Historisch Archief 1877-1940
1066
DE AMSTEEDAMMEE
1897.
WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREiNDORF, te Amsterdam,
Singe! bij de Vyzelstraat, 542.
Dit Blad » verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capticines tegenover het
Grand Café, te Parijs.
Zondag 28 November,
Abonnement per 3 maanden ?1.50, i'r. p. post/' 1.65
Voor Indiëper jaar mail?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O V Ds
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De bekende lief
dadigheid. Militaire rechtspleging, door F.
Dr. Kuyper en het antirevolutionnair program.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN, door D. Stigter.
TOONEEL EN MUZIEK: Hoe oud was Hamlet?
door v. L. Een en ander naar aanleiding van de
opvoering van Les Maitres-Chantenrs te Parijs, door
van Milligen. KUNST EN LETTEREN: In Arti,
door Th. Molkenboer. Le mannequin d'osier, door
v. L. WETENSCHAP: Hans Bontemantel's papieren,
door F. A. B. RECLAMES. SCHAAKSPEL.
ALLERLEI. YOOR DAMES: Kinderen, door
Catharina Alberdingk Thrjm. De mutualit
maternelle. Allerlei, door E-e. SCHETSJES: De
eenige (slot). PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIËN.
lllllllllMIIIIIIIIIIIIIIMIIMmilllllMimiUlllllllllllllllHIlHMMIIIIIIIIIIIIIIimiN!
Toen wij verleden week schreven over
-/>de lekende, liefdadigheid onzer medeburgers,'"
wisten wij niet dat wij reeds twee drie dagen
daarna een circulaire aan onze stadgenooten
zouden onder de oogen krijgen, waarin
opnieuw wordt gevraagd, dat men zich als
lid of als donateur bij de vereeniging Kin
dervoeding zal aansluiten.
Lid is men, wanneer men een jaarlijksche
contributie van minstens f ~j betaalt, dona
teur zijn zij, die zich verbinden tot het stor
ten eener jaarlijksche bijdrage van min
der dan f 5, terwijl natuurlijk ook giften in
eens tot elk bedrag gaarne worden aange
nomen.
Verleden jaar was er een tekort op de
rekening van ?1898.
»Gij ziet, hoezeer uwe hulp ons noodig is,
willen wij het -minimum bereiken vari het
geen ons hart wenscht te doen, van hetgeen
door de nijpendstc nooddruft icordt geboden.
Met den steun der hoofden van scholen
en door eigen informatiën, zorgen wij, zooveel
mogelijk, dat slechts die kinderen worden
gevoed, wier ouders onmachtig zijn het voed
sel te verschaffen.
Hoeveel nog overblijven, die met hegeerig
oog haar hunne kameraadjes staren, wij zuilen
het u maar niet zeggen, maar ons bepalen
bij de verzekering, dat de kinderen de weldaad
waardeeren en er in den regel dankbaar
voor zijn; dat de ouders, die het niet meer
behoeven, doorgaans hunne kinderen laten
afschrijven, omdat zij weten, dat zij het anders
onthouden aan hen die het beter kunnen
gebruiken.
En daarom vragen wij u met een gerust
geweten, HELPT ON.S !"
Slechts tot een minimum van Ititlp is
Kindervoeding in staat.
De kinderen, die voedsel ontvangen, krij
gen dit maar drie maal per week, dus
om den anderen dag.
Alleen in de nijpendste behoefte wordt
voorzien.
Hoeveel er in 't geheel niet gevoed wor
den ... het bestuur van Kindervoeding, zal
het maar niet zeggen!
Dat is jamm'er, het had het maar moeten
zeggen. Heeft het een statistiek, een be
rekening,... dat het die publiceere wat
toch is welsprekender dan cijfers? Wie
weet hoe veel meer reeds geholpen zouden
zijn, als men er de bezittenden op kon wijzen,
hoeveel duizenden kinderen 's winters en
hoeveel honderden kinderen zelfs des zomer*
het stellen moeten buiten een sober maal.
Maar de afwezigheid van zulk een opgaaf
strekt niet tot verontschuldiging van hem
die helpen kan en het tot nu niet deed.
Zijn al onze lezers reeds lid of donateur
van Kindervoeding ? We betwijfelen het zeer.
Waarom zijn ze het nog niet'?
Hechten zij te zeer aan het bekende voor»
schrift: laat de linkerhand niet weten wat
de rechter doet welnu, niets eenvoudiger
dan aan Kindervoeding te verzoeken, hun be
scheidenheid te sparen, door hun naam niet
op de leden- of donateurslijst te plaatsen.
Het zou o.i. werkelijk een vooruitgang zijn
in de liefdadigheidswereld,, als door genoot
schappen en vereenigingen de publicatie der
namen van weldoeners kon worden afge
schaft. Doch nogeens, voor het toetreden
tot de Vereeniging Kindervoeding behoeft de
vermelding op de ledenlijst van het jaarver
slag geen bezwaar te zijn. Eén briefkaartje
dus, n postwissel, en men kan zijn plicht
vervullen en welke plicht ligt meer voor
de hand, dan althans iets bij te dragen voor
de voeding van hongerlijdende kinderen ?
»E6n daad van liefde beteekent meer voor
de menschheid, verheft meer den geest en
verwarmt meer het gemoed dan honderd
boekwijze theorieën" aldus schrijft het bestuur
in zijn circulaire.
We zouden haast durven vragen of er
wel al van liefde sprake kan zijn, als men
een kleinigheid voor kindervoeding geeft.
Niet heelemaal bevroren te zijn, is nog iets
anders dan warm. Maar aangenomen, dat
er hier reden bestaat om te gewagen van
»de zonnestraal Uwer liefde, die als eene
belofte en eene aanmoediging breke door de
nevelen hunner ontbering" kan er een
beter oogenblik worden gekozen om dat
straaltje door de nevelen te doen vallen, dan
in deze dagen, nu al wat iets te missen heeft,
zich beijvert vrienden en magen te be
denken met St. Nicolaas? Als ge eens met
een tiende deel van het bedrag, dat gij voor
uw surprises uitlegt, de kinderen der armen
verraste, zou er wel n hongerig behoeven
te blijven? Zonder een enkelen mensch,
ook u zelf niet, een aasje geluk te ontnemen,
kan er in de kluizen en krotten onzer achter»
buurten heel wat minder ellende zijn.
Dit doel zou te bereiken wezen, zonder
dat nog iemand zich met de onaangename
gedachte had te kwellen, als zou hij nu
voortaan maar moeilijk zijn ijdelheid in toom
kunnen houden, wijl hij aan zichzelf geopen
baard was in de hoedanigheid van weldoener
of liefdadigheidsmensch. Immers, hetzij men
het van een christelijk, hetzij men het van
een humanitair standpunt beschouwe, een
beetje eten aan onschuldige kindertjes te
geven, is iets zóó van zelf-sprekends, ver
dienste steekt daar niet in. Wie doet het.. _
en zou er later nog aan willen denken of er
over praten ?
Het adres van het Bestuur van Kinder
voeding is: A. C. Wertheim, Heerengracht 015,
voorzitter; M. C. Calkoen, Keizersgracht'267,
vice-voorzitter; Matthias Duys, Heeren
gracht 11 11, secretaris, en H. v. d. Velde Hzn.,
Binnenkant 19, penningmeester.
Militaire rechtspleging.
Het is een bedenkelijk gevolg
van de wijze waarop thans de
militaire rechtspraak is geregeld,
vermits deze nooit is onderworpen
aan de censuur van den Iloogen
Kaad. .."
M\-elMitd run l,d Recht.
Als een melaatsche, erf-stuk van voor drie,
vier eeuwen, houdt zij zich schuil. De kwa
lijk riekende wonden en zweren verbergende
onder het afgedragen kleerl van vrouw Ju-titia,
wakende in de muffe lokalen van gevange
nissen, wordt zij door het groote publiek
nauwelijks opgemerkt.
Ze doet geen kwaad: de onreinen, die
met haar in aanraking komen, zijn toch
verloren voor de maatschappij!
Doch daar verspreidt zich eensklaps het
gerucht, dat onder die bende onreinen er
een zoude schuilen, die haar met list en
geweld in de armen is gevoerd, die thans
moet lijden een leed, zooals geen sterveling
in onze dagen zich kan voorstellen.
Wat moet dat wangedrocht, zich denkende
de gerechtigheid zelve, in onze samenleving?
vraagt men nu.
Waartoe haar te laten wroeten in duister
nis ? Leven wij niet in de eeuw der ver
lichting, der openbaarheid?
Weg met dat monster; weg, weg!
Zij een melaatsche?
Er zijn wijzen, die medelijdend het hoofd
schudden over een domheid zoo groot.
Ze is oud en verschrompeld, maar nog helder
van hoofd, kennende de kronkelpaden, welke
hare zuster Justitia niet vermag te door
zoeken. Kalm verricht zij haar werk in alle
bescheidenheid, het scherpe daglicht mijdende
uit aangeboren vrees voor opzien-wekken.
Zij huldigt de waarheid, al is het zonder
opspraak en vertoon.
Neen, duizendmaal neen : zij is verkankerd
rot in al hare leden, want de reine
schuwt het licht niet.
Zij mag niet verder worden geduld in onze
maatschappij.
Wij willen onze landskinderen wat
ook hun misdaad zij niet langer zien
overgeleverd aan eene, die zich niet durft
vertoonen in het volle licht.
De vunzige kerkerholen behooren tot het
verleden. We hebben afgedaan met pijn
bank en folterwerktuig. Geen misdaad zoo
groot of wij laten ook aan den verdediger
het woord. Wij zetten de poorten der
justitiezalen wijd open.
Maar als in de kwartieren der staande
legers, gerecruteerd uit de ruwste elementen
der maatschappij van die dagen, stellen wij
krijgsraden samen, die geen openbaarheid
kennel» die meestal de getuigen niet per
soonlijk hooren, en aan den aanklager over
laten den gedaagde ook te verdedigen.
Aanklager en verdediger is n persoon!
Als een ernstige waarschuwing komt dan nu
uit den vreemde tot ons het gerucht: daar
is in een der hoofdsteden van de wereld
veroordeeld een man, op wiens verleden geen
enkele smet kleefde, totdat hij werd aange
klaagd van hoog verraad. Een der edelste
uit zijn land zegt thans: die man is niet
schuldig; en heel een volk verkeert in zenuw
achtige opgewondenheid, want wie durft tegen
spreken ; wie kent het vonnis; wie weet de
motieven, welke de rechters het schuldig
deden uitspreken ?
Waarom werd dien man onthouden dat
gene, wat wordt toegekend aan de laagsten
en de gemeensten, die zelfs niet waardig
worden gekeurd hun land met de wapenen
te dienen ? Waarom mag een krijgsman zich
niet rechtvaardigen in het openbaar:'
»Er bestaat voor het geheele Kijk een op
perste gerechtshof, onderden naam van Hooge
llaad der Nederlanden ... De terechtzittin
gen zijn openbaar, behoudens de uitzonde
gen in ln't hel/mij der openbare arde en zede
lijkheid, door de wet vast te stellen.. ."
Aldus sprak de grondwetgever, maar niet
luide genoeg om te worden gehoord of be
grepen door diegenen, welke »het
rechts^fln'cd over het krijgsvolk en de schutterijen"
hadden te omschrijven.
Dat de waarschuwing uit den vreemde ons
tot leering strekken: ook de soldaat moet
kunnen getuigen, dat, de zon der gerechtig
heid hem beschijnt.
F.
Dr. Kuyper en het
anti
revolutionair program.
Indien wij (of anderen) een oogenblik ge
dacht mochten hebben, dat de Standaard een
weinig verlegen was, met het oog op hetgeen
zij in 1879 tot toelichting van haar program
had geschreven, haar houding bij de jongste
verkiezingen ten opzichte van de afschaffing
der plaatsvervanging te verdedigen dan
vergisten wij ons zeer.
»Later dan ons lief was", zoo schrijft zij,
»kregen we door een ander blad kennis van
wat het (ïrocite, Weekblad in zake
Dienstvervanging aan ons adres schreef."
Dat speet haar. Ze had gaarne zonder
eenig uitstel ons beantwoord.
Maar ... wat het Groene Weekblad in zake
Dr. Kuypers houding en het
anti-revolutionair program in het nummer van 14 Nov.
jl. heeft in het midden gebracht stond
ook reeds te lezen in het weekblad van G
Juni jl. in een artikel getiteld: Kuyper con
tra Braakensiek in antwoord op een op
merking van Kuyper over Bi'aakensieks
teekening.
Daar schreven wij:
«Hoe natuurlijk dan dat de liberalistische
teekenaar, zelf voorstander van persoonlijke
dienstvervulling, in zijn plaat zijn teleurstel
ling uitdrukt, nu de antirevolutionairen, op
wier vastheid van overtuiging men zoo zeer
scheen te mogen rekenen, hun
geestdrifthebben verloren, ofschoon hun leider reeds
in 1879 had geschreven, onder den titel
Moreel van dan soldaat: i>En het is uil dien
hoofde-, dal- ook wij, op het voorbeeld van
Groen van Prinslerer en krachtens het
antircrolutioitair beginsel; dat allen
mensehenhandel, ook in :,ijn zwakste vormen, verfoeit,
ons aansluiten bij de.n eindt, dat aan alle,
die/i.stvercanging een einde komc en hiermee, de, kanker
u-orde uitgesneden, die dusrev ons leger bedierf."
Weet men voorts, dat dezezelfde leider zich
er van bewust was, almede in 1879, dat de
militaire defensie eerst te bereiken zou zijn,
»als ge als natie, bij uw defensie maar durft
rekenen op uiv volk en op in<; God" en dat
men geen oogenblik mag vergeten, hoe de
defensie noodig is, wijl er »van Godswege een
roeping op Nederland rust," hoe zal men het dan
een teekenaar euvel kunnen duiden, dat hij van
Dr. Kuyper's huidige positie naast Schaepman
een plaat ontwerpt, die juist Dr. Kui/per niet
behagen kan, ook nog om andere dan
artistieke redenen!"
Dat artikel zal toch aan het
Standaardbureau zeker wel niet voorbij zijn gezien!
En niet alleen in het Weekblad, ook el
ders, in het Tmemaandelijkseh Tijdschrift van
?Juli hebben wij, schrijvende over Theologi
sche e» Sociale J'olitie/,-, o.a. het volgende
gezegd :
Dat medelijk kwaad, deze mensrhcnhandc.l,
die kanker, welke ons leger bederft, reeds
twintig jaar verfoeid, iets waaromtrent de
bijzondere openbaring op het stuk van rechts
beginselen zoo duidelijk heeft gesproken,
mocht niet worden vermeld op het program
van actie, ofschoon de niet theologische par
tijen, allen zonder onderscheid, verklaarden
dit euvel te willen uitroeien, en reeds onder
het Christelijk ministerie Mackay een katho
liek het remplaranten-stelsel ter vernietiging
had voorgedragen. Een aanhanger van de
theologische politiek, die eenmaal een zede
lijk kwaad heeft ontdekt, zal men toch be
schouwen als een rnan, die een zending heeft
te vervullen, indien hij weet. dat zelfs de
heidenen hem willen helpen om een zonde
te verwijderen uit ons Nederland, >dat van
Godswege een roeping heeft."
lieeds een half jaar weet de hoofdredac
teur van de Standaard, dat er uitlatingen
voorkomen in Ons Program, op grond waar
van zijn houding in de verkiezingsdagen
openlijk en krachtig wordt veroordeeld; niet
?nu eerst, gelijk hij zijn lezers te verstaan
geeft, maar reeds van Juni af, hebben wij
naar »deze zinsneden van Ons Program ver
wezen" en daarom verwondert het ons
wel een weinig, dat de ^landaard redacteur
zich thans beklaagt niet n ircek/e vroeger
te hebben kunnen antwoorden al doet
het ons genoegen nu dan toch te mogen
vernemen, dat de zoo dikwijls door ons her
haalde opmerking inderdaad eenig antwoord
zelfs een spoedig antwoord vereischt
En dat antwoord luidt in zijn geheel:
Jj 2.')7. MOKKEl, VAN l)i;X SOLDAAT. »En dit, te
meer, indien men ook bij Oorlog, van Tubal-Kaïns,
aard wat teruggekomen, hoogere waarde dan dus
ver zal weten te hechten aan het moreel van
den soldaat.
Dit is voor de toekomst van ons leger zelf»
hoofdzaak.
Tnans vloekt heel liet platteland een instelling,
die een deel onzer landsbcvolking letterlijk
demo