De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 november pagina 10

14 november 1897 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1064 De Danerreta" in liet Oostenrütoche Parlement. Dat is iets ante, (Tuck.) Vriend: »Jack, daar komt. . ." Jack : «Wilde Jim, hè? Laat hem maar komen met zijn revolvers en z\jn messen ; ik sta mijn man !" Vriend: »Neen, Jack, 't is je vrouw '." Jack: Kunstnieuws. (Vervolg.) Woensdag jl. is in de St. Michaël kerk te Zwolle het monu ment onthuld, dat daar ter eere van Thomas a Kempis werd neergezet. Het werd gemaakt in'de fabrieken van den heer Mengelberg te Utrecht. In Arti is jl. Donderdag een kunstbeschouwing gehouden van aquarellen en teekeningen door leden der Maatschappij ver vaardigd. Er waren er van Breitner, van der Waaij, Huik, Rust, Schaap, Mesquita, Josselin de Jong en anderen. Het schijnt, uit den loop der processen te oordeelen, dat het pleit tegen de verzameling die het kasteel Ileeswijk tot nog toe herbergde, in haar nadeel beslecht zal gaan worden, en dat dus deze collectie, een van de meest voorname uit den lande, ook spoedig onder den hamer zal komen. Th. M. Julius Pruttelman Brommeijer. Wat hebben de vrouwen het druk tegenwoordig. Als je het eten pp tijd op tafel krijgt en het laat niet al te veel te wenschen over, moetje nog tevreden zijn. Zelfs hier in de Bocht, met het uitstekend dienstper soneel, waarop wij mogen rekenen, omdat wij het ten minste betalen kunnen, loopt het wel eens in de war; ik kan duidelijk merken dat alles niet meer zoo punctueel gaat, als vroeger. En dat kan ook niet. Die vrouwenhoofden zitten vol van alles, behalve van huishoudelijke zaken. Zelfs de mijne verwerkt in haar brein denkbeelden, die niets hebben uittestaan met het doel waar voor de vrouw geschapen is, en veel minder nog met het speciale oog merk, waarmee zij naast den man in n huis is geplaatst omringd van kinderen en dienstboden. Na tuurlijk, een brein is niet van elastiek, en vooral geldt dit van een vrouwenbrein; daar kunnen maar een heel beperkt aantal dingen met zorg in worden opgeborgen, zoodat, zoodra er iets nieuws in wordt opgenomen, er iets ouds heel of' half buiten komt te hangen, en die oude door de eeuwen beproefde overleggingen zijn toch gewoonlijk de slechtste niet. Van de week zag ik daarvan weer een voor beeld. Me vrouw liep te soezen over het volgende: Juul, zei ze, met meer dan gewone belangstelling volg ik sedert eenige jaren de vergaderingen van de Vereenijjing Het Nederlandsch Toevluchtsoord voor noodlijdende dieren te 's Grayenhage, en nu lees ik dat er uit Utrecht -134 honden zijn ingekomen en uit Leiden maar 81 honden en 5 katten. Wat een enorm verschil. Hoe is dat te verklaren : zouden ze te Utrecht zooveel meer honden houden dan te Leiden, en zijn daarentegen de katten weer veel talrijker te Leiden dan te Utrecht? Ik ben niet gewoon een antwoord schuldig te blijven, allerminst als mijn vrouw me iets vraagt, want reeds de schijn van iets niet te weten ondermijnt het gezag, en als ik een verklaring moest geven van de zeldzame mate van waardeering, die ik, na zoo lang getrouwd te zijn, nog altijd iri mijn huis ondervind, zou ik die zeker toe schrijven aan den indruk dien mijn veelzijdige kennis en mijn helder oordeel op haar en Thérèse steeds hebben ge maakt. Toch, deze quaestie vorderde eenig dieper nadenken, dan de meeste vragen, die ik sedert die huwelijksvoltrek king mij gesteld had gezien. Leiden, zoo zei ze na een oogenblik zwiigens en peinzens, Leiden ligt bovendien veel dichter bij het toevluchtsoord dan Utrecht, maar wat de katten betreft, zou je misschien in rekening moeten brengen, dat het zeer vischrijk is en bijzonder veel peueraars telt. Het viel me niet tegen dat zij zoo gezond redeneerde, en eigenlijk bracht zij mij op een nog ietwat juister denkbeeld. Ja, antwoordde ik, de plaatselijke gesteldheid heb je wel degelijk in aanmeiking te nemen, ten deele zal de verklaring zijn. dat er geen stad in de wereld bestaat, waar de grachten er minder pp zijn aangelegd om er een hond in te verzuipen, dan juist te Utrecht. De Oudejrracht is mede uit dien hoofde sinds eeuwen befaamd. Je moet evenwel niet gelooven dat do Utrechtenaars meer honden zouden houden dan de Leide naars, maar wel dat zij er meer i:nu houden en dus met meer onderscheiding hen bejegenen, en dat zal wel liggen in de geestesrichting, welke in de Bisschopsstad, Gode zij dank, de heerschende is. Het Atheïstisch Leiden is natuurlijk lang zoo gemoedelijk niet als het geloovig L'trecht, en het is be kend genoeg, hoe b.v. Broi<;-veld en de zijnen alle honden die Turk heeten, bedacht, heei't in zijn levensleus: Liever Turksch dan paapsch, ofschoon er toch ook weer niemand zal zijn, die hem bij zijn in 't oogloopende Turkenliefde, voor hondseh houdt. Mijn vrouw scheen door dezen uitleg, haar geheel onver wacht, een weinig verbluft, althans haar gelaat vertoonde niets van die ontspanning, welk het gevolg is van een ant woord, dat aan alle zoeken en vorschen een eind maakt; maar ze hiold zich goed en taf haar tevredenheid te kennen over de berichten, die zij aangaande dit Toevluchtsoord had gelezen. Er waren ll'.K! honden en lói katten naar de andere wereld geholpen en ik was natuurlijk bereid haar toe te stemmen, dut dit voor een locrlitcl/lxoonïeen gfctal ver diende te heeten, dat aan alle billijke cischon voldeed. Ook was. naar zij '/cide, het hondenwiiiterverblijf nu afgewerkt en hel, verwarmingstoestel daar geplaatst. Zoo vertelde zij mij r,o;J.' het een en ander, s-toeds vol lof over de inrichting, tot er dj) eens et n trek van bedenkelijkheid op haar gezicht kwam. Wat i? 't? vrocjr ik .... Och, zei ze, onder 't velo goede, dat ik lus, was er iels dut ik tnindi-r juist vond. Je moet, \\clen de varkens worden dikwijls op wreedaarditre wijs uitgeladen, f en lus zou dezen armen dit-rei; om de onderkaak achter do. kiezen worden geworpen om ze zoo met l wee, drie man <>p den wal te (rokken. Foei zeg ik, uit. dt-n grond mijns hartoii. want. ik houd van varkens; er zijn weinig dieren waaraan ik meer verplichting heb, maar, zoo laat ik ir op volgen, steeds Mijn vtiM.üiid tegenover mijn gevoel op de weegschaal leegend en tut-schon beiden het evenwicht bewa rend : foei, maar je mo<-t niet overdrijvt -n. Je spreuk t. daar van arme dieren en t en varken is ongeveer liet rijkstedier uit de heele schepping; een vinken dat honger of' dorst lijdt ia haast een miral'i'l; <lie l u* achter zmi kiezen vind ik onnood j: j'].'.;.:' .' v- !.!.??;.:' ???->' <?? var!-., iiM'i kein!)!>'opmaakt, moetje aan do ofditzijdo ook zenen, dat dit, nu de eenige pijn in <ien omtrek van /ijn ku-zen is, waaruitêhij tot aan zijn dond toe kennis maakt: als je eens het journaal mocht lezen van een tai:d-arts... . .Neen. zei mijn vrouw, daarvan niet; wnar ik op komen \\oti, het is, dat er op de vergadering van het Toevluchtsoord besloten is een commissie uit hut hoofd bestuur naar liottordam af te vaardigen, om te zien hoe de varkens broek voldoet. .Maar, vroeg ik, is dat dan niet juist? Neen, vond zij. Is er een broek, die geprobeerd moet worden, wat eenvoudiger dan dat (\iuarles van T ti'ord even een brief kaart schrijft aan den fabrikant om dien te verzoeken hem zulk een ding te zenden aan zijn adres, waarom behoeven daarvoor eenige leden van het hoofdbestuur naar Rotterdam te reizen ? Wij, dames, behandelen zulke zaken eenvoudiger en goedkooper En nu moest ik haar in mijn hart bij vallen. De vrouwen hebben nog niet geleerd alles commis soriaal te maken tot zelfs het onderzoeken van een var kensbroek. Maar daar het voor het behoud van het gezag het hoofd des gezins evenmin nuttig is zijn vrouw gelijk te geven, als zelf ongelijk te bekennen, zei ik: hoor eens, nu praat je over zaken, waarvan je niet het minste verstand hebt; als je iets goed wilt weten dien je dat in loco te on derzoeken, best mogelijk dat zoo'n broek te Rotterdam heel anders werkt dan in den Haag en dat zij niet op keur zijn te krijgen. In ieder geval, als je ten opzichte van de varkens je voor iets interesseeien wilt, zou ik je raden je aandacht meer in 't bijzonder op zijn pooten te vestigen, want ik herinner me nog altijd, hoe wij die eens te Parijs gegeten hebben, toebereid, zooals het jou maar nooit gelukt is, ze mij voor te zetten. Deze opmerking was juist voldoende 'om haar te waarschuwen meer woorden aan dit onderwerp te verspillen, maar het had nog niet ten gevolge dat zij haar aandacht ging wijden aan dj dingen, die haar, ook om haar man, het meest ter harte behoorden te gaan. Want geen vijf minuten later begon ze weer: Juul, wat zou je denken. dat ik dien Dokter Koperberg moest antwoorden.... hij schrijft mij: het is u meedegedeeld, hoe daar ginds vrouwen jonge moeders bij honderden vallen als slachtoffers van het moeder worden »hoe de dood in zeer vele gevallen de slotscène vormt van eene acte, die overal elders in normale verhoudingen wordt afgespeeld." Hij wenscht dat ik mij aan het hoofd zal stellen van een vrouwen beweging voor de Indische moeders Ja, zeg ik, wat zal ik je daarin raden ? Het is dat balletje dat Charles aan het rollen heeft gebracht, waar Treub ook al een schopje tegen gegeven hetft, en dat Dr. Koperberg weer een eindje verder tracht te brengen. Je hoort tegenwoordig niet anders dan van Indische moeders. Ik heb er niet tegen, maar mij komt die beweging erg eenzijdig voor. Een grooter zegen voor den mensch, hij zij man of vrouw, bestaat er niet als een goede dokter, en uu verwondert het mij een beetje, dat zoowel Charles als Treub en die Koperberg het maar alleen voor de Indische vrouwen opnemen, en dat geen van hen allen ooit met een woord van de Indische vaders rept, want je kunt er zeker van zijn, dat die Indische vaders het even goed als de Indische moeders betreuren, dat zij om zoo te zeggen naar het gezegend Nederland zouden moeten reizen om een dokter en een apotheker te vinden, die hen zonder al te groote inspanning het leven redt. Maar zoo is nu de geest des tijds. Het is de vrouw, de vrouw voor en na hier en in Indiëde man is niet meer in tel. Ongemerkt willen ze jou nu ook in die richting sturen. Ze kreeg een kleur en schudde haar hoofd. Zeker pok jij hebt een klap van den molen beet. - Zij wilde mij in de rede vallen maar ik ging door; ja, ja, zeg het maar eerlijk, jij hebt bij die heele geschiedenis nog geen oogenblik aan je eigen man gedacht. Ze hebben je met die uitnoodigitig in je zwak getast, je ijdelheid is geprik keld, 't zou je alles waard zijn om in de krant en op de circulaires boven aan te komen staan als Mevrouw Brom meijer?Goedhart... en vóór en na je dood bezongen te worden als de redster van, zooals die Dr. Koperberg om maar op je gemoed te werken ze noemt, die Indische actrices. Ach, we kennen dat! We weten wel wat er in zoo'n vrouwenkopje omgaat. Maar wees jij, die 't voorrecht hebt je op mij, als je man, te kunnen beroemen, wijzer. Kchrijf' hem, datje heel goed weet dat wij mannen de maatschappij al zoo ver gebracht hebben, zonder dat er een vrouw aan te pas is gekomen en dat wij haar desnoods nog wel verder zullen brengen, als het blijken mocht dat er hier of daar iets aan mankeerde; ook, dat jij door de Voorzienigheid gezegend bent met een echtgenoot, die voor het moederland en de koloniën al zoo veel heeft gedaan, dat de bescheidenheid alleen reeds je zou moeten weerhouden daaraan nog iets te willen toevoegen; dat,je als een rechtgeaarde huisvrouw geen vijf minuten per dag zou weten uit te sparen, zul je naar behooren je verplichting na komen, om hem naar eisch te verplegen, zonder nog boven de maat te gaan en hem naar ziel en lichaam te vertroeteler», zooals hij toch wezenlijk zou verdienen. Ik geloof dat je, uit dit vaatje tappende, met verzoek je schrijven te publiceeren, aan heel wat moeder]andsche moeders eti moederlandsche vaders een dienst zult doen, waarbij die, welke je nu aan de Indische moeders wilt bewijzen, in het niet ver zinkt ... Gehoorzaam als altijd heeft zij verder geen kik gegeven en me alleen gevraagd of' ik ten opzichte van het souper ook eenigen wensen had te uiten, 't Was nu weer in den tijd van de oesters, zei ze. 't Was duidelijk, dat zij door deze kleine attentie tegelijk schuld kwam belijden en een poging deed om de herinnering aan het zooeven ge indigd gesprek te verzwakken, zoo mogelijk uit te wisscheii. Maar ik nam de intentie voor de daad en weeshaar met een gebaar vol vergevingsgezindheid, de deur, die zij want we begrijpen mekaar na een ruim dertigjarige echtvereeniging zoo volkomen met een ver licht hart uittrad.... En toch, hoezeer voor dat moment ook tot rust gebracht in een begin van vrouwen-beweging, ik weet zeker, dat zij dien ganschen dag veel minder dan nuttig was, aan haar man en het I'arijsche recept voor de varkenspootjes heeft gedacht. Maar blijf eens buiten de vrouwenbeweging als je twee vrouwen in huis hebt. en een daarvan een zoo revolutionair gestelletje heeft ais Thérèse. ()p wat voor soort van atavisme de wildemans, of wildevrouwsneigingen van dal. kind wijzen, is me nog een raadsel. Daar moet zeker in de l'oolsche periode van de Brommeijers een. vader zijn geweest, die niet, strikt naar de wet der tien ge boden wandelde, en die een Boheemsche vrouw zich had verkoren, want hoe zou zij anders zoo in strijd kunnen handelen met, het gebod eert uwen vader en uwe moeder. on bohémiensch zich durven encanailleeren niet alle grauw dat zij op haar weg ontmoet? Daar joop ik deze week de trap op t;n kom een man tegen met een kaasbolleije op, die zooals me weldra bleek juist hij haar op bezoek was geweest. Tamelijk familiair lichtte hij miuwvfijiis y.iji\ hoofd deksel en ging mij met een dag Bronmieijer" vooriiij, alsof hij hier thuis hoorde. Ik ga direct bij Thcrèse hooren wie de snofs'naan was, die zoo brutaalweg hier op de tweede verdieping dor.st komen en wil haar natuurlijk, tot eenige voorzichtigheid aansporen. Kind, zeg ik, je moet geen vreemd werkvolk bij je toelaten en vooral niet, zonder ze na Ie kijken, alleen naar beneden laten gaan 't leeft tegenwoordig onder die menschen van dieven en inbreker.-: je ma^ aanstonds Jacob wel eens opdragen, dat hij er zich van vergewist of al do sleutels nog in do demon zitte>En wat hoorde ik nu. De man, dien u op de trap daar tegenkwam, papa, was Nolting. Nolting? zeg ik. Nolting?? Ja, antwoordde ze: hier hooft u zijn kaartje, 011 ik loos, Nolting, biljartmaker. Ik weet niet wat, ik op (lat oogenblik gevoelde, maar ik hei inner me, dat ik uitriep: wat doe jij hier met Xolting, den biljartmaker, dat is een vent die alleen voor kroegen werkt! Daar kwa men op dat moment allerlei gedachten bij me op, die ik niet uitsprak en ook niet zal uitspreken, maar de verwar ring, die in mijn brein en mijn gemoed begon te heerschen. en zeker ook op mijn gelaat te lezen stond, meende zij te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl