De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 31 oktober pagina 8

31 oktober 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1062 Bismarcfc en fle Conservatieien. (ülk.) Nooit »rade"-loos ! Op een minsterieelen Mm. (Moonsltine.) LOBD SAMSBUHY (tot Chamberlain): »Ik had als achterman meer van je verwacht, Joseph !" Probate est. (Fliegende Ittfiitcr.) A.: Hoe komt het toch, dat je in zoo korten tijd zoo'n klandisie hebt gekregen ? B. (in modes): Ik heb een papagaai gekocht, die tegen iedere dame, die binnenkomt, zegt: Dag, bekoorlijke dame! Noodwendige voorzorg, (Jiidye.) ?":. ' -'"-t ~ï^& "?'&?*'&' ~ï>J-,;«e?V-;' .-^?**^' l ^X Nfef-'-^ Neen! waarde lezer, dit is geen familielid, hartelijk ontvangen na jarenlange afwezigheid. Het is eenvoudig dit: Smit heeft zjjn vriend Mulder overgehaald, den nacht in zijn huis door te brengen en moet nu zijn bloeddorstigen wachthond overtuigen, dat de logénoch een laiidlooper, noch een inbreker is ! Handleiding voor de kennis van het Volksleven der bewoners van Nederlandsch Oost-lndié, tevens leiddraad bvj de 12 schoolplaten van Nederl. Oost-lndie, door E. NIJLAND, directeur der N. H. Burgerschool der Marnixstichting te Utrecht. Leiden, Boekh. en drukker voorh. E. J. Brill. Utrecht, C. H. E. Breyer. Indien men van eenig boek mag getuigen, dat het in een behoefte voorziet, dan voorzeker kan dit gezegd worden aangaande deze handleiding. Zij geeft in 175 goed geschreven bladzijden met wél uitgevoerde illustratiën een tamelijk volledig overzicht van het Indisch leven: de woning, het erf, de voeding, het bestuur der dessa, de arbeid van mannen en van vrouwen, de kleeding, de echt, de begrafenisplechtigheden, de landbouw, de huisdieren, de opvoeding en het onderwijs, de volksspelen en vermaken, de vervoermiddelen, de bestuursstelsels, de godsdienst, enz. enz. Een boek dat veel kan bijdragen tot het wekken van meerdere belangstelling voor Indië, wo,ar ten onzent, onbegrijpelijk genoeg, het onbekend en dus onbemind nog steeds ten opzichte der koloniën van toepassing is. Op de scholen worde het ingevoerd in de volksbibliotheken mag het niet ontbreken. NIEUWE UITGAVEN. Aan »Mara," schrijfster van »Pleegzuster zijn,'' door een gedipl. pleegzuster. Rotterdam, Drukkers- en Uitgevers-maatschappij. Xuid-Afrika voor en na Dr. Jameson's inval in de Transvaal, door Jhr. W. VAN CITTEBS. 's Gravenhage, W. P. van Stockum en Zoon. Transmalsche Herinneringen 1876?1896, door Dr. E. J. P. JORÏSSKS. Amsterdam?Pretoria, J. H. de Bussy, 1897. MARI J. TERNOOY AI-EL, Om het Mensch-worden. Amsterdam, A. van Klaveren. Chrysanthemum-tentoonstelling. De Chrysanthemum-tentoonstelling, die van 12?16 November a.s. in Natura Artis Magistra wordt gehouden, trekt in vakkringen zeer de aandacht. Dit blijkt reeds uit de ontvangen toezeggingen van inzending. Voor geen andere tentoonstelling van Chrysanthemum's kwamen ze in zoo groot aantal en van zooveel verschil lende plaatsen van het land, in. Maar beter blijkt het nog uit de excursies die hier en daar op touw worden gezet. De Friesche vakmannen hebben zich vereenigd om gezamenlijk naar Amsterdam te gaan om de tentoonstelling te bezoeken. In Utrecht worden pogingen aangewend, en naar ons juist bericht wordt, bestaat ook te Rotterdam het voornemen om een tentoonstelling-excursie te organiseeren. Waar zoo wordt voorgegaan, zullen zeker andere plaatsen nog volgen. De wandelende voordracht, waarvan reeds eerder in dit blad sprake was, zal worden gehouden door den heer Charles de Bosschère, een bekwaam Belgisch chrysanthophiel, en wel op Vrydag 12 November, des morgens 10 uur, bij de opening der tentoonstelling Voor deze voordracht worden tal van belangstellenden, vooral van buiten de stad, verwacht. Voor het maken van bouquetten hebben reeds drie dames in geschreven, n uit Overveen en twee uit Amsterdam; die wed strijd zal vermoedelijk op Maandag l > November plaats hebben, 's middags te twee uur. Dames die daaraan nog wiilen mededoen, gelieven zich op te geven bg den heer C. A. A. Dudok de Wit, vice-voorzitter der Chrysantemum-Club, Keizersgracht 2nü. De bloemen en groen worden kosteloos verstrekt; voor de jury zullen drie dames gevraagd worden. SCHETSJES. De Kalfscótelet. Naar het Duitsch van OTIO EKICJI HAMLEDEN. (SM). 't Is vreemd, maar wij vonden dat het geheel en al vanzelf sprak, dat Anna verliefd was op den dichter. Het was onze eigen schuld, dat zij hem van 't begin af behandelde als een hooier wezen. Ze had alleen maar ons voorbeeld te volden. In het begin lette hij tenauwernood op haar, zij was hem te forsch. maar langzamerhand, toen hij het stomme, hulpelooze werven om zijzi gunst wel moest voelen, toen Annchen's wangen al bleeker en bleeker, en Annchen's oogen al grooter en treuriger werden, toen begon hij zich een beetje met haar bezig te houden. Hij ging 's avonds met haar wandelen . . . Omar en ik volgden hen op een afstand van twintig schreden. Zoo onbevangen zij tegenover ons was, zoo schuw, ver legen en deemoedig was zij in Eduard's gezelschap. En hij zei toch waarachtig nooit iets, dat haar verlegen liad kunnen maken, integendeel: hij legde haar met de grootst mogelijke verwaandheid de grondbeginselen van de internationale sociaal-democratie uit, en hield, als hij goed op dreef kwam, lange vertoogen over de volgens hem binnen drie jaar te verwachten revolutie. Maar zij bleef altijd even stil en schuchter, en alleen nu en dan keek zij hem aan met een vreemden buk, een blik, die mij toen deed schrikken en die mij zelfs nu nog raadselachtig is. Wij wisten allen, dat zij een rein en ingetogen meisje was, hoe kwam zij aan zulk een blik ? Ik weet niet, of Omar dat wilde vuur in haar oogen ook gezien heeft, we hebben er nooit over gesproken, maar waarover wij dikwijls spraken, en wat ons met klimmende onrust vervulde, dat was de verandering, die in haar gezondheidstoestand plaats vond. Zonder eenige merkbare oorzaak verloor zij haar frischheid, haar bloeiend uiterlijk, en vermagerde met den dag. Wij twee domme medici peinsden ons suf over het geval, maar hadden er natuurlijk niet het flauwste vermoeden van, wat het zijn kon. Eindelijk haalden wij haar met veel moeite over, naar een beroemd geneesheer te gaan en zich te laten onderzoeken. Toen zij terugkwam en zag, hoe wij in ademlooze spanning op haar verhaal wachtten, glimlachte zij mat en zeide : Och, die dokter van jullie dacht eerst, dat mij iets over komen was, toen vroeg hij of ik soms geëngageerd was, zoo'u gekke vent ... Nu, maar nu weet ik tenminste waarom de mensclicn in den winkel zoo nu t elkaar fluisteren en mij aankijken ..." ,/En wat heeft de dokter gezegd, Auna ?" vroeg ik. /O, hij zei, dat ik een beetje bloedarmoede had, en dat ik veel melk moest drinken, en staal en levertraan innemen .. . verder niets." Onze bezorgdheid was daardoor echter niet opgeheven, te meer daar zij niettegenstaande al de melk en het staal en den levertraan, hoe langer hoe meer achteruit ging. Zij deed bijna twee maal zoo lang over den weg naar den winkel als vroeger, en als zij 's avonds thuis kwam was, zij zoo moe, dat zij zich haast niet meer kon voortsleepen. Dan guig zij zwijgend in den ouden leunstoel zitten en streek met de hand over haar voorhoofd. Zij had hoofdpijn, zeide zij, voortdurend een doffe, drukkende pijn in het hoofd. Zij sterft van verlangen" zeide Omar op een avond steunend tot mij. Hij keek mij niet aan, maar ging naar buiten. Ik was toen reeds in physiologische zaken niet romantisch genoeg om zijne meening te deelen, maar toch viel Eduard's invloed op haar toestaud niet te miskennen. In zijn tegenwoordigheid maakte haar vermoeidheid plaats voor een koortsachtige opwinding, een zenuwachtige spanning. En als hij dan weer weg ging, was zij nog veel apathischer dan te voren. Toen kon ik voor het eerst «iet uit Eduard wijs worden. Die egoïs tische gemoedsrust, waarmede hij alles opvatte, de wijze waarop hij, altijd koel en altijd vriendelijk, de hartstocht en het lijden van het arme domme schepseltje heelemaal niet scheen op te merken, en zich doodkalm al haar kleine liefdeblijken als iets dat van zelf sprak liet welgevallen, hoe hij het bijvoorbeeld heel gewoon vond, dat zij voor hem apart iets klaar maakte wanneer hij het gewone eten. van de anderen //niet lustte", dat alles maakte mij toen voor het eerst wrevelig, maar toen dacht ik nog, dat het maar een individueele karaktertrek van Eduard was eerst later, toen ik vlijtig een menigte biographieën van Goethe gelezen had, ben ik er achter gekomen, dat alle dichters die eigenaardigheid hebben, zoowel groote, als kleine. Het einde naderde. Eens op een Zaterdagavond, zij had zich zoolang voortgesleept, omdat zij Zaterdagavonds haar weekloon kreeg, sprong zij ouder het avondeten plotseling van tafel op, greep wild met beide handen haar hoofd vast, slaakte een vreeselijkeu gil en viel achterover op den grond neer. Zij was bewusteloos. Omar en ik droegen haar naar boven, haar moeder kleedde haar uit onder een voortdurend onzinnig gejammer, en zij is nooit meer van haar bed opgestaan. Het duurde nog acht dagen. De eerste dagen was zij dikwijls nog uren achtereen bij kennis en paaatte met ons, opgewekter en vriendelijker dan ooit in den laatsteu tijd. Zij vroeg ons naar den dichter maar dien had het vreeselijke oogeublik van haar zenuwtoeval zóó aangegrepen, dat hij voor een paar dagen was gaan logeeren bij kennissen, die in de buurt woonden, en toen hij terug kwam en wij hem vertelden hoe het met haar stond, en dat zij naar hem gevraagd had, toen zeide hij, dat het hem te veel zou aandoen, haar te zien . . . Vreeselijk was het wanneer zij 's nachts in haar ijlen begon te zingen hard en luid kinderliedjes, volksliederen en telkens hardop lachte. Huiverend en verstijfd van ontzetting lag ik in bed en luisterde. En er klonk nog een ander geluid tusscheu het zingen door, ik begreep eerst niet wat het was, totdat ik merkte, dat het Omar was, die zijn kamer naast de mijne had, en kreunde. Vrijdags tegen den middag kwam zij voor het laatst tot bewustzijn, en toen zij de oogen opsloeg en om zich heen keek, kwam er voor het laatst een glans van blijdschap op haar gelaat, want wij hadden een massa lentebloemen op haar bed gelegd. Het was Mei. Maar toen zij er naar wilde grijpen, gehoorzaamde haar arm haar niet meer . . . toen verdween de glimlach, die het zien van al die bloemen te voorschijn geroepen had. Zij dacht een oogenblik na en vroeg toen: «Wat is het vandaag voor dag, moeder ?' //Vrijdag, kindlief." «Vrijdag? Hebt u er wel voor gezorgd, dat mijnheer Eduard zijn kalfscótelet krijgt?" «Zeker, kindlief, maar denk daar nu toch niet over. Voel je: je wat beter?" Zij gaf geen duidelijk antwoord meer. Zij had het bewustzijn, weer verloren, 's Avonds stierf zij. Nu zal ik u vertellen wat die kalfscótelet beteekende. In ons pension kregen wij op sommige dagen van de week altijd hetzelfde eten. Zoo kwamen er Vrijdagn altijd varkenscöteletten op tafel. Maar daar de dichter niet van varkensvleesch hield, had Anna de gewoonte ingevoerd, dat er voor hem altijd apart een kalfscótelet werd gekocht, die zij zelf klaar maakte. Het was haar laatste ge dachte geweest, dat haar moeder dat misschien wel zou kunnen vergeten. Eduard had den namiddag doorgebracht op den Ziirichberg en had gedicht, een cyclus «Anna," waarin hij haar //droevig lot" bezong. Toen hij 's avonds thuis kwam, was het ons niet mogelijk, een woord met hem te wisselen. Maar ongeveer een week later. toen de arme Annchen al lang begraven was, vertelden wij hem het een en ander over die laatste oogenblikken van bewustzijn en over de vraag, die zij gedaan had. Toen was hij eerst een oogenblik stil en dacht blijkbaar na. Toen zuchtte hij en knikte een paar maal met het hoofd en zeide : «Ja, ja ! Vrouwen hebben toch altijd tot op het laatste oogenblik zulke profane dingen in het hoofd.'' Hij had tenauwernood uitgesproken of ik gaf hem. een paar oor vijgen, rechts en links, met beide handen tegelijk, zoodat hij een heel eind over den straatweg tuimelde. Toen riep ik hem nog een paar krachtige scheldwoorden toe, en liep weg. Ik was ziedend, en bedronk mij dien avond vreeselijk. Mijn trouwe Omar, die mij ten slotte kwam zoeken, had heel wat met mij te stellen . . . Ziet u: van dat oogenblik af kon ik dien dichter niet uitstaan. En niet alleen dien dichter. Want alles, wat ik sedert dien tijd heb gehoord en gelezen, en mijn eigen klinische waarnemingen niet te vergeten, bevestigen mij in de overtuiging, dat de dichters een ellendig ras zijn. En dat wilde ik u nu maar eventjes zeggen." SNUIFJES. Het doet mij bijzonder veel genoegen dat de verkiezing: te Enkbuizen in het voordeel van de liberalen is uitge vallen. Niet omdat ik er zoo over getreurd zou hebben, wanneer de Noord-Hollandsche katholieken ten minste ook n der hunnen als vertegenwoordiger in de Staten-Generaal zouden mogen aanwijzen, maar dewijl ik een allerheyigsten strijd voorzag tusschen de Gerrtisianen en de Roodhuizianen over de vraag : wie van beiden nu eigenlijk den katholieken de victorie had bezorgd. Volgens een brief, in de bladen gepubliceerd, stonden de voorstanders van den liberalen candidaat onder de «leiding en aanvoering van een laag hartig schrijver" en hadden dus de anderen alleen reeds uit «verontwaardiging" wel eens den katholiek kunnen stemmen, en wie zou dan de schuld hebben gedragen: zij die uit verontwaardiging den liberaal in den steek hadden gelaten, of zij die deze verontwaardiging hadden gewekt? De Gerritsianen, zich op alle eventualiteiten voorbereidende, gaven nog vóór den dag der stemming te verstaan, dat, indien de katholiek verkozen mocht worden, dit hun als verontwaardigden niet verweten zou mogen worden, en natuurlijk stonden de Roodhuizianen gereed dezen bij voor baat hun opgelegden smaad van zich af te vegen, en zou het mij niets verwonderd hebben als zij hun tegenpartij hadden toegevoegd: (rij, die reeds vóór de stemming openlijk het als mogelijk voorsteldet, dat de uwen niet te bewegen zouden zijn op den heer Kool te stemmen, wijl dat naar uwe woorden niet anders kon geschieden, »dan onder leiding en aanvoering van een laaghartig schrijver", hebt _ juist gedaan wat gij kondt, om de verontwaardiging, die de stemming onzuiver kon maken, tot verbittering te doen, stijgen. Maar zie, daar komt Kool uit de bus met een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl