Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1060
Konöwateitiinr.
(ülk.)
Biemarck en de telegrammen over het afloopen van het
pantserschip Bismarck.
De antoioles te Londen.
(Punch.)
Eerste straatjongen: «Koetsier! D'r zit er een achterop! Geef
hem wat met de zweep !"
Ticeede dito: «Dat kan-ie niei ! Hij heeft geen zweep!
Nieuwe electrische inrichting; (ot wering van niet-betalende
passagiers.
Ooraafc en gevolg.
p?~~£& OOIiXAAK.
'i-'-' l
NIEUWE UITGAVEN.
M. REEPMAKER. Calvaire, Paris, P. V. Stock.
De verontreiniging van de openbare wateren en van den bodem
in Nederland, door F. A. HOLLEMAN.
Ermitage-Idylle, naar het Zweedsch van MATHILDA MALLING.
Leiden, A. H. Adriani.
Het jaar 3000, een droom, naar het Italiaansch van PAUL
MANTEGAZZA. Leiden, A. H. Adriani.
G. DUMAURIEB, Barty Josselin, met illustraties. Amsterdam,
L. J. Veen.
Inhoud van Tijdschriften.
De Landsverdediging: Leger en burgery, door Luctor. Kan
het niet zoo? door T. v. A. Wet op de Krijgstucht, door Justitia.
Eindexamen op den Hoofdcursus. Iets over warenkennis en
administratie, door K. Waarom ? door Een Leek. Wat al te los,
door Soldenier. Va'ia: Voor Elck wat Wils, door C. C., Een
amendement op de Troonrede.
Eigen Haard: Miskend, door Miriam Irgen I. Het Oude
Mannen- en Vrouwenhuis te Zandvoort, met afbeeldingen naar
teekeningen van W. O. J. Nieuwenkamp. ??Fusains: Twee
Na-zomerzeeën, door Edw. B. Koster. Siams Koning en
't voormalige Boeddhisme op Java, door Dr. J. Groneman, met
afbeeldingen I. In den dienst gevallen (Controleur van der
Hout), door Bintang Djaoeh, met portret. Op straat, naar het
Noorsch van Knut Hamsum. Verscheidenheid. Feuilleton.
Aan de Eedactie
van liet Weekblad de Amsterdammer" te Amsterdam,
Het Tijdschrift voor Versieringskunst.
Geachte Redactie.
In antwoord op het ingezonden stukje van Mr. Jan Vijn, in
uw blad van 10 October j.l., deelen wij het volgende mede :
Door ons was met den heer F. H. Boersma bepaald, dat de
2e jaargang van »Versieringskunst" voor onze rekening en risico
voortaan zou verschijnen. Wij betaalden den heer Boersma reeds
tweemaal salaris bij vooruitbetaling, voor de redactie van den
2den jaargang, zonder dat hij iets nog deswege praesteerde, doch
naar St. Petersburg ging en ons verder met den 2den jaargang
in den steek liet.
Waar wij beweren, dat de heer Boersma ons een belangrijk
bedrag nog voor de door ons hem bezorgde uitgaaf van den
Isten jaargang schuldig is, en hij zoo vriendelijk was, zonder
ons daarin te kennen, de lijst der inteekenaren, voor ons kantoor
bestemd, tot zich te nemen (welk recht wij betwisten), zoo
meenden wij, daar het vorige tijdschrift in den smaak van het
publiek gevallen was, een nieuw tijdschrift te moeten uitgeven,
van een anderen en meer omvangrijken inhoud, nl. van Uouiv- en
Sierknnst en met tekst. Wij hebben ons daarom verzekerd van be
kwame redacteuren en hopen dan ook op het succes van het spoedig
te verschijnen tijdschrift; overigens zullen wij verdere repliek
van Mr. Jan Vijn voor Boersma onbeantwoord laten, daar onze
beweerde geschillen met den beer Boersma geen belang kunnen
inboezemen voor den lezer van couranten of ons tijdschrift.
Waar echter tegen ons namens den heer Boersma werd ge
schreven, meenden wij niet het stilzwijgen te mogen bewaren.
U dankende voor de opname,
Lhc dienaren,
II. KT.KINMAXN & Co.
Een TOCÏJUI eu zijn iiivenlarissluk,
We zaten samen in 't hotel Egener te Probolingo aan 't
ontbijt. Hij was na mij binnengekomen en had zich, op de
in Indiëgebruikelijke wijze, aan mij voorgesteld met de
woorden: M<ig 'k eens even met u keunis maken. Mijn
naam is Verbeke.
Ik heet van Maurik!
Justus van Maurik ?
Juist!
Och! dat doet me plezier ik heb in de kranten wel
gelezen dat u een bezoek aan Indiëbrengt, maar 'k had
nog niet het genoegen u te ontmoeten. En toch heb ik,
vooral in den laatsten tijd, dikwijls aan u gedacht.
Ei, hoe komt, dat zoo?
Wel! ik heb zoo nu en dan wat van u gelezen en
daarbij dacht ik: als ik dien man sprak zou ik hem voor
de curiositeit mijn levensgeschiedenis eens willen vertellen.
Een auteur moet, dunkt me, graag zoo iets hooren, al is 't
maar om zijn menschenkennis te verrijken of er later stof
in te vinden voor een schets of novelle, 'k Heb dikwijls
gedacht, hoe halen de schrijvers de dingen bij mekaar? Ze
moeten zeker hier en daar lui vinden, die hun op de hoogte
brengen van een en ander ...
??Dat ziet u aan u zelf meneer ... hum ?. ..
Verbeke. Willem Fredeiik Hendrik Verbeke. Ja, 'k
ben een Toewan ! 'k heb drie mooie voornamen, maar daar
koop je niet vee) voor.. . Dus 't zou u interesseeren als ik
u vertelde welk toertje ik al zoo door de wereld heb gemaakt?
Natuurlijk, maar mag ik even mijn notitieboekje halen,
dan teekeu ik de hoofdpunten aan mijn geheugen laat
mij soms in den steek.
Hij lachte eventjes en streek met zijn hand over zijn
dunnen rossigen knevel: Ga, gerust je gang meneer, maar
w-anneer je 't avond of morgen mijn lotgevallen vereeuwigt,
zet dan een anderen naam in je boek, asjeblieft? Ik heb
nog veel familie in Holland en die lui mochten zich eens
ergeren; 'l zijn daar zulke brave zielen, weel u! Steunpilaren
van de kerk. 'k Heb twee dominees in mijn familie en
ettelijke ouderlingen. De witte das is erfelijk in ons geslacht.
Steek eens op meneer! 'n lichte sigaar eigen fabri
kaat, 't is meteen een adreskaartje van den fabrikant, al
rookend vertelt men gemakkelijker.
Graag! Ja 'k heb al menig sigaartje van je naar den
blauwen hemel geblazen en soms terwijl ik een boek va_n
je las. Dan dacht, ik zoo: wat 'n wonderlijke combinatie
sigarenfabrikant en schrijver die man moet een goed
standje hebben. Hij raakt ze van alle kanten, ha, ha, ha !
't Is een dringende noodzakelijkheid dat ik fabrikant
blijf, want van zijn pen kan men in Holland niet leven,
daarvoor is 't land te klein, ergo...
Verkoopt u sigaren, Iloko blanda ! Hollandsche sigaren
in blikverpakking, gegarandeerd tegen wormen, insecten en
vocht. Hij sprak snel en op ('én loon als iemand die een les
opzegt. Je ziet wel meneer, dat ik de reclame-biljetten uit
je kistjes van buiten ken, maar je hebt schoon gelijk ! Je
moet turf opdoen zoolang je turven kunt, komt de oude
dag dan hebt je een beetje brandstof in huis om je stijve
knoken bij te warmen, k Heb ook altijd zoo gedacht in
den beginne, maar och! mijn turf' is me tusschenbeiden
door vrienden en buren afhandig gemaakt, en 'k ben er
zelf ook wel 'n beetje ruw mee omgesprongen. Sepada !
hij riep den jongen :
Minta whibkey-soda ? Mag ik u ook een glas offreeren ?
? Dank u. is me nog te vroeg, 'k heb hier mijn Ihee
nog staan.
Och! ik drink ze alleen uit gewoonte om iets te hebben
wat m'n tong vochtig houdt; 'k heb zeker 'n droge lever!
Sedikit whiskey! zei hij tot den jongen, die hem
inschonk'k Neem maar een spoor whiskey er in, om een smaakje
aan _'t Appllinariswater te hebben. U zou kunnen denken
dat ik, hij maakte de bekende beweging, van dat hield'
Och heer l neen, dat is 't geval niet, zoolang ik onder de
tropen ben, heb ik in alle opzichten matig geleefd, 'k Heb
dagelijks n enkel bittertje gebruikt uit oud-Hollandsche
gewoonte, vóór den eten en 's avonds een toddy of een
paar splitjes (half glas whiskey-sody) anders zag ik er zóó
niet uit op mijn vijf en veertigste jaar en 'k ben toch van
mijn twee en twintigste al in Indië. Kijk ! 'k heb nog een
goeien kop met haar en mijn oogen zijn ook nog perfect.
Ik keek mijn nieuwen kennis oplettender aan. Hij was
een man van middelbare lengte, met een opgeruimd,
bruingelig gelaat en helderblauwe oogen, die frank en vrij onder
borstelige, rossige wenkbrauwen rondkeken. Zijn neus was
nog al dik, maar met zeer bewegelijke vleugels, die op een
zenuwachtig temperament wezen en als hij sprak, trok hij
nu en dan zijn bovenlip in 't midden min of meer driehoekig
op, zoodat onder zijn oyerhangenden dunnen knevel, de
gave witte voortanden zichtbaar werden. Over 't geheel
genomen, had hij iets goedigs, zelfs iets kinderlijks in zijn
uiterlijk, dat, ofschoon het een zeer burgerlijk type had, toch
volkomen fatsoenlijk en volstrekt niet ordinair was.
In den loop van het gesprek viel 't mij op, dat hij de
gewoonte had, om van tijd tot tijd een der punten van zijn
langen snor in den mond te nemen en er op te bijten, terwijl
hij zijn gedachten scheen te verzamelen. Zijn handen, ze
waren zeer goed verzorgd, schoon sproeterig en zonverbrand
van boven, hield hij al sprekend, geen oogenblik stil. Nu
eens krabbelde hij met zijn lange zindelijke nagels aan de
korte stoppels, die aan zijn kin uitbotten, dan weer plukte
hij met zijn vingers aan zijn jaslapeljen of streek door
zijn kort geknipt, dik rosblond haar. Zijn geheele persoon
lijkheid was overigens kalm, zijn manier van vertellen klaar,
kort en duidelijk, soms bijna cynisch en zeker zou men
hem een volkomen rustig man hebben kunnen noemen.
indien niet zijn handen zoo voortdurend in beweging wareri
geweest.
'k Ben in Friesland geboren, begon hij; op een klein
dorp, waar mijn vader plattelands geneesheer was. 'k Heb
nog een veel ouderen broer, die dokter is te Amsterdam
en ik ben ook begonnen met 't gymnasium, maar 'k had
geen kop voor Latijn en Grieksch. Toen heb ik 'tover een
anderen boeg gegooid en ben gaan leeren voor den post
en telegraafdienst, 'k Was bijna klaar en zou examen doen,
maar daar trof me een ongeluk met schaatsenrijden; ik
kneusde mijn been erg, heel erg; 'k was er lang mooi
mee! 't Genas eindelijk maar 't was cirka een halven deci
meter korter geworden dan 't andere. Niets aan te doen,
hoor! Ik was gesjochte, want even van te voren was voor
de post- en telegraaf beambten de keuring ingesteld en ik
kon dus met mijn te korte been naar huis hompelen.
Goeie raad duur! Wat te doen? In Holland liggen
de baantjes niet opgeschept, 'k Had een broer in Indië,
ook al dokter, die 't naar den vleesche ging. 'k Had hem
geschreven: Jan, mijn eene poot is voor goed opgetrokken
en heeft mijn carrière in de war geschopt, kun jij me ook
in je apenland gebruiken ?
Jan was een goeie hartelijke kerel en schreef me dadelijk
terug: »Wim kom maar over,?'naap meer of minder hindert
hier niet. Ik zal je wel op een koffieland plakken, daar
kun je zoo mank loopen als je wil!"
'k Ben een vol jaar bij hem blijven logeeren om aan 't
klimaat te wennen en de taal te leeren, want ik kon me
beier rfcdden met boerenfriescll, dan nietMaleischof Javaansch
dat snap je wel. 'k Had 't Javaansch vrij gauw Ie pakken.
Maleisch leerde ik van zelf onder de hand en toen ik
zoo'n beetje van alles wat de planterij aangaal op de
hoogte was, kwam ik als assistent op een koffie
land. 'n Hondebaantje hoor! Toen daarna in de tabak. Ja.
ik heb misschien menig plantje verzorgd wat u later tot
je onvergelijkelijke sigaren hebt laten verwerken. Van de
tabak kwam ik in de suiker en van de suiker weer in de
koffie: maar hoewel ik goed mijn brood had en zelfs een
aardig stuivertje overlei, begon me dat eenzame leven op
die plantage de keel uit te hangen. Eten en drinken heb je
plenty, je kunt je zelfs vet mesten als je er lust in hebt
maar leven ? Neen ! dat doe je op zulke ondernemingen
eigenlijk niet, je leidt een plantenleven. Daar ben ik de
man niet naar, 'k ben een veel te jolige knaap, 'k hou van
prel, van lachen, van dwaasheid op z'n tijd, en op zoo'n
land is 't altijd en eeuwig koekoek-én-zang. Soms zag ik
weken lang geen ander Europeaan, dan m'n collega, een
saaie, drooge vent, die me verveelde.
'k Schreef weer aan Jan: »Broêr" schreef' ik, »als je niet
wilt dat ik hier vastgroei of als een knol in den grond blijf
zitlen, kijk dan eens voor me uit naar wat anders.
Kom maar hier antwoordde Jan dan zullen we
op ons gemak voor je uitkijken.
Ik weer naar mijn broer; die was toen al aan 't sukkelen.
Beroerd, hè? dat zoo'n dokter zich zelf niet cureeren kan en
nog beroerder, dat hij zoo precies weet wanneer ongeveer
zijn lampje uitgaat.
Als je je rept Wim! zei hij, dan kan ik je misschien precies
nog een handje helpen, vóór ik de pijp uitga. Nu, dat heeft
ie dan ook gedaan ; door zijn toedoen en voorlichting heb
ik mijn examen kunnen doen als opzichter bij den
Waterslaat. Tegenwoordig maken ze die examens heel \vat, zwaar
der, maar loen ik liet deed was 't nog zóó erg niet. Wel zat
je zes dagen lang tegenover drie inspecteurs, dieje. niet
permissie! 'l hemd van je lijf vroegen, maar 't ging goed ik
rolde er heerlijk door met nog een ander, maar de rest werd
afgewezen. Enfin! troost jelui je maar, zei ik, drie gekken
kunnen meer vragen dan n verstandig mensch antwoor
den kan.
Ik lekker, dat vat je! En m'n broer had er deeg van ; hij
liep in zijn laatsle schoenen, dat zag ik wel en den avond
voor we hem dood in zijn bed vonden zei hij nog tegen me:
Wim! dat hebben we 'm nog net gelapt, ouwe jongen! Kijk
jij nou een beetje loe dat mijn vrouw en kinderen goed naar
Holland komen.
Goddank! ze konden leven, Jan was altijd zuinig en
oppassend geweest.
Een heele poos ben ik opzichter bij den Waterstaat ge
weest, maar veel vooruitzicht had ik niet en 'k begon ook
alweer genoeg te krijgen van dat dwarskijkersbaantje; 'k
heb me nooit lang bij n ding kunnen bepalen,_dat merk
je wel! Daar gebeurde me iets wat je toeval of fortuin zou
kunnen noemen, 'k Was te Semarang en maakte er kennis
met een Engelscliman. Toen die mijn naam hoorde vroeg
hij: Ben jij soms een broer van dokter Verbeke? Ja! dan
doet 't me plezier je te ontmoeten .... jou broer heeft mij
radicaal van de spruw genezen, ik was destijds een arme
slokker en hij heeft me nooit iets laten betalen: daar ben
ik hem nog altijd dankbaar voor l
Ik vertelde hem dat ik mijn bekomst had van den
Waterslaat en dat ik wat anders wou beginnen. Well! zei de
Engelschman, word aannemer. .Ie zegt immers dat je wat
geld hebt ik ben toevallig in de gelegenheid om je goed
werk te bezorgen. Je kunt op mij rekenen! 'k Hoor hem
nog zeggen: Your brother cured my body, I shall cure