele malen op Beauchamps gewandeld hadden, noodigde hij ons ook het huis te komen zien. Later hebben we ook het huis bezocht, een vriendelijk kasteel in Italiaansche renaissance, met vele mooie vertrekken, een heerlijke muziekzaal, fraaie meubelen en verre uitzichten op de omgeving en op Chimay en zijn toren, aan 't eind van een opengehouden bosch. Toen we het volgend jaar terugkwamen was het park van Chimay gesloten; men zeide dat prins Joseph, ontevreden over den uitslag van de verkiezingen, het hek voor den neus der kiezers had dicht gedaan; of prins Alphonse er toch nog mocht visschen, vernamen we niet. Zoo bleef ons dan het prachtige Beauchamps over voor onze wandeling, indien we niet al te ver van huis wilden gaan. Verder weg lag Virelles en zijn fraai meer en 't daarachter gelegen bosch van Yirelles, een oerwoud gelijk, en Lompret en Aublain, beide per spoor te bereiken, Boulers en Baileux, Villers la Tour en Salles en Forges met het Bois de Forges, waaraai Pleumont grenst, de hooge heuvel met jachthuis, vanwaar men een verrukkelijk uitzicht heeft naar den kant van Chimay. Om te wandelen is 't een heerlijk land, maar men dient de stafkaart mede te nemen (de beide bladen: Chimay en Seloiynes) een paar goede wandelbeenen, een kompas en een beetje gevoel voor 't schoon van heuvel en bosch; zoo toegerust zal men na een veertiendaagsch verblijf in deze schilderachtige streek den tijd omgevlogen vinden. Als er nu van Chimay sprake is en van de prinses, dan spit sen we de ooren en zien in gedachten het deftige grijze kasteel en 't vorstelijk landgoed waar zij niet kon aarden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl