Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1060
saeramenteele woorden van het eedsformulier
Bit te spreken.
Toen de vier-en-negentigste had beloofd
of gezworen verdween de Regentes weder
onmiddellijk.
Onwillekeurig gaat men hier den heer
Van der Zwaag verdenken een beetje waar
heid te hebben geofferd aan de zucht om
luimig te wezen. Zou het kunnen gebeuren,
toch vraagt men, dat de Koningin de leden
TMI de Tweede Kamer der Staten-Generaal
in haar paleis ontvangt, zonder zich de ver
tegenwoordigers van haar volk hoofd voor
faoofd te laten vooretellen ?
Vermoedelijk is de heer Van der Zwaag
niet volledig ingelicht geworden. Waarschijn
lijk heeft Hare Majesteit reeds bij vorige,
gelegenheden met de leden der Kamer kennis
gemaakt en was dus hier een voorstellinghoofd
voor hoofd overbodig; het zal daarbij aan de
aandacht van het hofpereoneel zijn ontsnapt,
dat de heer van der Zwaag voor het eerst ten
paleize verscheen. Immers deKoningin zou met
beide handen de gelegenheid hebben aange
grepen om den man te zien en te spreken,
die in nederige omgeving geboren en opgevoed
en Bonder veel schoolsche wijsheid gevormd,
niettemin door honderden zijner medeburgers
werd waardig en bekwaam gekeurd om met
de besten uit den lande deel uit te maken
van de wetgevende macht. Uit zijne mond
zou de Regentesse veel kunnen vernemen
van hetgeen tot heden moest ontgaan aan
de hooggeplaatsten uit hare onmiddellijke
omgeving; in de eerste plaats kon die ver
tegenwoordiger Hare Majesteit melden wat
er omgaat in de lagere standen der maat
schappij, die evenveel recht hebben op konink
lijke belangstelling als de.hoogere.
Is dan verder, vraagt men, het verhaal
van der Zwaag niet wat sterk gekleurd?
Artikel 87 van de Grondwet toch zegt wel
en uitdrukkelijk, dat de eeden, beloften of
verklaringen van de leden der Staten-Gene
raal «worden afgelegd in handen van den
Koning". Nu willen wij gaarne, dat »in
handen" cum granosalis opvatten, als dan
ook maar niemand wil beweren, dat het met
den eerbied aan de beëediging verschuldigd,
in strijd is vier en negentig heeren op rijen
te plaatsen en hen dan beurt voor beurt de
eacramenteele formule te doen opzeggen, op
10 of 20 meter van de Koningin verwijderd,
nauwelijks zichtbaar voor de hooge vrouwe.
Is die beëediging slechts een formaliteit,
iets dat nu eenmaal moet gebeuren, dat dan
niemand klage over gebrek aan eerbied als
iemand toont met zoo'n eed niets op te heb
ben. Het voorbeeld in het Koninklijk Paleis
gegeven zal dan al spoedig navolging vinden.
Denkt men in de hofkringen er anders
over, zoo geve men der Koningin eerbiedig
in overweging voortaan geen 94 leden zoo
eventjes te beëedigen. Dan overwege men
daar eens de wenscheiijkheid om de leden
van de Tweede Kamer der Staten Generaal
niet als de recruten van Keizer Wilhelm in
het gelid te plaatsen en zoo te beëedigen,
maar om die hoogwaardigheidbekleeders ach
tereenvolgens in groepen van zes of tien te
ontbieden.
Niet het goud der uniformen vormt de
plechtigheid, wel de wijze waarop de plech
tigheid wordt geleid en het ernstige wordt
gevoeld.
Crisetta" of Crisi"?
De Italiaansche minister-president Di
Rudini is nooit een populair man geweest,
maar zijne laatste maatregelen hebben
demonstratiën tegen hem uitgelokt van zoo ernstigen
. aard, dat volgens onze begrippen zijn aftreden
onvermijdelijk zou zijn. De Italianen schijnen
het zoo nauw niet te nemen: vergoelijkend
spreken zij van una crisetta, een crisisje,
evenals zij indertijd de financieele schandalen
uit Crispi's laatste regeeringsjaren, de Itali
aansche »Panama''-historie; schertsend hun
Panam in o noemden.
Toen Di Rudini den desolaten boedel van
het laatste kabinet Crispi overnam, rekende
men hem tot de rechterzijde en beroemde hij
er zich op, een afkeer te hebben van alle
anti-clericale politiek. In een onderhoud, dat
hij in Maart 1895 met een journalist te
Milaan had, verklaarde hij dat »men"
waaronder hij natuurlijk zijn voorgangers
verstond aan de Kerk veel onrecht had
gedaan, maar dat hij zelf gedurende zijn
eerste ministerie niets had verricht, waardoor
de betrekkingen met den Heiligen Stoel
konden worden gestoord. Het liefst zou hij
met het Vatikaan een concordaat sluiten in
den geest van het Fransche of het
Oostenrijkfche. De Paus moest volkomen vrij zijn,
ook in het stichten en het leiden van veree
nigingen, welke bevoegd zouden zijn om
eigendommen te verwerven, om scholen te
houden, om zich te vertakken of uit te brei
den, zelfs zonder door de wet betreffende de
erkenning der rechtspersoonlijkheid gebonden
te zijn.
Dezelfde heer Di Rudini, die in 189") zoo
vrijgevig was en zooveel ('yards had voor
het Vatikaan en zijn vrienden, heeft thans
een vijftal vertrouwelijke (maar natuurlijk
niet geheim gebleven) circulaires gezonden
aan de prefecten, waarin dezen een «eer
scherp anti-clericalisme wordt aanbevolen.
De » vereenigingen en agitatiën" der katho
lieken moeten onder niet minder «cherpe
controle staan dan die van republikeinen,
socialistenen anarchisten. Strenge maatregelen
moeten worden genomen tegen de gemeente
besturen, die geen deel wilden nemen aan
het jaarlijksche feest van den 20sten Sept.,
den dag waarop het Italiaansche leger Rome
binnen trok. Worden in de kerken vergade
ringen gehouden, die niet een zuiver kerkelijk
karakter dragen, dan staan zulke bijeen
komsten, evenals die in alle andere openbare
localen, onder toezicht der politie. En dit
alles wordt gemotiveerd door de bewering
dat de clericale beweging geen ander doel
heeft, dan den Italiaanschen staat omver te
werpen en de wereldlijke macht van den
Paus te herstellen.
Men is inderdaad in den laatsten tijd
bijzonder ijverig geworden in het clericale
kamp. Wereldlijke vereenigingen onder gees
telijke leiding werden overal opgericht. Niet
alleen scholen, maar ook
jongelingsvereenigingen, arbeiders-vereenigingen, genootschap
pen tot ouderlingen bijstand, tot onderhoud
van ziekenhuizen, volkslogementen, toevluchts
oorden, volksgaarkeukens, enz., niet te
vergeten de landbouw-credrietbanken, die
vooral in het noorden van Italiëzeer gewild
zijn, en wier aantal van 535 in 1895 tot ruim
700 is gestegen. Altemaal zaken, waarover
de heer Di Rudini van Maart 1895 zich van
harte moest verheugen.
Maar de heer Di Rudini heeft andere
nooden. Om te regeeren moet hij eene meer
derheid hebben, en die kan hij slechts vinden,
wanneer hij zich meer en meer naar links
beweegt. Vooral de steun van den voorzitter
der Kamer, Zanardelli, is voor hem onmis
baar, en Zanardelli is een beslist en ijverig
anti-clericaal. Vandaar de volte-face van den
premier, waarover de clericalen zich, niet ten
onrechte, vroolijk maken. »Heeft de heer Di
Rudini, die reeds twee jaren aan het roer is,
nu pas ontdekt, dat de clericalen een gevaar
voor den staat zijn ?" vraagt de
Osscrvatore Itomano spottend. «Heeft hij al dien
tijd gedut?''
Het is ons natuurlijk niet bekend, of inder
daad bij de clericalen zulke booze bijbedoe
lingen hebben voorgezeten, toen zij al dergelijke
instellingen van rechtstreeksch nut onder
geestelijke leiding in het leven riepen. Alleen
komt het ons voor, dat de regeering hun
streven n op waardiger n op afdoender wijze
zou hebben bestreden, door te toonen, dat de
staat zich voor de nooden en de belangen
van het volk niet minder interesseert dan de
geestelijkheid. Maar om dit te doen, moet
men zich niet bepalen tot groote woorden en
schoone beloften in troonreden en
ministerieele speeches, maar moet men op daden
kunnen wijzen. Daarvoor is goede wil noodig,
die wel aanwezig zal zijn, maar bovendien
geld, veel geld.
En dat geld is niet gemakkelijk te krijgen.
De heer Di Rudini heeft het dezer dagen
ondervonden, toen hij beproefde, de belasting
op de richez'x.a mobile, eene soort van inkom
stenbelasting, wat productiever te maken.
Waarschijnlijk is men bij den aanslag en
de invordering tot dusver met eene al te
willekeurige nalatigheid te werk gegaan. De
aanschrijving van den minister-president heeft
ten gevolge gehad, dat de ambtenaren van
den fiscus, in hun ijver om de begane fouten
te herstellen, met even willekeurige overdrij
ving zijn te werk gegaan. Vandaar een
heirleger van klachten, hoofdzakelijk door belas
tingschuldigen uit den middelstand ingediend.
Eene deputatie uit de burgerij, met den
tweeden burgemeester van Rome en het bestuur
der Kamer van Koophandel aan het hoofd,
begaf zich Maandag naar hetPalazzo Baschi,
waar de heer Di Rudini haar te woord zou
staan. Op haar weg daarheen werd de depu
tatie vergezeld door eene luidruchtige en
opgewonden, steeds in talrijkheid aangroeiende
menigte, wier houding zoo dreigend was, dat
alle winkeliers in de nabijheid zich haastten
deuren en vensters te sluiten. De onder luid
geschreeuw en gefluit geuite protesten werden
weldra vergezeld door argumenten in den
vorm van straatkcien, waarmede de vensters
van het ministerie werden ingeworpen. Ook
het aanwezige politie-detachement had een
hagelbui van steenen te verduren, en de
militaire macht, die ter hulp werd geroepen,
werd eveneens door het volk met stokslagen
en steenworpen ontvangen. Kr ontstond een
verwoede strijd, waarbij de soldaten eindelijk
van de bajonet gebruik maakten, en waarbij
aan beiden zijden vele gewonden en zelfs
enkele dooden vielen. Eerst na een paar
uren gelukte het de orde te herstellen.
Bij al deze moeielijkheden komen nog
oneenigheden in den boezem van het ministerie.
Het heeft zeer de aandacht getrokken, dat
een der invloedrijkste leden van het Kabinet,
de minteter van openbare werken Prinetti,
op eene reis in de provincie, juist tijdens
het verschijnen der ministerieele circulaires,
beleefdheidsbezoeken wisselde met den kar
dinaal-aartsbisschop van Milaan, Mgr. Ferrari.
die tot de meest intransigente prelaten be
hoort. Heeft de Heer Prinetti van de ingrij
pende maatregelen van den premier niets
geweten, of heeft hij door zijne houding
daartegen willen protesteeren? In elk geval
ziet het er met de eensgezindheid in het
ministerie slecht uit. Laat de Heer Di Rudini
zijn ambtgenoot Prinetti vallen, dan beduidt
dit een volslagen breuk met de rechterzijde,
en dan zullen ook de Heeren
Visconti-Venosta, de minister van buitenlandsche zaken,
en Codronchi, de pas benoemde minister van
onderwijs, hunne portefeuilles nederleggen.
Er zal onder deze omstandigheden eene
buitengewone handigheid voor den premier
noodig zijn, om te verhinderen, dat de crinetta
eene echte en zeer ernstige crisi wordt.
Mgr HENRICUS POPPEN.
Protonotarius Apostolicus a. i. p.
Huisprelaat van Z. H. Paus Leo XIII
Proost van het Kathedraal Kapittel
van Haarlem, Deken, Pastoor
Ridder in de Orde van den Ncderlandschen Leenw
9 October 1816-10 October 1897.
DEKEN POPPEN.
De lezers van Het Weekblad, die na
Zondag in de couranten van allerlei richting
het bericht van het overlijden en de begra
fenis van Mgr. Poppen zagen opgenomen,
vragen niet om zijn levensgeschiedenis; niet
om opgaven van de dorpjes, waar deze man
in zijn jeugd de priesterlijke bediening heeft
uitgeoefend; niet, aan welke ziekte hij is
gestorven. Zij hebben den naam bij enkele
gelegenheden gevonden in hun dagblad, en
dan vernamen zij telkens, dat de heer Poppen
was de deken, dat heteekent hoofd der
katholieke geestelijkheid, van Amsterdam;
niet veel meer. En nu willen zij, als zij
zijn portret in dit blad vinden, ook verklaard
zien, waarom aan dezen doode door zijn
geloofsgenooten zooveel eer werd bewezen,
waarom door niet-katholieken ook tijdens
zijn leven over hem zooveel meer werd
gesproken en geschreven dan over andere
roomsche priesters.
Hij heeft verdiensten gehad als kapelaan
en als parochie-pastoor; als hoofd van het
dekenaat, dat naar de gemeente Alphen ge
noemd wordt, heeft hij getoond een goed be
stuurder te wezen; te Amsterdam, midden
in de groote beweging, bleek hij uitnemend
op zijn plaats te zijn als pastoor en als deken.
Hij had een buitengewoon goed inzicht in
geldzaken. De onderlinge kerkelijke
brandassurantie, die zoo goedkoop werken kon,
omdat met pastoriën, kloosters, seminariön
en scholen ook zooveel uit steen gebouwde
kerken zijn aangesloten en omdat, de directie
bij deken Poppen kosteloos was, heeft hij
tot hoogen bloei gebracht. Millioenen en
millioenen, over geheel Nederland verspreid,
waren bij zijn assurantie veilig. Zijn hulp
werd als die van een/eer scherpzinnig finan
cier op hoogen prijs gesteld, vaak gevraagd,
nooit geweigerd; men noemde hem, met vrien
delijke scherts, de Minister van Financiën der
vijf bisdommen. Hij bewees gewichtige dien
sten ook aan zeer velen buiten Nederland,
nam Duitsche katholieken in bescherming
tegen Bismarck. En zijn raad werd meer
malen gevraagd in brieven uit Rome.
Maar dat alles gaat heen boven de
begrijxpen, over de hoofden der gewone leeken,
en dezen juist hebben deken Poppen zoo lief
gehad.
Dat zijn ijver van geen beperking wist en
zijn arbeidskracht niet vermoeid werd, dat
hij in den ochtend, na zijn kerkelijke ver
plichtingen te hebben volbracht, dikwijls zonder
te ontbijten, op zijn arbeid aanviel en
voortwerklo, met korte onderbreking, den ganscben
dag tot laat in den nacht, wisten niet eens
allen, want, als zij hem bezochten, hadden zij
hem altijd bereid gevonden om hen te ont
vangen.
Zijn ascetisme, zijn afkeer van feesten, zijn
onthechting aan wat voor anderen genieting
is, maar toch een matigheid, die in haar
toepassing vrij bleef' van elke overdrijving ,
ook deze eigenschappen, die door zijn naaste
omgeving werden geëerd, wekten bij de massa
geen geestdrift.
Hij werd bemind om zijn eenvoud, zijn
nederigheid, omdat hij een zoo beminnelijke
persoonlijkheid was.
* *
*
Alleen reeds zijn verschijning had iets
weldadigs.
Hij was de pastoor der parochie van
de H.H. Petrus en Paulus te Amsterdam,
toen ik geboren werd. Als de meest trouwe
huisvriend mijner familie heb ik hem mijn
gansche leven gekend. Dat ik daarvan besef
kreeg, zal ruim vijf-en-twintig jaren geleden
zijn, en ik kan in mijn oudste herinnering
geen beeld van hem terugvinden, anders dan
dat van de laatste maanden vóór zijn dood.
Hij moet vroeg grijs zijn geweest, reeds toen
hij omstreeks vijftig jaren oud was.
Oud, in den zin van afgeleefd, ie hij niet
geweest. Totdat in half Juni hij liep naar
de een-en-tachtig plotseling verval van
krachten intrad, genoot hij een uitstekende
gezondheid en beschikte hij over het onbeperkt
gebruik van al zijn zintuigen. Hij was een
hoogst bevoorrecht oud man.
Van ineer dan gewone lengte, slank, met
vluggen tred, toch rustig van beweging, een
fijn geteekend gelaat, zonder blos en toch
niet bleek, met goedigen mond, dien een vrien
delijke lach plooide, welgevormden neerwaarts
zinkenden neus, levendig naar voren komende
oogen, weinig wit haar aan de slapen en vrij
lang wit haar aan het achterhoofd, hoog voor
hoofd, dat doorliep tot een naar achter han
gend nauwsluitend zwart fluweelen mutsje,
altijd opgewekt van stemming, geestig, gaarne
iets vermakelijks hoorend, zelf vlug gemakke
lijk pratende , in ernstige gevallen hoog
ernstig, bij droefheid vol goedige deelneming,
hartelijk troostend, met blijmoedigheid werke
lijk opbeurend.
Zoo hebben allen zijn verschijning gekend.
Dit was zijn groote verdienste. Hij was
voor allen dezelfde.
Hoe arm en klein, hoe rijk ook en verheven
Men tot hem kwam, hij was gelijk voor allen:
Zijn bijstand werd naar ae maat gegeven.
dicht mr. Joan Bohl vandaag in De Tijd.
Zoo gaarne als hij advies gaf aan den
pauselijken internuntius of aan een kerk
bestuur, dat met een gemeentebestuur onder
handelingen had te voeren, zoo bereid was
hij ook om ouders van raad te dienen bij
slecht gedrag van een zoon, lieden, die in
geldelijken nood verkeerden, den goeden, eer
lijken weg te wijzen, zoo mogelijk naar red
ding, armen te steunen, verpleegden in de
gestichten, waarvan hij regent was, met een
opwekkend, vaderlijk woord tevreden te
stellen.
Allen, die in bekommering tot hem kwa
men, verplichtte hij voor goed aan zich door
zijn ervaring : het dadelijk begrijpen van het
geen geschied was, door zijn ruimte van op
vatting : de gezindheid tot vergoelijking van
schuld, door zijn helderen blik: het besef
van wat nu gedaan moest worden, door zijn
goedaardigheid : het medeleven met hen.
Het bestaan van zulk een man, zijn leven
onder duizenden, die hem hoogschatten, heeft
groote beteekenis. Het heeft waarde, ook voor
hen, die niet met hem in aanraking kwamen,
omdat zij toch omgaan met degenen, voor
wie hij een dagelijksch voorbeeld was van
menschenliefde. Hoe ook de dwaling in be
ginsel veroordeelend, bleef hij altijd gedenken,
dat de waarheid haar rechten niet verliest,
al laat zij ook aan de liefde haar volle rech
ten over.
Zijn leven was vooral zoo bij uitstek
zegenrijk, omdat deken Poppen hooggeplaatst
is geweest en omdat hij priester was.
Ook niet-katholieken, die onder velerlei
omstandigheden met hem kennis maakten,
prijzen eenstemmig de innemendheid van zijn
persoon.
Meermalen heb ik bij het gewone bezoek
op zijn verjaardag onder de velen, die hem
kwamen gelukwenschen, o. a. den bekenden
predikant Dé. van ij arken ontmoet, die
voor hem een oprechte vriendschappelijke
vereering koesterde en door hem onder al
zijn gasten met bijzondere onderscheiding
behandeld werd.
Toen II. M. de Koningin-Regentes Maandag
j], aan haar particulieren secretaris bevel gaf
een brief van rouwbeklag te zenden aan de
kapelaans van deken Poppen en daarin
schrijven liet, dat Hare Majesteiten de
mededeeling van het overlijden met veel leed
wezen ontvingen, is dit, ongetwijfeld, meer
gei weest dan een betoon van beleefdheid. Op het
oogenblik, waarop zij last gaf den brief te
schrijven, moet zij zich den minzarnen
grijsi aard' hebben herinnerd, die jaarlijks bij haar
j ter audiëntie kwam en haar bij hare
bezoej ken aan katholieke instellingen van -lief
dadigheid vaak zoo vriendelijk en zoo een
voudig heeft toegesproken.
i