De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 7 november pagina 4

7 november 1897 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1063 Men schrijft in The art Journal over Frampton, art worker, en geeft een artikel over the langdale linen industry. Twee reproducties naar mooie portretten van Frans Hals, en iets over Rookwood Pottery, en er wordt een heele aparte aflevering van dit tijdschrift gew\jd aan the life and work of William O. Orchardson. Bij Scheltema & Holkema's Boekhandel te Amsterdam zal verscby'nen: Hollandsche PrentJcumt onder redactie van R. N. Roland Holst en Jan Veth, 10 oorspronkelijke etsen, litho's of houtsreden in portefeuille. De pry's per jaargang zal zijn f 15.?, terwy'l voor enkele liefheb bers eene uitgave «Epreuve d'artiste" van 50 exemplaren, door de kunstenaars geteekend, a ?30?diBponibel is. In deze eerste portefeuille zullen voorkomen prenten van; Jozef Israëls, M. Bauer, H. J. Haverman, Th. v. Hoytema, J. Ed. Karsen, S. Moulyn, R. N. Roland Holst, M. v. d. Valk, W. Witsen en W. de Zwart. Verschenen is de eerste aflevering van Deutsche Kunst und Dekoration monatshefte zur fürderung Deutscher Kunst und formen sprache in neuzeitlicher auffajsung. Dat zal wel fraai zy'n ? Wie zou er in Duitschland op dit oogenblik over neuzeitlicher auffassung kunnen meepraten. Zoo'n bombarie-titel alleen stemt er al tegen. Verschenen is bij Kleinman en Co. te Haarlem de tweede van een zestal afleveringen met repro ducties, naar handteekeningen van meesters uit de Oud-Hollandsche school. De jonge vereeniging «Kunst en Kennis" te Arnhem, opent nu Zaterdag in haar lokalen een tentoonstelling van werken der leden en van enkele invites. Er zullen schilderyen, beeldhouw werken en architecturale ontwerpen te zien zyn. By BijfFa is tot l December een buitengewoon belangrijke tentoonstelling, uitsluitend van werken van J. Voerman, die allesins een aanbeveling tot bezoek verdient. Wy' komen hierop terug. Kunstveiling. Er wordt met a. p. Dinsdag te beginnsn een uiterst belangrijke verkooping gehouden, onder leidirg van de firma Frederik Muller, en welke collectie afkomstig is uit de nalatenschap van den heer S. W. Josephus Jitta. Er is in heele tijd niet zoo'n verzameling euriosa order den hamer geweest, zoo mooi, zoo rijk en fraai zy'n de ontelbare kleine byouteriën, snuifdoozen en boubonnières. Er is een prachtige verzameling porcelein, mooie bronzen, meubelen, schilderijen en beeldhouwwerk. Zondag en Maan dag is nog ky'kdag. Er is een bnzonder verzorgde catalogus door de verkoopers uitgegeven. Het Paleis op den Dam. Tegen de kroningsfeesten komen van alle zyden witgaven, die betrekking hebben op onze koninkItyke familie. Eene eereplaats onder die uitgaven schynt het groote werk te zullen innemen, dat de heeren Etnrik en Binger te Haarlem en E. J. Brill te Leiden wijden aan Jacob van Campen's meesterstuk, het tegenwoordige Koninklijke Paleis op den Dam." De eerste aflevering van het in groot folio formaat gedrukte boekwerk belooft zeer veel. Wij vinden er eene fraaie ets naar het door David Bles geschilderde portret van H. M. de Koningin, een portret van van Campen, afbeel dingen van de troonzaal, de burgerzaal en van kleinere en grootere fragmenten van beeldhouw werk en architectonische versieringen, die sedert meer dan twee eeuwen in »'s werelds achtste wonder" terecht bewonderd zijn. Voor den boekband en de titelplaat zijn de teekeningen ontworpen door den heer Gips te Delft; de boekband is uitgevoerd door de firma J. Brandt lUIIIIIIIIIMIIMIMIIIIIIIIIIMM asch naar beneden werpen. Hare eoiffe en wandelk'leed zouden daardoor rechtevoort ontoonbaar worden. Zij moest dan met groote beteuteriug van wezen zich benaarstigen in dat huis te vluchten, en op zijne discrete amie verzoeken daar wat te blijven, terwijl de oude maarte naar haar huis was; om een schoone eoiffe en een ander wandelhabyt te halen. En dan zouden ze met elkaar kunnen spreken van wat hem het diepst in 't hart ver scholen was. //De heilige Odilia alleen weet wat de mooie vrouw des klerken van Thourout daarover peinsde in hare binneborst maar het is certein, dat ze des anderen daags voorbij het aangewezen huis kwam spaatseeren zeer rustig voet voor voet gaande. Plots werd zij overstroomd door stralen vuil waters, en begost zij angstig om hulp te roepen. Haar fraai kleed en de hooge witte eoiffe met wappe renden sluier waren t'eenemaal te gronde gericht. Klagende liep zij het huis binnen, zooals de wakkere compagnon had geschreven. Zij smeekte de oude dame ietwes ten haren confoorte te doen. Zij weende om haar bedorven habyt, hare verloren eoiffe en fichu. De oude maarte zat op hare knieën met een mes om de asch van haar kleed te schrabben. Maar de mooie poorteres zei kortaf, dat het niet eu baten zou er moest eene andere eoiffe en een schoon kleed van huis gebracht worden. Ze heette der oude vrouw in aller ijl heen te snellen, en spoedig terug te kooien, opdat zij de mis niet verloopen mochten. Het oude serpent liep snel naar het buis van haar meester. De wijze man stak zijne ooren op, zoo wijd als een Pyreneesche ezel en zoo haast hij alles vernomen had, begon hij te baren als de droes: «.O stukke drochs! O, eervergeten loer! Ik sla je zoo murw en plat als een schol!" De duegna ontving eene dracht slagen, die zij gillend onderging. De geleerde klerk had vau deze vrouwenliste nog nooit gehoord. Zij ontbrak in zijne kostbare collectie, wat hem diep in het hart trof, zoodat men hem na dat uur niet lachen noch ver blijden meer zag. Hij stierf daarop in korten en Zoon te Amsterdam. De toelichtende tekst is van de bekwame hand van den heer C. T. J. Louis Rieber, den secretaris der Maatschappij tot bevordering der bouwkunst. Mogen de ondernemende uitgevers met dit werkelyk royaal uitgevoerde, kostbare werk een welverdiend succes hebben! Maatschappij Arti et Amicitiae." Door bestuurderen der Maatschappy »Arti et Amicitiae" is de prijs uit het fonds «Willink van Collen" toegekend aan mej. M. Bosch Reitz en de heeren Th. H. A. A. Molkenhoer en Joh. Vlaanderen en dit naar aanleiding van de door deze artisten ingezonden kunstwerken op de thans gehouden tentoonstelling in de zalen hunner Maatschappy'. imiiiiniiHiiiniiiiiiiiiimiHniiiiiiiiiiiiiiiniminiiiiiiiiiiiiiiinniiii Boel en Tütórift De Gids. De pessimistische Marcellus Emants besluit zy'n trieste herinneringen Op Zee. Maar de ma nier, waarop de hoofdfiguur Satis alty'd doorschimpt op de groote massa, wordt op den duur wel wat eentoonig. Er wordt vergeten, dat er behalve die groote meerderheid van dorre zie len, ook nog heel wat artistieke menschen en artisten bestaan, waarby iemand van supérieu ren aanleg best troost kan vinden. Bij al dat mokken verlangt Satis naar een bestaan in een eenzame, grootsche Natuur, zooveel mogelijk buiten de maatschappy. Maar by aankomst van zy'n schip op Ceylon, worden we ditkeer niet overweldigd door impressie's van gebergte, oer woud en zee, indrukken, die anders wel het contrast zoudenïversterken van de machtige natuur met de waardeloosheid van het menschdom. Dit verzuim verzwakt de bitterheid en de kleur van die gry'ze stemmingen. Geen wonder, dat de sombere Satis sympathie voelt voor 't begeertelooze Boeddhisme, al begry'pt bij ook, dat die moraal in de praktijk dikwijls niet deugt en zelfs in theorie ten deele on juist is. Het Boeddhisme leert, dat de oorzaak van alle Ly'den is: de Begeerte. Om dus gelukkig te worden, te komen tot een bovennatuurlijke rust, moeten we alle begeerten dooden. Dus óók de begeerte te leven en dus daardoor ook weer de begeerte dood te gaan, want te willen sterven ia toch eveneens een begeerte ! 't Is een leer,waarbij je noch mag leven, noch mag sterven, 't Is daarom niet te ontkennen, dat er toch nog zeer veel edels en grootsch in gevonden wordt. Satis in Op Zee kan er op den duur ook niet mee te vreden zijn. In de studie W u Wei bestrijdt Henri Borel de dwaze meening van geleerden over het begrip Tao: het eeuwig in-zich-zelf-bestaande (God). Hij vertaalt daarvoor verbazeud diepzinnige en hooggevoelde fragmenten uit het Heilige Boek Tao Teh Kin/j van Lao-Tsz', den grootsten wijs geer van China. De moraal van dien grooten Chinees, zoowat vijf eeuwen voor Christus verbreid, frappeert nu nog zeer sterk door diepe ernst en humaniteit. Van Helene Swarth een weemoedige sonnetten cyclus, waarin 't lijden van een artistenziel, en eigenlijk van ieder kunstenaarfgemoed. gezongen ip. Mr. van Hall prijst in zijn Letterkundige Kroniek de roman : ernard Handt van Herman Robbers. De Nieuwe Gids. Sterk en zuiver gevoeld, prachtig van klank en rijm zijn de verzen uit Adoratie van onzen Kloos : »0, gij, almachtig heerschend zonder strijden, Gestadig stijgend zonder nederdaling, Glimlachend reikend doornenkroon van 't lijden, stond, want zijn hart was zoo verbitterd, dat hem daaraf kwam des doodes kwaal. Maar onze listige compagnon wist de weduwe van den klerk zooveel solaas in de blanke ooren te fluisteren, dat zij even na Maria-Lrchtmis van 't volgend jaar voor het altaar stonden !" Cathelyne had tot het eind met bijna onmerkbaren spotlach geluisterd. Carlos, de bakker, kookte van stillen toorn. De waard en de waardin van het Vergulde Paard toonden zich niet maleontent. De Jonkher wreef zich vroolijk in de handen, daar hij een beerlijken victualie-reuk gewaar werd, die uit de geopende keukendeur tot hem overwoei. //Cathelyne! minneken-lief!" zei Carlos zoo bedaard mogelijk Wat is uwe solutie omtrent dit propoost!'" Cathelyne zag de oogen van den bakker vonken schieten. Zij antwoordde: //Dit is eene zotte boerde, zonder deeg of waarhaid. Zulke klerken zain er niet. De jonkher heeft het certain gelezen in een zondig, fabuleus, verzierd bork, en wil het ons doen eten veur begainekoek!" //Nooit beter solutie !" ??riep Carlos met luide stem. Onder correctie wil ik u toch '11 keer zeggen, Joukher van Vindhelyne, dat ge uwen tijd wel beter gebruiken kost, dan om zulke viezevazen te lezen. Het en deugt uiet bij de kwaliteit van uwe excellente complexie!" Het geztlschap lachte opgewekt en de bakker bedwong zijn toorn zooveel mogelijk. De Jonkher goot den inhoud van zijn glas door de altijd droge keel, en antwoordde: Maak er gteue mentie af, buurman Carlos! Ik lees nooit! De gebenedijde Lieve Vrouwe van Poperdonck weet, dat ik noode mijn brevier lees! De boerde is mij vertrokken door een poorter van Thourout, die ik te Brugge in een waardschap aantrof!" Intusschen was de tafel beladen met excellente spijzen bekwaam tot een Smt-Sylve&tersnachtfeest. Een aan het spit geroosterde kalkoen, Brusselsche kapuinen, een koude ham, schotels Bepeerld met tranen, als juweelenstraling, Gij zijt en waart de aleenge door al ty'den Van af uw eerste, zacht-lieve ademhaling!" Volgt het slot van de ^nfaV/one-vertaling, waar voor we Kloos een meer bevoegd beoordeelaar wenschen dan wy. De dichter Koster, de arme zondaar, die vroe ger zooveel slappe thee van poëzie heeft laten razen, zal wel heel verheugd zy'n, dat by nu door de voor hem zoo barre N. Gids in erbarming is aangenomen Hy heeft twee sonnetten: Gelder land. Ze zy'n reëel van plastiek en aandoenlyk van toon. Mocht 't zoo bly'ven ! De heer A. van Breull schrijft over Richard Strauss en Arthur Nikisch. Twee verzen van G. C. van 't Hoog zy'n wee moedig en fijn van gevoel en expressie. Dan nog zwaar proza van Boeken met te veel tnsschenzinnen over Lucifer van Vondel. Volgens mr. J. van Lennep is bijna het heele drama een doorloopende allegorie van den opstand der Nederlandsche provinciën tegen den koning van Spanje. Volgens Boeken heeft Vondel wel licht aan die gebeurtenis gedacht, maar niets meer. 't Is volstrekt geen verkapt historisch drama. De aflevering eindigt met een sonnet van Boeken: Tot Venus, met een paar hakkelingen. Een afwisselende en pleizierige aflevering anders. Nederland. Zwaan, een groote novelle van Joséphine Giese. Deze dame, die vroeger nogal zuivere, litteraire romans kon schrijven, is enorm verminderd. Ze kiest nu zeer zware zielsanalyses, die ver boven haar macht gaan. Ditmaal weer het pijnlijk zielelyden van jonge echtgenooten, die elkaar niet begrypen en daardoor in allerlei tragische ge moedstoestanden komen. Het is wel heel hoog dravend en romantisch verteld, maar reëel en diep gevoeld heelemaal niet. Soms is er een enkele sleepende, goede lyrische zin, maar direct be dorven door de meest slordige halfgevoeligheid : »Uit vrees, uit liefde wil zij schijnen, wat zij weet dat zij riet is. Zij voelt zich zijner onwaardig. y.Zij maakte vorderingen met reitzensclirederi'. Dan toch alty'd reiwinncra-schreden. »Toen begonnen, zacht als hemeldauw, op al die luisterende zielen neer te zijgen, de lang gesponnen zonnedraden van het voorspel Lohengrin." Hoe kunnen zonnedrailen nu als heiiicldtinw neerzijgen ? Hoe ook uitgelegd, 't is en blijft klatergoud. Misschien zuiverder gevoeld dan uitgedrukt. Joséphine Giese moet correct en eenrondig worden, en niet boven haar kracht gaan. Er is heel wat meer zorg en geoefende artisticiteit noodig, om van haar zware onderwerpen iets presentabels te maken. Nu is 't gewild-mooi en morsen met romantische en etherische, maar leeggebleven klanken. Van de anders zoo trouwe zwartkijker Emants nu eens iets vroolijks. Het stuk heeft een groot sche en tevens lange titel : Waarom Ifalnt-Snlin junior meende, dat de Nederlandse knmail te lirnssel zijn rader in staat moest stellen naar Holland terug te keeren. De vader van HalmSalm is : »Kwiezenjee, l'attiezjee, Sjokkelaatjee, Glaazjee, Zuukrejee, Boelanzjee." De zoon ver telt de rampen en sukkelpartijen van dien goeden tobber op ectit leuke, smakelijk-komieke manier. 't Is een prachtstuk van gezonde, helle humor. Van Frans Cjenen Jr., reisindrukken uit België. De heer Coenen, die anders zoo gedetailleerd en treffend zien kan, levert nu gemoedelijke, waardelooze journalistiek. Fiore della Neve levert een l'antoen, zachtzangerig en van welgeslaagde, moeielijke verskunst. Verder nog enkele verhaaltjes van groote waarde. maar niet voor ons. In de mooie October-aflevering van De Vlaamse School o. a. een studietje door Karel van de Woestijneover ^ttvee zuiver mystieke kunstenaars": George Minne en Jules de Praetere. iiiiuiHiiiiiHiiiiiiiHiiiiiiminiiiiiiiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiiniiiHiiiHiiimiiiiiiiii met appelsop, wafelkoeken, appelen, vijgen, noten en peperhuisjes met suikererwten stonden in florisanteu rijkdom naar de gasten te wachten. Sybrecht Jansdochter sprong uit haar zetel, en greep Cathelyue bij de hand. Kom, gebuurke !" klonk het Aan tafel! Nog een paar uurkens, en Nieuw-Jaar is in 't land!" De waardin reguleerde zelve de plaatsen aau tafel, nu met twee luchters van vier kaarsen pronkende. Tegenover elkaar plaatste zij Cathelyne en den Jonkher. Zelve nam zij den stoel aan'de rechterzijde vau dezen laatste. Frans i'loris van Gtjestemünde zat aan de linkerzijde van Cathelyne, tegenover zijne vrouw. Aan de ue smalle z'ijde van den disch, tusschen waard en waardin van 't Vergulde Paard zette de b ikker Carlos zich neer aan de andere smalle zijde kwamen Jochem en Romauie zitten, zoo dikwijls zij niet met schotels of wijnkannen rondom de tafel holden. De Joukher vau Vindhelyne sloeg zijn lijfrok wat ter zijde, en bond zijne breede witte dwaal onder den km vast, om zijn pourjioint van blauw satijn te sparen. Want dit zeg ik u goed rond, dat de Joukher niet te vergeefs had voorspeld: //Wij zullen eten en banken als jonge graven !" Was er geen shplip in de goede stad van Mechelen, die tegen den Joukher in 't drinken bestand was, wat hij op een maaltijd kon verorberen, dat zou ik niet kunnen uitstamelen m een gelieelen achteruoen. Het scheen, dat hij verhongerd was als een nuchtere lansknecht. Er heer?chte op nieuw een diep silextiuui, terwijl j allen hun best deden de vetste morseelen van den kalkoen onder den tand te krijgen. De Joukher was uiterst te vreden, dat de saelvoetige liomanie aan zijne linkerzijde zat. Hij deed haar telkens groote roemers vullen met wat hij noemde //Jan de France". Zij kon hem niet snel genoeg tappen. Soms schudde ze haar aardig kopje, als de Jonkher haar aanspoorde, door haar in de wang te knijpen. Deze institueerdeïeene kleine pauze in zijn verslindingswerk, en zei plechtig: Van den ny veren Pol de Mont weer een warmhartige verheerlyking Ditmaal over den jongen Duitschen etser en teekenaar H. Vogeler. De meest treffende prenten van dien teederen, po tischen artist zijn in het ty'dschrift nagedrukt. *** De stoere roman Rinske Sonnema van Vincent Loosjes is uitverkocht en in herdruk bij Van Druten te Sneek. F. R. Miiiiiiintuiiiiiiiimiii iiiimiiiiiiiimiiiiiiii Oud en nieuw, De heer J. H. Gaarenstroom heeft een boekje geschreven, dat ook hier wel eens genoemd mag worden als een verblijdend teken. De klemtoon in de Nederlandsche taal 1) bevat een (vermeer derde) herdruk van enige artiekelen dio in Noord en Zuid verschenen. In zijn Voorbericht zegt de schrijver: »Ik hoop dat myn arbeid eene aan leiding zij tot meer belangstelling voor het rijke, nog bijna onontgonnen, veld van den klemtoon," en we mogen het met hem hopen. Want wie zich met de klemtoon bezig houdt moet met zijn gedachten van de dode letters naar het levende woord; niet dat levende woord waar al zo lang over gesproken en geschreven is door velen, die eigenlik niet wisten waar ze 't over hadden; die er altijd toch by dachten aan inktfieguren op papier; maar het echt-lecende, het hoor bare, de klank. En daarom noem ik dit boekje een verblijdend teken. Hoe ouderwets het in sommige opzichten mag zijn, het hoort aan de nieuwere tijd. Voor een breedvoeriger bespreking heb ik hier geen gelegenheid ; die behoort in een vakblad thuis. Een paar opmerkingen maar. Op blz. 20 staat: »Men zegt 's konings paleif, wanneer men reeds aan den koning gedacht of misschien van hem gesproken heeft." Dat is niet juist; men zegt »'t paleis van de koning", maar de heer G. verwart hier zeggen en schrijven. Zulke kleinigheden geven 't recht om van ouder wets te spreken. Op blz. 20 heet harerdegort de woZfouitspraak van harerengort, en wordt de d in dat woord verklaard uit de omstandigheid dat men »het karakter van sterfelijk bijvoeglijk nu moest doen uitkomen," daarom de »verbindingssyllabe" niet missen kon (anders was 't harergort geworden) en nu de d inschoof als in scheerder voor scherer. Op bl. 37 wordt beweerd dat men wel mag zeggen aardrijkskundigen (als persoonsnaam), maar dat men »behoort te spreken van aardrijks kundige onderwerpen". Volgens welke wet? zou iemand kunnen vragen. Deze enkele opmerkingen zijn voor 't doel genoeg: ze tonen aan dat de schrijver noch te veel in de oude trant beredeneert hoc het ivézen moet of hoe liet hnd moeten zijn; we wilden liever van hem horen hoe htt is, dat wil zeggen hoe hij de woorden in 't algemeen beschaaf l of onder 't volk heeft gehoord. De heer G. heeft bewezen dat hij goed waar nemen en vlijtig verzamelen kan ; moar door zijn redeneren stelt hij ons te leur. Toch kan zijn boekje veel goed doen. Ik hoop dat het door allen bestudeerd zal worden, en dat de schrijver veel «mededeelingen betreffende klem toonverschillen en andere hier aangevoerde onderwerpen'' zal ontvangen; dan komt hij er misschien noch eens toe, een nieuwe druk van zijn werk te geven, waarin niet alleen hier en 1) Culemborg. Blom en Olivierse. 1897./ 1.50 Romanie, maagdeke reine! .Schenk me lechtevoort van Jan de rance en van Haus van den Rijue, beideu! De grootste drinkers zijn de beste geesten ! De tr< IL'lijkste geleerden, die drinken den meesteu wiju! Die geen Rhijnschen wijn met suiker mag, dat is een boer!" De dischgenooten lachten, schoon niet geheel van harte. Er heerschte zekere spanning. De bakker Carlos had telkens en telkens een wantrouwend oog op den Jonklier gevestigd. Deze zond allerlei blikkeu van adoratie aau het adres van Cathelyue. Eii wat schoon ongemerkt nog bedenkelijker was, hij stiet onder du tafel zet r abellijk niet zijne laars tegen de fijne marokijneii tootschoeucu vau zijne overbuurvrouw. Cathelyne wilde dit, niet dulden, en vreesde den wilden toorn van manken Carlos. Snel nam zij een besluit, en opstaande zei ze: //Carlos, lief! kom hier zitten en geef me 'n keer uwe plaotse. Die rabaud van een Jochem heeft wain op m'n keurs gestort." Nu lachten allen hartelijk, behalve Heer Roland. Manke Carlos zette zich tegenover hem. Manke Carlos keek hem met de uiterste woede aan. Manke Carlos sloeg met de vuist op het amelaken, en schreeuwde: ,,Onder correctie, Jonkher van Vindhelyne! Als ge u weer vermeet mijne Cathelyne toe te lonken, dan sla ik u bet roode bakkes te mortel!" Sybrecht Jansdochter zag angstig op, en zei: Helpe Sint-Matthys! gebuurken Carlos! Geef ons de pais! Het is Sint-Sylvesteravoud!" Ieder zag naar den Joukhei. Maar hij sprak geen woord. Hij was tegen den rug van ziju leunstoel gevallen de oogen gesloten. De gebenedijdc Vrouwe van Poperdonck had zich over hem ontfermd, en hem onder medewerking van Hans van den llijne en Jan de rance in een diepen slaap doen vallen. Dr. JAN TEN BRINK. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl