De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 17 oktober pagina 2

17 oktober 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1060 saeramenteele woorden van het eedsformulier Bit te spreken. Toen de vier-en-negentigste had beloofd of gezworen verdween de Regentes weder onmiddellijk. Onwillekeurig gaat men hier den heer Van der Zwaag verdenken een beetje waar heid te hebben geofferd aan de zucht om luimig te wezen. Zou het kunnen gebeuren, toch vraagt men, dat de Koningin de leden TMI de Tweede Kamer der Staten-Generaal in haar paleis ontvangt, zonder zich de ver tegenwoordigers van haar volk hoofd voor faoofd te laten vooretellen ? Vermoedelijk is de heer Van der Zwaag niet volledig ingelicht geworden. Waarschijn lijk heeft Hare Majesteit reeds bij vorige, gelegenheden met de leden der Kamer kennis gemaakt en was dus hier een voorstellinghoofd voor hoofd overbodig; het zal daarbij aan de aandacht van het hofpereoneel zijn ontsnapt, dat de heer van der Zwaag voor het eerst ten paleize verscheen. Immers deKoningin zou met beide handen de gelegenheid hebben aange grepen om den man te zien en te spreken, die in nederige omgeving geboren en opgevoed en Bonder veel schoolsche wijsheid gevormd, niettemin door honderden zijner medeburgers werd waardig en bekwaam gekeurd om met de besten uit den lande deel uit te maken van de wetgevende macht. Uit zijne mond zou de Regentesse veel kunnen vernemen van hetgeen tot heden moest ontgaan aan de hooggeplaatsten uit hare onmiddellijke omgeving; in de eerste plaats kon die ver tegenwoordiger Hare Majesteit melden wat er omgaat in de lagere standen der maat schappij, die evenveel recht hebben op konink lijke belangstelling als de.hoogere. Is dan verder, vraagt men, het verhaal van der Zwaag niet wat sterk gekleurd? Artikel 87 van de Grondwet toch zegt wel en uitdrukkelijk, dat de eeden, beloften of verklaringen van de leden der Staten-Gene raal «worden afgelegd in handen van den Koning". Nu willen wij gaarne, dat »in handen" cum granosalis opvatten, als dan ook maar niemand wil beweren, dat het met den eerbied aan de beëediging verschuldigd, in strijd is vier en negentig heeren op rijen te plaatsen en hen dan beurt voor beurt de eacramenteele formule te doen opzeggen, op 10 of 20 meter van de Koningin verwijderd, nauwelijks zichtbaar voor de hooge vrouwe. Is die beëediging slechts een formaliteit, iets dat nu eenmaal moet gebeuren, dat dan niemand klage over gebrek aan eerbied als iemand toont met zoo'n eed niets op te heb ben. Het voorbeeld in het Koninklijk Paleis gegeven zal dan al spoedig navolging vinden. Denkt men in de hofkringen er anders over, zoo geve men der Koningin eerbiedig in overweging voortaan geen 94 leden zoo eventjes te beëedigen. Dan overwege men daar eens de wenscheiijkheid om de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal niet als de recruten van Keizer Wilhelm in het gelid te plaatsen en zoo te beëedigen, maar om die hoogwaardigheidbekleeders ach tereenvolgens in groepen van zes of tien te ontbieden. Niet het goud der uniformen vormt de plechtigheid, wel de wijze waarop de plech tigheid wordt geleid en het ernstige wordt gevoeld. Crisetta" of Crisi"? De Italiaansche minister-president Di Rudini is nooit een populair man geweest, maar zijne laatste maatregelen hebben demonstratiën tegen hem uitgelokt van zoo ernstigen . aard, dat volgens onze begrippen zijn aftreden onvermijdelijk zou zijn. De Italianen schijnen het zoo nauw niet te nemen: vergoelijkend spreken zij van una crisetta, een crisisje, evenals zij indertijd de financieele schandalen uit Crispi's laatste regeeringsjaren, de Itali aansche »Panama''-historie; schertsend hun Panam in o noemden. Toen Di Rudini den desolaten boedel van het laatste kabinet Crispi overnam, rekende men hem tot de rechterzijde en beroemde hij er zich op, een afkeer te hebben van alle anti-clericale politiek. In een onderhoud, dat hij in Maart 1895 met een journalist te Milaan had, verklaarde hij dat »men" waaronder hij natuurlijk zijn voorgangers verstond aan de Kerk veel onrecht had gedaan, maar dat hij zelf gedurende zijn eerste ministerie niets had verricht, waardoor de betrekkingen met den Heiligen Stoel konden worden gestoord. Het liefst zou hij met het Vatikaan een concordaat sluiten in den geest van het Fransche of het Oostenrijkfche. De Paus moest volkomen vrij zijn, ook in het stichten en het leiden van veree nigingen, welke bevoegd zouden zijn om eigendommen te verwerven, om scholen te houden, om zich te vertakken of uit te brei den, zelfs zonder door de wet betreffende de erkenning der rechtspersoonlijkheid gebonden te zijn. Dezelfde heer Di Rudini, die in 189") zoo vrijgevig was en zooveel ('yards had voor het Vatikaan en zijn vrienden, heeft thans een vijftal vertrouwelijke (maar natuurlijk niet geheim gebleven) circulaires gezonden aan de prefecten, waarin dezen een «eer scherp anti-clericalisme wordt aanbevolen. De » vereenigingen en agitatiën" der katho lieken moeten onder niet minder «cherpe controle staan dan die van republikeinen, socialistenen anarchisten. Strenge maatregelen moeten worden genomen tegen de gemeente besturen, die geen deel wilden nemen aan het jaarlijksche feest van den 20sten Sept., den dag waarop het Italiaansche leger Rome binnen trok. Worden in de kerken vergade ringen gehouden, die niet een zuiver kerkelijk karakter dragen, dan staan zulke bijeen komsten, evenals die in alle andere openbare localen, onder toezicht der politie. En dit alles wordt gemotiveerd door de bewering dat de clericale beweging geen ander doel heeft, dan den Italiaanschen staat omver te werpen en de wereldlijke macht van den Paus te herstellen. Men is inderdaad in den laatsten tijd bijzonder ijverig geworden in het clericale kamp. Wereldlijke vereenigingen onder gees telijke leiding werden overal opgericht. Niet alleen scholen, maar ook jongelingsvereenigingen, arbeiders-vereenigingen, genootschap pen tot ouderlingen bijstand, tot onderhoud van ziekenhuizen, volkslogementen, toevluchts oorden, volksgaarkeukens, enz., niet te vergeten de landbouw-credrietbanken, die vooral in het noorden van Italiëzeer gewild zijn, en wier aantal van 535 in 1895 tot ruim 700 is gestegen. Altemaal zaken, waarover de heer Di Rudini van Maart 1895 zich van harte moest verheugen. Maar de heer Di Rudini heeft andere nooden. Om te regeeren moet hij eene meer derheid hebben, en die kan hij slechts vinden, wanneer hij zich meer en meer naar links beweegt. Vooral de steun van den voorzitter der Kamer, Zanardelli, is voor hem onmis baar, en Zanardelli is een beslist en ijverig anti-clericaal. Vandaar de volte-face van den premier, waarover de clericalen zich, niet ten onrechte, vroolijk maken. »Heeft de heer Di Rudini, die reeds twee jaren aan het roer is, nu pas ontdekt, dat de clericalen een gevaar voor den staat zijn ?" vraagt de Osscrvatore Itomano spottend. «Heeft hij al dien tijd gedut?'' Het is ons natuurlijk niet bekend, of inder daad bij de clericalen zulke booze bijbedoe lingen hebben voorgezeten, toen zij al dergelijke instellingen van rechtstreeksch nut onder geestelijke leiding in het leven riepen. Alleen komt het ons voor, dat de regeering hun streven n op waardiger n op afdoender wijze zou hebben bestreden, door te toonen, dat de staat zich voor de nooden en de belangen van het volk niet minder interesseert dan de geestelijkheid. Maar om dit te doen, moet men zich niet bepalen tot groote woorden en schoone beloften in troonreden en ministerieele speeches, maar moet men op daden kunnen wijzen. Daarvoor is goede wil noodig, die wel aanwezig zal zijn, maar bovendien geld, veel geld. En dat geld is niet gemakkelijk te krijgen. De heer Di Rudini heeft het dezer dagen ondervonden, toen hij beproefde, de belasting op de richez'x.a mobile, eene soort van inkom stenbelasting, wat productiever te maken. Waarschijnlijk is men bij den aanslag en de invordering tot dusver met eene al te willekeurige nalatigheid te werk gegaan. De aanschrijving van den minister-president heeft ten gevolge gehad, dat de ambtenaren van den fiscus, in hun ijver om de begane fouten te herstellen, met even willekeurige overdrij ving zijn te werk gegaan. Vandaar een heirleger van klachten, hoofdzakelijk door belas tingschuldigen uit den middelstand ingediend. Eene deputatie uit de burgerij, met den tweeden burgemeester van Rome en het bestuur der Kamer van Koophandel aan het hoofd, begaf zich Maandag naar hetPalazzo Baschi, waar de heer Di Rudini haar te woord zou staan. Op haar weg daarheen werd de depu tatie vergezeld door eene luidruchtige en opgewonden, steeds in talrijkheid aangroeiende menigte, wier houding zoo dreigend was, dat alle winkeliers in de nabijheid zich haastten deuren en vensters te sluiten. De onder luid geschreeuw en gefluit geuite protesten werden weldra vergezeld door argumenten in den vorm van straatkcien, waarmede de vensters van het ministerie werden ingeworpen. Ook het aanwezige politie-detachement had een hagelbui van steenen te verduren, en de militaire macht, die ter hulp werd geroepen, werd eveneens door het volk met stokslagen en steenworpen ontvangen. Kr ontstond een verwoede strijd, waarbij de soldaten eindelijk van de bajonet gebruik maakten, en waarbij aan beiden zijden vele gewonden en zelfs enkele dooden vielen. Eerst na een paar uren gelukte het de orde te herstellen. Bij al deze moeielijkheden komen nog oneenigheden in den boezem van het ministerie. Het heeft zeer de aandacht getrokken, dat een der invloedrijkste leden van het Kabinet, de minteter van openbare werken Prinetti, op eene reis in de provincie, juist tijdens het verschijnen der ministerieele circulaires, beleefdheidsbezoeken wisselde met den kar dinaal-aartsbisschop van Milaan, Mgr. Ferrari. die tot de meest intransigente prelaten be hoort. Heeft de Heer Prinetti van de ingrij pende maatregelen van den premier niets geweten, of heeft hij door zijne houding daartegen willen protesteeren? In elk geval ziet het er met de eensgezindheid in het ministerie slecht uit. Laat de Heer Di Rudini zijn ambtgenoot Prinetti vallen, dan beduidt dit een volslagen breuk met de rechterzijde, en dan zullen ook de Heeren Visconti-Venosta, de minister van buitenlandsche zaken, en Codronchi, de pas benoemde minister van onderwijs, hunne portefeuilles nederleggen. Er zal onder deze omstandigheden eene buitengewone handigheid voor den premier noodig zijn, om te verhinderen, dat de crinetta eene echte en zeer ernstige crisi wordt. Mgr HENRICUS POPPEN. Protonotarius Apostolicus a. i. p. Huisprelaat van Z. H. Paus Leo XIII Proost van het Kathedraal Kapittel van Haarlem, Deken, Pastoor Ridder in de Orde van den Ncderlandschen Leenw 9 October 1816-10 October 1897. DEKEN POPPEN. De lezers van Het Weekblad, die na Zondag in de couranten van allerlei richting het bericht van het overlijden en de begra fenis van Mgr. Poppen zagen opgenomen, vragen niet om zijn levensgeschiedenis; niet om opgaven van de dorpjes, waar deze man in zijn jeugd de priesterlijke bediening heeft uitgeoefend; niet, aan welke ziekte hij is gestorven. Zij hebben den naam bij enkele gelegenheden gevonden in hun dagblad, en dan vernamen zij telkens, dat de heer Poppen was de deken, dat heteekent hoofd der katholieke geestelijkheid, van Amsterdam; niet veel meer. En nu willen zij, als zij zijn portret in dit blad vinden, ook verklaard zien, waarom aan dezen doode door zijn geloofsgenooten zooveel eer werd bewezen, waarom door niet-katholieken ook tijdens zijn leven over hem zooveel meer werd gesproken en geschreven dan over andere roomsche priesters. Hij heeft verdiensten gehad als kapelaan en als parochie-pastoor; als hoofd van het dekenaat, dat naar de gemeente Alphen ge noemd wordt, heeft hij getoond een goed be stuurder te wezen; te Amsterdam, midden in de groote beweging, bleek hij uitnemend op zijn plaats te zijn als pastoor en als deken. Hij had een buitengewoon goed inzicht in geldzaken. De onderlinge kerkelijke brandassurantie, die zoo goedkoop werken kon, omdat met pastoriën, kloosters, seminariön en scholen ook zooveel uit steen gebouwde kerken zijn aangesloten en omdat, de directie bij deken Poppen kosteloos was, heeft hij tot hoogen bloei gebracht. Millioenen en millioenen, over geheel Nederland verspreid, waren bij zijn assurantie veilig. Zijn hulp werd als die van een/eer scherpzinnig finan cier op hoogen prijs gesteld, vaak gevraagd, nooit geweigerd; men noemde hem, met vrien delijke scherts, de Minister van Financiën der vijf bisdommen. Hij bewees gewichtige dien sten ook aan zeer velen buiten Nederland, nam Duitsche katholieken in bescherming tegen Bismarck. En zijn raad werd meer malen gevraagd in brieven uit Rome. Maar dat alles gaat heen boven de begrijxpen, over de hoofden der gewone leeken, en dezen juist hebben deken Poppen zoo lief gehad. Dat zijn ijver van geen beperking wist en zijn arbeidskracht niet vermoeid werd, dat hij in den ochtend, na zijn kerkelijke ver plichtingen te hebben volbracht, dikwijls zonder te ontbijten, op zijn arbeid aanviel en voortwerklo, met korte onderbreking, den ganscben dag tot laat in den nacht, wisten niet eens allen, want, als zij hem bezochten, hadden zij hem altijd bereid gevonden om hen te ont vangen. Zijn ascetisme, zijn afkeer van feesten, zijn onthechting aan wat voor anderen genieting is, maar toch een matigheid, die in haar toepassing vrij bleef' van elke overdrijving , ook deze eigenschappen, die door zijn naaste omgeving werden geëerd, wekten bij de massa geen geestdrift. Hij werd bemind om zijn eenvoud, zijn nederigheid, omdat hij een zoo beminnelijke persoonlijkheid was. * * * Alleen reeds zijn verschijning had iets weldadigs. Hij was de pastoor der parochie van de H.H. Petrus en Paulus te Amsterdam, toen ik geboren werd. Als de meest trouwe huisvriend mijner familie heb ik hem mijn gansche leven gekend. Dat ik daarvan besef kreeg, zal ruim vijf-en-twintig jaren geleden zijn, en ik kan in mijn oudste herinnering geen beeld van hem terugvinden, anders dan dat van de laatste maanden vóór zijn dood. Hij moet vroeg grijs zijn geweest, reeds toen hij omstreeks vijftig jaren oud was. Oud, in den zin van afgeleefd, ie hij niet geweest. Totdat in half Juni hij liep naar de een-en-tachtig plotseling verval van krachten intrad, genoot hij een uitstekende gezondheid en beschikte hij over het onbeperkt gebruik van al zijn zintuigen. Hij was een hoogst bevoorrecht oud man. Van ineer dan gewone lengte, slank, met vluggen tred, toch rustig van beweging, een fijn geteekend gelaat, zonder blos en toch niet bleek, met goedigen mond, dien een vrien delijke lach plooide, welgevormden neerwaarts zinkenden neus, levendig naar voren komende oogen, weinig wit haar aan de slapen en vrij lang wit haar aan het achterhoofd, hoog voor hoofd, dat doorliep tot een naar achter han gend nauwsluitend zwart fluweelen mutsje, altijd opgewekt van stemming, geestig, gaarne iets vermakelijks hoorend, zelf vlug gemakke lijk pratende , in ernstige gevallen hoog ernstig, bij droefheid vol goedige deelneming, hartelijk troostend, met blijmoedigheid werke lijk opbeurend. Zoo hebben allen zijn verschijning gekend. Dit was zijn groote verdienste. Hij was voor allen dezelfde. Hoe arm en klein, hoe rijk ook en verheven Men tot hem kwam, hij was gelijk voor allen: Zijn bijstand werd naar ae maat gegeven. dicht mr. Joan Bohl vandaag in De Tijd. Zoo gaarne als hij advies gaf aan den pauselijken internuntius of aan een kerk bestuur, dat met een gemeentebestuur onder handelingen had te voeren, zoo bereid was hij ook om ouders van raad te dienen bij slecht gedrag van een zoon, lieden, die in geldelijken nood verkeerden, den goeden, eer lijken weg te wijzen, zoo mogelijk naar red ding, armen te steunen, verpleegden in de gestichten, waarvan hij regent was, met een opwekkend, vaderlijk woord tevreden te stellen. Allen, die in bekommering tot hem kwa men, verplichtte hij voor goed aan zich door zijn ervaring : het dadelijk begrijpen van het geen geschied was, door zijn ruimte van op vatting : de gezindheid tot vergoelijking van schuld, door zijn helderen blik: het besef van wat nu gedaan moest worden, door zijn goedaardigheid : het medeleven met hen. Het bestaan van zulk een man, zijn leven onder duizenden, die hem hoogschatten, heeft groote beteekenis. Het heeft waarde, ook voor hen, die niet met hem in aanraking kwamen, omdat zij toch omgaan met degenen, voor wie hij een dagelijksch voorbeeld was van menschenliefde. Hoe ook de dwaling in be ginsel veroordeelend, bleef hij altijd gedenken, dat de waarheid haar rechten niet verliest, al laat zij ook aan de liefde haar volle rech ten over. Zijn leven was vooral zoo bij uitstek zegenrijk, omdat deken Poppen hooggeplaatst is geweest en omdat hij priester was. Ook niet-katholieken, die onder velerlei omstandigheden met hem kennis maakten, prijzen eenstemmig de innemendheid van zijn persoon. Meermalen heb ik bij het gewone bezoek op zijn verjaardag onder de velen, die hem kwamen gelukwenschen, o. a. den bekenden predikant Dé. van ij arken ontmoet, die voor hem een oprechte vriendschappelijke vereering koesterde en door hem onder al zijn gasten met bijzondere onderscheiding behandeld werd. Toen II. M. de Koningin-Regentes Maandag j], aan haar particulieren secretaris bevel gaf een brief van rouwbeklag te zenden aan de kapelaans van deken Poppen en daarin schrijven liet, dat Hare Majesteiten de mededeeling van het overlijden met veel leed wezen ontvingen, is dit, ongetwijfeld, meer gei weest dan een betoon van beleefdheid. Op het oogenblik, waarop zij last gaf den brief te schrijven, moet zij zich den minzarnen grijsi aard' hebben herinnerd, die jaarlijks bij haar j ter audiëntie kwam en haar bij hare bezoej ken aan katholieke instellingen van -lief dadigheid vaak zoo vriendelijk en zoo een voudig heeft toegesproken. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl