Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1063
garije dan wederom in het bezit zou treden
van al zijne rechten, en dat het eenig gebruik,
dat Hongarije zou maken van zijn autonomie
en van zijne souvereiniteit hierin zou bestaan,
dat het door eene eenvoudige eigen wilsuiting
voor zijn deel de tegenwoordige instellingen
en verplichtingen van het dualisme een
gemeenschappelijk leger, eene gemeenschap
pelijke diplomatie, een aandeel in de gemeen
schappelijke uitgaven en eene douane-over
eenkomst weder zou invoeren.
De discussiën van
denOostenrijkscbenRijksdag worden in het laatst van deze week
hervat. Het zal dus spoedig genoeg kunnen
blijken, of keizer Franz Joseph geneigd is
den minister-president op te offeren aan de
zeker niet ongerechtvaardigde eischen van
de parlementaire minderheid.
immuun IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
So&iak
imniiiimiiiniiniiiiniiiiiiiiniiiii
Dames-politid. Kapitaal en arbeid in
Engeland. John Buil door een duitschen
Janus gefopt. Arbeiders die het voor
beeld van de patroons volgen. Einde
van werkstakingen in Nederland. De
heer Kouveld en de werkzame pleegzus
jes. Wat Anna en hare vriendin ons
leeren kan. Een sociaal reglement in
Rusland. Boekbespreking.
De Middelburgers zijn moedig-. De
heerenleden van de liberale kiesvereeniging
»Eendracht maakt macht" toonen dit, door vrouwen
als leden toe te laten; de dames bewijzen het,
door hare toetreding. Dat belooft wat. De
dames hebben zooveel politiek talenten daar
door zoo grooten invloed. Daarvan geeft het
verleden zulke treffende bewijzen. Ik hoor al
een groep heeren, leden van een debating-club,
in een nabij gelegen ganzestad, die aan dames
de verlangde toetreding niet durfden te
verleenen, roepen: meneeren weest toch voor
zichtig, denkt toch aan mevr. Roland, mevr.
Tallien, mevr. de Staël-Holstein en mevr. de
Récamier!
* *
*
De oeconomische oorlog in Engeland geeft
nog weinig hoop op een spoedige hervatting
van de werkzaamheden des vredes. L.l. za
terdag heeft de heer Ritchie, voorzitter van
den board of trade, een onderhoud met een
der hoofdmannen van den patroonsbond, den
heer Dyer, gehad. Omtrent den uitslag is nog
niets bekend geworden. Van verschillende
kanten wordt den stakenden werklieden aan
geraden toch de voorwaarde van den 8 uren dag
te handhaven. Moeielrjk, pijnlijk, smartelijk
zijn niettemin reeds de gevolgen van het
gevecht. Ondanks de ondersteuning van vele
kanten, de toevloeiing van duizenden ponden
sterling, is toch de invoering van eenige
vermindering in de uitkeering aan de stakers
noodzakelijk geworden. Toch houden ze nog
moedig vol. Hun kansen staan niet slecht.
Vooral niet na de zonderlinge houding van
een anderen aanvoerder der
palroonsvereeniniging, den heer Siemens. Hij was, nog slechts
enkele dagen geleden, the darling and pride
van de grcote engelsche ondernemers. Wat
kon hij sympatiek vertellen van de meerdere
afhankelijkheid van de duitsche werklieden,
dank zij het steeds krachtig en dwingend
optreden van de germaansche ondernemers.
Hij was de man die daarom het vuurtje der
tweedracht zoo goed kon opstoken, hij moest
de leider zijn in het despotisch optreden
tegen de machinebouwers. Een ding echter
wekte eenig wantrouwen. Siemens had een zaak
te Berlijn. Zou de Londensche firma slechts een
filiaal van de berlijnsche onderneming wezen?
De achterdocht was opgewekt. Maar Siemens
is niet gauw verlegen. Hij heft de hand op
alsof hij wil zweren terwijl hij zegt: Op mijn
eer, de firma te Londen heeft niets gemeen
met die te Berlijn! Dat was afdoende; de
argwaan was weggenomen. Siemens verkreeg
wederom opnieuw den veldmaarschalkstaf in
den grooten krijg van kapitaal tegen arbeid.
Overmoedig geworden eindigt hij, steeds ge
dachtig aan Cato den Ouden: en dan ben ik
van meening dat Carthago ik meen dat
de vereenigingen moeten vernietigd worden.
Hij hsd echter den vijand te gering geschat.
De amalgamated society of engineers ge
steund door vele arbeidersorganisaties biedt
krachtigen tegenweer. Het jubilévan zijn
bloeiende firma aan de Spree doet hem evenwel
naar Berlijn ijlen; in feestelijke stemming, po
chend op den vooruitgang van zijn zaak, vergeet
hij zijn houding te Londen en roept pralend
uit: De londensche zaak is slechts een tak
van de berlijnsche firma!
Bliksemsnel worden deze woorden aan de
andere zijde van het Kanaal bekend. Nu
breekt de verontwaardiging, de nationale trots
tegen Janus met de twee gezichten los. How
un-English and ungentlemanlike! En de
vereen i gin gen moesten verwoest worden ! Zijn
we dan in Duitschland? Is Engeland dan
een provincie van den pruisische kazerne en
politiestaat geworden? De conservatieve
Satwday-Review roept nu terecht uit: Som
mige lieden (luiden het onzen werklieden ten
kwade dat zij van de germaansche arbeiders
ondersteuning aannamen. Maar wat moeten
we zeggen van de Engelsche patroons die
zich door een londensche filiaal van een
berlijnsche firma laten overvleugelen in een
strijd, die met de geheele vernietiging van de
engelsche metaal industrie kan eindigen ? Is
daarom die staking made in Germamj? De
hierdoor opgewekte argwaan en verontwaar
diging helpen nu de werklieden wellicht meer
dan een half millioen in geld zou doen. Het is
te hopen. Alles lijdt onder een dergelijke ingrij
pende verstoring van het normale productie- en
verdeelingsproces. De vereenigde werklieden
houden moedig stand, ondanks ontbering en
verveling. Niettegenstaande alle pogingen, is
het den patroons slechts gelukt een gering
aantal blacklegs onderkruipers,
loonbedervers aan het werk te zetten. Een staaltje van
hun handelwijze. De ijzerwerker Lawson was
door den lockout zonder werk geraakt. Daar hij
niet tot de vereenigde werklieden behoorde
en voor zes personen te zorgen had, was hij
spoedig in armoede. Wanhopig, wendt hij
zich tot de door de patroons beschermde
vereeniging voor den «vrijen" arbeid, die hem da
delijk werk aanwijst. Op weg daarheen komt
hij tot de overtuiging, dat hij door zijn
onderkruiperij een gemeene streek begaat tegenover
zijn standgenooten. Hij geeft daarom bericht
aan de Free Labour Protection Association,
dat hij van het werk afziet. Daarop ontvangt
hij de volgende lieve briefkaart:
FROM THE NATIONAL FREE LA
BOUR ABSOCIATION. 49 QUAYSIDE,
NEWCASTLE ON-TYNE. Dear Sir,
Whal is the reason you did nol start
work at the firm I sent you to,
aspromised ? If you do not call and explain
I will write to your last employer and
spoüyour characler, so that you will
not get another job on the Tyne. W.
ELLIS, Secretary.
Gelukkig dat Lawcon door tusschenkomst
van The New-castle Daily News een anderen
werkkring kreeg, anders ware hij wellicht
langen tijd aan diepe armoede overgeleverd
geweest.
Velen nemen het den arbeiders kwalijk dat
ze de loon bedervers, de spellebrekers willen
dwingen tot werkstaking ter verkrijging van
de gewenschte regeling; vergeten zij echter
niet dat de patroons in deze handelwijze een
voorbeeld geven? De ondernemers toch, die
niet aan den algemeenen lockout meedoen,
worden of bedreigd en op de kaak gesteld
in de geschriften van den bond »ter verde
diging van vrijheid en eigendom", of geboycot.
Ook vele invloedrijke geestelijken heb
ben hun stem doen hooren. Hun houding
draagt niet onbelangrijk bij tot het allengs
meer algemeen maken van het rechtsgevoel,
sprekende uit deze woorden: »Wij deelen
in de aargroeiende overtuiging, die zich
allerwege bij ernstig nadenken vormt, dat deze
groote bonden, hetzij door ondernemers of
door werklieden gevormd, al mogen zij onmis
baar zijn geworden voor de tegenwoordige
nijverheid, slechts door den staat kunnen
gedoogd worden op voorwaarde dat zij de
overweldigende belangen diedaarbij betrokken
zijn, waarbij de welvaart van duizenden zoo
nauw betrokken is, onderwerpen aan het toe
zicht van een zoodanige openbare bespreking
en beslissing als die, welke de board of'trade
kan en wil aanbieden.'' Juist! Zooals ik
reeds meermalen zei, het enkel-en-alleen be
slissen, moetdoor eeneconstitutioneele regeling
vervangen worden. De autocraten in het
oeconomische leven moeten tot constitutioneele
leiders verlaagd, neen, verhoogd worden !
* *
*
Het nationeel arbeids-secretariaatin Neder
land bericht, dat de staking der olieslagers
te Zaandijk en die van de heiwerkers te
Amsterdam zijn geëindigd in het voordeel der
werklieden. De heiwerkersvereeniging «Voor
uitgang" brengt een woord van dank aan
alle arbeiders in Nederland die hun steun
verleenden, in het bizonder aan de arbeiders
in de bouwvakken te Amsterdam zoowel als
aan de diamantbewerkers der fabriek in de
Nieuwe Weteringstraat en aan de woordvoer
ders van den diamantbewerkersbond.
* *
*
De gemeenteraad van Zurich heeft aan den
raad van het kanton een wetsontwerp toege
zonden, waarbij aan de gemeenten het recht
wordt toegekend, alle niet niet zelfstandig
arbeidende personen, mannen en vrouwen,
onder een zekere loongrens te dwingen zich
te verzekeren legen de gevolgen van tijdelijke
werkloosheid.
De gemeenten zullen dan de kosten van
oprichting en beheer dragen ; overigens zal
de verzekering gebaseerd zijn op de premies
van de arbeiders, bijdragen' van werkgevers,
gemeente, kanton en staat.
Eerst ra zes maanden premie te hebben
betaald, kan de eerste uitkeering geschieden.
De periode van uitkeering is begrensd. In
plaats van geld kan men uitkeering in voedsel,
dekking enz. verlangen. Bij het verzekerings
bureau zal een arbeidsbeurs worden gesticht.
* *
*
In den amsterdamschen gemeenteraad is
door het lid Kouveld een motie ingediend van
den volgenden inhoud:
»De Raad, van oordeel, dat de diensttijd
der pleegzusters in de beide gasthui/on te
lang is, noodigt B. en W. uit om daarin
verbetering te brengen."
Burgemeester en wethouders zullen over
deze zaak eerst hun praeadvies uitbrengen.
De werkuren van de pleegzusters zijn, voor
den dagdienst van O uur 's morgens tot
's avonds 8'/t uur, Vg uur ontbijt, l uur eten
en Va uur avondeten gaat er af'. Zij werken
dus 12 uur. De nachtdienst is van 's avonds
S uur tot 's morgens 7Vs uur; dus slechts 7
uur rust. De overgang van nacht- in dag
dienst gaat met slechts 4 uur rust in de '24
uur gepaard. Na 14 dagen dagdienst volgt
n week nachtdienst. De Ie kl. verpleegsters
en de hoofdverpleegsters hebben geen nacht
dienst.
Hierbij moet in aanmerking genomen wor
den, dat de weekdienst niet uit (t maar uit 7
dagen bestaat.
Den heer Kouveld mijn beste wenschen !
« *
*
Tegenover de vleiende woorden van den
heer Armand Sassen zou ik niet gaarne zelfs
den schijn van onbeleefdheid willen opwekken.
Daarom een enkel woord tot rescriptie aan
den ijverigen directeur der steeds in bloei
toenemende rijkspostspaarbank. Ik dacht aan
heel andere onderwerpen dan u, bij het ver
tellen van het bedoelde geschiedenisje.
Wat Anna en hare vriendin ons leeren
o. m. ? Dit: dat zelfs in zeer bescheiden krin
gen nog steeds zoo ernstig gevoeld wordt
de harde waarheid van het spreekwoord, dat
ik meermalen in de lagere klassen het oog
gericht op den algemeenen maatstaf voor
belponing hoorde, »wie het hardste werkt
krijgt het meeste niet" ook niet in sociale
waardeering of m. a. w. hoe ver we nog
verwijderd zijn van Mazzini's veelbeteekende
woorden: »Let labour be the basis of civil
society."
* *
*
In het Czarenrijk is een belangrijk regle
ment, betreffende den duur en de indeeling
van den arbeid, afgekondigd. Hierover de
volgende week; dan ook een woord ter nage
dachtenis van den grooten denker Henry
George.
Amst., 3/4 Nov. '97. D. STTCTER.
Ontvangen boeken:
Sociale evolutie, door B. KIDD. Uit het
Engelsch, met een naschrift van mr. M.
W. F. TREUB. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink.
Een leerzaam boek, vooral door de aan
vullende en corrigeerende critiek van Mr.
M. W. F. Treub. Zonder deze, zou ik die
gunstige verklaring niet durven geven. Daar
voor heeft de lezing van dit boek mij
opnieuw te veel versterkt in de overtuiging,
dat een eenzijdige anti-materialistische op
vatting der sociale ontwikkeling, slechts op
zeer gebrekkige wijze den samenhang der
verschijnselen kan verklaren. Voor de ver
klaring bijvoorbeeld van : het ontstaan van
de partij der optimaten en van die der
populares na de gelukkige beëindiging van den
strijd tusschen de patriciërs en de plebejers
in Rome, het succes van Augustus, van
Constantijn den Groote, of, om een grooten
sprong te maken, van Napoleon, het echec
van Louis Philippe, is het m. i. allereerst
noodig ook de materieele opvatting toe te passen.
Er is nog altijd veel waarheid in de woorden
van Montesquieu: A l'enfance des nations
l'homme forme l'Etat. Dans leur maternité,
l'Etat forrae l'homme.
Evenwel het boek verdient, z. a. ik zei,
gelezen te worden door alle ontwikkelden die
belang stellen in Staat en Maatschappij, om
het belangwekkend betoog te volgen waarvan
een conclusie luidt:
Twee groote gebeurtenissen zullen naar alle
waarschijnlijkheid in de geschiedenis der
twintigste eeuw een eerste plaats innemen.
De eerste zal zijn de voltooiing van dat sociaal
ontwikkelingsproces onder de westersche vol
ken, hetwelk er toe leidt om voor iederen
individu gelijkheid van kansen te stellen in
den wedstrijd des levens. De tweede zal zijn
het zich vestigen van deze volken in al die
plaatsen van de gematigde luchtstreken der
aarde, welke geschikt zijn voor bestendig
verblijf. D. S.
Jalonse! yan Bisson.
Indertijd schreef Albert Wolft", die zulk een goeden
kijk had op Parijs en de wereld van kunst, en littera
tuur : //Refaites Paul et Virginie, mes amis ! L'aveuir
est i la vertu !"
Ongeveer in dezen zin heeft Bisson ook gewerkt ;
zijn nieuw stuk is deugdzaam, onderhoudend en
sentimenteel, en het heeft groot succes. Met Paul
et Virginie vertoont het trouwens een aanzienlijk
verschil : het is heel grappig.
Men kent het vermakelijk stukje Go/l/lank, de la fel
is gedckl! dat bij bruiloften nog wel eens wordt
opgevoerd, of ook Lu Klephte van Dreyfus, van
een dergelijk idee is Bisson uitgegaan.
Germaine Moreuil zou volkomen gelukkig zijn, zij
heeft een besten man, Lucien, die heel veel van
haar houdt, die fortuin heeft en geacht wordt.
Helaas, dit'alles is ijdel, want Germaine is jaloerscli ;
zij maakt zich ongerust over alles en over niets.
Als liet stuk begint, komt zij met haar man thuis
van een wandeling : zij verbeeldt zich dat Lucicn
naar een andere vrouw gekeken heeft. Wie was
dat ? Zeker een oude kennis ? Germaiue is diep
rampzalig;; het helpt niet of Lucieu haar gerust
stelt, haar vertelt dat hij niemand lief heeft dan
haar en aan niemand dan aan haar alleen deukt
na een schijntje van overtuiging is het eenige
minuten later weer liet zelfde. Lueien neemt het
nog schertsend op, maar het gaat hem langzamer
hand vervelen.
Als men bedenkt, zegt hij, dat we alles heb
ben wat iioodig is ...
- Om gelukkig te zijn, ja wel, dat ken ik, dat
zeg je dikwijls genoeg.
liet Kvnetje is allerliefst, luchtig, niet al te zwaar
aangelegd of opgevat. Lucieu gaat heen, Germaine
snuffelt zenuwachtig in zijn zakken, zij trekt e'e
lade van de schrijftafel open, en deinst verschrikt
terug.
Een rat !
De rat blijft stil zitten ; Germaine komt naderbij ;
het is een aardig muisje van papier-müchémet
een briefje aan zijn staart : //ik ben gekocht in
den winkel op den hoek, alleen om lieve vrouwtjes
bang te maken, die haar mannen niet vertrouwen."
Germaine lacht witjes; zij is niet gerustgesteld.
Haar man is er een uurtje op uitgegaan; hij moest
een visite maken. Hij komt terug, zij ruikt aan
zijn kleeren. Oppoponax, foin coupé? Er is een
sterk parfum aan, en tot overmaat van ramp liggen
op Luciens jaskraag een paar lange blonde haren.
Van wie zijn die haren? Hoe komt hij aan die
odeur?
Het publiek weet het al. Lucien en Gcrmaine
zijn gastvrij; zij hebben een paar menschen ten
eten gevraagd, die een visite kwamen maken, en
dit zeer tegen den zin van Frar.cois, den huisknecht
en zijn vrouw Julie, de keukenmeid, die een vrijen
avond dachten te hebben. De bedienden weten,
dat na ieder jaloezie-toonecltje Lucien en Ger
maine knorrig ieder naar hun kamer gingen; zij
willen uu eens probeeren wat er aan te doen is.
Julie heeft ter sluiks een paar druppels odeur op
Lueiens jas gesprenkeld; Eranpois heeft een blond
haar van Julie op zijn kraag gelegd; nu wachten
ze af....
De uitkomst beantwoordt aan hun verwachtin
gen. De odeur is al erg, het blonde haar doet
(om een stout beeld te gebruiken) de deur toe.
Hoe kom je aan dat blonde haar ? vraagt
Germaiue. Lucien weet het niet, en omdat hij
werkelijk onschuldig is en zijn vrouw maar door
gaat met verwijten en klachten, wordt hij eindelijk
boos. Zonder te denken aan de gasten, die zij
wachten, worden zij beiden heftig.
Op dit oogenblik verschijnt de hooge gestalte
van mijnheer Du Taillis, en dat is heel jammer,
want hij minder dan iemand mocht zien dat zij
het oneens waren. Een bioer van Germaine name
lijk, Ludovic, is verliefd op de dochter van Du
Taiüis en deze wil alleen in eene familie waar
alles vrede eu vriendschap is, zija dochter laten
trouwen.
Kom maar eens bij Germaine en Lucien, heeft
Ludovic gezegd; dat is het liefste huishouden dat
men kan vinden.
Zij treden juist den salon binnen op dit onge
lukkig oogenblik; de heer Du Taillis met zijn
dochter maken deftig rechtsomkeert, en Ludovic,
wanhopig, loopt hen na.
't Is al wel, zegt Germaiue, ik ga naar mijne
moeder. Zij heeft mij laten trouwen ; zij zal echt
scheiding voor mij weten te verkrijgen.
't Is goed, antwoordt Lucien; ik ga mee.
De tweede acte speelt te Bordeaux; bij Germaine's
ouders, den heer en mevrouw Bruuois. Het is
een ideaal paar, Philemon en Baucis; nooit een
wolkje. Mijnheer Bruuois heeft ns in zijn leven
een avontuur gehad, maar dat weet zijn vrouw
niet; het was met ecu carlistische generaalswe
duwe, Dülore?, hun buurvrouw; maar het is lang
geleden, zij is nog hun huisvrieudin, en hun vriend
4Jiroueau die met Dolores bij hen een geregeld
whistpartijtje maakt, hoopt eenmaal haar man te
worden.
Dan komt Germaine, met haar klacht. De Brunois
gelooven aan Lucieu's onschuld; zij willen hun
dochter van de jaloezie genezen; maar hoe? Door
een afschrikkend voorbeeld. Zij, de tevreden
oudelui, zullen kibbelen zonder reden, zoolang Germaine
en Lucien er bij zijn, om hun te lateu zien, hoe
leelijk dat staat en hoe bedroevend het is. Zij
brengen dat voornemen in praktijk, en het is aan
doenlijk en grappig, te zien hoe zij elkaar iu
tête-a-téte troosten over het ergerlijke dat ze elkaar
in liet publiek gezegd hebben. Lucien, die slim
is, snapt wel de lis l, en heeft er pleizier in; maar
Germaiue loopt er i», en vraagt zich af, hoe haar
oude vader eu moedi r zoo boos op elkander kuuuen
zijn. Zij zoekt niet lang; het moet jaloezie zijn;
haar vader moet een even groot misdadiger zijn
als haar rnan!
Maar wie is de medeplichtige ? Er is maar u
vrouw in de buurt, Dolores. Germaine gaat
snuft'elen, en ontdekt met veel moeite, wat altoos ver
borgen had moeten blijven, den enkelen lang
vergeten misstap uit vroeger dagen; zij brengt
Dolores tot bekentenis.
Arme moeder, zegt zij tot mevrouw Brunois,
zoo zijn wij beiden bedrogen en verraden; ik weet
alles!
Nu is het ernst geworden ; wanneer Brunois
komt, en de afgesproken viimigheden zegt, ant
woordt Madame Brunois met een klap, een echten,
uit woede eu op dit oogenblik verschijnt aan
de deur van den salon de lange gestalte van
mijnheer Du Taillis, die met zijne dochter door
Ludovic hierheen gebracht is.
Hij ziet juist den klap op Brunois' wang
nederdalen, en vraagt aan Ludovic :
Hebt u, mijnheer, nog niet andere bloed
verwanten om mij te laten zien ?
De onlknooping is natuurlijk, dat alles terecht
komt, maar heel aardig is hier weer mijnheer
Du Taillis bijgebracht. Als alles in orde is,
Mijnheer Brunois en Mevrouw Bruuois, Germaiue
c n Lucien, Piroueau en Dolores, en nog een ander
paar, komt Ludovic haastig binnen.
Daar komt mijnheer Du Taillis met zijn
dochter; laat, hem nu eens zien, hoe liet is!
En de vier paren vertoonen ieder een omhelzing
en een kus; zoodat, mijnheer Du Taillis, getroffen
maar deftig, zijne dochter bij de hand neemt en
haar naar Ludovic voert, om met hem het vijfde
paar te vormen.
Het stuk heeft veel succes gehad, het is alge
meen geprezen, het zal aan den Vaudeville eene
reeks van goede avonden bezorgen.
v. L.