De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 7 november pagina 1

7 november 1897 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1063 DE AMSTERDAMMER A°. 1897, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel brj de Vijzelstraat, 542. Dit Blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 7 November. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar . . . « mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . Reclames per regel 0.20 0.40 I N H O U »« VAN VERRE EN VAN NABIJ: Concurrentie. In den Oostenrpschen Rtfksraad. SOCIALE AANGE LEGENHEDEN, door D. Stigter. TOONEEL EN MUZIEK: Jalouse! van Bisson, door v. L. De Toekomst onzer Opera's, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Etsen van Dordrecht, door Th. Solkenboer. Boek- en Tijdschrift, door F. R. Oud en Nieuw, door J. L. C. A. Meijer. De school meester-sollicitant en zijn schrijfboek. VARIA. ALLERLEI. FEUILLETON: Eene goede Boerde, dooa- Dr. Jan ten Brink, IV. SCHAAKSPEL. RECLAMES. VOOR DAMES: Licht en Schaduw, door Catharina Alberdingk Thym. Het St. Nicolaasfeest. De Hertogin van Teek. Allerlei, door E-e. SCHETSJES: Verlaten, naar het Russisch, van A. Tschesow. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIEN. ifiiiiiiiiiiimiiiiliiHiiiiiiiiliimiuniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiHHiiiimiii uu Concurrentie. Gelukkige Volendammers! Daar wordt werkelijk een soort van strijd om hen gevoerd. Het is duidelijk, dat de Zuiderzee eerstdaags nog niet droog gemaakt zal worden, ware dat het geval, wie zou zich nog bekom meren om deze negentiendeeeuwers in hun vóórtijdelijk gewaad, om hen of hun leêge vischmanden ? Neen als vissehers worden zij bemind door twee maatschappijen tegelijk door de H. IJ. S. en door de Noord-Holl.-Tramweg-Maatschappij. Wie zal hen krijgen ? De zaken staan als volgt: De H. IJ. S. heeft een plan bedacht: Vo lendam?Edam?Kwadijk. (Spoorwegstation). De N. H. Tramweg-Maatschappij stelt voor: Volendam?Purnier?Purmerend. (Tram- en Spoorwegstation). Beide plannen bedoelen natuurlijk aller eerst verbetering van de spoor-of tramlijnen, thans door elk der twee maatschappijen ge xploiteerd. Een quaestie dus van zuivere concurrentie. Gelijk de H. IJ. S. indertijd den stoomtram Huisen?Bussum heeft aangelegd, om zich voor een deel te beveiligen tegen de concur rentie, die de Gooische stoomtram haar mocht aandoen, zoo wil zij thans Volendam?Edam Kwadijk verbinden, zeker niet ten voordeele van de N. H. Tr.-Mij. Nu, dit is der H. IJ. S. allerminst kwalijk te nemen. Onbeperkte concurrentie is eenmaal, helaas, in de huidige maatschappij, de voor waarde tot levensvei betering en levensbehoud. Er moge een tijd worden voorbereid, waarin dit niet langer, of niet meer in zoo hooge mate, het geval zal zijn, op dit oogenblik kent de concurrentie geen breidel: de niengchen en de vereenigingen van menschen, de maatschappijen, leven onder elkaar als 't roofgedierte, als de snoeken in den vijver Gemoedelijkheid komt onder zulke omstan digheden niet te pas en de billijkheid is een quaestie van belang, van voordeel, van centen. Als dus de heer Sanders in zijn adres aan de Provinciale Staten schrijft : «Eindelijk neemt ondergeteekende de vrij heid de aandacht van U HoogEielachtbaren te vestigen op het feit, dat toen in 1897 de Hollandsche Spoorweg niet bereid was eene verbinding met Edam enz. tot stand te brengen, en ook door uw college het belang der ver binding Edam?Amsterdam nog niet werd ingezien, ondergeteekende gesteund door enkele vrienden het initiatief heeft genomen en uit eigen middelen twee ton gouds hebben bijeen gebracht om zonder provinciaal of rijks subsidie deze hoogst belangrijke verbinding tot stand te breugen. Waar verder zijne maatschappij steeds bereid is geweest de bedoelde verbinding tot stand te brengen, en het niet slagen alleen daaraan was te wijten, dat de gemeente Edam toen niet bereid was deze lijn te subsidieeren, meent ondergeteekende, dat, naast het groote provinciaal belang, ook de billijkheid vraagt thans niet het lijntje Edam?Kwadijk, maar wel de directe verbinding van Edam en Waterland met Purmerend en met het Spooren Tramnet tot stand te brengen en ook deze beide laatsten te Purmerend eene directe aansluiting te geven, die tot heden geheel ont breekt." Als de heer Sanders dat schrijft, zeggen wij: 't is wel hard voor het gevoel, niet van een maatschappij, maar van een man als de heer Sanders, na zooveel gewerkt, en ge waagd te hebben, eindelijk zijn arbeid met succes bekroond ziende, nu zijn beide stoomtramlijnen Amsterdam-Edatn en PurmerendAlkmaar op schitterende wijs aan zijn ver wachting beantwoorden, opeens de H. IJ. S. op zijn weg te ontmoeten, die zich tot dus ver om 't lokaal-vervoer allerminst bekom merd had en hem dreigt zijn onderneming te benadeelen; maar hard of niet, de con currentie is nu eenmaal een wezen zonder zenuwen, een maatschappij die of spoorwegen of tramwegen exploiteert, moet concurreeren en mag zich met de belangen harer aandeel houders voor oogen, de weelde niet permitteeren van eenig gevoel. En dat mogen de Gedeputeerden en de Provinciale Staten evenmin. Zij hebben te onderzoeken : welk plan, is het meest in het belang der provincie. In het adres van den heer Sanders wordt het voordeel van zijn plan, als volgt in het licht gesteld: xTerwijl de verbinding, waarvoor thans eene subsidie wordt voorgesteld, uitsluitend zal ten goede komen aan de gemeente Edam, met hare visscherswijk Volendam en ook door Gedeputeerde Staten herhaaldelijk is erkend, dat dit geen groot belang is, verandert dit geheel bij de thans door ons voorgestelde ver binding. Eensdeels toch verkrijgen daardoor behalve Edam en Voiendam, ook Broek, Monniken dam en de Purmer eene directe verbinding met Purmerend, en eene aansluiting aan het Hoofdstation van den Hollandschen Spoor weg aldaar, waar alle treinen stilhouden en welke dus veel grooter waarde heeft dan liet kleine utation Kwadijk, waar de sneltreinen voorbij rijden. Anderdeels verkrijgen de bovengenoemde plaatsen door aansluiting aan het tramstation te Purmerend ook een goede verbinding met de Beemster, de Schermer en met Alkmaar en hoe veel dit beteekent moge hieruit blijken, dat de tramweg thans uitsluitend tusschen de eindstations Purmerend--Alkmaar jaarlijks reeds 20,000 reizigers vervoert, waar de Spoor weg vóór het bestaan van den Tram weg slechts 1100 reizigers tusschen deze plaatsen ver voerde, een getal, dat sedert den aanleg van den tramweg zeker nog is verminderd. De aansluiting van het geheele net der Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij aan het Spoorwegnet wordt hiermede tevens verkregen en daarbij nog eene verbindings lijn van het Spoorwegstation te Purmerend met de stad." Ziedaar argumenten, waarover te redenee ren valt. Of zij steekhoudend zijn, zullen de Prov. Staten beslissen, maar dat alleen op grond van dergelijke overwegingen het beslist mag worden, aan welke maatschappij een provinciale subsidie voor tramaanleg be hoort gegeven te worden, behoeft, meenen wij, niet nader toegelicht. De maatschappijen plaatsen zich op het standpunt van hun eigen belang de Staten hebben uitsluitend te rade te gaan met het algemeen belang. Dit als regel stellende, mogen wij niet nalaten een opmerking te maken, met het oog op de behandeling dezer j aangelegenheid in de zitting der Provinciale Staten van Noord-Holland. Immers niet alleen tot on.; e groote verbazing voerde hierbij als gedeputeerde ook het woord: mr. Westerwoudt, lid vnn liet bestuur der Ilnll. Spoorweg-Maatschappij, van welke Maatschappij een plan, waarvoor subsidie wordt gevraagd, uitgaat. Dit is, meenen wij, te zeer in strijd met de ischen van onpartijdigheid en belangeloos heid, die men aan eiken volksvertegenwoor diger, en hoeveel te meer dan aan een lid van Gedeputeerden, stellen moet. Is het dan bij de Prov. Staten niet eens gewoonte, dat een lid, zóó geïnteresseerd bij eèh subsidie aan vraag voor een tramweg, als een lid van het bestuur der H. IJ. S. M. in dit geval, zich verwijdert, wanneer een dergelijke zaak be handeld wordt, en, indien de heer Wester woudt daarover zelfs in de Staten-vergadering meespreekt, welk aandeel neemt hij dan niet in de vergadering van Gedeputeerden, die niet in het openbaar gehouden wordt. Een man gunstig bekend als de heer Westerwoudt, moest, dunkt ons, een voor beeld, zoo noodlottig voor den goeden naam der Staten, niet geven, maar tevens wekt het verwondering, dat in de Statenvergadering zelf niemand is opgestaan, om te protes teeren tegen deze deelname van een be stuurslid der concessie-aanvragende maat schappij aan de discussie. Wij hebben hier in Amsterdam de dagen gekend, waarin tot zelfs in de Raadsvergaderingen het bestuur der A. O. M. een lid harer directie tot pleitbezorger had ; hoe het met de consessiën gegaan is tijdens het burgemeesterschap van den heer van Tien hoven behoeven wij niet te herinneren. Zou het geen aanmoe diging verdienen, de Provinciale-Staten vrij te houden van alles wat tot de onderstelling kan leiden, dat persoonlijk geintresseerden zich veroorloven mede te spreken in een quaestie, die het belang der provincie betreft? Ook de Maatschappij, waarvan de Heer Wes terwoudt Commissaris is, staat te goed aange schreven, dan dat zij op deze wijs gediend kan worden. Of de Volendammers over Kwadijk naar Amsterdam zullen reizen of over Purmerend, ziedaar een vraag, die bij slechts zeer weinigen op belangstelling kan rekenen. Of echter een gedeputeerde in de Staten-vergadering mag optreden in zake zijn eigen maatschappij. het is een quaestie die uilen raakt, wijl zij verband houdt met de meer of mindere zuiverheid der parlementaire zeden in ons land. Daarom brengen wij haar ter sprake. In den Oostenrijksclicn Rijksraad. Een scherp licht is wederom gevallen op de onverkwikkelijke toestanden in den Oostenrijkschen Eijksraad. De Duitsch-Oostenrijkers, die de minderheid in dit wetgevend lichaam uitmaken, hebben hunne toevlucht genomen tot de obstructionistische politiek, welke daar en ook elders reeds meermalen is toegepast de Ieren in het Engelscue Parlement hebben zich daarin meesters getoond! maar die een der partijgenooten, Dr. Lechner, de afgevaardigde van Brunn, inderdaad tot den rang eener schoone kunst heeft verheven. Tot dusver openbaarde zich het obstructionisme te Weenen gewoonlijk in den vorm van spektakel maken: wat men zeide, deed er minder toe, als men maar hard genoeg schreeuwde,en als men zich heesch geschreeuwd had, begon men te klapperen met de deksels van de lessenaars. Dit is het elementaire stadium van de kunst. Niet veel artistieker is de methode van hen, die ontzettend lange brokken voorlezen uit meer of' minder ter zake dienende documenten of' verslagen. Maar twaalf en een half uur achtereen te spreken, zoo als Dr. Lechner heeft gedaan, in aangenamen, beschaafden vorm, helder en duidelijk, dikwijls scherp, maar zelden hartstochtelijk en nooit grof', daarbij van het begin tot het einde interessant, ziedaar een kunststuk, dat tot dusver noch overtroffen, noch geëvenaard is. Zoo als men weet, loopt het debat over de vernieuwing van het sedert 1SG7 bestaande compromis tusschen Oostenrijk en Hongarije, den zoogenoemden Ausgleich. Er bestaan tegen de regeling, die thans nog geldig ia, maar die op 31 December van dit jaar afloopt, ernstige bezwaren, welke vooral het aandeel betreffen, dat door ieder der staten in de gemeenschappelijke uitgaven wordt ge dragen. Eene hernieuwing van het compromis zonder meer is dan ook vóór den gestelden termijn stellig niet te verkrijgen. De regee ring heeft dit ingezien, en het debat beperkt en naar hare meening vereenvoudigd, door een zoogenoemd Ausgleichsprovisorium voor te stellen, eene verlenging van den bestaanden toestand voor korten tijd, waardoor omtrent de latere definitieve regeling niets zou worden gepraejudicieerd. Doch de Duitsche oppositie wil ook hier van niets weten. Zij wil niet de geringste concessie doen aan den minister-president Badeni, zoolang niet de gehate en verfoeide Kprachenverordnung is teruggenomen, door welke Badeni, met miskenning van de ver kregen rechten der Duitschers, den steun der Czechen voor zijne bonte meerderheid heeft verworven. Dit fctandpunt is duidelijk aangegeven door den afgevaardigde Lechner aan het slot van zijne reuzenspeech. »Mijne partij" zeide hij »is zeer voor een Ausgleich met Hon garije, maar niet voor een Ausgleich, die onrechtvaardig en onbillijk is en aan de be volking slecht verdeelde lasten oplegt. Wan neer het ons mocht gelukken er is helaas voor het oogenblik weinig kans op! graaf Badeni weder daarheen te zenden, vanwaar hij gekomen is, dan zijn wij tevens ontslagen van alle overeenkomsten, die door zijne regee ring en zijne ministers met Hongarije zijn getroffen. Het is blijkbaar de methode van den minister-president, eene methode welke hij, sedert hij naar West-Oostenrijk gekomen is, bij elke groote quaestie heeft toegepast, alles eerst verkeerd te doen, en dan, als hij zich de vingers heeft gebrand, nog wat slech ter. Hier staan heilige en groote levensbe langen der monarchie op het spel, en het zou zeer te betreuren zijn, wanneer men dezen proevennemer nog langer liet experimenteeren met het welzijn van ons vaderland. Gesteld, dat het thans gevraagde prooisorium wordt toegestaan, dan zijn wij over een jaar juist even ver als thans ; want het zal graaf Badini niet gelukken van de Hongaren eene betere verdeeling der gemeenschappelijke lasten gedaan te krijgen, omdat de Honga ren geen ander doel hebben, dan dezen Aus gleich van jaar tot jaar te zien goedgekeurd. Onze positie tegenover Hongarije kan slechts verbeteren door het krachtdadig verzet van het Parlement tegen dezen mmiatuur-ylMsgl-eich. Wij wenschen niets anders dan de institutio in i/itegnun, dat wil zeggen, dat alle overeenkomsten, welke deze onbekwame regeering met Hongarije heeft getroffen, nietig worden. Ons echter, mijne heeren van de meerderheid, zult gij evenals vroeger ook nu op onze plaats vinden, en gij kunt overtuigd zijn, dat de Duitschers in Oostenrijk zich niet zullen overgeven en niet zullen sterven !" De eerste lezing van het ontwerp betreffende het Ansglcichs J'ronsoriiu» is mislukt, en dit is ongetwijfeld eene overwinning voorde oppositie. Maar het is de vraag of zij van die overwinning voordeel zal trekken. Komt het compromis voor 31 December tot stand zoo heeft zij blijkbaar geredeneerd - dan zou de keizer, om het verbreken van alle banden tusschen de beide deelen der monarchie te verhinderen, tot eene verlenging van den Ausgleicir door een »pro//rio ntutu," een eio-enmachtig besluit, moeten overgaan, en hier mede zouden de Hongaren zeker geen genoegen kunnen nemen ; want zulk een decreet zou wel is waar door de Oostenrijksche grond wet gerechtigd zijn, maar in strijd zijn met de wettelijke bepalingen van het compromis. Ds Hongaarsche minister-president Ba off v heeft zijn Oostenrijksche collega een liefdedienst bewezen en een streep door deze rekening gehaald. Hij heeft verklaard, dat Hongarije inderdaad voor de geldigheid van een com promis de sanctie van denOostenrijkschenlvijksraad onmisbaar achtte, en dat het nooit de constitutioneele geldigheid van een keizerlijk propi-io motu zou erkennen ; dat derhalve, bij verwerping of niet aanneming der regeeringsvoorstellen betreffende het compromis door het Oostenrijksche Parlement, het dualisme op 31 December a.?, zou ophouden te bestaan Maar hij heeft hier aan toegevoegd, dal Hon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl