De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 17 oktober pagina 3

17 oktober 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1060 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Het is zoo wat twintig jaar geleden, dat koning Willem III zijn tweede gemalin aan Amsterdam kwam voorstellen. Deken Poppen was genoodigd aan het groot diner ten Hove Na het diner werd hij door den Koning aan Koningin Emma voorgesteld en wat H. M in die dagen van feestelijkheid waarschijnlijk niet vaak gehoord heeft hij wenschte haar geluk, niet alleen als koningin, ook ala echtgenoote, als huisvrouw. Ik sprak hem nog denzelfden avond; zijn indruk gaf hi weer in deze woorden: »0ch, het heeft mi zoo getroffen. Het is nog zoo'n jonge vrouw Zij ziet er goedig uit. En zij keek zoo onbe zorgd!" Mr. Joan Bohl schrijft over deken Poppen Zoodra hij 't heilbevel had hooren schallen: Leer zacht van Mij en nederig te wezen" Is dat als grondwet in zijn hart gevallen. En daardoor is hij hemelhoog gerezen : Een hemelglans lag in zijn vriendlijke oogen, De vrede stond op zijn gelaat te lezen. Die beminnelijke glans van vrede was zijn macht. ' * * * Deken Poppen was groot door zijn karakter, zijn verdiensten en zijn handelingen. Men heeft beproefd ook zijn persoon te verheffen Zijn kerkelijke overheid schonk hem over vloedig eerbetoon. Hij klom op tot hooge waardigheden, actieve betrekkingen in het bisdom, en de Paus beloonde zijn daden met het purper, schonk hem reeds in '74 den titel »Monseigneui«. Hij waardeerde die onder scheiding, maar hoe weinig hij zich erop liet voorstaan, blijkt wel hieruit, dat hij voor geheel Nederland altijd, ook nog na hoogere onderscheidingen, »deken Poppen" gebleven is, en voor ons, zijn intiemen, op zijn uitdrukke lijk verlangen; ^Mijnheer Pastoor«. De eenige, wellicht, van zijn trouwe vrienden, die hem steeds met den titel,waarop hij recht had, ook na zachte vermaning, bleef aanspreken, was de hoofsche J. A. Alberdingk Thijm; Thijm's be titeling bleef in de beide studeervertrekken aan de Voorburgwal, toen hij Professor ge worden was, niettemin dezelfde, bleef »Josep". Den Sisten Augustus 1892 werden als hulde aan de katholieke geestelijkheid in het algemeen, de twee oudste pastoors van Amsterdam, die Mgr. Poppen in April jaar lijks ter audiëntie in het Paleis vergezelden, benoemd tot ridders in de orde van Oranje Nassau. Mgr. Poppen, geregeld het hoofd der deputatie, was voorbijgegaan. Zijn vrien den waren hierover niet weinig ontstemd; hij-zelf zocht naar redenen, waarom hij persona ingrata kon wezen. Bij onderzoek bleek, dat de Ministers gemeend hadden, dat Mgr. Poppen reeds vroeger geridderd was, en hij kreeg een paar maanden later den Nederlandschen Leeuw. Nooit heeft hij verzuimd, de eere-teekenen der orde te dragen bij plechtige gelegen heden, want hij wist, dat zij hem waren gegeven in qualiteit. Maar, wanneer hij er mee getooid was, heeft hij zich daarom niet voornamer geacht. Tot het dragen der kerkelijke onderschei dingsteekenen van het apostolisch protonotariaat, een zeer hooge zeldzaamheid, kon hij niet worden gedwongen, en de mijter, welken hij bij zijn benoeming in '90 ten geschenke ontving, heeft zijn hoofd voor de eerste maal gesierd, na zijn dood, toen hij lag op het praalbed. Men heeft beproefd met onderscheidingen [IIIIIIMIIIIIIMIII1I11IIII ?iiiiiiiiuiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiii Eene goede Boerde fan de mooie Bakkeres Cathelijne van Antwerpen EN van den Jonkher Roland van Vindhelyne ? zooals gij wel hooren zult, Meester JÉHAN VAN DEN DAMME, Zeyyer en Speler van Ajiertisse. 1) I. Anno Dotnini 1482 heerschte er in de goede stad van Mechelen groote consternatie en diepe rouwe. 1) Het hier medegedeelde verhaal is door mij bewerkt naar een geheel onuitgegeven Dietsch Handschrift, door mij dezen zomer ontdekt in de rijke verzameling van handschriften toebehoorende aan Jhr. Désirévan Corneputte te Mechelen. Het door mij bedoelde handschrift is gebonden in een zwart leeren band der 17e eeuw, groot 4°formaat. Het bevat 471 paginaas, allen in twee kolommen gesplitst, ieder van IM regels. Sommige majusculen zijn met azuur, karmijn en goud verlucht. Aan het slot staat: lrplicit XVI AIMJ. A. D. MCCCCXC' te Mee/telen in der stede bi mi Mr. Jélia>i van den Vaiiune. Ik heb een dertigtal bladzijden van dit handschrift, geschre ven 1400, in eenigszins moderner vorm overge bracht. De verdienste der vinding komt aan Mr. Jéhan van den Damme. (Dr. Jan ten Brink). ook zijn persoon te verheffen. Hij werd er niet grooter door en gevoelde zich niet meer verheven. Hij bleef dezelfde nederige man. * * * Mgr. Poppen heeft, toen hij jong kapelaan was te Dordrecht en de bisschop van Suri name, Mgr. Grooff, daar eenige maanden vertoefde, het verlangen gekoesterd om mis sionaris te worden. Hij is in Nederland gebleven, omdat zijn vader hem voor het vertrek naar de kolonie toestemming weigerde. Voor Nederland, vooral voor Amsterdam, is dit een zegen geweest. De heldhaftigheid en de menschenliefde, die missionarissen tot groote mannen maakt, hebben wij ook hier in eenigen van ons zoo noodig. Alberdingk Thijm schreef in Mgr. Poppen's album, bij diens zilveren feest als pastoor der parochie van de H.H. Petrus en Paulus o. a.: Hij is van 't spoor niet afgeweken Der Helden, waar de tijd van heugt! Wij danken U, geliefde Heer! Voor 't stichtend voorbeeld, dat ge ons allen Zoo nederig ten deel deed vallen, In wandel, handel, les en leer! Voorwaar, de stroom, van wat ons God Aan troost en kracht en heilgenaden Geschonken heeft, vloeide uit uw daden, Uw dienst, uw deelen van ons lot! Met deken Poppen is van ons heenge gaan een zeer bijzonder man, degelijk, oprecht, scherp van geest, met veel kennis, die de zeldzame en in zijn werkkring zoo kostbare gave bezat om gemakkelijk met allen om te gaan, met de hoogsten, en, wat voor velen veel moeilijker is, ook met de laagst ge plaatsten, meer nog, de gave om, zonder n tot de groote gemeenzaamheid te ver lokken, allen tot zich te trekken ; een nederig, beminnelijk priester, wiens goede hart het gevoel van liefde voor alle menschen, waar van het bezield was, met de grootste zorg heeft aangekweekt. Toen zijn lijk in zijn parochie-kerkje lag tentoongesteld, stroomden den ganschen dag de bezoekers toe. Velen kwamen uit gewone belangstelling, velen ook uit nieuwsgierigheid. Maar uit deze motieven stortten deftige mannen en eenvoudige huismoedertjes, aan n lijkbaar vereenigd, niet tranen . .. Het is mij een voldoening, op deze groote figuur, wier voorbeeld voortwerkt, hier de aan dacht te mogen vestigen. FEKD. WIERDELS. Amsterdam, 14 Oct. '97. Sodala niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuii immiiiiiiiiHiüiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii Een kijkje in arbei'lcrskringm. De vet der wetten en JL/t/iiieminerolic. Een nuts-arond met debat. Prof. Jieiger. De strike der metaalbewerker,* in Enijeland. Maar meneer toch, zei 'n vriendelijke be langstellende dame, die het artikel der vorige week had gelezen, dat zijn afschuwelijke cijfers! Er sterven toch geen menschen meer van honger! Gelukkig had ik de beschrijving van dr. Fr. Lange bij de hand om haar een kijkje in de arbeiderskringen te geven; zij las nu: En wanneer uien vraagt, waaraan dan toch eigenlijk die lieden sterven daar IIIIIIIIIUHIHIIIIIIIIIIIMIIimilllllllMlllllllflIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIinll De genadige, hooge, souvereine Vrouwe, Mlle de Bourgogne, nog maar vijf jaar getrouwd aan den machtigen, geduchtigen lleere Maximiliaan van Oostenrijk, was door het ondoorgrondelijk bestier van ons aller llemelschen Vader dien we allen moeten vreezen in ootmoed, amen ! van haar ros getuimeld, en sedert niet weer tot bewustzijn gekomen. De Hoer hoede hare jonge ziele in het Paradijs in aaecn/n fuiectüornm .' amen ! Zooals gij denken kunt, liet de machtige, geduchtige Heere Maximiliaan zich niet versagen, en bestierde hij de schoone landen der zalige Maria, zijne overleden huisvrouwe, met groote sapiëntie en vertrouwen inboezemende vastheid van hand. In de steden van Vlaanderen, lirabant en Henegouwen hoorde men niet meer van trawanten of ribauden, omdat de Schout en Mijneheeren van den gerechte met grooter macht van dierleiers optraden, dan ooit te voren, luimen de stad van Mechelen leefde de brave burgerij in vriendelijke bedrijvigheid en goeden ciere. De rust werd door niets verstoord, tenzij eenig poorterskind des nachts achter straten zijne joieusheid bewees door zijn zang. of het klokkenspel van St. Bornboutstoren luid door de stad schalde, als een koor van duizend zingende vogels hoog in de toppen van een reuzig natuurwoud. Op den hoek van de Begijntjesgasse met het front naar Sint-llombout s kathedraal, verhief zich eene aanzienlijke huizinge. Daar woonde, als gij merken zult. een edelman van hoogen geslachte, die den naam voerde van Jonkher van Vindhelyne. Wel machtig en zeer verheven was de stam van dezen edelman, die een der oudste, en aanzienly'kste gebouwen der goede stede van Mechelen bewoonde, liet huis van Vindhelyne scheen een schoone collectie van vele en verschillende huizen. Tegenover de kathedraal rees in lankwerpig driehoek-formaat een trapgevel met vele zeer irreguliere getraliede vensterkens. Aan den hoek van de Begijntjesgasse was een fraaie erker ge jouwd met een hoog torenspitsje, dat zijn verhet hoogst zeldzaam is, dat die menschen bepaald van honger of koude omkomen, dan is het antwoord: zij sterven vrijwel aan dezelfde oorzaken waaraan de gegoeden over lijden, maar spoediger. Hier knakt de ont bering den zwakken grijsaard, die, bij betere verzorging eerst later aan ouderdomszwakte zou gestorven zijn, daar neemt de tering ras eene arme vrouw weg, hier wordt een zuige ling, wien geen krachtige melk kon worden toebediend, daar de moeder die in het kraam bed de benoodigde versterkende voedings middelen moest missen, onmeedoogend weg gerukt. Velen halen zich sleepende ziekten door verkoudheid op den hals, die zij, wier lichaam beter is gevoed, kunnen weerstaan ; anderen hebben zich van een geringe stoornis in de voedingsorganen niet kunnen laten fenezen en kwijnen nu grafwaarts weg. De edorven lucht en het ellendige vertrek, waarin naast het ziekbed, gekookt, gewasschen, heen en weer geloopen wordt, waarin kinderen schreien en waarin vele personen ademen, is ongetwijfeld een omgeving die den dood verhaast. In gunstiger omstandigheden e ven wel kan men een kamer meer huren, wat huis houdelijk werk buiten 's huis laten verrichten, behoeft men de brandstof minder te sparen en kan men meer luchten, in een woord, de oorzaken voor den dood zijn onder de meest uiteenloopende omstandigheden aan wezig, de gegoede haalt het er evenwel nog een keer door, maar de arme bezwijkt en wanneer men de sterftelijsten optelt, groepeert en het resultaat met de uitkomsten der ge goede standen vergelijkt, dan krijgt men de opgave dergenen die in den strijd om het leven sneuvelen 1). Ze vond nu veel verklaard. Maar naarmate het haar duidelijker werd dat de sociale pre destinatie niet alleen betreft den levensduur maar ook de meerdere kwade kansen omtrent het begaan van misdrijven en overtredingen, voorts aangaande oeconomischen, intellectueelen en moreelen vooruitgang, vond haar ontvankelijk gemoed den huidigen toestand onbillijk, oneerlijk .... het hooge woord moest er uit 'n schandelijke onrecht vaardigheid ! Ze mompelde zoo iets en haalde, naar ik meen, minder juist aan: Alles wat bestaat, is waard dat 't te gronde gaat en keek mij maar ik hoop en geloof onbe wust een beetje verwijtend aan. Ik begreep dat de gewaarwording, dat ook wel door anderen gelijken gemoedstoestand verkregen was, haar geschokt geloof in eigen oordeel wat zou ver sterken. Ik verwees daarom naar prof. Huxley die niet aarzelt als zijn gevoelen te kennen te geven dat hij, als er geen hoop is op een groote verbetering in den toestand van het grooter deel der menschheid, het als een gewenschte uitkomst zou toejuichen, als de komst van de eene of' andere vriendelijke komeet den heelen boel in het niet deed verzinken. »Welk voordeel, vraagt hij, brengt het den menschelijken Proraetheus, ol hij het vuur des hemels gestolen heeft om hem onderdanig te zijn en of de geesten van aarde en lucht hem gehoorzamen, als de gier der armoede aan zijn leven knaagt en hem aan den rand der vernietiging houdt?" Wat Stuart Mul omtrent ditzelfde punt heeft gezegd, verzweeg ik maar; 'k werd een beetje bang dat ze door haar goed hart verleid een gevaarlijk politiek geloof mocht aannemen; de kloeke vrouw heeft man en kinderen Maar, vroeg ze ongeloovig, bestaat er dan toch eenige grond waarop geleerde mannen, hooggeplaatst in Staat en maatschappij, bij dergelijke toestanden voor zichzelf' in vrede kunnen leven? Ongetwijfeld, mevrouw. Die hoeren, wier aantal, ciel merci, veel begint te 1) Zie het Vragenboek van het Algemeen Ned. Werkl. Verbond door D. Stigter met een woord vooraf van l'rof. Pekelharing. Amsterdam, Brinkman en v. d. Meulen. IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllltlmilllmll gulde windvaantjes in den blauwen hemel boorde. Onder het torenspitsje, blinkend met blauwe leien, was een torenkamertje met gotische vensters van bont beschilderd glas in looden ruitjes. Vier kleinere huizen waren tot een groot gebouw vereenigd, met balcor.s en torentjes aan alle zijden. Het huis van Vindhelyno had zijn hoofd ingang onder den erker in de Begijntjesgasse eene hooge gotische poort, meestal geopend, ruim genoeg om vrachtwagens toe te laten op een uitgestrekt binnenplein. Dubbele deuren van donker eikenhout, met ijzeren schijven bedekt, sloten des avonds de woning, van binnen met zware ijzeren ketenen versperd. Aldus stond daar, als gij moogt weten, het huis van Vindhelyne. De hoogverheven .lonkher, die er met zijne knechten en maertekens in woonde, was een jonggezelle van vijftig jaren, die tot op den dag van Sint Sylvester A. D. 11*2 niet had willen bukken onder Ilymen's juk. Niet, dat hij weerstand bood aan de gouden pijltjes van Eroos, niet, dat hij afkeerig was Aphrodite te dienen en hare labeuren te voltrekken met vrome devotie, maar Hymen mocht zijne fakkels niet doen walmen in den huize van Vindhelyne. Op den morgen van Sint-Sylvester A. D. 14H2 want dan begint deze fraaie historie zonder trufen of logenen stond de Jonkher van Vindhelyne in zijne torenkamer achter de be schilderde glasruiten. De Mechelaren, die steeds eerbiedig de hand aan hunne bonte kaproenen brachten, wanneer hij zich achter straten ver toonde, sloegen hem gade met algemeene verwon dering. Roland was een der rijkste poorters van Mechelen. maar tevens de zwaarste, de breedste, de corpulentste van alle goede burgeren dezer stede. Hij staat nu recht op voor het kleurrijke venster, en tuurt door een schijfje van helder glas, daarin aangebracht, om naar buiten te kunnen gluren. Zijn hoofd is voller dan de volle mane zijn gelaat, opbellend en rood glimmend, wordt soms onzichtbaar door de lange geel-roode haireu, die uit zijn blauw tluweelen kaproen naar zijne verminderen, houden u en mij, weetgierige leerlingen, houden iedereen die lezen wil, hun wet der wetten voor: Vraag en Aanbod! Zij is, volgens hen, de uitmuntende regulatrice voor eene billijke, onfeilbaar juiste verdeeling van die vele en velerlei goederen, die steeds verkregen worden door samenwerking van natuurkracht geen product van menschenhand en arbeid, beschikkende over arbeidsmateriaal, dat, zelf vrucht van vroegeren arbeid, slechts door voortbrengende verbruik in stand is te houden. De vrije werking van vraag en aanbod regelt met stipte nauw keurigheid de grootte van de porties : arbeids loon, winst, pacht, interest. De Staat heeft slechts toe te zien dat op de onbelemmerde werking geen inbreuk wordt gemaakt, dat vragers en aanbieders vrijelijk kunnen con tracteeren, onder door den Staat gewaarborgde rechtszekerheid. Elke inbreuk op de vrije werking zou partijdige bevoordeeling zijn van sommige groepen ten nadeele van andere kringen. Het schijnt mij altijd toe alsof die wet, voor die heeren een middel voor alle sociale kwalen, veel overeenkomst heeft met de oprechte haar lemmerolie in de dagen van mijn jeugd. Voor gebrek aan eetlust zoowel als voor 'n »vuile maag" als gevolg van voldoening aan te groote eetlust, voor hoofdpijn even goed als voor podegra, altijd hadden de zorgende en bezorgde, brave huismoeders het onfeilbaar middel bij de hand om het op even onfeilbare wijze: evenveel druppels als men jaren oud is met een maximum van een dozijn toe te dienen. En waratje het hielp; de ziekte-geleerden van den tegen woordigen tijd zouden misschien zeggen: niet te verwonderen, dat was reeds psychische therapie, zoo machtig bij goedgeloovigen. * * * Vraag naar en aanbod: van arbeid, bepalen de juiste grootte van het loon, van ondernemersdienst, regelen de juiste grootte van de winst, van grond, regelen de juiste grootte van de pacht, van kapitaal, wijzen de juiste grootte van den interest aan. Deze redeneering doet mij dikwijls denken aan een leerzatnen en hoogst gezelligen nutsavond in Groningerland; het was in de droevige dagen van «anarchistische" beroe ringen, eenige jaren geleden. Van het debat maakte, een geleerde geloovige in de onfeil baarheid der werking van de vraag-en aanbodwet, vol zelfvertrouwen, gebruik. Zijne wijsgeerige redeneering van: meer aanbod van boerekool veroorzaakt c. p. terecht lagere marktnoteering waardoor meerder verbruik wordt uitgelokt, wat juist noodig is; minder aanbod van boerekool leidt c. p. tot hongeren prijs waardoor bezuiniging op het verbruik wordt uitgelokt zoodat de maatschappij, door de nooit volprezen macht der vraag-en-aanbodwet, weer netjes toekomt. Van de kool naar den arbeid, il n'y a qu'un pas. En de welmeenende debater redeneerde zóó gemoedelijk duidelijk voort ten opzichte van arbeidsloon, pacht en interest dat schier alle aanwezige heeren en dames dames waren er niet weinig trotsch het, hoofd »in den nek wierpen" alsof ze wilden zeggen tegen de mannen en vrouwen die steeds meer gebukt gin gen onder de harde, strenge, vraag-en-aanbodwet: wat hebt jedaar nu tegen te zeggen. En jawel, daar komt er een bescheiden en schuch ter: ik begrijp goed de rijzende en dalende beweging maar mag ik meneer eens vragen hoe hoog het loon is als aanbod van en vraag naar arbeid precies gelijk zijn? Daar had je de poppen aan het dansen. De zelf genoegzame meneer van zooeven wilde op dergelijke strikvragen niet antwoorden; om trent zoo iets had hij in de -wetenschap" niets gevonden. Men moest geen spijkers op laag water zoeken. De gemoedelijke helder heid was in troebele gemoedelijkheid de spreker kon zijn opwellende toorn niet geheel beheerschen veranderd, 'k Had zoo graag schouders dalen. Zijne kleine glinsterende, grijze oogen turen nu naar den overkant van de Begijntjesgasse Sint Bombout en alle Heiligen weten wel waarom. lieer Boland draagt een tabbaard van lichtgrijs laken met zwart bont omzoomd. Door de opge sneden bovenmouwen komen de blauw satijnen armen van zijn onderkleed te voorschijn. Om het midden heeft hij een zwart leeren gordel vastgegespt. Aan dien gordel hangt eene statige aurnonière eveneens van zwart leer. Heer Roland blijft gluren naar den overkant, terwijl een zacht gebrom of eene hijgende ademhaling zijne hooge satisfactie te kennen geeft, soms vervangen door een spijtigen kreet, als een fel torment van teloorstelling zijn zwaar lichaam schokt. Zoo ingespannen, en met zulk eene diligentie had de .lonkher van Vindhelyne naar de over zijde van zijne woning gestaard, dat hij geheel onbewust was van al, wat rondom ham voorviel. De deur van de torenkamer was geopend door een zijner knechten, en deze liet binnen drie stoere mannen in overrokken van zwarte of don kerbruine serge, die eerbiedig op een afstand bleven staan. De knecht durfde den peinzenden Jonkher niet storen, en hield zich een oogenblik bezig het kwijnend haardvuur van massieve houtblokKen te doen opvlammen met zoo groot gedruisch, als hem immer mogelijk was. Heer Haland keek schielijk om, en scheen eenigszins onthutst bij het ontwaren van drie poorters uit Mechelen, die de hand aan hunne hoogopstaande mutsen brachten, en met hun hoofd knikten. «Bij onze Lieve Vrouwe van Toperdonck!" riep de Jonkher. »Wat is dit voor een bediet, dat ge zoo gedrieën komt'! Kan het beenhouwersbedrijf u missen, Jan Bartelszone V" De aangesprokene een gespierde poorter met vollen zwarten baard tikte met zijne rechter hand reverentelijk tegen zijne hooge muts, en antwowdde : »Sinte-Odelia bescherme uwe Edelheid !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl