De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 31 oktober pagina 4

31 oktober 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1062 gilden betrekking hebbende, benevens een voor stelling van de vlucht naar Egypte. In de andere zijbeuk ook wapens en een St. Franciscus. Deze schilderingen zijn voor ongeveer twee a driejaar opnieuw overgeverfd, door een leerling der Rijks school voor Kunstnijverheid te Amsterdam, wiens naam het maar beter is niet te noemen. Ik neem gaarne aan dat hij alles zoo nauwkeurig mogelijk heeft overgehaald, maar dat zooiets bederven is, bewijs ik er het beste mee, als ik even een ver gelijking maak. Stel u iemand voor, die een half verganen Rembrandt zou willen opfrisschen. Is allén de gedachte aan zoo iets al niet be lachelijk ? En waarom moeten dan die zooveel oudere schilderingen met zooveel minder eerbied behandeld worden ? En overal waar tegen de gewelven maar letters of inscripties zyn aangebracht, daar is die heer gauw eventjes bijgeklommen, en heeft het eens netjes bijgewerkt, zoodat dat alles zijn cachet nu net precies kwijt is. In de gewelfvelden van het koor zijn onder scheidene heiligen-figuren blootgelegd. Dat was by de ontdekking nog een heel gehaspel, wat men er mee beginnen zou. De een zei dit, de ander dat. Het is er mee geëindigd dat men ze met papier overplakt heeft. Maar dat stond nu weer een aantal vreemdelingen niet aan, die speciaal om deze schilderingen te zien naar Arnhem kwamen. Toen heeft men de papieren er maar afgehaald, die waardige restaurator is er bijgeklommen, heeft ze met een ijver, een betere zaak waardig, verknoeid, en toen heeft men er gordijntjes voor gehangen, die door de week de schilderingen niet bedekken maar 's Zondags opgetrokken worden, zoodat dan alles weer stijfgrijs wordt. Die heiligenfiguren zgn bijna levensgroot, er is een Maria onder een baldakijn bij, een Christus aan het kruis, een Sinte Helena, een Sint Eusebius, en nog verscheidene anderen, waaronder Sint Laurentius. Dit is het deel wat geruïneerd is. Het andere deel, niet minder belangrijk, is gelukkig nog gespaard. En dat is eerstens een zeer groote muurschil dering, onder de ramen in de kooromgang, in de as van de kerk, en die wel zes meter breedte, bij anderhalve meter hoogte heeft. Dit tafreel is van de kalklaag ontdaan en zoo gelaten als men het vond. Twee groote, nog vrij goed te onder kennen, zwarte pilaren, scheiden dat muurvak in drieën. De uiterste zijstukken vallen er dan nog weer af, door een profileering van den muur. Zoodat, als ik het wel heb kunnen zien, hier vyf tafreelen ontbloot zijn. En die zijn zeer belangrijk. Van het eerste tafereel, links, is zoo weinig meer over, dat het mij niet vast te stellen leek, wat het voorstelde. Het tweede is evenwel nog zeer goed bewaard, en men ziet er den kruisdragenden Christus op, omstuwd van veel volk. In de linkerhoek staat nog zeer duidelijk een man, met vuurroode mou wen, die het bordje met *INRI" er op, boven zijn hoofd zwaait. De figuren zijn driekwart l evensgroot, en de koppen zijn bijna allen geheel weggekrast, tegelijk met groote stukken kalk. Dit hebben de beeldstormers natuurlijk gedaan. Ook z\jn de andere tafereelen op dezelfde wijze gehavend. UIIIIIIIIIIIIHIIII1I Sighieri. Terstond begreep de jonge goudsmid Tommasso, dat het zijn vader was, die hem bestolen had. Te vergeefs poogde hij in zijne desperatie genade te verwerven, het recht moest zijn loop hebben. Lorenzo werd geliangen, en ieder verwonderde zich over Gods voorzienigheid en heilige justitie, vooral hieruit blijkende, dat de zoon den vader aan de galg bracht voor diefstal, om zoo zonder het te weten den moord aan zijne moeder bedreven te wreken, waar alle man bijna in Rome, Genua, Savona en Fiorenza, ja heel Italië, den mond vol van had." Hier eindigde Carlos, die van het algemeen silenti-um gebruik maakte, om zijn glas te ledigen. De Jonkher richtte zich wat op in zijn leunstoel, en riep : vMet verlof en onder correctie, buurman Carlos! Als ik u onrecht doe, dan zal de Lieve Vrouwe van Poperdonck het u gebeteren! Doch, bij Gans Hasepoot! mij behaagt deze boerte maar schappelijk! Als Lorenzo en Tommaso elkander te Rome zoo zonderling goed kenden, hoe geviel het dan, dat ze malkaars naam nooit hadden hooren uitspreken!" Zeer simpellijk, jonkher-buurman! Met uw consent zegge ik u, dat de jonge goudsmid zich te Rome Tomrmiso da Savona noemde, uit reverentie voor zijn grootvader, en Lorenzo had als bandiet een valschen naam aangenomen |" Luid gelach klonk in 't ronde. Heer Koland rees op uit zijn leunstoel, maar viel door zijne corpulentie schielijk terug met zulk een slag, dat zijn zetel onder vervaarlijk gekraak te gronde stortte, en de Jonkher met zijne laarzen bijna in het haardvuur was komen te belanden. In n moment hadden Jochem en de waard den colossus weer op de been geholpen, en veiliger zetel aan geboden, terwijl Cathelyne en de anderen niet kosten ophouden van lachen. .Jonkher Roland riep met vuurroode kaken: //Helpe, gebenedyde Vrouwe van Poperdonck! Daar moet een proper glas op staan. Van den beste van Hans van den Bljne!1' Onder langzaam uitstervend gelach bracht Romanie goudgele kelken met parelenden Rhijnschen wijn, die den Jonkher zoo goed beviel, dat hij den in houd van zijn glas hijgend door zijn keel goot, en zich andermaal deed inschenken. //En nu weer een nieuw propoost!"?riep de bakker. 't Is uwe beurte, buurman Frans Florisz!" Het midden-tableau stelt Christus voor, die van het kruis is genomen, en waarvan nog zeer mooie brokken over zijn. In de rechtsche hoek staat nog zeer compleet (alleen de kop is er af) een man in lichtpaarschen mantel. De details van deze werken, die nog zichtbaar zijn, zijn zeer fraai, ofschoon, naar het mij voorkomt, niet zoo goed als de schilderingen die ik in 's Hertogenbosch in de Sint Jan zag (vóór haar restauratie wel te verstaan). Het vierde tafreel stelt de opstanding voor. Het graf op den voorgrond met de omvergeworpen soldaten, en de Christus in het midden, boven aan, ten hemel varend. In de verte komen de drie heilige vrouwen aan. Het vijfde tafreel is naar alle waarschijnlijkheid het Finksterfeest. Maria met de apostelen in de zaal vergaderd. In het middentafreel is op de plaats, waar het kruis moest staan, een gestyliseerd kruis aange bracht, zooals dat in alle kerken op enkele plaatsen van de muren geschilderd wordt. Klaar blijkelijk is dat kruis later, over de oudere schildering heengeverfd. In de vroegere sacristie, die nn tot trouwzaal vertimmerd wordt, en die een aardig kruisgewelf heeft, heb ik ook nog fragmenten van oude schilderyen aan de gewelf-graden ontdekt, maar die zullen wel weer overgekalkt worden, even als dat groote tafereel dat op een van de wanden in datzelfde kamertje moet gestaan hebben. Dat tafereel stelde den berg Golgotha voor, nu evenwel is het een groot vlak grijze kalk. In de Diaconiekamer, naast het zuider transept en een trap op, nog een klein zaaltje met een mooi gewelf, en op den muur nog groote brokken oude schildering, die ongerestaureerd zyn, maar daar men maar, zeker om ze niet te zien, groote lijsten met tabellen voorgehangen heeft. Een deel van de schilderingen in de Sint Eusebius is dus jammerlijk vernield. Het andere deel is nog in betrekkelijk goeden staat. Ik hoop van harte dat de kerkeraad nooit geld genoeg bij elkaar krijgt om ook die te laten bederven. TH. MOLKENÜOER. In Arti is de Najaarstentoonstelling van schil deryen geopend. Ze is bijzonder belangrijk deze keer, en verscheidene schilders zonden hun be%te werken. Later hierover meer. Op 9 Nov. zal de firma Frederik Muller in de Brakke Grond een verkooping van antiqui teiten houden, afkomstig van de nalatenschap van den heer M. S. W. Josephus Jitta. Den 10 Nov. zal in de St. Michaelskerk te Zwolle, het monument voor, Thomas a Kempis onthuld worden, dat in de fabrieken van den heer Mengelberg te Utrecht gemaakt werd. In de Lakenhal te Leiden is een portefeuille met werken van Vaarzon Morel, Veldheer, Nieuwenkamp en Graadt van Roggen te zien. Maatschappij Arti et Amicitiae". Door bestuurderen der maatschappij »Arti et Amicitiae" is de Koninklijke Gouden Medaille, door Hare Majesteit de Koningin-Weduwe Regentes van het Koningrijk der Nederlanden welwillend te hunner beschikking gesteld ter uitreiking aan den jeugdigen Nederlandschen uiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii inininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii niiiiiiiiiimn De waard uit het Vergulde Paard keek op met een schuwen angst, die aan confusie en zinsver bijstering grensde. Er straalde plotseling in zijne holle oogen een mysterieus licht, alsof men eene kaars achter mat glas deed blaken. Frans Florisz van Geestemünde hief het gele gerimpelde hoofd op, en sprak met bijna klauklooze stem: Onze Lieve Vrouwe van Geestemüude en Sint-Amand weten, dat ik mijn devoir doe als goed christen maar och ze laten me och! ik zondaar penitent! ronddolen in zwarte duis ternis. God moet mij geen deugd doen, als ik u niet de waarheid zegge. Het komt meest al te zamen uit eene singuliere ontmoeting in mijne jonkheid te Geestemünde ..." Plotseling zweeg hij, zijne oogen blonken van een koortsachtigen glans, en tuurden in de vlammen van den haard. Hij strekte beide armen naar het vuur uit, en fluisterde : «Daar is hij weer! weg! weg!" Vrouwe Sybrecht Jansdocliter, zag Cathelyne waarschuwend aan, en wees met een vinger naar haar voorhoofd. En Cathelyne herinnerde zich, dat men al stil placht te mompelen, hoe de waard nit het. //Vergulde Paard" bij wijlen door alfsgedrochte werd gekweld. Doch deze hief deze het hoofd weer op, en ging voort: ,/Het is voorbij ! Siut-Amand zij geprezen! Ik zal alles verklaren. In mi_ne jonkheid woonde ik te Geestemünde, de naargeestigste stad, die ooit in ondoordringbare nevels en zwarte schaduwen heeft gekwijnd op deze aarde. Alle huizen zija hoog, en schijnen zich voor over te buigen. Al de straten zijn smal en eenzaam. Ik was een weeskind, en leefde bij een ouden, boozen grootvader, die dagelijks zijn tong versleet, om mij te vervloeken. Haddc hij Sint-Autheuuis' verkens opgeschrokt, hij zou niet meer hebben kunnen schelden. Er was niemand in het hooge, holle huis dan eene doove meid vau zeventig jaar, en een zwarte raaf, die onheilspellend rondfladderde en krijschte in een ijzeren kooi. ,/Ik dwaalde dikwijls desperaat door het leege huis vol duistere plekken en spookgezichten en zag door de vensters de zwarte gevels van den over kant op mij afkomen. Ik was een miserabele mistroostige knaap, en bad God, dat ik zeer schie lijk uit dit dal der tranen zou mogen scheiden. Er was een klein binnenplaatsje achter ons huis tusschen de woningen der buren, lu n dier muren kunsteraar, die zich in de twee laatste jaren door zyn talent eene dergelijke onderscheiding zal hebben waardig gemaakt, toegekend aan den heer M. van der Maarel, kunstschilder te 's-Gravenhage. Matrone of Maagd? Voor den kop der Helvetia op den nieuwen beeldenaar der Zwitsersche gouden 20-francs stukken heeft een jong meisje uit het Berner Oberland, Anneli Stalder, als model gediend. Dit is niet naar den zin van de Schioeizer numismatische Zeitschrlft. Dat men voor den vrouwekop een nationaal model heeft genomen, vindt het blad goed, maar het acht het glad verkeerd, voor de Helvetia een jong meisje te nemen. Veel beter dan zoo'n onervaren jong ding zou eene wakkere vrouw en moeder op de munt hebben gepast'; aan flinke, ja schoone gestalten in de volle kracht van den rijperen leeftijd ontbreekt het immers in Zwitserland niet. Nog verkeerder is de uit drukking van het gelaat: het Zwitsersche meisje schijnt vol »Sehnsucht" naar haar *Scliatz" uit te zien. Zulke dweeperijen behooren niet op eene munt. Het komt ons voor, dat een mooi kopje zelfs op een munt niemand zal afschrikken, en dat de gedachte om de Helvetia's, de Germania's, de Gallia's, kortom de geheele voor iedere heel of half symbolische voorstelling onmisbare mangdenrij (de Nederlandsche Maagd incluis), door eene reeks van bezadigde en »rype" vrouwen en moe ders te vervangen, wat al te revolutionair is. Boekverkooping. Te 's Gravenhage zal van 6 tot 15 November a.e. door de boekhandelaars W. P. van Stockum & Zoon eene belangrijke verzameling oude werken worden verkocht, afkomstig uit de nalatenschap pen van mr. H. O. Feith, archivaris te Groningen, mr. J. G. Kist, president van den Hoogen Raad, mr. J. P. Vaiilant, wethouder te 's Gravenhage en J. F. Metzelaar, architect. Een nieuwe catalogus van Martinus Nijhoff vermeldt ruim 700 werken over aardrijkskunde, ethnographie en reizen; voorts eene collectie «Americana" en eene verzameling van Engelsche miicbooks, hoofdzakelijk op de koloniale aangele genheden van het wereldrijk betrekking hebbende. Reclames. Bal-Zijde 40 cent tot 1'14.O5 per Meter alsmede zwarte, witte en kleurige Henneberg-ZJjde van 35 et. tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.). Franco en vrij van invoerrechten in hui*. Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar Zwit?erland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Depót VAN Dr. JAEGER'S OKIGK Iraaal-folartMen. K. F. DEÜSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstniat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. UllllltllllllllIilllIllllHMMIIIIIMIIIimilttltlll verschool zich een groen deurtje, dat mij zonder ling ontroerde. Men kwam door dat deurtje in een zeer smal gangetje tusschen twee torenhooge, don kere muren. Met e?n paar kleuters van buurjongens waagde ik mij soms in dat gangetje. Aan 't eind was eeue hoo^e deur, en daarboven een kruisraam. De jongens vlogen er angstig voorbij de Nikker woonde daar met een macht van alfsgedrochte zeiden ze. //Somwijlen waagde ik mij alleen in het gangetje. Ik bleef opturen naar het kruisraam. Dan zag ik in de du^ternis eeu melkwit licht, tene opaalkleurige schittering iets onuitsprekelijk schoonst Ik zag het hoofd van onze Lieve Vrouwe, bleek en blond, weenend in een glans van goud licht voor enkele minuten. En dan was alles donker de massa der huizen afzwartend tegen een klein morseelken vau blauwe lucht. Zonder verder breed relaas, zeg ik u goed rond, dat ieder te Geestemünde wel wist, wie \vootide in deze spelouk vau desesperatie. 't Was een grijsaard, schuw, onbegrijpelijk, mysterieus. Hij heette Olaf Wallis, hij verstond de kunst, om dierenhuiden op te stoppen en uit den dood het leven schijnbaar terug te roepen. //Tweemaal heb ik hem gezien ! En later ver scheen wij zijne schim. Eens begosten de buur jongens uit vileine boosheid met steenen tegen zijne deure te werpen. Dit duurde een kwartier, toen vloog de deur open. Er stond een grijsaard op den drempel, door een miraculeus licht beschenen. Zijne tronie was geplooid als eeue Spaausche beurs met duizend rimpelen. Het grijze hair viel in tallooze dunne draden en spricten om voorhoofd, hals en schouders. Zijn oogen waren helderblauw, maar met bloed beloopen. Hij droeg eeu gescheurde kiel met bloedvlakken, zijne handen waren met bloed bemorst. Eene donderende stem, die mij als de bazuin van het jongste oordeel door het hoofd dreunde, rif p: //O, jij weersoordige trosboeven, vleeschdieven en kakkerlakken! kun-je een oud man niet rustig bij zijne hauteeriiige laten? O, godvergeten uilskuikens ! branden zul-je, branden in het benedenste afgrond der helle." //Daarop zag ik plotseling een verblindend licht vernam ik een donderslag, en zonk ik bewusteloos in het gangetje neer. Zoodra ik de oogeu opende was ik omringd door een dichten gelen damp, die kwalijk riekte naar solfer en asa foeüda. Dit was de eerste reis, dat ik Wallis zag. Nu gaan er jaren voorbij. Soms gluurde ik naar het kruisraam H. RAHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Mnziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime kenze in Hnnrpiano's. MEIJROOS & KALSHOVEN, Arnhem. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime kenze in Huurpiano's. VERLOVINGen HUWELIJKS-COMMUMAT1ËN, INVITATIËN, enz. Programmas, Menus en Tafelkaarten. B. VAX MAUfTGEM, Hofleyerancier, SINGEL 562, AMSTERDAM, Visitekaarten, - Luxepapier, Tijdelyke conti le Dr. K. GORTER, Groningen. M94 KALVERSTRAAT J. A. KORTING. DÉTAILMAGAZIJN VAN DIAMANTEN, Gouden en Zilveren Werken. Fabriek en Engros- Gouden Medaille: magazijn: Internationale RaadlllliSStr. 16. Tentoonstelling te Telefoon 2291. BRUSSEL. in het gangetje, en dikwijls zag ik in een glans van licht het blonde hoofd eener weenende jonk vrouw. Ik was achttien jaren, en besloot voor kombuisjongen aan boord te gaan, om mijn weersoordigen grootvaar te ontkomen. Toen stierf onze raaf. Men gelastte mij den dooden vogel bij Wallis te brengen, om hem op te zetten. Ik was nu moediger, en dankte God voor zijne goede gratie, dat mij de vrees voor den ouden toovenaar ont nomen was. Ik klopte voorzichtig aan zijue deur, de sehuddebol verscheen op den dorpel, geheel gelijk als de vorige reis. Hij nam deu dooden vogel en prevelde iet?, dat ik niet verstaan kon. Ue deur bleef open. Ik sloop stil binnen uit pure nieuwsgierigheid en trad in eeiie stikdonkere ruimte. Eindelijk zag ik. een vurigen bol, die zich bewoog. Voortgaande stiet ik op eene deur, die openging. , lieve Vrouwe van Geeste münde ! wat heb ik daar aanschouwd! Ik dacht, dat mijne ziel door het oog van eeue naald werd getrokken. Het was er verschrikkelijker dan in het hellepaleis van Pluto en Proserpina. Er brandde een ontzaglijk vuur. Olaf Wallis stond te midden. vau tallooze ijzeren en glazen werktuigen, scho tels met bloed, geraamten van diereu en menschen grijnsden mij aan. Weldra zag de satansche weer wolf mij en plotseling maakte een d-ikke, stin kende damp alles onzichtbaar. Ik meeude te be zwijken, maar eene kleine, zachte hand greep de mijne, en trok mij voort. Een gestalte, louter uit lichtstralen, schoon als onze Lieve Vrouwe, /.weefde aan mijne zijde. Ik hoorde eene zachte stem, die fluisterde: //Red u, onvoorzichtige! Ge zijt jong, hij vlamt op uw bloed !" Toen ik tot mijn bewustzijn kwam lag ik worstelende niet eene zware ziekte. Het huis van Olaf Wallis was dien nacht met een donderend geraas ingestort. Men vond zijn lijk door vuur verkoold. Boven zijne werkplaats hing in eene kamer met een kruisraam eene schooue schilderij, voorstellende de gebenedijde Jonkvrouw des He mels. Men vertelde te Geestesmünde, dat Olaf Wallis geheel alleen leefde, maar ik heb de Jonk vrouw, de weenende, gezien en Wallis ook, ? en nu vervolgen ze me beiden daar, daar ginds in de vlammen...." Dr. JAS TES BHIXK. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl