De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 14 november pagina 9

14 november 1897 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Ne. 10,4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Om het lert-worilen, OM het Mensch- Worden; roman van MAR! J. ERKOOY-Al'ÈL. Hij is steeds een twijfelend zoeker, een druk en rusteloos probeerder geweest, de auteur van het boek met den grootschen titel. Hij begon zijn //mensch-wording" als uitgever van minder dan slechte boeken, hij bleef dat een blauwen Maandag en schreef ondertussolien eea zwak-realistische Amsterdanuehe zeden-roman" en hij probeerde zware en droef-bleeke verzen te ma ken. Ook hielp hij nog eventjes gauw een tijdschrift oprichten en begraven, dat Holland-Tlaantltreu heette, 't Deed woeste moeite om bizonder te zijn en 't had goddelijk-hooge plannen. Het roemde en plaatste bij voorkeur afkooksel van de N. G ui s. Toen is de periode van zwijgen gekomen voor den auteur Ternocy-ApM... de periode, die in menig leven zoo noodig kan worden. Na pijnlijke, snoode mislukking in veel wat hem lief was, probeerde hij 't eindelijk als tooneelspeler en gelukkig! hij schijnt daarmee een tastbaar succes te hebben. In de litteratuur is de heer Ternooy-ApM de zwakkeüng geweest, die nooit //au sédeux" is genomen, de meelooper, die wel eens wat wil en hoopt te kunnen, wel eens een poginkje doet, dat dan de drukte van iets hél gewichtigs moet hebbeu, maar geen ernstige, doordringende, overheerschende persoonlijkheid, niet iemand die staat en niet meer kan vallen, wél iemand die steeds nog op moet staan. Zoo is 't geweest, zoo is 't gebleken. Voor een paar jaar verscheen nog van hem een bundelij-3 schetsen: Eenzamen. Sommige daarvan waren niet kwaad, nogal resoluut en strak neer gezet, maar de meesten te zwak en breedsprakig. Het leek werk vau twee tijden, de conventie verward met het uiterste modernisme, de gewilde, nieuw-gevormde phrase naast de doode, dorre ge meenplaats. Eén kwaliteit was een kleine verdienste. In al dat gestamel, geprobeer, gesukkel, was toch een glimp van echt, van persoonlijk gevoel, iets van een artistiek, een mooi sentiment, dat voornamelijk in zachte lyriek merkbaar was. Het stuwde de zinnen niet voort, het stroomde niet uit een rijpe ziel, maar 't was een gelukkig bewijs dat de auteur niet schreef als een bevroren, star automaat, maar als iemand met liefde en eerbied voor zijn heer lijke taal. Zijn boek //Om het mensch-worden" heeft die zelfde eigenschap. Er is tenminste de wil om goed testileeren, hier en daar een zuivere gevoels.vloeiing in de woorden en eenigen gang in de zinnen. Maar dat is heisas! alles en daarom heel weinig. Verbetering, dieper temperament, zuiverder stijl, grootscher visie, niets daarvan: Dit werk is slecht van conceptie, slecht van gedachte, minder nog van verbeelding. Als geheel zeer gering, zelfs voor let sgezebchappen ongeschikt, omdat het te //vrij" is en te langwijlig. Het proza loomt voort, zonder bloei of gloed of kracht, al is er ook hier en daar sentiment in. En dan hebben die klaukjes zoo'n onschuldig air wél iets te willen beduiden. Niet onuitstaanbaarpretentieus, maar met een goedmoedige machte loosheid staan ze te pronken. Als de auteur Ternooy-ApM eens heel erg en sterk iets uitdruk ken wil, dan lezen we b.v. van »het leven voelen .als een groote, reusachtige taak", van ,,otitzettem/e smart", van aroote weedom" en dergelijke bekoor lijke holheden meer. De auteur denkt daarmee iets heel gewichtigs en exprcssiefs te doen. Ook ?die titel om het mensch worden" is van dat soort. Wat is dat allemaal heerlijk van iemand die zich .zoo graag grootsch en groot" uitdrukken wil, die meer doet dan hij kan. Uit een en ander blijkt, dat de heer TernooyApèl nogal iets van de N. Gids heeft geleerd, maar vergat te leeren, dat een auteur zonder eigen talent en persoonlijkheid toch maar heel weinig met die lessen kan doen. Er komen in de roman twee socialistisch-gezinde figuren voor: een jonge man in het bezit van een 7de Jaargang. 14 November 1897. Redacteur: R u d. J. L o m a n. 15 Avenuo Road, Regent's Park, London N.W. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. IIMIIIIIIIItlllllMIIIH COERESPONDENTIE. A. Adama te M. Uw 4-zet laat de volgende 2 nevenopl. toe : I. l T f4, dG 2 B dG:, R eG 3 B e4 : enz. II. l B e4-, lt eG 2 T f4, dG 3 B dG : J. AV. te K. te U. Vriendelijk dank voor bijdragen en uw aangename letteren. Dit smaakt naar meer. No. 408 van J. W. Lecomte, te Soerabaia. Vervaardigd voor den Gn Halfjaar!. Internationalen probleemwedstrijd in dit blad. Mat in twee (2) zetten. abcdefg Wit 7, zwart G stukken. ? 00.000 en een humane schooljufvrouw. De jonkman, gedegenereerde uit de zoete, ge goede klasse, weet niet wat hij in de maatschappij uitrichten zal. Hij is student en van zwaartillende samenstelling, met zijn erfdeel kan hij niet veel beginnen. De jonge vrouw is een resolute, bij-de-handsche dochter van een weduwe. Zij beweegt zich in 't openbaar lever, zit in liefdadigheidscomités en heeft een natuurlijken zin voor het goede, het schoone, het hooge. Deze twee ontmoeten elkaar bij een verren oom, een goed-in-het-geld-zittend, nijdig, bazig winkeliertje, behoudend tot in het stof van zijn winkel. liet algemeen liefdadigheidsgevoel, het zich op offeren voor de armen, brengt eenheid in hun den keu en doen. Ze zijn wat je noemt //verwante zielen". Zij zullen het hooge, het edele opkweekeu en zoeker, de wereld met hun liefde en reinheid verblijen. Ten slotte won't Marie zinnelijk op den jonkman verliefd, maar durft niet te bekennen. Bij hem gaat 't niet verder dan een verstandige aanhan kelijkheid, het prettig bisef niet alleen op de we reld te staan, samen met iemand te werken voor n groot doel. Hier is het gegeven voor een bizonder voor treffelijke analyse-roman. Maar de heer TernooyApM bemoeit zich niet met analyse, tast liever in nive'en rond en droomt zijn wereld-hervor mende historie voort in vage, vluchtige frases. Aaa doordringen in de karakters, aan beschrijving van toestanden is niets gedaan. Alles zwemt van zelf voort. lu dien toestand, als de ne verliefd is en de andere niet beiden het niet van elkander weten, zoodat eiken strijd wordt buitengesloten, laat de auteur zijn roman, eigenlijk zijn mediteerende novelle, maar eindigen. Ze hebben elkaar opgestuwd naar het MenschWordeu!" heet 't dan en dat is den schrijver vol doende. Of ze elkaar krijgen of niet krijgen, van smart sterven of vertriesten, schijnt ook al bijzaak te zijn. Ze doen totaal niets bizonders of moois, 't Zijn gewone menselien in gewone omstandigheden. Zij hebben geen groote zonden, geen heftige begeerten en zijn evenmin van eigenaardige constructie. Ze zijn van de onschadelijke soort, drijven naar de socialistische idee, niet omdat deze idee in hun denken zich heelt afgerond als een gevolg van iiinerlijken strijd, maar allén omdat het hen lijkt 't meest dichtbije, het scherpst omlijnde. Ze zouden zich evengoed en met evenveel gemak aanpassen bij Het leger des Heils" of bij de Kwakers". Ze drijven niet, maar worden ge dreven. Ze doen mee aan wat men noemt: het haijgt in de lucht". Had nu de auteur eenigszins in détails deze strooming zelf beschreven, had hij de oorzaken, de gevolgen, de beweegredenen en omstandigheden ge peild, of althans een soort analyze van de massa gegeven, we zouden minder hebben gelet op het slappe vau de figuren en kunnen begrijpen waarom Marie en de jonkman meevlieten in den vloed. Er had dan uit 't werk kunnen spreken het kleine van het individu tegenover de massa, het nietige van den enkeling in den tijdstroom. De heer Ternooy-ApM is blijkbaar iemand, die het in deze dagen goed met de menschheid meent en voor het groote, hooggewulfde gebouw der Toekomst een latje aan wil dragen. Hij is zich bewust vau de enorme idetënvirandering in onze dagen; bij intuïtie voelt hij dat; op een afstand heeft hij dat gevolgd en begrepen en zoo heeft hij zich aan 't werk gezetom een sociale roman te schrijven. Wie zoo'n boek echter wil maken moet behalve groote artisticiteit, ook geduldige en diepe studie van het onderwerp tot zijn bescl ikking hebben en niet, doen zooals de heer Ternooy-ApM er wat zachte franjes aanhangen. Zoo'n boek mag kalm geschreven zijn, maar dan moet 't ook groot zijn van eenvoud. Het mag hartstochtelijk wezen, maar dan moet het overweldigen, woelen en joelen van het mooie. Het kan ook typeeren: een karakteristiek van toc ttiMitHHiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiMiimimt Oplossing van No. 4CG (Adama). l T b3, K c4 2 P bG ! enz. K e5: 2 P e3 02 2 Opgelost door C. Kockelhorn, Keulen (2); L. A. Kuijers, Amsterdam (21's); C. T. v. Ham, Kralingsche veer (3); H. Mendes da Costa, Amsterdam 11'o); B. S. Schortinghuis, (Finsterwold (2 t); D. L A. Heinsius, Hoorn (2); W. Beekhuis, Groningen; G. Hoving», Finsterwold (2); H. H. v. d. Goot, Harich (1); B. v. Krimpen, Botterdam (2); B. W. ». d. Molen, Teu Boer; P. D. v. /eeburgh, Groningen (21/o). Beoordeelingeu (So 406). Nur wenig Yeiführmig und in jeder Matstellung einer der Springer untliiitig. C. Kockelkorn. Na K e4 en d eö: zijn er duals", terwijl de wer keloosheid van den toren en van T h5 een zekere stijfheid aan 't piobleem geeft. Maar de sleutelzei ligt zeer verborgen t-n de matstellingen D f3 en D e8 zijn onberispelijk. L. A. Kuijers. De sleutelzet is zeer goed. 't Hoofdspel l?K c4 geeft na opoffering van den T een volkomen zuivere matstelling met D f3. Ook de matstelling 3 D e8 is Zuiver. Jammer dat de T daarin niet meewerkt. De bewerking der idee ia sober en net. C. T. v. Ham. TWEEDE NAT. CORBESP. WEDSTBIJD. Partij No. 1. o S. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. O v e r w i n n a a r s g r Elfde zet van Wit Partij No. 16. P e3 U3 P g6: c4 f4 Rg5 R f4: D e4: c3 0-0 fs7: c4 efO: T dl R hl 17. 18. 19. fO. 21. 22. 23^ 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 0-0-0 P g5: R eO: P 13 D a4 T el c3 h3 Pd4: Rg7: R d4 R e3 oep. Partij No. 31. 32. 33. 34. 35. 30. 37. 38. 39. JO. 41. 42. 43. 44. 45. D e3 R f6: R h4 P d4 P h2 R e3 P e5 P f5 T bl d5 h3 T g-t: T el f4 P g3 J. J. S. standen en personen, maar dan moet het ook karakter-hard werk zijn, vol contrasten, maatschap pelijke en menschelijke situaties. Aan geen van die eisehen voldoet dit boek. Het is nu of de schrijver staat bij een grooten stroom, handjeswrijvend en liefjes lachend on aan den voorbijganger vraagt: wat zegje nou wel van mijn stroom, is die niet heerlijk, niet prachtig, alsof die stroom van hem was. En zoo vol schijnt hij van die onnoozele inbeelding te zijn, dat hij zelfs niet merkeu kan, hoe zij n werk onder de weeke kadaus en de zoete glijing der woordtn wemelt vau zinnen waarvoor een auteur zich schamen moest. De moderne heer eruor-y-ApM spreekt b.v. van //hare hope werd den bodem ingeslagen," van //ecu inyi'sloi t geloof' (geloof vervliegt), van //de drukte die haar toppunt bereikt" enz. Maar zelfs in zijn beste zinnen is de heer TernooyApM nog slap. Xoo b.v. de eerste regels uit een preekeri» Intermezzo": ,,De groote weedom is gekomen over de menschen als een smarte-wolk van droefheid in de harten, als een gure winter in de wouden." Zoo oppi r^lakkig gelezen lijkt dat wel wat. Maar bezie het eens woord na woord. Er is, zegt de schrijver, een groote weedom gekomen over de menselien. Dat kan worden gedacht, het laat zich gevoelen. Nu komt de verge lijking, die de zin nog sterker van expressie moet maken: //als een smarte-wolk in de harten." Een smarte-wolk (wolk is mees'al vaag) is niet sterker dan groote weemoed. //Een woestenij van smarten" zou de bedoeling meer nabij komen. Verder; als een gure wiuter in de wouden" winter in deze beteekenis is altijd guur en ook hier is 't sterkste woord weer vooraan. ,,Eeu winter in de gure wouden" zou het verscherpt hebben. Maar er zijn heel andere woorden, die oneindige weemoed uit kunnen druk ken. Zoo'n zin overstelpt nitt het eenc woord vaasrt het andere weg. En dan is liet zeer waarschijnlijk nog de beste uit het boek! Moest dit werk nu nog worden gedrukt, men zou den schrijver kunnen raden ir minstens tweemaal zooveel in te brengen als er nu aan ontbreekt. Voor een boek met dergelijke allures moet men wel een kleine Zola zijn, om niet belachelijk te worden. Zoo'n werk moet druisclien van kracht en trillen van weemoed, hij gen vau een wereldsche zaligheid in het verschiet. Wie dit niet vermag, doet wijzer er af te blijven en zich bepalen tot nederiger werk. Mocht de heer Ternooy-ApM weer eens lust krijgen ons met wat, nieuws te verblijden, laat hij 't dan vooraf zenden aan een bevoegd artist om 't goed of af te laten keuren. Hij is nog niet zelf standig en critisch genoeg om het zelf te kunnen voelen en zien. Een groote verdienste blijft, dat hij als tooneel speler in zijn boek bewezen heeft gevoel voor de 1aal te hebben. Hoeveel actevirs bestaan er hier, die iets begrijpen of voelen of weten van 't mooi van hun woordkunst, die liefde hebben en wil om zich behalve met hunne rol, óók met hun litteratuur te bemoeien? Hél weinig. Daarin overtreft de heer Ternooy-ApM hen verre en daarom verdient zijn streven toch de aandacht van ieder die hem op de planken heeft leeren kennen. F. H. iiiiMiiiminiimiiiimiiimiimiiiimmimmiiiiim Felix Mendelssohn en Joseph Joachim. Bij gelegenheid van den Dsten gedenkdag van Mendelssohn's dood, den kien November 1S47, deelt Eduard Ilanslick in de Ne/ie Freie l'resse een nog niet gepubliceerden brief mede, waaruit men een van de beste zijden van Mendelssohn's karakter leert kennen. Het schrijven handelt over den twaalfjarigen Joseph Joachim. Zijn tante, Fran Wittgenstein, had hem naar Leipzig bij Mendelssohn gebracht en deze had met lust en liefde medegewerkt tot zijn muzikale vorming. Mendels sohn schrijft uit Londen, den '28 Mei 18-14, aan UIT DE SCHAAKWERELD. De reeds lang aangekondigde match te Berlijn tusschen C. A. Walbrodt vau Berlijn en David Janowski van Parijs nam op 3 Nov. een begin. Ei' worden slechts 7 partijen gespeeld, wie hiervan 't meereudeel wint, is overwinnaar en ontvangt 1000 Mk. Wordt na de ode partij een gelijken stand bereikt, dan wordt de match met 'A partijen verlengd. De 1ste partij bieef remiae, de 2 )e werd door Walbrodt ge wonnen ; beide spelen werden Spaansch" geopend. De 2de partij verschijnt m de schaakrubriek der Prov. Qroningei" van deze week. ALAPIXE'S OPENING, gespeeld op 't congres te Berlijn. Wit, Zwart. Simon Alapino Geo. Marco (Petersburg). (Weenen). l e4 e5 a P e2 p cG 3 P bc3 Of 3 f4. d5 4 ed5:, D da: P oc3\, D a5 G B bj, B d7 7 0-0 enz. Of 3 dl, ed4: 4 P dl: en 't spel is gelijk aan de Scnotscliüpartij. Ver der komt nog in aanmer king : 3 dlï, lt c5 4 B e3, U e3: 5 fe3: P ge7 G P bc3, 0-0 7 D d2, f5 H ufa, P fö: 9 (-4, P fd-4 10 P ed4:, P d4: 110-0-0 enz. St. Petersburger Ztg." 3 R c5 4 P a4 In een partij AlapineLoman (congres te Dresden '92) geschiedde 4 t'4, dG 5 P a4, B b'i'.' enz. met goed spel voor Wit. Zwart had echter met 5?B g4! 't betere spel hebben gekregen. 4 R e7 5 dt do Tsehigorine speelde tegen Alapino in dezon wed strijd 5?P t'G, waaiop volgde G dS, P b8 7 D d;), dG 8 g3, P bd7 9 c-1, c 10 B g2, D aöf 11 P ac3, P c5 12 D bl, cd5: 13 b l'.; enz. Met 13 cd5 : ware Wit in t voordeel geble ven. Op 5?ed4: kon vol gen : G P d4-, P fG 7 P cG:, bcG : S e5, P do: 9 D g4! met goed spel voor Wit. Ook met G g7 blijft Wit door 7 D d3, later gevolgd door ft, in 't voordeel. 6 d5 Meestal wreekt zich later dit doorschuiven van den d-pion, daar Zwart hierdoor de gelegenheid wordt geopend met goed gevolg t'5 te spelen. De zet schijnt echter in deze den heer Wittgenstein het volgende over het eerste concert, dat de kleine virtuoos daar gaf: «Geachte heer. Ik kan niet nalaten, u ten minste met eenige woorden te zeggen, welk een ongehoord, buitengewoon succes onze Joseph gister avond op het philharmonisch concert gehad heeft door zijn voordracht van het vioolconcert van Beethoven. De toejuichingen van het geheele publiek, de eenstemmige liefde en hoogachting van alle musici, de hartelijke toegenegenheid van allen, die aan muziek doen, en die de groote verwachtingen van zulk een talent hebben dit alles werd gisteren uitgesproken. Ik ben u dankbaar dat gij en uw vrouw ons met dezen voortreffelijken knaap in aanraking hebt gebracht en voor alle vreugde, die hij vooral mij reeds bereid heeft ; als de hemel hem slechts een goede gezondheid laat houden, zal alle?, wat wij voor hem wenscher, wel volgen; het kan eigenlijk niet uitblijven, want hij behoeft niet meer een voortreffelijk kunstenaar en een goed mensch te worden : hij is het reeds zoo zeker, als een jongen van zijn leeftijd het zijn kan of ooit geweest is. De opgewondenheid waarin hij reeds bij de repetitie iedereen gebracht had, was zóó groot, dat een razend applaus begon, zoodra hij gisteren op het orkest kwam, en het duurde lang, voor het stuk kon beginnen. Maar toen speelde hij het begin zoo zeker en zuiver, en hoewel hij uit het hoofd speelde, met zulk een onberispelijke vast heid, dat het publiek drie maal voor het eerste tutti in toejuichingen losbarstte, dit deden zij ook eens midden in de cadenz; en na het eerste gedeelte hield het applaus alleen op, n omdat men heesch werd van het schreeuwen, n ieders handen pijn deden van het klappen. Het was heerlijk om te zien en daarbij de rustige, kalme, onveranderlijke bescheidenheid van den knaap. Na het eerste deel zeide hij zacht tot mij : »Ik ben toch eigenlijk wel erg bang.'' De toejuichin gen van het publiek volgden op ieder deel van concert, en toen het uit was en ik hem al weg gebracht had, moest ik hem nog eens terughalen om zijn dank te betuigen, en ook toen duurde het applaus nog voort, toen hij al lang weer uit de zaal was. Het was een succes, zooals de meest gevierde en beroemde kunstenaar maar zou kunnen hebben of wenschen. Het voornaamste doel, dat mijns inziens bij het eerste verblijf in Engeland te bereiken was, is hierdoor volkomen bereikt: alles wat hier in muziek belang stelt, is voor hem gewonnen, en zal aan hem blijven denken. Gij weet, wat ik nu wensch : dat hij spoedig terugkeere tot volkomen rust en zich geheel onthoude van ieder optreden in het publiek, dat hij de volgende twee of drie jaren slechts bestede, om zich in alle opzichten te vormen, en zich in alle vakken van zijn kunst te oefenen, waarin hij nog te kort schiet, zonder te verwaarloozen, wat hij al bereikt heeft. Laat hem ijverig componeeren, maar nog meer gaan wandelen en voor zijn lichamelijke ontwikkeling zorgen, om clan na drie jaar even gezond te zijn naar lichaam en geest, als hij nu is. /onder volmaakte rust houd ik dat voor onmogelijk; moge die rust hem gegund zijn bij alles, wat de hemel hem reeds gaf. Deze brief is ook voor uw vrouw bestemd; ten slotte dus nog een hartelijken groet van uwen d. w. Felix Mendelssohn-Bartholdy." Hanslick merkt hierbij op: »Is het niet tref fend, dat Mendelssohn, die in Londen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat met bezig heden overladen was, dadelijk den volgenden morgen Joacbim's bloedverwanten met dit bericht verheugde ? Ferdinand Hiller heeft gelijk, wan neer hij Mendelssohn een »Lichtgestalt'' noemt, en er bij voegt: »A1 was het denkbaar, dat al zijn werken verloren gingen, dan zou toch de herinnering aan zijn poëtische figuur voldoende zijn om het Duitsche volk een hooge mate van voldoening te geven bij de gedachte, dat zulk een persoonlijkheid in hun midden geboren werd en tot bloei en rijpheid kwam." positie gerechtvaardigd te zijn. 6 P b8 7 D d3 Beter was P g3, wat i'5 zou hebben verhin derd. 7 f5! 8 efö: D d7 9 P ac3 D f5: 10 P ^3 D d3:J Dr. Tarraach geeft hier de volgende verbetering aan: 10?D f7 11 B e2, B h4! 12 B d2, P e7, ge volgd door de opeu en goed bezette f-lijn een kansrijk spel. Door de afruil bewerkt Zwart slechts de ontwikkeling der vijandelij keolficiereu. 11 R dB: P f6 12 P f5! R f5: 13 R f5: P bd7 Zwart moet B c8 be letten. Hij kon dit doel ook aldus bereikt heb ben: 13?P aG 14 B e3, c6 15 O 0-0, P c7 enz. 14 R e3 c5 Dit verzwakt den dpion. O 0-0 ware o. i. beter geweest. 15 0-0-0 Daar de a-, b- en cpionnennogop hun plaats Htaaii, behoeft Wit een pionnenaanval op zijn Dvleugel vooreerst niet te vreezen. 15 a6 10 f4 0-0 17 g4 T ad8 Dreigt een pion te w unen met ei'4 : 19 H f4:, P g4: 20 B g4:, T f4: 21 B d7:, T d7 : 18 go P e8 19 R e6 f K h8 20 f5 b5 21 h4 P b6 22 b3 't Paard dreigde op c4 een lt van de diagonaal cl hG te verjagen. 22 T aS 23 T h3 b4 24 P e4 a5 25 h5 a4 26 K bl In aanmerking kwam 26 hG, ab3: 27hg7:, P g7: 27 T dhl, P e6: 28 gG! enz. 26 ab3: 20 cb3 : hO Noodzakelijk. Wit dreigde h6, gh3: 29 T hG:, T a7 30 T dhl en wint of 28 gG 29 föenz. Op 27 P c7 volgt 28 P cö:!, dei: 29 dü.PeC: 3 J de?:, T f 5: 31 T dG enz. 28 gh6: P f6 29 hg7: f K c7: 30 T g3 f K Jr8 R f6: R g7 T a7 R f6 3L P f6: 32 T g6 33 T dgl 31 hO 35 T g» t! h7 dan 11 g7! 35 T gS|: 36 T g8 : f K Ii7 37 T b8 P d7 38 T e8! Nu dreigt BgSf,B f7 f en lt gG ^f. 38 e4 on Wit geeft mat in 3 zetten, zooals aangege ven na 38otözet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl