Historisch Archief 1877-1940
No. 1060
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
your afi'airs! En hij hield woord! Ik nam mijn ontslag,
werd aannemer en hii bezorgde mij plenty werk. Zie je, dat
was nog eens een man die voor een ander wat over had.
Jongens, ik bofte toen zoo! In vier jaren tijd had ik een
goeie zestigduizend gulden overgelegd, 'k had royaal geleefd
-en me waarachtig niet verkniesd. Was ik destijds aannemer
gebleven dan zou 'k misschien nu een ton of wat in de
wereld hebben, maar de duivel mag weten hoe 't kwam, ik
kreeg van de aannemerij ook al weer genoeg, 'k Geloof dat
ik toen, voor mijn doen, te veel geld had, en dat de
broodkruimela me staken. Op aanraden van een geed vriend
de satan mag hem voor mijn part halen kocht ik een
koffieplantage. De rakker wist wel dat 't ding geen geld
waard was, maar hij kreeg zijn provisie en daarom was
't hem te doen. Dat was God beter 't een landsman. Ja!
van je vrinden moet je 't maar hebben.
't Begon me tegen te loopen; in de boontjes lukte 't niet.
Eerstens waren de gronden niet goed en tweedene hielp
Toewan Allah niet mee. Mislukte oogsten, ziekte in de
boonen, slechte prijzen, alles werkte samen om me uit te
kleeden. 'k Zat in een minimum van tijd in de beer en
wel zóó dik dat ik geen gat meer zag om er uit te komen.
'k Wist geen raad en dacht: waarom zal ik nou langer
al die soesah hebben. Kinderen hou ik er niet op na, mijn
familie in Holland zal me niet missen, ik blaas me een
blauw boontje in m'n kop en Soedah!
Maar 'k neb het niet gedaan en weet je wie me terug
gehouden heeft? Mijn huishoudster!
Je begrijpt wel dat 'k in Indiëzoo'n nuttig meubel hebben
moest, en toen ik er eenmaal toe overging om zoo'n
inventarisstuk aan te schaffen, heb ik er naar mijn beste
weten een uitgezocht _ van goeie kwaliteit, 'k Heb nog al
een gelukkige hand in dat soort van zaken en daarom
trof ik 't zeker ook zoo best. Ik kreeg een Boegineesche,
Sina heette zij. Mooi was ze zoolang ze heel jong was, later
had ze toch nog een dragelijk gezicht, maar trouw! trouw
meneer l als een hond. Ik heb naar achttien jaar lang bij
me gehad, nu is ze sedert een paar maanden dood...
Verbeke zweeg even, beet op de punt van z^jn knevel,
keek naar zijn lange nagels, nam toen een teugje
whiskeysoda en vervolgde:
Ja! ze is dood, 't onthandt me erg, want ze deed alles
voor me. Enfin je kunt niet eeuwig bij mekaar blijven, hè?
Maar om op mijn koffieplauterstijd terug te komen: ik wou
me dan maar gewoonweg voor den kop schieten en 'k zou
't gedaan hebben ook, wanneer Sina me niet 't pistool uit
de hand had geslagen. Ze gooide 't voor mijn oogen in de
kali en zei: Ben jij een man en kan jij je ongeluk niet
dragen? Toewan Allah heeft je eerst rijkdom gegeven, die
heb je aangenomen nu neemt hij je het geld weer af
moet je je daarom doodschieten 'i Foei! ik ben maar een
zwakke vrouw, maar ik heb meer moed dan jij Ajo! wees
vroolijk; ik heb den goeden tijd met je doorgemaakt, ik
zal je ook door den slechten helpen. We zullen er samen
wel komen. Zij bracht mij een groote achthonderd gulden,
die zij bespaard had en zei: daar! dat heb ik nog, daar
beginnen we weer mee!
Sina's broer was tuinjongen bij me en haar vader had ik
als mandoer op mijn land. Je begrijpt, met diéfamilie van
Je huishoudster bemoei je je nooit je blijft altijd Toewan
tegenover die lui maar toen ik met Sina 't land afging,
waren ze erg beroerd, ze hadden kashian met ons.
Ja, die vader van Sina was een wonderlijke kerel, goed
van hart, maar een driftkop. Hij had in vroeger jaren,
voor hij getrouwd was met Sina's moeder, een perkara gehad
met een anderen inlander en wel door een haan dat wil
ik u even en passant vertellen, 't teekent zoo'n beetje de
toestanden onder die lui.
Hij had namelijk een vechthaan, die zich meten zou met
-dien van zijn neef. U weet zeker wel dat de inlanders dolle
liefhebbers zijn van hanengevechten en dikwijls bij die
gelegenheden voor hun doen groote sommen verwedden.
Soms zelfs verspelen zij op die manier hun heele hebben en
houden, hun huis, hun sieraden, kortom alles! 't Is een
passie, die hen volkomen beheerscht.
Nu gebeurde het dat de haan van mijn schoonvader het
verloor, zijn neef lachte hem daarom uit, ze kregen woorden
en om een eind aan de zaak te maken trok Sina's vader
z\\n kris en stak zijn soedara overhoop. Hij vluchtte naar
Macassar, werd daar aangeworven als cavallerist en kwam
in later jaren weer op Java terug. Daar nam hij een
andere vrouw, zijn vorige was te Macassar gebleven, en
kreeg een dochter, Sina, mijn huishoudster.
Hij was waarachtig een eerlijke flinke kerel, dat heeft hij
me later bewezen, maar dat zal ik u strakjes vertellen, laat
'k nu bij mijn eigen lotgevallen blijven.
Met het geld van Bina begon ik weer zoo hier en daar
een^klein werkje aan te nemen, 'k Had nog genoeg relaties
«n 't gelukte me er weer in te komen. Eerst vlotte 't niet
te best, maar eindelijk kreeg ik beter werk en binnen een
groote anderhalf jaar had ik weer een dikke vijfduizend
gulden over. Sina administreerde mijn duiten, begrijp je ?
En ze deed dat zóó goed, ze hield van zóó weinig huis en
paste zóó op alle kleintjes, dat ik zelf verwonderd was dat
we 't in ieder opzicht roiaal hadden en toch zoo bitter
weinig uitgaven. Daar kreeg ik op eens een groote
aanneming voor Menado op Celebes, een werk waar
een ferme duit aan te verdienen was. Ik moest er natuurlijk
zelf' heen, maar wou Sina niet mee nemen 'k had haar
genoeg geld gegeven en voor alles gezorgd zoodat zij 't goed
kon hebben zoolang ik weg was ze scheen zich te schikken
m die scheiding maar toen ik goed en wel op de boot zat
zag k haar op eens voor me, met haar vader. Ze kwamen
me smeeken haar mee te nemen. Eerst wou ik er niet van
weten ; 'k was nijdig, want 'k vond het onhebbelijk dat ze
me tegen mijn zin gevolgd was, gaf haar een frisch standje
en zei tegen haar vader : neem haar weer mee; 'k kan
haar op reis niet gebruiken, maar ze lei als een hond aan
mijn voeten, ze omvatte mijn knieën en riep : »'k Zal sterven
als mijn heer heengaat en ik weet hij kan mij niet missen,
hij heeft Sina noodig om yoor zijn geld te 'zorgen. Och !
neem me mee anders kom je arm terug" en de vader zei :
»Sma heeft geen ander in haar hart, laat haar niet sterven ?"
't Was een allernaarste historie, een scène van belang aan
boord. Enfin ! ik liet me verbidden en zei: nu in Gods
naam dan, blijf! Toen zoende ze mijn handen, mijn voeten,
ze kroop voor me op den grond, meneer en met al die'
malligheid was de boot onder stoom gegaan en waren we
al een heel eind van de pier. Schoonpapa had er evenmin
op gelet als wij, maar toen hij zag dat ik Sina bij me hield
kreeg hij het in eens in de gaten. '
Slamat djalan l riep hij ons toe, trok achter uit zijn hals
zoo'n ^ lang mes, dat hij op zijn rug onder zijn baadje had
nam t tusschen zijn tanden en jumpte overboord. Hij zwom
naar land, dat is voo;- voor zoo'n Boeginees maar een klei
nigheid ....
En dat mes, meneer Verbeke?
O! dat was voor 't geval dat hij een haai tegenkwam
maar t is overbodig geweest, hij is goed en wel aan land
gekomen. Sina en ik hebben samen - ja bepaald santen
dat werk te Menado afgemaakt en toen 't op zijn eind liep
werd ik daar zwaar ziek; hevige koortsen. Toen was ik toch
blij dat ik haar bij mij had. Ze heeft me verpleegd dat
doet geen eceur de charitêbeter achttien dagen lang is
Jaap Eden's nederlaag.
Kutltousidfilr f'ftsrijdxter: »Onze Jaap geslagen ! En met zulke beenen!"
ze niet van mijn bed weggeweest en toen ze zag dat de
dokter mijn ziekte niet meester werd, heeft zij zelf in't bosch
kruiden gezocht en een drank gebrouwen, die me heel gauw
er boven op hielp, 'k Herinner me niet alles van die ziekte,
want ik was soms buiten westen, maar ik weet nog best dat
ik niet kikken kon of' ze stond voor me. Ze lei op een matje
voor mijn bed, en was er met geen stok weg te slaan. Ja,'t
was in haar soort een kranig mensch, maar ten slotte werd
zij ook ziek en toen keerden we de rollen om en heb ik haar
opgepast. Zij was gauw weer op dreef, want bij haar was
't alleen maar overspanning en vermoeienis en ze zei:
Sina wordt vanzelf beter nu jij beter bent.
Zoo ben ik dan weer een heelen tijd in de aannemerij
gebleven, totdat ik ineens lust kreeg om een poos naar
Holland te gaan. Natuurlijk kon ik Sina daarheen niet
meenemen, mijn heele familie zou een onzedelijkheidsstuip
hebben gekregen als ik mot mijn bruine huishoudster was
komen aanzetten. Ik sprak er met haar over; ze was in
die dingen nog al beredeneerd en bevattelijk en zei zelf:
Ja: ik begrijp_heel goed dat je eens naar je familie wil en
ook dat ik niet mee kan gaan, maar mijn hart zal bij je
zijn en kom je weerom ?
Natuurlijk, zei ik, maar hoe vraag je dat zoo? Och! zei
ze, misschien blijf je in Holland en zoek je daar een blanke,
Europeesche vrouw. Dat zou ik je niet kwalijk nemen, want
dat moet er voor ons vrouwen toch te avond of morgen van
komen maar kijk goed uit wie je neemt. Je bent goedig
en je moet een vrouw hebben die van je houdt, ze wees
op mijn been die begrijpt dat Toewan Allah je al genoeg
misdeeld heeft en die je goed behandelt. Als je met haar terug
komt en ze is niet goed voor je laat ze dan uit mijn weg
blijven !
'k Had Sina nog nooit zóó gezien, ze was compleet in de
war en begon te huilen dat 'k er bepaald beroerd van werd.
Ze heeft alles voor de reis voor me in orde gemaakt, keurig,
alles nieuw. Slaapbroeken, kabaaien, tlanellen, zelf genaaid
op de machine. Ja, ze was verduiveld handig en zorgzaam
ook, want_?hij lachte hartelijk ze had zelfs een flesch
obat (medicijn) in mijn kotter gedaan, voor 't geval dat ik
weer eens zoo'n koorts mocht krijgen.
In Europa heb ik ruim anderhalf jaar genoten van alles
wat te genieten was, te Parijs. Brussel, Berlijn, Weenen,
Hamburg en Amsterdam, 'k Heb overal eon lieve duit
laten zitten. Wat 'k over verdiend had, was glad opgegaan,
als 'k niet uit voorzorg een beetje geld in indiëop de bank
had gezet. Met dat kapitaullje ben ik weer begonnen toen
ik terug kwam. Sina was blij als een kind --verbeeld je.
Zc^ was mager geworden en stil, 't was net alsof y,e zich
mijn afwezigheid aangetrokken had nu misschien had ik
haar ook eens moeten schrijven, maar ze kon niet lezen,
daarom had ze er toch niets aan gehad, niet waar?
Ze fleurde heel gauw weer op en werd weer dik en vetjes,
die inlandsche vrouwen hebben gauw aanleg tot corpulentie,
als ze geen soesah hebben. Zij had zuinig geleefd terwijl ik
weg was en wat ze over had kwam ons goed te pas, want
we^ moesten 't toch zuinig overleggen omdat door mijn ver
blijf in Europa mijn zaken een knauw hadden gekregen.
De aannemerij lukte «iet erg meer, maar Sina wist raad
en toen hebben we een soort van handel opgezet. Zij had
er een ongekenden slag van om voor weinig geld allerlei
producten te koopen, ik liet haar maar scharrelen met de
inlariders en leverde dan weer als tusschenpersoon aan ex
porteurs en handelaars. Onfortuinlijk ben ik eigenlijk nooit
geweest, want als ik op droog geloopen was, kwam al gauw
weer iets wat me vlot maakte.
We hebben aardig geld verdiend en omdat ik begreep
dat als ik 'reis uitkneep, Sina toch wat moest hebben, had
ik een heel flink huis van circa drieduizend gulden voor
haar gekocht, op haar naam gezet, een aardig duitje op de
spaarbank geplaatst en verschillende juweelen van iemand
overgenomen.
En daar gaat ze me nu waarachtig dood, jammer! ze is
tot 't laatst bij haar positieven gebleven en geen uur voor
haar dood zei ze nog tegen haar vader: «Kijk eens voor
hem dat was ik vat je? naar een andere vrouw,
want hij kan niet zonder, hij staat als een kind op z'n beenen
hoe denkt zoo'n schepsel in zoo'n oogenblik aan zoo iets,
hé? Ze is heel kalm gestorven en ze liet mijn hand niet
eerder los dan toen haar vingers slap werden door den dood.
Ja! 't was een heele vreemdigheid toen ze weg was,
't kwam zoo plotseling; ze was maar een dag of acht ziek.
'k Was heusch erg onder den indruk, want je hecht je aan
zoo'n mensch en u weet niet hoe ze je hier van alle kanten
beduvelen en exploiteeren als je célibatair bent.
Sina's vader, dit wou ik u straks vertellen, was niets
inhalig. Volgens de wet was hij haar erfgenaam, maar hij
kwam bij me en zei: Toewan, 't is allemaal van u gekomen,
wat doe ik met al dat geld ? Geef' mij vijfhonderd gulden,
dan koop ik een huisje en haar juweelen, maar zoek er
eerst alles uit wat je zelf hebben wil tot gedachtenis. De
Boeginees viel me betoel mee! Hij ging zelf' naar den
notaris en liet het huis weer op mijn naam overschrijven.
Ik betaalde hem vijfhonderd gulden en nam dezen ring,
een mooie steen hè? En een paar briljanten oorknoppen,
ze hadden me vierhonderd pop gekost, want ik dacht, die
ouwe man heeft er toch niets aan en ik kan ze allicht voor
een andere vrouw gebruiken.
Mijn vrouws broer, de tuinman, kwam de vorige maand
bij me en zei: 'k heb een goeie vrouw voor u, jongen zacht
aardig, en de ouwe had er onderwijl ook al een
opgescharreld, maar ik bob geen van beiden genomen ik wil nu
eens een Cliineesche hebben, die zijn wat meer ontwikkeld
en nu is er me een door een sobat aan de hand gedaan.
Daarom zit ik nu hier in 't hotel, begrijpt u? 'k Heb met
dien staartknaap afgesproken, dat we mekaar hier zouden
treffen, dan zou hij rne bij de familie van mijn aanstaande
brengen. De vader wil haar niet te duur afgeven en 't
moet een lief' vrouwtje wezen. Bevalt ze me, dan neem ik
haar mee anders ga ik alleen een poosje naar Japan,
dat moet zoo'n mooi land zijn. Xu Sina dood is heb ik
toch geen idee dat ik onze zaken kan doorzetten, dat
inkoopen is mijn fort niet. Enfin! 'k zit nu nog goed in mijn
(luiten, die moeten weer eens rollen.
'k Ilf1!) voor alle eventualiteiten een levensverzekering
van iJiJUd gulden genomen, dat 's voor mijn begrafenis en
't beredderen van mijn boel.
Die me er onder stopt mag dan de rest, die overschiet,
houden Ah! daar komt mijn Chinees adieu' meneer,
tot het genoegen u weer te zien, ik ga eens kijken of 't
nieuwe inventarisstuk dat hij oiireert me bevalt. Salut!
JUSTUS VAX MAUKIK.