Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1065
zal leveren, heeft in haar eigen belang,
tegel\jkertjjd het verstrekken van de electrische
beweegkracht op zich te nemen, en is de aange
wezen exploitante van de tram, voortbewogen
door gas of electriciteit.
Op dit oogenbük zich door een vernieuwde
tramconcessie te binden zou daarom te
veroordeelen zyn.
Deze regels waren reeds gezet, toen wjj kennis
maakten met het schrijven van den heer Mijnsgen
aan den raad, om hem in overweging te geven
»de Electra te naasten of eigen fabrieken te
bonwen ter produceering van electrisch licht".
Dat dit schrijven ons verraste en het voorstel
onze sympathie heeft behoeven we niet te ver
zekeren, al meenen wij dat er nog andere argu
menten z\jn by te brengen dan het verminderd
gasverbruik, dat niet uitsluitend aan de levering
van electrisch licht kan worden toegeschreven.
Brieven van eea oud-officier
aan zijn ZOOD.
i.
Beste jongen !
Mijn hartelijken dank voor je brief, die ook je
lieve moeder zoo'n genoegen deed, hoewel het
denkbeeld, dat je wat te veel wijn gedronken had
op het corps-diner haar eenigszins ongerust maakte;
nu, ik heb haar helpen herinneren, dat een corps
diner maar ns ia liet jaar voorkomt.
Om nu maar dadelijk van wal te steken; je
schrijft, dat je, voor het eerst op je eigen kamer
zittende, ondanks zeker gevoel van trots, van zelf
bewustzijn, toch zoo'n sterk gevoel van eenzaam
heid, van verlatenheid hebt gekregen, hetgeen de
behoefte naar steun, naar raad deed ontstaan,
waardoor je op het denkbeeld kwam, dat ik toch
eigenlijk geen behoorlijk vader zou zijn, indien ik
je die niet, als wijlen de oude heer Smits, per
brief deed toekomen. Hoewel ik mij nu geenszins
gelijk stel met dien grooten menschenkenner en
humorist, wiens schrijfwijze weliswaar door velen
ouderwetsch wordt genoemd, maar die toch zaken
beschrijft, welke altijd nieuw blijden; voel ik mij
ten zeerste gevleid door deze onderscheiding van
je. Ik notrn het eene onderscheiding, (zeker, ook
een vader kan door zijn zoon onderscheiden wor
den!) omdat ik. er uit zie, dat je mij ook als een
ouderen vriend beschouwt en niet alleen als je
vader; omdat het mij bewijst, dat de manier,
waarop ik altijd met je heb omgegaan, goed is
geweest, je vertrouwen heeft gewtkt, je heeft doen
inzien, dat ik, ondanks mijne meerdere jaren, met
je mede geleefd heb, je jeugdige denkbeelden en
opvattingen begrepen en gewaardeerd heb, al waren
zij scms wat mis of overdreven.
In een van zijne brieven vergelijkt Smits zijn
kleinzoon bij een jeugdigen ezel; weli;U, als oud
gediende, ken ik mij het recht toe je te verge
lijken met een recruut, d. w. z. een recruut, die
de eerste handgrepen en passen en marsenen in de
officierswereld-school" (een leelijk woord, maar
juist naar ik vermeen!) nog leeren moet. Denk nu
echter niet, dat ik mij voorstel, je die tot in de
kleinste bijzonderheden te leeren; beschouw mij
meer als de Luitenant, belast met de
recruteuschool, terwijl de onden fficieren of korporaals (de
eigentlijke ii.sfructeurs), Ervaring, Routine, Beschei
denheid en Oplettendheid heeten; instructeurs, die
zullen maken, dat je binnen niet al te langen tijd,
naar ik hoop, afgeëxerceerd kan worden; je naam
als goed officier en je zelfvertrouwen zuïl(n het
krentenbrood en de chocolade zijn.
Je bent nu pas van de Academie te Breda ge
komen, als Infanterie-i fficier, hebt daar veel geleerd
wat nuttig wa=, zeker, maar ook veel, waaraan je
in de eerste 10 a 15 jaren als Luitenant, niets
anders hebt, dan dat het je geheugen wat, geoefend
heeft; je hebt, veldslagen en oorlogen bestudeerd,
groote troepenafdeelingen gecommandeerd (op papier
n.l.) de strategie van groote veldheeren onderzocht,
ja zelfs soms moeten critiseeren, verschillende ves
tingstelsels geli erH, enzoovoorts, enzoovoorts, zou
ik kunnen zeggen, maar onder de bedrijven door
(en dit is heel natuurlijk) heel weinig tijd
geschonktn aan je gewone, eenvoudige reglementen, ja, ik
durf wedden, soms wel eens nut eenige gering
schatting gedacht aan die gewone troepentllioieren,
die niet op de krijgsschool waren geweest, die
geen leeraar in de Taktitk, Strategie of eeu ander
vak waren.
Ik heb gezegd, dat dit natuurlijk was, en dat
is ook zoo; het vak reglementen" is weinig in
tel aan de Academie, terwijl, wat de (fficieren be
treft, de stralenkrans, waardoor je leeraren omgeven
zijn, die je deukt dat alles weten (en zeer veel
weten zij ook, ongetwijfeld!) verduistert onher
roepelijk de anderen, de z.g. gewone officieren Je
komt nu echter eensklaps zelf in den troep"
(zocals wij dat no< men) en, hetgeen je dadelijk
zult bemerken is, dat die gewone, doodgewone
Infanterir-officierer, die je meent dat niet het
minste idee hebben van die hoogere oorlogskunst,
volstrekt geen eerbied hebben voor je groote ken
nis, je volstrekt niet be.=chonwen als een jeugdigen
strateeg of geleerden tacticus, waarvan zij een
heeleboel nieuws kunnen leeren, ja zelfs nog niet
eens als hun gelijke, maar eenvoudig, zooals ik,
als een recruut, die 110» alles moet leeren.
Dit is zelfs zoo sterk, dat zij je, de vele dom
heden die je zult begaan (en je zult er vele begaan!)
niet eens kwalijk zullen nemen den eersten tijd,
maar goedig zullen glimlachen en je tl rechtwijzen,
zooals zij dat zouden doen, als een recruut., met
de politiemuts achterste voren op het hoofd, opliet
binnenplein verscheen; evenals... jij zult duen,
als je reeds een aantal jaren bij den troep hebt
doorgebracht. Van den eersten dag afaan, zullen
zij aan het onderwijzen^aan, zoowel in als buiten
de kazerne en mijn jongen, wees dan vooral niet
pedant of waanwijs; doe je niet geleerd voor, want
heusch, dat staat zoo belachelijk voor een recruut;
zet oogen en ooren wijd open en vraag, vraag ont
zettend vee), alles! waiit je zult eens zien, hoe
weinig je eigenlijk die geringgeschatte, doodeen
voudige reglementen kent en hoe dom je, hetgeen
je nog kent, te pas brengt in de praktijk.
Wel is het een heele overgang voor je, om nu
weer zoo op eens als baar, als groen behandeld te
worden; jij, die jezelf gedurende de laatste jaren
te Breda, al zoo'n .mijnheer* gevoelde en uit de
hoogte neer zag op de nieuwelingen aan de Aca
demie, maar bedenk, dat je eigenlijk niets anders
bent dan een groen, die pas komt kijken in de
Academie, maatschappij geheeten. Schik je er in,
evenals je je geschikt hebt, toen je uit de hoogste
klasse van school, waar je toen ook al een heele
piet dacht te zijn, gekomen bent aan de Academie
te Breda.
Dus nog eens, vraag, vraag zooveel je kunt en
wees bescheiden; beschouw ieder van die gewone
troepen cfficieren als je meerdere, in alles, want
dit is in de meeste gevallen ook zoo; blijkt later
in sommige opzichten het tegendeel, welnu dan is
er immers niets verloren; dan is het nog tijd ge
noeg, om te handelen zooals dan blijkt, dat goed is.
En nu, van genoeg gesproken, voor de eerste
week iii de recrutenschool is dit genoeg, geloof ik;
een volgende keer nieuwe instructies! Je lieve
moeder laat je hartelijk groeten en na een even
hartelijken handdruk, blijf ik
Den Haaff,
14 Aug. '97.
je liefhebbende Vader,
DONAK.
II.
Mijn jongen !
Je tweede brief, waarin je mij vraagt; je nog
dikwijls zulke brieven te schrijven, deed mij nog
meer genoegen dan de eerste; ik zal je zeggen
waarom. Eerlijk wil ik je bekei/ner, dat ik je er
van verdacht heb, dien eersten brief geschreven te
hebben onder invloed van de katterigheid* van
je lichaam, na dat overvloedige corpsdiner, waar
van de katterigheid" van je geest een natuurlijk
gevolg is. Zoodra dat over is, dacht ik, gaat hij
in jeugdigen overmoed (die niets onnatuurlijk is!)
toch zijn eigen gane, deukende geen steun of raad
noodig te hebben. Vandaar, dat ik dan ook dadelijk
begon met je, op aangenamer en zachter manier,
dan de maatschappij dat doet, een klein duwtje
naar beneden te geven.
Deze tweede brief nu van je, leert mij, dat je je,
ondanks een volkomen gezonden lichamelijkcn toe
stand, toch gaarne door mij verder wilt laten
leiden, hoewel ik liet feit, dat je nu voor het
eerst »op je eigen beenen" staat m een vreemde
stad, zonder familie, vrienden of kennissen, vol
strekt niet wegcijfer als groote oorzaak van je
behoefte naar steun. Maar, welaan, als je je dan
nu maar wilt laten raden door mij; die dag (hoe
bitter dan ook!) breekt voor alle ouders aan, dat
de kinderen hun steun of raad bijna niet meer
behoeven; evenwel, zij moesten dit, vind ik, niet
zoo duidelijk laten merken, als dikwijls het geval is.
Br is al veel van uitgekomen, schrijf je, maar
hoe ik dat allemaal zoo precies van je wist? Wel
mijn jongen, vooreerst doet je eerlijke bekentenis,
hierin opgesloten, mij goed, maar dan: het zijn
immers van die algemeen menschelijke eigenschap
pen en fouten, die ik mij nog goed herinner uit
mijn eigen jengd, evenals zoo menigen harde,
onaangenamen stoot, ontvangen van de wereld!" Of ik
de beëediging ook niet plechtig vond? Ja zeker,
jongen; de tranen in mijne oogen, toen ik je na
afloop de hand drukte, hadden je dat wel doen
inzien, als je zelf niet te zenuwachtig was geweest,
om iets op te merken! Plechtig was het, zeer
plechtig, zeker! maar toch, ... en je zult er
misschien van opkijken, toch nog nkt plechtig
genoeg voor je, durf ik widden zoomin voor jou,
als voor jfi andere jeugdige collega's.
Niot zóó plechtig, of er zullen oogenblikken
komeit, dat je lichtzinnig dien eed zult, schenden
en wat meer zegt. niet na zwaren strijd, wel neen,
na volstrekt geen strijd, na niet de minste ge
dachte aan dien eed, en aan wat je met dien eed
wel belooft, ja gezworen hebt.
Hoe durf ik zoo iets veronderstellen van mijn
eigen zoon, niet waar? Jij zoudt een eed schenden,
een eed, gezworen onder aanroeping van den
Almachtigen Vader? jij, die zoo trouw je eenvoudig
woord, 't zij ja of neen, nakomt? neen, dat is nu
wel wat overdreven van den ouden man, hè:
Overdreven ? eilieve, wat doe je anders, als je de
week hebbende, voor het gemak je sabel maar
thuis laat? (voor dat kleine eindje!) Wat, doe je
anders als je voor 4 uur in politiek loopt? (nu ja,
dat, eene half uurtje!) Wat anders, als je zobder
verlof Zondagmiddag (je hebt immers toch niets
te doen!) even overwipt naar den Haag, om je
vader en moeder weer eens even te zien ?
Wat anders, als je met je collega's zit te schim
pen of spotten, over deze of gene misselijke order?
(zooals jelui dat noemen.)
Wat anders, als je zonder vergunning van den
kapitein van de week, het. avoudappèl door een
collega laat waarnemen, daar er juist zoo'n mooi
concert was en je het vergat aan te vragen ? (het
zou immers toch zijn toegestaan en bovendien, die
kerels" komen toch wel in bed!)
Wat anders, wat anders, nog honderdmaal //wat
anders," want Log honderden van die z.g. kleinig
heden, zou ik kunnen noemen die immers niemand
hinderen (neen, niemand dan jezelf!); die, ja klei
nigheden op zich zelf, maar in het verband, met
het oog op de wet, op de krijgstucht, op je plieht
en vooral op den eed, dien je gezworen hebt, zware
vergrijpen zijn en dat wel, moedwillige!
Ik hoop dat, je mij begrijpen zult en mijn raad,
te lezen tusschen enne eu euiie phis een" (zooals
Multatuli dat uitdrukt) d.w.z. tusschen de regels
door, zult, opvolgen. En dat niet alleen, omdat
je het voorbeeld moet geven als officier; (zooals
zoo dikwijls gezegd wordt!) om je zelf, moet je in
alles en alles, dus ook in de z.g. kleinste kleinig
heden, stipt zijn, ontzettcLd stipt, en doen wat
je moet doen; om je zelf, omdat je het uit vrijen
wil gezworen hebt, met het vaandel in je hand,
voor het front van den troep je beide vingers
opstekende, gezworen hebt: Trouw aan de Koningin,
gehoorzaamheid aan de wet en onderwerping aan
de krijgstucht;" zeggende luid hoorbaar Ik zweer
dit; zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
Dtnk daaraan mijn jongen, altijd, zoowel bij
lichte als bij zware eischen, en geef mij er de hand op l
Je liefhebbende Vader,
DONAK.
Den Haag, 22 Augustus 1897.
De negentiende eeuw?
Onlangs hoorde ik een echt staaltje van
negentiende-eeuwsche rechtspraak. Iemand, een officier,
was om de eene of andere reden door eenander
beleedigd, en de geschonden eer moest
natuurlyk (?) door de wapens gewroken worden. Nu
bestaat er in het Nederlandsche strafwetboek een
artikel, dat 't duel strafbaar stelt, zoodat de
majoor, die door de rondgaande geruchten
eenigzins op de hoogte was gekomen, het geraden
vond, om, als onmiddellijke chef der personen
in quaestie, officieel het duel te voorkomen. Hij
legde dus een der officieren zoogenaamd
«strengarrest" op. Dengene, dien deze straf is opgelegd,
is 't absoluut verboden, zijn aangewezen verblijf
te verlaten, op gevaar van te vallen binnen de
termen van zoogenaamde «dienstweigering".
Het duel had dus niet binnen 2-maal vier
entwintig uren plaats, zooals in den «Code
d'honneur'' staat voorgeschreven.
Een maand daarna werd onze officier van
hoogerhand verzocht, zyn ontslag aan te vragen.
Hij vroeg en kreeg bet, en hem werd mede
gedeeld, dat het was »ten gevolge van het niet
doorgegane duel."
(Dergelijke zaken worden onderzocht door een
raad van eer).
Toen hij eenigen tijd daarna z\jn ouden com
mandant, den majoor, onder vier oogen sprak,
en hem verweet, hem destijds in arrest gezet te
hebben, antwoordde deze hoofd-officier op ver
ontwaardigden toon: »Ik vermoedde toen, mijnheer,
dat gij genoeg eergevoel hadt, om te begrijpen,
dat een dergelijk arrest moest gevioleerd worden,"
na welke woorden de diplomatieke H.E.G.S. zich
verachtelijk afwendde en zich niet meer om zijn
slachtoffer bekommerde.
De man was en bleef ontslagen, en zag op zijn
dertigste jaar, zijne carrière totaal vernietigd.
Ge gelooft 't niet, niet waar? maar 't is helaas
een feit, en nog maar n uit velen.
Want nog veel meer komt het voor, dat een
duel geweigerd wordt, geweigerd uit plichts
gevoel, door huisvader, echtgenooten, zoons. Ook
dezulken worden genoodzaakt om. beladen met
de minachting van velen goddank niet van
alle kameraden, hunne betrekking, vaarwel
te zeggen. En wie geeft blijk van meer eergevoel,
hij, die de herstelling van zijne zoogenaamd ge
schonden eer toevertrouwt aan n schot, n
slag, n stoot van zijn vijand, of hij, die de
verachting van zijne medemenschen of tijdgenooten
trotseert, in 't besef dat zijn plicht is om te
leven, daar, waar zijne echtgenoot, zijne kinderen,
zijne moeder misschien, zijn hulp en steun niet
kunnen ontberen ?
En zoo'n geval, als ik daareven aanhaalde, is
geen zeldzaamheid; meerdere malen komen
dergelijke schandeJijkheden in ons kleine landje
voor en wel voornamelijk onder de militairen.
Terecht heeft de wet dan ook bet duel strafbaar
gesteld als poging tot een soort wederkeerigen
moord. Toch vallen nog jaarlijks slaehtsoffers
van dit gebruik uit de oudheid. Als de oermensch
van Darwin nog eens een kijkje kon nemen in
de negentiende-eeuwsche maatschappij, zou hij
dan niet, bij 't zien van twee menschen, die
elkaar om een kleinen twist, om n woord of
gebaar slechts, stonden te kerven en te verminken,
uitroepen : »Kijk, dat deden we in mijn tijd ook ! !"
Foei, stervende negentiende eeuw, dat je die
schande nog moet beleven, dat die lang vergeten
oermensch, door 't vernis van al je beschaving
heen, nog een tafereeltje kan ontdekken dat
hem bekend voorkomt.
En er zijn werkelijk nog menschen die, te
goeder trouw, het duel nuttig en noodzakelijk
achten. Maar mijn god! lieve, beschaafde, humane
menschen, wat is 't duel anders dan of een
gevaarlijk poppenspel, of een moord? Een pop
penspel, ja, want wat denkt ge van een duel,
waarvoor met groote plechtigheid alle
toeberbidselen worden gemaakt, doch waar bepaald wordt
»dat bij 't zien van bet eerste bloed aan de eer
voldaan is." Is 't niet om eens lekker te lachen,
dat de tranen je langs de wangen loopen .. . als
't niet zoo laf en naar was? n gevaarlijk ook
nog; want er bestaat nog kans, dat een der beide
partijen voor zijn leven lang verminkt wordt, en
met een geschonden gelaat, maar dan ook
eene ongeschonden eer, verder door 't
leven mag wandelen ... Dit soort tweegevecht
is alleen maar belachelijk; niet zoo zeer mis
dadig.
Maar nu het ernstige duel, op leven en dood.
Wie van ons durft zich het recht toekennen
een ander, een medemenscb van het leven te
berooven ? Ik zal zelf het antwoord geven.
Niemand, tenzij de gebeele maatschappij, als n
denkend en handelend wezen, dat verplicht is,
de rotte plekken uit te snijden, om de rest voor
bederf' te vrijwaren . . .
't lleerschend begrip, dat de eer moet ge
wroken, moet hersteld worden, blijft natuurlijk
buiten quaestie. Wie is die wreker ? De
belei digde. niet waar 'i Welnu, hij eischt voldoening.
Hij wil zijn eer handhaven. Zijn geoefende
tegenstander schiet hem dood: wat heeft hij nu
bewezen; is zijn eer nu hersteld ? Zij is door
bloed gewroken, ja. maar door zijn eigen bloed.
Kr zijn echtgenooten en huisvaders slachtoffers
van dit «wanbegrip omtrent eer" geworden.
Vorderde de eer niet liever van hen, te blijven
leven voor de hunnen ? Het donden toch van een
medemensen onder dikwijls zeer verschillende
omstandigheden kan nooit eervol zijn .. .
Het eenig denkbare geval van eene botsing
tusschen twee menschen zou zijn, als in een
spontane opbruisching van hartstocht, van haat,
die twee menschen elkander aanvielen en elk
ander trachtten te vernielen. Wanneer er twee
zijn, die elkaar zóó haten; wier levens
cirkels zoodanig met elkaar in botsing komen,
dat ze niet ongestoord meer naast elkander voort
kunnen bestaan, dan zou ik my kunnen
begrjjpen, dat op een beslissend moment, die twee
mensch-dieren elkander trachtten te verdelgen.
Dat zou dan eene uiting z\jn van het dierlijke,
dat in ieder mensch leeft, onder 't vernis van
beschaving, gedurende de verschillende generaties
ontstaan, Maar ga nu eens den loop van een
duel na! Deftige getuigen, diplomatieke gesprek
ken, ernstige besprekingen omtrent 't kiezen der
wapens, kortom, eene heele ry van conventioneele
voorbereidingen is noodzakelijk. En dan, na 2
of meer dagen soms, wordt 't die beide wezens
wier haat zoo fel is opgevlamd, dat ze slechts in
't bloed des vijand kan worden gebluscht, (de
oorzaak van dien haat is dikwijls een scheldwoord
in dronkenschap geuit) vergund elkaar te
ontmoeten, en mogen ze, met voorafgekozen wapens
in de hand en op zorgvuldig berekenden afstand,
elkaar trachten te verminken, totdat... naar
de meening der secondanten, aan de
eer voldaan is.
Bah! Is dat de manier, waarop de zoon der
beschaafde en verlichte negentiende eeuw, zijne
eer of z\jn liefste goed weet te verdedigen?
't Is waar, er zijn gevallen, dat iemand zoozeer
van een hardnekkigen vijand heeft te lyden, dat
niets meer veilig is; dat de eer van vrouw en
kinderen bedreigd wordt, kortom, dat alle levens
geluk hem dreigt ontnomen te worden, en dan
kan de toestand zóó worden, dat een van beiden
weg moet, vernietigd of tenminste voorgoed ver
wijderd, maar is dan de aangewezen manier, dien
man uit te dagen, en zoodoende de redding van
die vrouw en kinderen toe te ve/trouwen aan den
uitslag van eene handeling, op zich zelf reeds
onrechtvaardig en dierlijk, maar bovendien zoo
wisselvallig als een duel? Duel, dat roekelooze
spel met het leven, waarvan we zoo weinig weten,
en dat we nooit, nooit meer terug kunnen roepen,
waar het eens gevloden is. Het eenige duel,
waarbij een s c h ij n van recht heerscht, ten
minste, wanneer geen belangen van derden er by
in 't spel komen (ouders, echtgenooten, kinderen),
en wanneer Justitia zich de rechten der
beleedigde partij niet kan aantrekken, is eene loting,
waarbij de verliezer zich verbindt om bijvoorbeeld
zich voor altijd te verwijderen of van een of ander
plan af te zien, of iets dergelijks. Wanneer het
zooals in Amerika, ontaardt in 't innemen van
bijv. n onschadelijke en n vergiftige pil,
vervalt men weer in een moord met wederkeerige
toestemming. Nog eene schandelijke variatie op
hetzelfde thema is ook uit Amerika afkomstig
de methode, dat degene, die by de loting verliest,
zich bijv. binnen drie maanden van het leven
moet berooven. Zich van het leven berooven, na
maanden, nadat dikwijls alle hartstocht heeft
uitgewoed, terwijl het slachtoffer misschien onder
geheel andere omstandigheden leeft, of vrouw en
kinderen heeft te verzorgen. J3ah! vrat een
waardige herstelling van de geschonden eer!
Moeten wij ons niet schamen, kinderen te zijn
van een eeuw, die zulke mis-toestanden duldt?
O ! en nog zoo veel meer valt er te zeggen over
dit misbruik, dat niet alleen in zgn wezen reeds
zoo dierlijk en wreed is, maar dat dikwijls ook
zulke hoogst droevige gevolgen na zich sleept.
En dat alles tengevolge van n heerschend wan
begrip . .. ! Ten slotte nog dit:
Er zijn menschen, die het tweegevecht voor
staan uit een godsdienstig oogpunt. Zij zien er
een soort godsgericht in, waarbij de onschuldige
den palm der overwinning weg zal dragen. Hun
wenschte ik slechts te vragen: »of dat dezelfde
god van liefde is, die gebiedt: »Gij zult niet
doodslaan"; die »zijn" zon laat opgaun over
»boozen" en vgoeden"?
O! negentiende-eeuwsche beschaving en ver
lichting! ! !
Soerabaia.
F. II. IIOOCHNVINKKL.
Een streep door drie rekeningen.
De Punch heeft in een zijner laatste num
mers een prent gegeven, van welke men in
ons blad eene verkleinde reproductie vindt,
en die keizer Wilhelm voorstelt, als »reiziger"
een bezoek brengend aan Sultan Abdoel
Hamid. *Ik ben een goed vriend voor u
geweest," zegt de keizer tot den
beheerscher der geloovigen »en als ge nu soms iets
mocht noodig hebben in het artikel 'van
kanonnen of geweren, dan moet geheuscli
ons de klandizie geven.'1 Als toelichting
deelt de I'iuich mede, dat Sir Andrew Koble
te Constantinopel moeite heeft gedaan om
voor de lirma Armstrong de opdracht te ver
krijgen tot het leveren van hetgeen voor de
aanvulling van Turkije's bewapening noodig
zou zijn, maar dat de Engelsche agent weinig
kans van slagen had, daar het zoo goed als
zeker was, dat de bedoelde opdracht aan
Duitsche firma's zou worden gegeven. En
de Stindard wist dan ook reeds te melden,
dat de iirma Krupp was belast met den her
bouw en de nieuwe uitrusting van vijf Turksche
panterschepen.
Het bericht klonk niet onwaarschijnlijk.
Vooreerst kon men wijzen op een praecedent.
Toen vorst Bismarck, die zich menigmaal
met souvereine minachting over de heele
Oostersche quaestie had uitgelaten, nu bijna
twintig jaren geleden na den
Russisch-Turk