De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 17 oktober pagina 9

17 oktober 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1060 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. your afi'airs! En hij hield woord! Ik nam mijn ontslag, werd aannemer en hii bezorgde mij plenty werk. Zie je, dat was nog eens een man die voor een ander wat over had. Jongens, ik bofte toen zoo! In vier jaren tijd had ik een goeie zestigduizend gulden overgelegd, 'k had royaal geleefd -en me waarachtig niet verkniesd. Was ik destijds aannemer gebleven dan zou 'k misschien nu een ton of wat in de wereld hebben, maar de duivel mag weten hoe 't kwam, ik kreeg van de aannemerij ook al weer genoeg, 'k Geloof dat ik toen, voor mijn doen, te veel geld had, en dat de broodkruimela me staken. Op aanraden van een geed vriend de satan mag hem voor mijn part halen kocht ik een koffieplantage. De rakker wist wel dat 't ding geen geld waard was, maar hij kreeg zijn provisie en daarom was 't hem te doen. Dat was God beter 't een landsman. Ja! van je vrinden moet je 't maar hebben. 't Begon me tegen te loopen; in de boontjes lukte 't niet. Eerstens waren de gronden niet goed en tweedene hielp Toewan Allah niet mee. Mislukte oogsten, ziekte in de boonen, slechte prijzen, alles werkte samen om me uit te kleeden. 'k Zat in een minimum van tijd in de beer en wel zóó dik dat ik geen gat meer zag om er uit te komen. 'k Wist geen raad en dacht: waarom zal ik nou langer al die soesah hebben. Kinderen hou ik er niet op na, mijn familie in Holland zal me niet missen, ik blaas me een blauw boontje in m'n kop en Soedah! Maar 'k neb het niet gedaan en weet je wie me terug gehouden heeft? Mijn huishoudster! Je begrijpt wel dat 'k in Indiëzoo'n nuttig meubel hebben moest, en toen ik er eenmaal toe overging om zoo'n inventarisstuk aan te schaffen, heb ik er naar mijn beste weten een uitgezocht _ van goeie kwaliteit, 'k Heb nog al een gelukkige hand in dat soort van zaken en daarom trof ik 't zeker ook zoo best. Ik kreeg een Boegineesche, Sina heette zij. Mooi was ze zoolang ze heel jong was, later had ze toch nog een dragelijk gezicht, maar trouw! trouw meneer l als een hond. Ik heb naar achttien jaar lang bij me gehad, nu is ze sedert een paar maanden dood... Verbeke zweeg even, beet op de punt van z^jn knevel, keek naar zijn lange nagels, nam toen een teugje whiskeysoda en vervolgde: Ja! ze is dood, 't onthandt me erg, want ze deed alles voor me. Enfin je kunt niet eeuwig bij mekaar blijven, hè? Maar om op mijn koffieplauterstijd terug te komen: ik wou me dan maar gewoonweg voor den kop schieten en 'k zou 't gedaan hebben ook, wanneer Sina me niet 't pistool uit de hand had geslagen. Ze gooide 't voor mijn oogen in de kali en zei: Ben jij een man en kan jij je ongeluk niet dragen? Toewan Allah heeft je eerst rijkdom gegeven, die heb je aangenomen nu neemt hij je het geld weer af moet je je daarom doodschieten 'i Foei! ik ben maar een zwakke vrouw, maar ik heb meer moed dan jij Ajo! wees vroolijk; ik heb den goeden tijd met je doorgemaakt, ik zal je ook door den slechten helpen. We zullen er samen wel komen. Zij bracht mij een groote achthonderd gulden, die zij bespaard had en zei: daar! dat heb ik nog, daar beginnen we weer mee! Sina's broer was tuinjongen bij me en haar vader had ik als mandoer op mijn land. Je begrijpt, met diéfamilie van Je huishoudster bemoei je je nooit je blijft altijd Toewan tegenover die lui maar toen ik met Sina 't land afging, waren ze erg beroerd, ze hadden kashian met ons. Ja, die vader van Sina was een wonderlijke kerel, goed van hart, maar een driftkop. Hij had in vroeger jaren, voor hij getrouwd was met Sina's moeder, een perkara gehad met een anderen inlander en wel door een haan dat wil ik u even en passant vertellen, 't teekent zoo'n beetje de toestanden onder die lui. Hij had namelijk een vechthaan, die zich meten zou met -dien van zijn neef. U weet zeker wel dat de inlanders dolle liefhebbers zijn van hanengevechten en dikwijls bij die gelegenheden voor hun doen groote sommen verwedden. Soms zelfs verspelen zij op die manier hun heele hebben en houden, hun huis, hun sieraden, kortom alles! 't Is een passie, die hen volkomen beheerscht. Nu gebeurde het dat de haan van mijn schoonvader het verloor, zijn neef lachte hem daarom uit, ze kregen woorden en om een eind aan de zaak te maken trok Sina's vader z\\n kris en stak zijn soedara overhoop. Hij vluchtte naar Macassar, werd daar aangeworven als cavallerist en kwam in later jaren weer op Java terug. Daar nam hij een andere vrouw, zijn vorige was te Macassar gebleven, en kreeg een dochter, Sina, mijn huishoudster. Hij was waarachtig een eerlijke flinke kerel, dat heeft hij me later bewezen, maar dat zal ik u strakjes vertellen, laat 'k nu bij mijn eigen lotgevallen blijven. Met het geld van Bina begon ik weer zoo hier en daar een^klein werkje aan te nemen, 'k Had nog genoeg relaties «n 't gelukte me er weer in te komen. Eerst vlotte 't niet te best, maar eindelijk kreeg ik beter werk en binnen een groote anderhalf jaar had ik weer een dikke vijfduizend gulden over. Sina administreerde mijn duiten, begrijp je ? En ze deed dat zóó goed, ze hield van zóó weinig huis en paste zóó op alle kleintjes, dat ik zelf verwonderd was dat we 't in ieder opzicht roiaal hadden en toch zoo bitter weinig uitgaven. Daar kreeg ik op eens een groote aanneming voor Menado op Celebes, een werk waar een ferme duit aan te verdienen was. Ik moest er natuurlijk zelf' heen, maar wou Sina niet mee nemen 'k had haar genoeg geld gegeven en voor alles gezorgd zoodat zij 't goed kon hebben zoolang ik weg was ze scheen zich te schikken m die scheiding maar toen ik goed en wel op de boot zat zag k haar op eens voor me, met haar vader. Ze kwamen me smeeken haar mee te nemen. Eerst wou ik er niet van weten ; 'k was nijdig, want 'k vond het onhebbelijk dat ze me tegen mijn zin gevolgd was, gaf haar een frisch standje en zei tegen haar vader : neem haar weer mee; 'k kan haar op reis niet gebruiken, maar ze lei als een hond aan mijn voeten, ze omvatte mijn knieën en riep : »'k Zal sterven als mijn heer heengaat en ik weet hij kan mij niet missen, hij heeft Sina noodig om yoor zijn geld te 'zorgen. Och ! neem me mee anders kom je arm terug" en de vader zei : »Sma heeft geen ander in haar hart, laat haar niet sterven ?" 't Was een allernaarste historie, een scène van belang aan boord. Enfin ! ik liet me verbidden en zei: nu in Gods naam dan, blijf! Toen zoende ze mijn handen, mijn voeten, ze kroop voor me op den grond, meneer en met al die' malligheid was de boot onder stoom gegaan en waren we al een heel eind van de pier. Schoonpapa had er evenmin op gelet als wij, maar toen hij zag dat ik Sina bij me hield kreeg hij het in eens in de gaten. ' Slamat djalan l riep hij ons toe, trok achter uit zijn hals zoo'n ^ lang mes, dat hij op zijn rug onder zijn baadje had nam t tusschen zijn tanden en jumpte overboord. Hij zwom naar land, dat is voo;- voor zoo'n Boeginees maar een klei nigheid .... En dat mes, meneer Verbeke? O! dat was voor 't geval dat hij een haai tegenkwam maar t is overbodig geweest, hij is goed en wel aan land gekomen. Sina en ik hebben samen - ja bepaald santen dat werk te Menado afgemaakt en toen 't op zijn eind liep werd ik daar zwaar ziek; hevige koortsen. Toen was ik toch blij dat ik haar bij mij had. Ze heeft me verpleegd dat doet geen eceur de charitêbeter achttien dagen lang is Jaap Eden's nederlaag. Kutltousidfilr f'ftsrijdxter: »Onze Jaap geslagen ! En met zulke beenen!" ze niet van mijn bed weggeweest en toen ze zag dat de dokter mijn ziekte niet meester werd, heeft zij zelf in't bosch kruiden gezocht en een drank gebrouwen, die me heel gauw er boven op hielp, 'k Herinner me niet alles van die ziekte, want ik was soms buiten westen, maar ik weet nog best dat ik niet kikken kon of' ze stond voor me. Ze lei op een matje voor mijn bed, en was er met geen stok weg te slaan. Ja,'t was in haar soort een kranig mensch, maar ten slotte werd zij ook ziek en toen keerden we de rollen om en heb ik haar opgepast. Zij was gauw weer op dreef, want bij haar was 't alleen maar overspanning en vermoeienis en ze zei: Sina wordt vanzelf beter nu jij beter bent. Zoo ben ik dan weer een heelen tijd in de aannemerij gebleven, totdat ik ineens lust kreeg om een poos naar Holland te gaan. Natuurlijk kon ik Sina daarheen niet meenemen, mijn heele familie zou een onzedelijkheidsstuip hebben gekregen als ik mot mijn bruine huishoudster was komen aanzetten. Ik sprak er met haar over; ze was in die dingen nog al beredeneerd en bevattelijk en zei zelf: Ja: ik begrijp_heel goed dat je eens naar je familie wil en ook dat ik niet mee kan gaan, maar mijn hart zal bij je zijn en kom je weerom ? Natuurlijk, zei ik, maar hoe vraag je dat zoo? Och! zei ze, misschien blijf je in Holland en zoek je daar een blanke, Europeesche vrouw. Dat zou ik je niet kwalijk nemen, want dat moet er voor ons vrouwen toch te avond of morgen van komen maar kijk goed uit wie je neemt. Je bent goedig en je moet een vrouw hebben die van je houdt, ze wees op mijn been die begrijpt dat Toewan Allah je al genoeg misdeeld heeft en die je goed behandelt. Als je met haar terug komt en ze is niet goed voor je laat ze dan uit mijn weg blijven ! 'k Had Sina nog nooit zóó gezien, ze was compleet in de war en begon te huilen dat 'k er bepaald beroerd van werd. Ze heeft alles voor de reis voor me in orde gemaakt, keurig, alles nieuw. Slaapbroeken, kabaaien, tlanellen, zelf genaaid op de machine. Ja, ze was verduiveld handig en zorgzaam ook, want_?hij lachte hartelijk ze had zelfs een flesch obat (medicijn) in mijn kotter gedaan, voor 't geval dat ik weer eens zoo'n koorts mocht krijgen. In Europa heb ik ruim anderhalf jaar genoten van alles wat te genieten was, te Parijs. Brussel, Berlijn, Weenen, Hamburg en Amsterdam, 'k Heb overal eon lieve duit laten zitten. Wat 'k over verdiend had, was glad opgegaan, als 'k niet uit voorzorg een beetje geld in indiëop de bank had gezet. Met dat kapitaullje ben ik weer begonnen toen ik terug kwam. Sina was blij als een kind --verbeeld je. Zc^ was mager geworden en stil, 't was net alsof y,e zich mijn afwezigheid aangetrokken had nu misschien had ik haar ook eens moeten schrijven, maar ze kon niet lezen, daarom had ze er toch niets aan gehad, niet waar? Ze fleurde heel gauw weer op en werd weer dik en vetjes, die inlandsche vrouwen hebben gauw aanleg tot corpulentie, als ze geen soesah hebben. Zij had zuinig geleefd terwijl ik weg was en wat ze over had kwam ons goed te pas, want we^ moesten 't toch zuinig overleggen omdat door mijn ver blijf in Europa mijn zaken een knauw hadden gekregen. De aannemerij lukte «iet erg meer, maar Sina wist raad en toen hebben we een soort van handel opgezet. Zij had er een ongekenden slag van om voor weinig geld allerlei producten te koopen, ik liet haar maar scharrelen met de inlariders en leverde dan weer als tusschenpersoon aan ex porteurs en handelaars. Onfortuinlijk ben ik eigenlijk nooit geweest, want als ik op droog geloopen was, kwam al gauw weer iets wat me vlot maakte. We hebben aardig geld verdiend en omdat ik begreep dat als ik 'reis uitkneep, Sina toch wat moest hebben, had ik een heel flink huis van circa drieduizend gulden voor haar gekocht, op haar naam gezet, een aardig duitje op de spaarbank geplaatst en verschillende juweelen van iemand overgenomen. En daar gaat ze me nu waarachtig dood, jammer! ze is tot 't laatst bij haar positieven gebleven en geen uur voor haar dood zei ze nog tegen haar vader: «Kijk eens voor hem dat was ik vat je? naar een andere vrouw, want hij kan niet zonder, hij staat als een kind op z'n beenen hoe denkt zoo'n schepsel in zoo'n oogenblik aan zoo iets, hé? Ze is heel kalm gestorven en ze liet mijn hand niet eerder los dan toen haar vingers slap werden door den dood. Ja! 't was een heele vreemdigheid toen ze weg was, 't kwam zoo plotseling; ze was maar een dag of acht ziek. 'k Was heusch erg onder den indruk, want je hecht je aan zoo'n mensch en u weet niet hoe ze je hier van alle kanten beduvelen en exploiteeren als je célibatair bent. Sina's vader, dit wou ik u straks vertellen, was niets inhalig. Volgens de wet was hij haar erfgenaam, maar hij kwam bij me en zei: Toewan, 't is allemaal van u gekomen, wat doe ik met al dat geld ? Geef' mij vijfhonderd gulden, dan koop ik een huisje en haar juweelen, maar zoek er eerst alles uit wat je zelf hebben wil tot gedachtenis. De Boeginees viel me betoel mee! Hij ging zelf' naar den notaris en liet het huis weer op mijn naam overschrijven. Ik betaalde hem vijfhonderd gulden en nam dezen ring, een mooie steen hè? En een paar briljanten oorknoppen, ze hadden me vierhonderd pop gekost, want ik dacht, die ouwe man heeft er toch niets aan en ik kan ze allicht voor een andere vrouw gebruiken. Mijn vrouws broer, de tuinman, kwam de vorige maand bij me en zei: 'k heb een goeie vrouw voor u, jongen zacht aardig, en de ouwe had er onderwijl ook al een opgescharreld, maar ik bob geen van beiden genomen ik wil nu eens een Cliineesche hebben, die zijn wat meer ontwikkeld en nu is er me een door een sobat aan de hand gedaan. Daarom zit ik nu hier in 't hotel, begrijpt u? 'k Heb met dien staartknaap afgesproken, dat we mekaar hier zouden treffen, dan zou hij rne bij de familie van mijn aanstaande brengen. De vader wil haar niet te duur afgeven en 't moet een lief' vrouwtje wezen. Bevalt ze me, dan neem ik haar mee anders ga ik alleen een poosje naar Japan, dat moet zoo'n mooi land zijn. Xu Sina dood is heb ik toch geen idee dat ik onze zaken kan doorzetten, dat inkoopen is mijn fort niet. Enfin! 'k zit nu nog goed in mijn (luiten, die moeten weer eens rollen. 'k Ilf1!) voor alle eventualiteiten een levensverzekering van iJiJUd gulden genomen, dat 's voor mijn begrafenis en 't beredderen van mijn boel. Die me er onder stopt mag dan de rest, die overschiet, houden Ah! daar komt mijn Chinees adieu' meneer, tot het genoegen u weer te zien, ik ga eens kijken of 't nieuwe inventarisstuk dat hij oiireert me bevalt. Salut! JUSTUS VAX MAUKIK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl