Historisch Archief 1877-1940
No. 1064
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Vuile en bekraste stembiljetten.
Geinret/tr.-reliltcachter (lot platte landskit;; er) : «Eerst nog deze voorbereiding voor het kiezen, vriend'."
moeten stuiten door de inededeeling: ja papa, Nolting is
mij komen spreken over de voeding in net Armhuis, hij zou
zoo graag zien, dat ik mij aan 't hoofd stelde van een be
weging om daarin verbetering te brengen en heeft mij nu
uitgenpodigd om morgen met hem mee te gaan en den
maaltijd bij te wonen.
Toen de Egyptenaars half weg op hun tocht door de
Roode Zee op eens al dat water op het lijf kregen, kunnen
zij niet meer verbouwereerd geweest, zijn, dan ik, toen ik dit
hoorde. Tnérèse! mijn Thérè?e'. Thérèie Brpmmeijer met
Nolting in het werkhuis!! Ik heb gesproken in vergaderin
gen, ik ben aan 't Hof geweest, eens heb ik zelfs een
tête-ii-tête gehad met de Regentes... en altijd heb ik mij
vloeiend weten uit te drukken, maar ditmaal moest ik daar
staan hakkelen voor mijn eigen kind. Toen ik weer een
weinig op mijn verhaal kwam, herinner ik me, haar gezegd
te hebben... zie je datje naar het irV/Y,-iiuis gaat, dat is
het hem niet. Integendeel. Ineen U'er/.'huis ben je ontvangen
geboren en opgevoed. Waar ik ooit mijn voet gezet heb en
mijn hoofd voor een oogenblikje te rusten heb gelegd was
ik in een werkhuis en jij met mij, en liicr dit huis met de
zijden gordijnen voor de ramen, de hardsteenen gevel en
stoep van buiten en de marmeren gang van binnen, ik heb
het tot een werkplaats gemaakt waarin meer gewrocht is,
dan in misschien eenig perceel van Amsterdam, het Groot boek
en het Prinsenhof niet uitgezonderd ... Ik wil me zelf niet, ver
heffen, niet alleen mijn huis, maar-al de huizen in de Bocht
vormen te zamen het eigenlijke werkhuis van Amsterdam ;
daar hebben ze in de Jordaan geen ilauw begrip van en die
mijnheer Nolting allerminst. Daarom, door naar een
icrrlchuis te gaan vernedert een dochter van Ikommeijer zich
geenszins, maar waar ik op tegen heb, wat mij tegen
de borst stuit is. dat .mijn Tnérèse, die weet wat werken
is, met een biljarlmnh'rr naar het Armenhuis stapt om
daar te oordeelen over de voeding van een pak
luiwammessen, dat haast geen v edsel waard is en wat voor
verstand heb jij nu van armbuisvoeding? Zoo redeneerde ik
voort in hooge verontwaardiging en zei nog veel meer, maar
zij opponeerde bijna niet. Ivjnigon tijd geleden had zij de
gewoonte nog, als je ze wat forscli aanpakte, te gaan huilen,
maar nu zij weet. dat dit niet helpt, is z-i van methode ver
anderd. Zij kijkt me zwijgend, met iets op haar gezicht dat
naar een glimlachje zweetnt. aan, en geeft, dan heel goedig
antwoord. Zoo zei ze ook nu niets anders dan: papa als de
dochter van Mijnheer Brommeijer uit de B>cht wil ik van
de gelegenheid gebruik maken om de menschen eens ter
dege te vertellen wat x:rrl;c.i> is .... Intussehen den volgenden
dag is zij niet gegaan ik heb dien biljartniakerfniet, meer
geniën ; ik geloof' dat. zij gezwicht is voor mijn argu
menten, ook zal hij begrepen hebben, dat zoolang Levy zijn
zin niet heeft ten opzichte van de vaderlijke macht, er met
mij niet te spotten valt. Misschien ook werken de beginselen
nog een weinig na, die Böhringer er zoo va<( heeft ingestampt.
't Spreekt, van /elf, het geval vervulde, 7inj de eerstvolgende
dagen en ik zocht dadelijk de couranten op om eens nauw
keurig te lezen, wat, er over dat Armenhuis te doen was ge
weest en wist ('ooi te spreken te krijgen, die in de raads
zitting zoo Hink dien Nolting in den hoek had gejaagd. Kom,
zei ik tegen hem. dat is me een i'oote. gerustheid, dat jij,
die voertien jaren de voeding in dat huis gecontroleerd hebt,
zoo onverdeeld gunstig daarover kunt rapporteeren, en wat
mij vooral pleiziev deed, was, dat je de principiële zij van
de zaak niet voorbij hebt gezien, t Is volkomen waar. zooals
je zei. ei' moet, eenig onderscheid blijven, je kunt het diner in
het Werkhuis niet van gelijk gehalte wensciien als dat in
het AmstelTlólel. Xiet waary zei ('ooi. Ja, vervolgde ik,
maar waarom kwam je nu juist met het Anistel Hotel en
jiiet met Kiche? Van het diner van het Amslel-Iiöit-1 weet
ik geen kwaad, maar resultaat heb ik er tot dusver ook niet
van gezien. Hubivcht. die het al jaren hing dage l ij k s ge
niet, blijft zoo mager als een lat. Ja, wal dat aangaat;,
hernam (.'ooi, dat is /onderling genoeg. Ik wilde alleen
maar Ie verstaan geven dal een Amstel-lióte) IÜIHT we! in
prijs maar niet in voedingswaarde een van hel \Verkhuis
overtreft. En nu u daar llubreehl noemt, kan i!c u daarvan
een aardig bewijs bijbrengen, l begrijpt, als je precies wiit
weten hoe de voeding in zoo'n inrichting is, heli je er niets
aan of je af en toe komt kijken. Daarom hel) ik als werkman
verkleed, mij eens in 'tarmhuis laten opnemen en een week
lang de campagne még< maakt; en weet, u wat nu het aar
dige van de zaak was? Toen ik er uitkwam, hoorde ik den
een naden ander van mijn keiini-^en '/.eggen : Hem; Kool. wat
zie je er goed uit.' Nu voor mij. die hel dieet in ii'-; armhuis
had gevolgd, was dit niet.- verra.-sends. \Vanl bij ondervinding
was mij thans bekend, dat n! die praatjes over de voeding daar
louter laster zijn. De crwKnsoep doel je denken aan die
van de Poort van ('leve.de hotel hammen worden Hink gesmeerd,
en wat ze vertellen van droog roggebrood is heelemaal een
leugen, want ze krijgen dat bij dd koi'li". en ik moet j'e ver
klaren, ben je daar eens aan gewend, d;m smaakt dat als
een beschuitje bij een glas port. Trouwens zooveel weet u
nu ook wel van den prijs der Levensmiddelen, dat je voor
dertien negentiende cent heel best een mensch tegenwoordig
kan voeden, tenzij hij een maag zonder bodem mocht heb
ben, of door een Hntwurm zou zijn bezocht. Nu, ik ver
telde hem maar niet, waarom ik mij zoo voor dat werkhuis
interesseerde, alleen liet ik hem gevoelen, hoa hij in mij een
dankbaar toehoorder had. Zie, zeg ik, mijn waarde, alsje in
deze dagen je niet met beide handen verweert tegen de aan
vallen van het jan hagel, zouje zelf heel gauw daar op de
Muidergracht zitten en het, schuim pikte met zijn ongewasschen vingers
uit een servies van de Bocht. Ze willen zelf alles hebbenen
gunnen ons niets. -- Neen, antwoordde (Jool, zelfs 's morgens
vroeg geen warm cadetje !?Dat woord had dieper zin, dan ik
op dat moment peilde. Een uur later echter begreep ik het ge
heel en al. Want daar kwam zoowaar mijn vrouw weer met een
circulaire in do hand om mij te vragen wat ik nu daar
van dacht Zou zij zich niet aansluiten bij de vrouwen
beweging tot het, doen eindigen van den nachtarbeid voor
de bakkerskvu'chts; ook Thérèse was daar y,oó voor? Dat
kan ik begrijpen, antwoordde ik driftig, geprikkeld door
zooveel te gelijk, Thérèse en jij ook niet waar? Wat
it het jou aan of je man van warm brood houdt als
/n bakkersknecht liever slaapt, oh ! riep ze verlegen, het
is er niet n, maar daar zijn er honderden. Juist, daar
heb je het nu! Wat. is het met juilie en je liefde geworden V
Je leeft er voor honderden die je nooit gezien hebt, die je
niet kent. Dat is de. vloek van onzen tijd. Vroeger, aan
wien dacht, je anders dan aan dien eenen, aan mij? Maar
het individu is verdwenen, de gemeenschap is gekomen
en ik besta niet meer. Laat hem op oud brood, op een
beschimmelde korst desnoods knabbelen denk je, en
hel) je al lang gedacht, zoo gaan de beste beginselen zelfs
bij jou verloren
Den volgenden morgen lag er een cadetje op mijn bord
waar de damp uitsloeg, en ter eere van mijn vrouw zij het
gezegd ik kon aan baar gezicht zien dal het haar goed
deed, toen y,Vj er getuige van was, hoe de boter maar altijd
smolt onder het snieren. Toch bleek het genot niet een
zekere angst gemengd, want ze vroeg me: zou ja dat nu
niet, opeten vóór Thérèse beneden komt? Zoo heeft dat
kleine ding haar al in de macht. Ik wilde mijn ochtend
niet bederven, door haar te antwoorden, maar bij me zelf,
onder liet voorlezen van een hoofdstuk uit Habakuk, dacht
ik toch: :t is lijd dat Thérèse een man krijgt, en plaagde
mij de vraag: hoe het komen zou, dat geen enkele heer met
of zonder portefeuille meer om harentwege langs denBjcht
drentelt.