De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 24 oktober pagina 9

24 oktober 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1061 l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In bange afwachting. Mr. YAS GILSE: Sois moi fidele, ó pauvre habit que j'aime! (Bt'.ranger.) (UllllllllllltllllUMItlltllUllllllltllll een eenvoudisen soortnaam, zooals suiker, zout, peper en andere kruiderijen. Tot mijn groote, maar geheime voldoening bleek ik het handigst te zijn in het doen van boodschappen ; Omar heeft eens in verstrooidheid voor twee francs kaneel gehaald.. . Ja, u lacht, maar ik kan u verzekeren, dat het mij nog heelemaal wee om het hart wordt, als ik aan dien tijd terug denk. Misschien, is het wel de schoonste tijd van mijn leven geweest. (Slot volgt.) OVERDENKINGEN TRIJN VAN DEN LEEMPUT. Ja, ik weet wel, dat ik hier niet erg goed sta aangeschre ven, en ik ben er zelfs niet geheel zeker van of Jans van 't Sticht, Giese van den Dom. Bertha van Utrecht, en hoe die schrijvers en schrijfsters uit deze stad nog meer mogen heeten, er wel bijzonder mede ingenomen zullen zijn dat ik in hun gelid kom plaats nemen. Maar dat kan me nu eens niets schelen niks, niemendal! Ik heb nu al een eeuw of drie-en-een-half' het zwijgend aangezien, dat men de vrouwen behandelde of ze voor niets anders in de wereld gekomen waren dan om de onderdanige dienaressen va_n het manvolk te zijn, zoodat ik, nu zij zelven zich een beetje aan dat juk beginnen te onttrekken, haar heel gaarne een woordje van aanmoediging wil toevoegen. Heel goed, hoor meisjes; houdt je maar ferm! laatje door die manlui niet op den kop zitten. Niet bang zijn, dat ben ik ook niet geweest. Je weet wel, ik heb eigen handig drie Spanjoolen boven van de trap gesmeten in het huis Putruwiel (waar nu meneer Peek woont) toen ze, nog niet tevreden in den Buurttoren de kogels te hebben geschoten, die er nog in zitten gemetseld, de stad ook nog wilden plun deren, en ik heb er me altijd wel bij bevonden met Hink uit mijn _slof te schieten. Houdt jelui je ook maar goed en stoort je er niet aan of' ze je, zooals in Utrecht nog altijd de gewoonte is, voor een Trijn van de Leemput schelden. Als ze dat niet doen, zeggen ze toch wat anders van je, al zou het maar zijn datje een »niannetjes-putter" bent of'»haar pp je tanden hebt" of »een stootkant aan je japon!" Stoort je er niemendal aan en «naait je naad" maar! En weest vooral niet onderdanig! Wat drommel! waarom zou je onder danig zijn? Omdat de ambtenaar van den burgerlijken stand dat zegt als je gaat trouwen? Maar dat is immers maareen praatje voor de vaak. Want als we getrouwd zijn dan hebben we ten minste als we het slim overleggen en we zijn slim al zeg ik het zelf eerst recht »het heft in handen." Dan is de sterke man onze slaaf' en we draaien hem om den vinger. Doch jelui trouwt lang niet allemaal meer tegen woordig en dat middel om gezag uit te oefenen is dus niet meer tot ieders dispositie. Maar dat is nu nog volstrekt geen ?eden om je maar te onderwerpen aan alles wat de zooge naamde heeren der schepping u believen op te leggen. In mijn tijd trouwden we allemaal, dat moest wel, want anders zou het een onfatsoenlijke boel geworden zijn niet al die vreemde soldaten; maar ik wil wel eerlijk bekennen, dat als ik liet nu nog doen moest ik het bepaald niet deed. Niet om Leem put, waarachtig niet, hoor! Ik zou jokken als ik iets kwaads van dien man zei. Hij was een beste man voor me, al liet hij me dan ook wel eens, zooals toen met die Spanjoolen, het spit voor hem afbijten. Maar het is zoo'n rare tijd tegenwoordig, dat ik niet begrijp hoc er nog n huwelijk gelukkig kan zijn. Als je vroeger, in mijn tijd, zorgde dat het eten op zijn tijd klaar was en het bed goed opgeschud, wel, dan was je een beste huisvrouw; en een engel was je als je zorgde voor een goeie kom bier en niet uit, je humeur raakte als de oude zoo nu en dan eens wat diep in het glas keek. Dan was de man tevreden en je was zelf tevreden en er viel nooit een on vertogen woord in het huisgezin voor, Maar hoe moet jelui het in vredesnaam aanleggen om het je mannen thuis naar den zin te maken? Tegen de kaste leins kun je het toch nooit uithouden. Als ze daar zijn hebben ze maar te roepen «aannemen" en er staat dadelijk weer een glas bier vóór hen, zoo versch van het vat! En kranten liggen er bij tientallen voor hen ter lezing, behalve nog den stapel illustraties in "lle talen, die ze ter beschik king hebben. Welke fatsoenlijke vrouw kan daar nu tegen op! Zelf heb je aan het A'ii'ittrx ntn <!cn. Jln;/ meer dan genoeg en als je 's avonds of s nachts, wanneer je gemaal thuis komt, hem daaruit nog eens wat nieuws denkt te vertellen, dan bromt hij zeker dat hij dat al viermaal heeft gelezen en al wel tienmaal heeft hooren vertellen. Want kletsen dat ze daar doen in die kroegen, en kwaadspreken. .. . dat is verschrikkelijk! En dan het licht! Petroleum walmt natuurlijk te veel, dat heb je allang door gasgloeilicht moeten vervangen. Maar dat deugt immers toch niet voor den man die den geheelen avond bij het heerlijke eleetrisehe licht heeft zitten lezen en praten ! Och neen, jelui hebt gelijk dat ja niet trouwt! Ik zeg nogeens: ik zou 't ook niet meer doen. En als jelui nu zoo geheel en al zelfstandig optreedt in de maatschappij en je losmaakt van den invloed der mannen, doe het dan ook goed. Trekt de broek aan, meisjes! ,1e bent al aardig op weg met de fietsen, dat moet ik zeggen, on je ergert; daar natuurlijk de mannen al weer braaf mee. Die sturen de dokters er nu al op at'! Maar laatje niet in 't o'tje nemen, met die praatjes over je, pathologis-chen toestand. Dat zijn maar bangmakerijeii. De heele wereld is het er over eens dat het staan achter een toonbank voor een jonge vrouw al heel ongezond is. maar daar is nou; nooit een geneesheer zoo openlijk en met zooveel geestdrift tegen opgekomen als men dat nu ziet geschieden tegen het wielrijden door vrouwen. Alles lak! De vrouwen moeten thuis zitten, dun zien ze zoo niet hoe de mannen zich amuseeren. Zoon fiets is zoo'n verraderlijk instrument. Zoo zie je 'm en zoo zie je 'rn niet! En bovendien .... de heeren kunnen liet al zeggen ze 't niet openlijk toch niet goed verdragen dat we zoo volstrekt niets meer met hen te maken zullen hebben. Ge gaat op reis zonder hen ; ge kent u zelf helpen in omstan digheden, waarin ge vroeger zeer verlegen voor hebben staan kijken ; hebt ge dorst, ge gaat hier of' daar een glas bier drinken; hebt ge honger, ge treedt een restauratie binnen en niemand ziet meer verbaasd op als ge een halven bief s tuk bestelt. De tijd is nabij dat ge alleen naar concerten of komedien zult gaan, en als ge nu maar eenmaal net zoo goed zult kunnen fietsrijden als de mannen niet zoo hard en zoo lang als z;j, laat, die eer nog maar aan hen over ! dan zult ge hen spoedig ook in alle andere zaken evenaren en ge hebt u niet meer te vernederen tot »damesbediening." Zoo gaat-i-goed. lieve meiskens, en het zal nog wel beter gaan ook, als men er eerst maar aan gewend raakt u niet meer als een hulpbehoevend schepsel te beschouwen, dat niet buiten den steun van den man kan leven. Maar, wat ik u bidden mag, houdt u nu ook flink en laat het rijwiel u niet tot andere buitensporigheden drijven. Voor een paar weken wandelde ik van de Bilt en daar zag ik tot mijn verontwoordiging op een eenzaam zijpad twee on beheerde of onbewoonde rijwielen staan, precies zooals onlangs op een plaatje in dit blad was afgebeeld, een dames- en een heeren rijwiel. En toen een paar kwajongens daar op weg reden kwamen een heer en een dame met, verschrikte gezich ten van ter zijde van den weg aanstormen en reuden de jongens schreeuwende achterna. Ziet, dat moest nu niet gebeuren kinderenlief. Ik kan de zon best in het water zien schijnen, dat verzeker ik je; maar zoomin als een soldaat ooit zijn wapen verlaat, moet een wielrijdster haar liets in den steek laten. Laat liever de liefde uitsterven dit moot uw devies zijn ! Maar dergelijke afdwalingen op zijpaadjes hebben eigenlijk niets met het fieNen te maken. Die kunnen wandelende of per rijtuig ook voorkomen en zij zullen dan ook wel geen invloed op het gebruik dezer moderne vervoermiddelen hebben. Tot nog toe althans is daarvan niets merkbaar. Integendeel de handel in en het gebruik van de rijwielen neemt eiken dag toe, de concur rentie begint eindelijk de prijzen te drukken en men ziet thans reeds eerste klas machines, die vroeger niet beneden twee honderd vijftig gulden te koop waren voor f ,5 aan bieden. Het zal niet lang duren of ze gaan voor nog veel minder en dan /.al de gulden tijd aanbreken, door de F/iftlfit'lo fiiMrr reeds zoo vaak voorspeld, dat de keuken meiden of' liimenmeiden per fiets hare diensten komen aanbieden. O, wat een heerlijke tijd gaat ge tegemoet! Vrijheid, gelijkheid en zusterschap alles op de liets! Als die goeie Leemput dat nog eens had kunnen beleven !... Wie weet of ik hem niet had overgehaald om eens achter mij op een tandem te komen zitten en mee naar Poll aan de Bilt te trappen: Es wiir' zu schön gewesen, es hat nicht sollen sci 11; I. VAX

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl