Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1064
De Danerreta" in liet Oostenrütoche Parlement.
Dat is iets ante,
(Tuck.)
Vriend: »Jack, daar komt. . ."
Jack : «Wilde Jim, hè? Laat hem maar komen met zijn revolvers
en z\jn messen ; ik sta mijn man !"
Vriend: »Neen, Jack, 't is je vrouw '."
Jack:
Kunstnieuws. (Vervolg.)
Woensdag jl. is in de St. Michaël kerk te Zwolle het monu
ment onthuld, dat daar ter eere van Thomas a Kempis werd
neergezet. Het werd gemaakt in'de fabrieken van den heer
Mengelberg te Utrecht.
In Arti is jl. Donderdag een kunstbeschouwing gehouden
van aquarellen en teekeningen door leden der Maatschappij ver
vaardigd. Er waren er van Breitner, van der Waaij, Huik, Rust,
Schaap, Mesquita, Josselin de Jong en anderen.
Het schijnt, uit den loop der processen te oordeelen, dat het
pleit tegen de verzameling die het kasteel Ileeswijk tot nog toe
herbergde, in haar nadeel beslecht zal gaan worden, en dat dus
deze collectie, een van de meest voorname uit den lande, ook
spoedig onder den hamer zal komen. Th. M.
Julius Pruttelman Brommeijer.
Wat hebben de vrouwen het druk
tegenwoordig. Als je het eten pp
tijd op tafel krijgt en het laat niet
al te veel te wenschen over, moetje
nog tevreden zijn. Zelfs hier in de
Bocht, met het uitstekend dienstper
soneel, waarop wij mogen rekenen,
omdat wij het ten minste betalen
kunnen, loopt het wel eens in de
war; ik kan duidelijk merken dat
alles niet meer zoo punctueel gaat,
als vroeger. En dat kan ook niet.
Die vrouwenhoofden zitten vol van
alles, behalve van huishoudelijke
zaken. Zelfs de mijne verwerkt in
haar brein denkbeelden, die niets
hebben uittestaan met het doel waar
voor de vrouw geschapen is, en veel
minder nog met het speciale oog
merk, waarmee zij naast den man
in n huis is geplaatst omringd
van kinderen en dienstboden. Na
tuurlijk, een brein is niet van elastiek,
en vooral geldt dit van een
vrouwenbrein; daar kunnen maar een
heel beperkt aantal dingen met zorg in worden opgeborgen,
zoodat, zoodra er iets nieuws in wordt opgenomen, er iets
ouds heel of' half buiten komt te hangen, en die oude door
de eeuwen beproefde overleggingen zijn toch gewoonlijk de
slechtste niet. Van de week zag ik daarvan weer een voor
beeld. Me vrouw liep te soezen over het volgende: Juul, zei ze,
met meer dan gewone belangstelling volg ik sedert eenige
jaren de vergaderingen van de Vereenijjing Het
Nederlandsch Toevluchtsoord voor noodlijdende dieren te 's
Grayenhage, en nu lees ik dat er uit Utrecht -134 honden zijn
ingekomen en uit Leiden maar 81 honden en 5 katten.
Wat een enorm verschil. Hoe is dat te verklaren : zouden
ze te Utrecht zooveel meer honden houden dan te Leiden, en
zijn daarentegen de katten weer veel talrijker te Leiden dan te
Utrecht? Ik ben niet gewoon een antwoord schuldig te
blijven, allerminst als mijn vrouw me iets vraagt, want
reeds de schijn van iets niet te weten ondermijnt het gezag,
en als ik een verklaring moest geven van de zeldzame
mate van waardeering, die ik, na zoo lang getrouwd te zijn,
nog altijd iri mijn huis ondervind, zou ik die zeker toe
schrijven aan den indruk dien mijn veelzijdige kennis en
mijn helder oordeel op haar en Thérèse steeds hebben ge
maakt. Toch, deze quaestie vorderde eenig dieper nadenken,
dan de meeste vragen, die ik sedert die huwelijksvoltrek
king mij gesteld had gezien. Leiden, zoo zei ze na een
oogenblik zwiigens en peinzens, Leiden ligt bovendien veel
dichter bij het toevluchtsoord dan Utrecht, maar wat de katten
betreft, zou je misschien in rekening moeten brengen, dat het
zeer vischrijk is en bijzonder veel peueraars telt. Het viel me
niet tegen dat zij zoo gezond redeneerde, en eigenlijk bracht zij
mij op een nog ietwat juister denkbeeld. Ja, antwoordde ik, de
plaatselijke gesteldheid heb je wel degelijk in aanmeiking
te nemen, ten deele zal de verklaring zijn. dat er geen stad
in de wereld bestaat, waar de grachten er minder pp zijn
aangelegd om er een hond in te verzuipen, dan juist te
Utrecht. De Oudejrracht is mede uit dien hoofde sinds
eeuwen befaamd. Je moet evenwel niet gelooven dat do
Utrechtenaars meer honden zouden houden dan de Leide
naars, maar wel dat zij er meer i:nu houden en dus met
meer onderscheiding hen bejegenen, en dat zal wel liggen in
de geestesrichting, welke in de Bisschopsstad, Gode zij dank,
de heerschende is. Het Atheïstisch Leiden is natuurlijk lang
zoo gemoedelijk niet als het geloovig L'trecht, en het is be
kend genoeg, hoe b.v. Broi<;-veld en de zijnen alle honden
die Turk heeten, bedacht, heei't in zijn levensleus: Liever
Turksch dan paapsch, ofschoon er toch ook weer niemand
zal zijn, die hem bij zijn in 't oogloopende Turkenliefde,
voor hondseh houdt.
Mijn vrouw scheen door dezen uitleg, haar geheel onver
wacht, een weinig verbluft, althans haar gelaat vertoonde
niets van die ontspanning, welk het gevolg is van een ant
woord, dat aan alle zoeken en vorschen een eind maakt;
maar ze hiold zich goed en taf haar tevredenheid te kennen
over de berichten, die zij aangaande dit Toevluchtsoord had
gelezen. Er waren ll'.K! honden en lói katten naar de
andere wereld geholpen en ik was natuurlijk bereid haar
toe te stemmen, dut dit voor een locrlitcl/lxoonïeen gfctal ver
diende te heeten, dat aan alle billijke cischon voldeed. Ook
was. naar zij '/cide, het hondenwiiiterverblijf nu afgewerkt
en hel, verwarmingstoestel daar geplaatst. Zoo vertelde zij
mij r,o;J.' het een en ander, s-toeds vol lof over de inrichting,
tot er dj) eens et n trek van bedenkelijkheid op haar gezicht
kwam. Wat i? 't? vrocjr ik .... Och, zei ze, onder 't velo
goede, dat ik lus, was er iels dut ik tnindi-r juist vond. Je
moet, \\clen de varkens worden dikwijls op wreedaarditre wijs
uitgeladen, f en lus zou dezen armen dit-rei; om de onderkaak
achter do. kiezen worden geworpen om ze zoo met l wee, drie
man <>p den wal te (rokken. Foei zeg ik, uit. dt-n grond mijns
hartoii. want. ik houd van varkens; er zijn weinig dieren
waaraan ik meer verplichting heb, maar, zoo laat ik ir op
volgen, steeds Mijn vtiM.üiid tegenover mijn gevoel op de
weegschaal leegend en tut-schon beiden het evenwicht bewa
rend : foei, maar je mo<-t niet overdrijvt -n. Je spreuk t. daar
van arme dieren en t en varken is ongeveer liet rijkstedier uit
de heele schepping; een vinken dat honger of' dorst lijdt ia
haast een miral'i'l; <lie l u* achter zmi kiezen vind ik
onnood j: j'].'.;.:' .' v- !.!.??;.:' ???->' <?? var!-., iiM'i kein!)!>'opmaakt,
moetje aan do ofditzijdo ook zenen, dat dit, nu de eenige
pijn in <ien omtrek van /ijn ku-zen is, waaruitêhij tot aan
zijn dond toe kennis maakt: als je eens het journaal mocht
lezen van een tai:d-arts... . .Neen. zei mijn vrouw, daarvan
niet; wnar ik op komen \\oti, het is, dat er op de vergadering
van het Toevluchtsoord besloten is een commissie uit hut hoofd
bestuur naar liottordam af te vaardigen, om te zien hoe de
varkens broek voldoet. .Maar, vroeg ik, is dat dan niet juist?
Neen, vond zij. Is er een broek, die geprobeerd moet worden,
wat eenvoudiger dan dat (\iuarles van T ti'ord even een brief
kaart schrijft aan den fabrikant om dien te verzoeken hem
zulk een ding te zenden aan zijn adres, waarom behoeven
daarvoor eenige leden van het hoofdbestuur naar Rotterdam
te reizen ? Wij, dames, behandelen zulke zaken eenvoudiger
en goedkooper En nu moest ik haar in mijn hart bij
vallen. De vrouwen hebben nog niet geleerd alles commis
soriaal te maken tot zelfs het onderzoeken van een var
kensbroek. Maar daar het voor het behoud van het gezag
het hoofd des gezins evenmin nuttig is zijn vrouw gelijk te
geven, als zelf ongelijk te bekennen, zei ik: hoor eens, nu
praat je over zaken, waarvan je niet het minste verstand
hebt; als je iets goed wilt weten dien je dat in loco te on
derzoeken, best mogelijk dat zoo'n broek te Rotterdam heel
anders werkt dan in den Haag en dat zij niet op keur zijn
te krijgen. In ieder geval, als je ten opzichte van de varkens
je voor iets interesseeien wilt, zou ik je raden je aandacht
meer in 't bijzonder op zijn pooten te vestigen, want ik
herinner me nog altijd, hoe wij die eens te Parijs gegeten
hebben, toebereid, zooals het jou maar nooit gelukt is, ze
mij voor te zetten. Deze opmerking was juist voldoende 'om
haar te waarschuwen meer woorden aan dit onderwerp te
verspillen, maar het had nog niet ten gevolge dat zij haar
aandacht ging wijden aan dj dingen, die haar, ook om haar
man, het meest ter harte behoorden te gaan. Want geen
vijf minuten later begon ze weer: Juul, wat zou je denken.
dat ik dien Dokter Koperberg moest antwoorden.... hij
schrijft mij: het is u meedegedeeld, hoe daar ginds vrouwen
jonge moeders bij honderden vallen als slachtoffers van
het moeder worden »hoe de dood in zeer vele gevallen
de slotscène vormt van eene acte, die overal elders in
normale verhoudingen wordt afgespeeld." Hij wenscht
dat ik mij aan het hoofd zal stellen van een vrouwen
beweging voor de Indische moeders Ja, zeg ik, wat zal ik
je daarin raden ? Het is dat balletje dat Charles aan het
rollen heeft gebracht, waar Treub ook al een schopje tegen
gegeven hetft, en dat Dr. Koperberg weer een eindje verder
tracht te brengen. Je hoort tegenwoordig niet anders dan
van Indische moeders. Ik heb er niet tegen, maar mij
komt die beweging erg eenzijdig voor. Een grooter zegen
voor den mensch, hij zij man of vrouw, bestaat er niet als
een goede dokter, en uu verwondert het mij een beetje, dat
zoowel Charles als Treub en die Koperberg het maar
alleen voor de Indische vrouwen opnemen, en dat geen van
hen allen ooit met een woord van de Indische vaders rept,
want je kunt er zeker van zijn, dat die Indische vaders het
even goed als de Indische moeders betreuren, dat zij om
zoo te zeggen naar het gezegend Nederland zouden moeten
reizen om een dokter en een apotheker te vinden, die hen
zonder al te groote inspanning het leven redt. Maar zoo
is nu de geest des tijds. Het is de vrouw, de vrouw voor
en na hier en in Indiëde man is niet meer in tel.
Ongemerkt willen ze jou nu ook in die richting sturen.
Ze kreeg een kleur en schudde haar hoofd. Zeker
pok jij hebt een klap van den molen beet. - Zij wilde mij
in de rede vallen maar ik ging door; ja, ja, zeg het
maar eerlijk, jij hebt bij die heele geschiedenis nog geen
oogenblik aan je eigen man gedacht. Ze hebben je met
die uitnoodigitig in je zwak getast, je ijdelheid is geprik
keld, 't zou je alles waard zijn om in de krant en op de
circulaires boven aan te komen staan als Mevrouw Brom
meijer?Goedhart... en vóór en na je dood bezongen te worden
als de redster van, zooals die Dr. Koperberg om maar op
je gemoed te werken ze noemt, die Indische actrices. Ach,
we kennen dat! We weten wel wat er in zoo'n
vrouwenkopje omgaat. Maar wees jij, die 't voorrecht hebt je op mij,
als je man, te kunnen beroemen, wijzer. Kchrijf' hem, datje
heel goed weet dat wij mannen de maatschappij al zoo ver
gebracht hebben, zonder dat er een vrouw aan te pas is
gekomen en dat wij haar desnoods nog wel verder
zullen brengen, als het blijken mocht dat er hier
of daar iets aan mankeerde; ook, dat jij door de
Voorzienigheid gezegend bent met een echtgenoot, die
voor het moederland en de koloniën al zoo veel heeft
gedaan, dat de bescheidenheid alleen reeds je zou moeten
weerhouden daaraan nog iets te willen toevoegen; dat,je als
een rechtgeaarde huisvrouw geen vijf minuten per dag zou
weten uit te sparen, zul je naar behooren je verplichting na
komen, om hem naar eisch te verplegen, zonder nog boven
de maat te gaan en hem naar ziel en lichaam te vertroeteler»,
zooals hij toch wezenlijk zou verdienen. Ik geloof dat je,
uit dit vaatje tappende, met verzoek je schrijven te
publiceeren, aan heel wat moeder]andsche moeders eti
moederlandsche vaders een dienst zult doen, waarbij die, welke je
nu aan de Indische moeders wilt bewijzen, in het niet ver
zinkt ... Gehoorzaam als altijd heeft zij verder geen kik
gegeven en me alleen gevraagd of' ik ten opzichte van het
souper ook eenigen wensen had te uiten, 't Was nu weer
in den tijd van de oesters, zei ze. 't Was duidelijk, dat zij
door deze kleine attentie tegelijk schuld kwam belijden en
een poging deed om de herinnering aan het zooeven ge
indigd gesprek te verzwakken, zoo mogelijk uit te
wisscheii. Maar ik nam de intentie voor de daad en
weeshaar met een gebaar vol vergevingsgezindheid, de deur,
die zij want we begrijpen mekaar na een ruim
dertigjarige echtvereeniging zoo volkomen met een ver
licht hart uittrad.... En toch, hoezeer voor dat moment ook
tot rust gebracht in een begin van vrouwen-beweging,
ik weet zeker, dat zij dien ganschen dag veel minder dan
nuttig was, aan haar man en het I'arijsche recept voor de
varkenspootjes heeft gedacht. Maar blijf eens buiten de
vrouwenbeweging als je twee vrouwen in huis hebt. en een
daarvan een zoo revolutionair gestelletje heeft ais Thérèse.
()p wat voor soort van atavisme de wildemans, of
wildevrouwsneigingen van dal. kind wijzen, is me nog een raadsel. Daar
moet zeker in de l'oolsche periode van de Brommeijers een.
vader zijn geweest, die niet, strikt naar de wet der tien ge
boden wandelde, en die een Boheemsche vrouw zich had
verkoren, want hoe zou zij anders zoo in strijd kunnen
handelen met, het gebod eert uwen vader en uwe moeder.
on bohémiensch zich durven encanailleeren niet alle grauw
dat zij op haar weg ontmoet? Daar joop ik deze week de
trap op t;n kom een man tegen met een kaasbolleije op,
die zooals me weldra bleek juist hij haar op bezoek was
geweest. Tamelijk familiair lichtte hij miuwvfijiis y.iji\ hoofd
deksel en ging mij met een dag Bronmieijer" vooriiij, alsof
hij hier thuis hoorde. Ik ga direct bij Thcrèse hooren wie
de snofs'naan was, die zoo brutaalweg hier op de tweede
verdieping dor.st komen en wil haar natuurlijk, tot eenige
voorzichtigheid aansporen. Kind, zeg ik, je moet geen
vreemd werkvolk bij je toelaten en vooral niet, zonder ze
na Ie kijken, alleen naar beneden laten gaan 't leeft
tegenwoordig onder die menschen van dieven en inbreker.-:
je ma^ aanstonds Jacob wel eens opdragen, dat hij er zich
van vergewist of al do sleutels nog in do demon
zitte>En wat hoorde ik nu. De man, dien u op de trap daar
tegenkwam, papa, was Nolting.
Nolting? zeg ik. Nolting?? Ja, antwoordde ze: hier hooft u
zijn kaartje, 011 ik loos, Nolting, biljartmaker. Ik weet niet
wat, ik op (lat oogenblik gevoelde, maar ik hei inner me, dat
ik uitriep: wat doe jij hier met Xolting, den biljartmaker,
dat is een vent die alleen voor kroegen werkt! Daar kwa
men op dat moment allerlei gedachten bij me op, die ik
niet uitsprak en ook niet zal uitspreken, maar de verwar
ring, die in mijn brein en mijn gemoed begon te heerschen.
en zeker ook op mijn gelaat te lezen stond, meende zij te