De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 24 oktober pagina 7

24 oktober 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No 1061 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De roman van BernaröBandt, De roman van Bernard Handt, door H. J. ROBBERS (Phocius). Dit boek is kleine kunst en het is als groot werk bedoeld. Een overweldiging van klare -zinnen, scherpe observatie en correcte ontleding, zyn kwaliteiten van geen geringe waarde, maar voor het construeeren van een roman behoort heel wat meer. Zooals nu, is het een eindelooze vloed van ontledingtjes, een waterval van klaterende woordjes, een onafzienbare reeks gebeurtenisjes in 't leven van een klein man; het onbelangrijke uitgesponnen en uitgerafeld en uit gerekt alsof het belangrijk was, of het dilardoor zoo zou worden. Het zal wel zuiver gevoeld zijn, het is wel modern en litterair, precies en eerlijk. Maar het is o ! zoo kleintjes, vermoeiend van onbe duidendheid door het gelijkmatige van den toe stand, die wel vervloeit, maar niet verandert. Het is een aaneenrijging van kleine situaties, een groote reeks curieuze fragmentjes, heel juist gezien en weergegeven, maar niet grootsch en nobel genoeg voor een vast geheel of belangrijke zielsanalyse. Van dit boek kan men niet houden, omdat er geen mensch, maar een klein, onbenullig zieltje zich bloot heeft gegeven, en dat niet nederig, bescheiden en sober, maar met 't onuitstaanbare air wél iets te beduiden. De type van den nuffigen burgerheer, die zich student voelt, maar kwast is, te gedistingeerd om 't laten zien, dus alleen zoo maar denkt en overweegt, wordt hier aan ons opgedrongen als een rein, een normaal levend wezen. Het zwakke, onbeholpene wordt uitgebeeld als eerlyke schuchterheid, het waanwyze moet dienen voor hoogere menschenbeschouwing. Zoo'n boek maakt onwel en kribbig, ook al is 't voor de kunst van waarde, ook al is 't fraai geschreven Hollandsen, Hollandsch dat fijntjes fonkelt als water in kristal, dat korljes schokt als vingergetik van vrouwen, dat helder is en soupel. Ongenietbaar, ergerlijk is en blijft het boek door de verschrikkelijke pedanterie van den auteur, door zijn hopelooze nietsbeduidendheid. Het lezen geeft een gevoel alsof een opge schikte, frivole vrouw ons tegenlacht, een dandyachtige vriend, heel perfect en in de puntjes, ons de rozetoppen van zijn vingers reikt, of een poes aldoor kopjes geeft, om er wee van te worden. De auteur is zoo ingenomen met de kwaliteiten van zijn hoofdfiguur, dat hij al het andere ver geet, ons in een rarekiekkast al zijn zielgemartel tentoonstelt. Men ziet door het geheele boek niets anders dan Bernard Bandt en nog eens Bernardt Bandt en helaas zóó, dat men achter deze figuur aldoor den schrijver voelt, die zich zelf vleit en lonkjes geeft en beteekenend vindt. B.v. zóó'n fragmentje. De menheer loopt in de Kalverstraat: (bladz. 120). 7de Jaargang. 24 October 1897. Redacteur: R u d. J. L o m a n. 15 Avenue Koad. St. Johu's Wood, London BT.TV. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. miiiiiiiiiiiiilliiiitiHniiillllllliiiiMiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillltiiiiillllimiiiillllH TWEEDE NAT. COKRESP. WEDSTRIJD. Overwinnaarsgroep. Negende zet van wit. Partij No. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. c5 P d4 D d7 c5 e4 T e8 P h6 K e7 P h6: Rd7 dc4: P a6 P c4 c6 P a Partij No. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. E f5 hg.ï: D f5 P e4: »e7 P ei: D c7: D d5 d5 P e4: R a5 D f6: 0-0 E c5 dc5: Partij No. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. P e5 Ra7 Pd7 R e7 P b8 Rb7: P d5: D go D b2: dc4: £6 D f6: P c3: 0-0 Pbd7 J. A. K. Uwe opgave gewijzigd hetgeen wel niet s. v. p. bericht aan in partij 15 heb ik als boven de bedoeling zal zijn. Zoo uwe tegenpartij. J. J. S. Vervaardigd voor den Gn Halfjaar!. Internationalen probleemwedstrijd in dit blad. No. 405 van A. Adama te Madioen. Mat in twee (2) zetten. abcdefgh Wit 11, zwart 6 stukken. Oplossing van No. 403 (Kuijers). l K e7, b3, 2 T c5f, K cö: 3 D a5 : f enz. K e4 3 T fa : »Daar was 't fataal-onmogelijk ook maar iets fijns, iets nobels te voelen; dat was drukkend, pijnigend, radbrakend ordinair. Daar waren behalve de Zondagsmenschen in de volle straat nog 't bitter- en biervolk in de koffiehuizen, juffrouwen, die advocaatjes lebberen met ontevreden gezichten en mannen die bitter en asch morsen op hun broeken, waarover de vrouwen klagen omdat ze de vlekken er niet uit kunnen kragen, uit 't gemeene geverfde goed. En de burgerheeren met de witte en de hooge hoeden, die de krant komen lezen en de illustraties bekyken om tegen vier, vyf uur terug te komen bij hun vrouwen, met roode koppen en nijdig breede bewegingen. O, de Kalverstraat op Zondagmiddag, dat was het brandpunt van 't vadzige Zondagsleven van een kleine »groote stad" zonder vreemdelingen, een bak met menschen, die niet weten wat ze doen zullen van labberlottigheid, waar je op zoudt willen schieten om er 's wat frissche emotie in te brengen, dat was n groot, donker, vol, zweeterig, klef, kleverig café." Hoe vindt men deze visie van het burger heertje, die door zijn oom en tante in een for tuinlijke handelszaak ia gezet en geen enkel blijk geeft ook maar van eeniye beteekenis te zyn. Een man, die zich in veel dingen onbe holpen voelt, maar wel bittertjes kan drinken, met vrienden, in een fijn café. Zoo iemand durft zich hoog voelen, terwyl hij eigenlyk nog niet waard is in de Kalverstraat mee te mogen loopen. De auteur niet heeft begrepen dat zoo'n minne figuur allén met deernis of dramatiek mag worden uitgebeeld. Dat hij Bernard Bandt aan 't slot van zyn boek Z'ilfs 't hoogste geluk laat bereiken, zonder n merkwaardige daad, is de fout en 't ergerlijke van 't werk. De rumoerige zelfbeminning, de van-de-hoogte van zijn onbeduidendheid menschenbeschouwende Bernard Band', maakt ons bij het lezen moe en wee. Het belargrykste is de kuischheidsmoraal van den heer Bandt. Hij wil zich rein houden voor de vrouw die hem eens zal behooren. Dat is een ideaal, grootsch en edel, maar hier is het een voudig pronken, want de heer Bandt valt en na den val komt de zelfgenoegzame ijdelheid weer terug. Menheer schopt zija vuil goed in een hoek en daarmee zijn zonden! Hij doet als iemand die zijn ziel evenals een kraakwit overhemd naspeurt: of er ook een vlekje of schüvertje is te vinden. Aldoor gaat dat witte ding door zijn handen: hij ziet nog niets .... maar er kan toch wat zyn .... ja, er zal wel wat wezen .... zoo even meende hij iets te zien .... zoo iets als een speldeprik .... Al zoekend en mediteerend ontglipt 't hem, dan wordt 't door een vlekje besmet en de man die zoo bang was voor 't on reine, is nu dadelijk gereed te probeeren of een breede das dat onreine niet kan verbergen. Voor den spiegel ziet hij dan alleen maar 't onliesmette wit en in vergelijking met anderen, waarvan de boord K e4 2 T dbf, K d> 3 D d3 enz. K o5 3 O fit 01 2 D f4, P f3 3 D f5 : f Opgelost door <J. T. v. Ham, Kralingsche veer(ll'o); D. L. A. Heinaius, Hoorn (21 u); H. Mendes da Costa, Amsterdam (2); W. Beekhuis, Groningen; H. H. v. d. Go»t, Harich (2''2). Beoordeeling (No. 403). De sleutelzet is niet mooi, vooral daar l P h8, K e6 2 T c5 enz. wat beters doet verwachten. De voornaamste varianten l?K e4 en l?b3 worden ont sierd door dubbele matstellingen, terwijl bij l?b3 de matdreiging D a5 niet anders dan met K cG : n zet uitgesteld kan worden. De overige varianten hebben, tengevolge van de niet anders dan door P 13 te pareeren matdreiging zeer geringe waarde. C. T. v. Ham. UIT DE SCHAAKWERELD. 't Zooeven geëindigde Meisterturnier" derBerliner Schachge-ellschaft heeft van verschillende kanten in de schaakpers heftige aanvallen te verduren gehad, ja men heeft zelfs getracht de geheele onderneming als geheel mislukt te doen voorkomen. Daar de oor zaak hiervan gezocht moet worden in 't uittreden van bovengenoemde club uit den Duitschen hond, en de aanvallen grootendeels een persoonlijk karakter dragen, behelzen deze artikelen de interview met Lasker niet uitgezondeid weinig of niets van al gemeen belang. In weerwil van de afwezigheid van Corypheeëii als Lasker, Steinitz, Tarraseh en Pillsbury, was deze wedstrijd toch alles behalve van belang ontbloot. Voor Rusland was dit tornooi zelts van ongewone beteekenis, daai' voor de eerste maal allo erkende Russische meesters aan een zelfdun wed strijd deel namen, n.l. de h.h. Tschigorine, Janowski, Alapine, Schillers en Winawer. De wedstrijd te Berlijn onderscheidde zich gunstig van vorige tornooien, door tal van theoretische novi teiten en de vele origineele en brillante partijen die veelal van deze proefnemingen 't gevolg waren, 't Succes van Alapine, wien 't sinds jaren aan alle practisehe oefening had ontbroken, mag gerust worden geweten aan zijn scherpzinnige theoretische onder zoekingen, waaraan hij onvermoeid zich de laatste jaren wijdde. De volgende nieuwe epeelwijzen werden door hem te Berlijn practisch getoetst, en lig kan met 't resultaat to «reden zijn: In de Spaansche partij 3?K b4, in den Siciliaan beproefde hi] na l el, c5 2 dl, cd4: 3 1) d4:, P cöde voortzetting J 1) e3 en ten slotte zijn reeds bekende opening l e-i, eij 2 l1 e2. Schiffers beproefde in 't Evans gambiet, na l e4, ea 2 P f3, P cu S 11 ei, 11 eï4 h4 de verdediging R e7 en had de voldoening hiermede oen partij met Tschigorine remise te maken. Tschigorino speelde in den Spanjaard den weinig beoefenden zet 4 D e2 en Marco bracht in zijn partij wet Schlechtcr een sinds lang veroordeelde variant der Berlijnsche partij weder tot aanzien (l e4, ca 2 R c4, I' tG 'i f 13, P e4 : 4 P c3, l' c3 : 5 dc3 :, f(i ti 0-0, P cö! 7 P h4, g6 8 f4, fö! ! enz.) Charousek, de eerste prtjswiuner, beantwoordde aan de hooge verwachtingen die men van hem koesterde, sedert zijn optreden te Neurenberg en te Boedapest, en Lasker's profetie, dat Charousek hem nog een maal 't kampioenschap zou be.wisten, schijnt de ver wezenlijking nabij te komen. De 2de winner, Walbrodt, wien op vorige groo'e tornooien steeds tugen 't einde de krachten begaven en die zoodoende zijn winstkansen verknoeide, heeft dit keer tot 't laatst zijn positie weten te handhaven een teeken dat ook dez« dwerg aan de inspanning begint gewend te raken. Blackburne, de onovertroffen misschien een beetje getoucheerd is, acht hij zich blanker en reiner en minder bezoedeld. Zoo'n overhemden-moraal heeft dit werk. Het boek is de levenswyze van een Amsterdamsch celibatair, die op zijn kantoor stug werkt en naar een vrouw verlangt. Om deze gedachte vertakken zich zijn ziele-aandoeningen. Hy wil een vrouw hebben naar zijn zinnen, in 't overdrevene toe. Het begint met 't schrijven van brieven aan Bernard's vrind Edward,niet minder danlTpagina's. We zien de heer Bandt als illusie-mensch, zelf voldaan, dat blijft hij door heel het boek, tot aan het slot, als hij mej. Tadingh lief krijgt. Hij voelt zich nu gelukkig. Maar de gelukkige lezer stelt zich na het lezen van de 363 pagina's de vraag of dit ook weer geen illusie zal blijken. Het boek is nu wel uit «en de schrijver zegt het, maar wie kan dat gelooven ? Zijn passie voor Mimi van Keppel, zijn bewon dering voor Edward doofden zoo gauw. Zal hij in 't huwelyk wél zy'n illusies kunnen houden ? Want uit niets is ons gebleken, dat er in hem een ommekeer kwam Op de laatste pagina is hij nog do even onbeholpen, pedante, vage, sensueele waanwyze, wereld- en zielebeschouwende onbeduidenheid als in 't eerste hoofdstuk van het boek. Bij dat laatste hoofdstnk had het werk eigenlijk moeten beginnen. De stijl is meestal voortreffelijk. Vreemd, dat de eerste zin er een is als deze: »0p zijn kantoor, in de Warmoesstraat, aan zijn schrijftafel, vlak aan 't raam, zat hij te schrijven aan zijn vriend Edward, die in Batavia woonde." Dat is drie keer aan en twee keer in. Maar dat zijn kleinigheden. Het boek als geheel staat ver beneden Een Zwakke van Frans Coenen, Ken Nagelaten Bekentenis van Marcellus Etnant, Metamorfose van Couperus. De analyze, hoe goed ook, kan het alleen niet redden. Een kunstwerk is het toch, al is het ook kunst in 't kleine. Als weergeving van ons Amsterdamsch fatsoen lijk heerenleven kan het moeielijk overtroffen worden. Dat is weer een groote verdienste. l*. II. miiiminimimimiiiiiniiimimn iiiiinin iiininiiinunninii De houten kanonnen van de Italia. Bij gelegenheid van admiraal Cannevaro's verblijf te Rome, deelt het Bcrlincr Tnaeblatt de volgende anecdote mede. meester in 'teindspel heeft getoond, dat hij niettegen staande zijn 55 jaren, 't nog veilig met de jongeie generatie kan opnemen, in genialiteit komen weinigen der jongeren hem en Tschigorine nabij. Dat een geroutiueerd tornooispeler en volbloed schaker als Burn een hoogen stand zou innemen in een wedstrijd met spelers van eigen kracht, kon men te voren ver wachten. Janowski en Schlechter hebben dezelfde plaats veroverd als bij vorige gelegenheden, zij schijnen sinds Hastings vóór- noch achteruit te zijn gegaan. Marco, die in de eerete helft allen achter zich liet, geraakte, tengevolge van een ongesteldheid, later in de achterhoede en bij moest, evenals Tschigorine zijn schoone vooruitzichten op den len prijs allengs in rook zien vervliegen. Tschigorine was zeer on gelijk gedisponeerd, den eenen dag zag men hem op zijn best, den volgenden op zijn slechtst. Ook hem oniüonken op 't laatst de krachten en hij moest, evenals te Neurenberg, zonder prijs huis waarts koeren. Zijn reputatie is echter te goed gevestigd dan dat dit fiasco zijn naam ernstig afbreuk zal doen. Hij leverde ook in dit tornooi weder tal van meesterstukken; zijn partijen mot Ziukl, Winawer en Marco behooren tot de mooiste van 't tornooi. De krachtsinspanning die deze partijen vor derden, verklaart de grove flaters die hij in andere spelen beging. Van alle deelnemers verdiepen Tschi gorine en Burn zich oogenschijnlijk 'c meest in hun spel; terwijl andere spelers tussclien hun zetten in door do zaal wandelen, zich nn en dan in 't spel der anderen verdiepen, ziet men deze meesters on afgebroken op 't bord turen. Dit is echter 't eeuige punt van overeenkomst, want hun spel en persoon lijkheid vormen 'i grootste contrast. De Russische meester, met /ijn, genialun kop en levendigen oogopslag, staart met gefronsde wenkbrauwen en boweeglijken blii onophoudelijk op zijn spel en iedere handbewe ging en zijn voortdurend bevende knieën, verraden ten duidelijkste de intense spanning waarin hij ver keert. Aruos Biirn daarentegen is 't type van den drogen Engelschman zooals deze in vele Duitsclie blijspelen wordt voorgesteld. Zijn voorkomen is sinds den wedstrijd in 'SU te Amsterdam niets veranderd, de blauwe jas, roode das, wit geruite broek, grijze hoed, gouden bril en de houten tabakspyjp schijnen onafscheidelijk aan hem verbonden. Hij is even als de Rus, geheel verdiept in zijn spel al laat de uitslag hem ook schijnbaar kond; van emotie bij plotselinge keerpunten bemerkt men bij hem niets en zijn be wegingen bepalen zi di tot 't verzetten der stukken en 'l aansteken van zijn pijp, verder kon hij even goed van hout zijn. We'nigon putten echter uit 't spi.-l zooveel genot als vriend Atnos, al vurraadt zijn starre evenlooze blik hiervan ook weinig, 't Schaak spel schijnt voor hem in alle levensbehoeften te voor zien, zonder ccnige spijs of drank te nuttigen en zonder dat een enkele sy'dabo zijn im>nd ontsnapt of 't moest zijn oru een mat a-in tu kondigen, kan hij weken achtere-n dagelijks H ;'i In uur op deze \vij/.e schakende doorbrengen zonder dat men van vermoeienis of verveling ^?; iets bespeurt, /el t s onzo oude vriend Yij/elaar >ou 't. wat onvermoeidheid betreft, tegen dezen Kuur, of liever: tegen deze scha a k m a c h i n c, moeten afleggen, 't Is te hopen dat dez« verwante schaakz elen elkaar nog eenmaal ontmoeten. Over de overige deelnemers valt weinig belangrijks te vermelden, bij de jongere generatie mist m >n typen als Anderssen, Paulsen, Staunton, liird, liurn en Winawer en ook hun speelwijze, m st te zeer een individueel karakter, iets wat deze oudere meesters juist in zoo hooge mate bezaten. Een gunstige uitzondering onder do opkomende meester, is de joviale Wiener" Georg Marco, de meest schilderachtige en tevens de meest aautrekkeHet was in 1886, toen de groote mogenheden door een vlootdemonstratie de oorlogszuchtige liefhebberyen der Grieken bedwongen. Daar lagen ook twee groote Italiaansche pantserschepen, een er van was de »Italia" onder het com mando van Cannevaro. Nu bezat dit groote oor logschip in den middelsten toren vier reusach tige kanonnen, die wel dreigend uit de schietgaten keken, maar natuurlijk nooit in werking gesteld werden, daar de bij iedere gelegenheid voorgeschreven saluutschoten met kleiner geschut gelost werden. Zoo kwam het, dat de Grieken spottend be weerden, dat de vier kanonnen van hout waren, dus maar tooneelkanonnen, en deze voorstel ling kwam ten slotte in Grieksche couranten met allerlei epigrammen en karikaturen. Deze houding der Hellenen deed den Italiaanschen kommandant eindelijk het geduld ver liezen, en hij besloot zich bij gelegenheid vreeselijk te wreken. Deze gelegenheid deed zich spoedig voor en wel op den herdenkingsdag van koning George's troonsbestijging, toen alle schepen van de internationale vloot de gebruikelyke hon derd schoten moesten lossen. Cannevaro gaf het duivelsche bevel, voor deze kleine feestkanonade de vier »houten kanonnen" te gebruiken, die daarop zoo begonnen te donderen, dat alle ven sterglazen in den Piraens sprongen en de bevolking naar Athene vluchtte, in de overtuiging, dat er scherp geschoten werd. Eerst toen een commissie van notabelen aan boord verscheen en dringend verzocht, de reusachtige vernielingswerktuigen te laten rusten, liet de Italiaansche bevelhebber het vuur der »houten kanonnen" ophouden. Sinds dien dag hooren de brave Grieken maar liever niets van Cannevaro. Miskend. Capoul, de oude zanger, reist op dit oogenblik in Amerika en zendt aan Figaro heel aardige brieven. Hij vertelt daarin onder anderen ook een anecdoten uit zijn vroeger leven, toen het haar »il la Capoul" mode was. ILj moest te Orléans op een liefdadigheids-concert zingen en kwam pas weinige minuten vóór het concert aan. Vlak bij het hotel was een kapperswinkel, hij liep er even in, om zich te laten scheren. Ook het haar opmaken ? vroeg de barbier. Goed. Hoe wil mijnheer gekapt zijn? Capoul vond de vraag grappig en ant woordde! Nu... & la Capoul; dat is immers de mode? De kapper bekeek het hoofd onder zijn handen eens goed, draaide het heen en weer, en zij: - A la Capoul P... A la Capoul?... Keen, zoo kap ik u niet! Daar hebt u in 't geheel geen hoofd voor! liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii nn n nmiiiiiin iiniiiiiiiii lijke type der jongste tornooien. Winst of verlies hebben op zijn onverstooibare opgeruimde g. moeds stemming geen invloed. Waarschijnlijk zou hij 't verder als tournooispeler hebben gebracht, indien hij zijn nederlagen een weinig meer ter harte nam; maar en dat zou jammer zijn zijn omgang zou waar schijnlijk veel van zijn bekoiiag hierdoor peiliezen. De uitslag van den kleinen wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond", op Zond.ig 16 October 11. te Amsterdam gehouden, was: Eerste klasse (B deelnemers): Ie prijs, H. D. B. Meijer, Amsterdam; 2e prijs, J. J. Speet, Breda; 3e prijs, W. B. H. Meiners, Amsterdam, die als hoofdkiasse-spelor in al zijne partijen pion en zet moest vóórgeven. Tweede klasse (20 deelnemers): Ie prijs, A. H. M. Dieperink, Amsterdam; 2e prijs, 3?. B. Dijkman, Hotttrdam; 3e prijs. W. Huntjewerff, Amsterdam; 4e prijs, P. Beun, Purmereud; 5e prijs, J. Monas, Am sterdam; 6e prijs, H. G. Eeeders, Amsterdam; 7e prijs, B. Leussen, Leiden; 8e prijs, J. A. Reedera Wz., Amsterdam; 9e prijs, H. Mendes da Costa, Amsternarn; 10e prijs, W. H. M. de Veer, Amsterdam. GEWEIGERD K. GAMBIET. Gespeeld den 24 September '97 te Rotterdam. Wit. Zwart. S. Rosenthal, uit Parijs. Zonder T al. l et 2 14 3 P 13 4 c3 5 (H tj dc5: 7 D f3: 8 f 9 R b.» 10 0-0 11 I)e2 12 Rat 13 Rb3 14 Rjr5 15 Pd2 16 h3 17 Re3 18 Rd4 e» R c5 P {?(> f5 fe4: el'3: P re d5 0-0 e4 1)5 P c5 06 K U8 D e7 R (17 T f7 19 g4 20 D f2 21 D g3 22 h4 23 gfó: 24 D g4 25 P fl: 2(5 P g3 27 R dl 28 b4 2St D e2 30 D dl: 31 K h2 32 D el 33 K g2 34 R K: 35 h» T af8 P eS I' d3 R f5: T f5: T f l ; I) f7 D 13 1) 17 l' I' 1> T P f2 dl; £6 13 16 f5 Wit geeft op. Vereenigd Amst. Schaakgenootschap Cafédn R0 jde Leeuw, Vijgendam 22. Speelavonden Dii: lag en Zaterdag, 8?12. Jaarl. contributie ? 6. 't V. A. S geeft voortaan toegangkaarteu uit a ?3, welke een jaar lang geldig zijn. Amst, Schaakclub De Karseboom", Kalvorjtraat 's Maandags, 8?12. Contributie ? 3. College Zeemanshoop (Dam), alle middagen van 1 5 uur en Zaterdag 's avonds voor geüitroducesr don en buitenleden. Het Rotterdamsch Schaakgenootschap houdt bij eenkomst des Woensdags en Zaterdagsavonds van 8?11 uur, in het Rjtterdamsch Leescabii.et. Daar enboven dagelijks gelgeuheid in de namiddaguren in bovengenoemd locaal. De Nieuwe Rotterdamsche Schaakclub vergadert Dinsdagavond en Zaterdagmiddag in CaféRondeel'', Hoogstraat.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl