Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1066
Een voorbeeldige straf.
(Postillon.)
De eerste toeschouwer: »Eh ... al sedert weken straffen wij
dezen Plebejer met verachtirg, en de kerel schijnt er niets
van te roerken."
De tweede toeschouwer: «Kom, Jatfn we maar doorgaan!"
Een zuinig ter,
(Lustige Matter.)
Celibatair (die zelf een knoop tmn zijn goed heeft r^eiet]:?Zie
zoo ! dat's alweer een vrouw uitgespaard !
De sclioone slaapster.
(Ptck-me-Up.)
Wat staat er in dat boek, Grootma 'l
Van een meisje dat altijd sliep en dat niemand wakker
kon krijgen.
Was dat dan een dienstmeisje, Grootma ?
NIEUWE UITGAVEN.
'De lieiconers van Misntle, uit het Engelsen bewerkt van E-J n KI.
TtBME, schrijfster van De zeven kleine Australiërs. liet boek
is versierd met aardige plaaljes van Johnson en uitgegeven door
de firma G. B. van Goor Zonen te Gouda.
Paul Sanderson's docJiter. Ken verhaal voor meisjes van AUSTIN
CLARE, vertaald door K. S. VAN GOIHOKVKH. De illustraties zijn
van de hard van H. M. Krabbé. Uitgave van Lentz & de
Haan te Utrecht.
Van IVarendorf's Geïllustreerde Familie-Kalender is de jaargang
van 1898 verschenen. Het is een van de boeken, die lang
zamerhand een instelling worden; het bevat behalve de eigenlijke
kalender, ook munttafel, tijdvergelijking, verjaardagkalender,
huishoudboek, eenig mengelwerk en een dozijn groote platen ; voorts
bons die recht op reductie geven bij verschillende schouwburg
gezelschappen, en eindelijk twee premiën : een
Portefcitille-almanuk en een Boek der spelen, handleiding voor whist,
quadiille, skat en een aantal andere spelen.
Offi"iecle en Feitelijke Waarheid. Bijdrage tot de kennis van onze
arbeidstoestanden, door Mr. P. BUOOSHOOFT. 's Gravenhage, Gebr.
elinfante.
Geïllustreerde Catalogus van de werken uitgegeven door den
Boekhandel van voorheen Höeeker & Wormser, te Amsterdam en
Pretoria. Op franco aanvrage is een exemplaar van dezen cata
logus gratis verkrijgbaar. Hy bevat o. a. de portretten van C. S.
Adema van Scheltema, Nicolaas Beets, Bunyan, Capadose,
Kropholder, Da Costa, Emous, O. Funcke, Geesing, Gerdes, Groen
van Prinsterer, Dr. J. H. Gunning Jr., Dr. A. H. de Hartog,
Hasebroek, Dr. Hoedemaker, H. Hoekstra, A. J. Hoogenbirk,
Höveker, P. J. Kloppers, Mr, H. J. Koenen, Dr. A. Kuyper, J.
Ph. v. d. Land, J. de Liefde, F. Lion Cachet, Jan Lion Cachet,
Mr. A. F. de Savornin Lohman, T. M. Looman, Jh. Mr. J. W.
van Loon, D. L. Moody. Andrew Murray, C. H W. v. d. Post,
D. Postma, F. W. Reitz, Ph. S. v. Konkel. Dr. Rutgers, B.
van Schelven, Sikkel, Spurgeon. Hesba Stretton, J. S. de Villiers,
H. Visscher, Dr. L. H. Wagenaar, J. P. G. Westhoff, Dr. Woltjer,
J. A. Wormser Sr. en J. A. Wormser Jr. en A. C. de Zwart.
De Nederl&ndsche Almanak van Tjeenk Willink te Haarlem,
voor 1998 is verschenen. Hij bevat behalve talrijke groote en
kleine plate, eene reproductie van de tot nu toe uitgekomen
portretten der Koningin, afbeeldingen van overleden tijdgenooten:
Prinses Softe, Mr. Heemskerk Azn, Beelaerts v. Blokland, Dr.
Beynen, J. C. Boers, Verhuell, Mr J. G. Kist, Dr. A. v. d. Linde,
Dr. Acquoy, Prof. A. D. Loman, Adama v. Scheltema en General
Booms; de inhoud bestaat, gelyk die der vorige jaren, uiteen
groot aantal wetenswaardige mededeelingen van algemeenen aard.
Het oproer ontweken, tafereel uit het najaar van 1830, door
L. ZEGERS VEECKENS H.ZN , Amsterdam, Van Holkema &
Warendorf 1897.
Het eeuwige licht, door PETER ROSEGOER, bewerking van W.
ZAALBERG. Amsterdam, Holkema en Warendorf.
Een Koning, door ARY PRINS Amsterdam,Scheltema en Holkema's
Boekhandel.
Toen de gids werd opgericht, door ALBERT VERWEY. Amster
dam, Scheltema en Holkema's Boekhandel.
Brieven van Johan, door IIORN PRIKKER. Amsterdam, W.
Versluis.
George Egerlon, Dissonanten, uit het Engelsch vertaald door A.
C. B. Amsterdam, W. Versluis.
EIJGAR HEPWOKDT DIXON, Een Vrouwenleven, door CORA. Am
sterdam, A. M. van den Broekp.
Van Oorlog en Vrede, door W. JAEGER, (tweede bundel). Amster
dam, A. M. van den Broecke.
Bctty, door FOKKO Bos. Amsterdam, A. M. van den Broecke.
Afgoden, door ANNA EKKEK. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.
Maria van Magdala, door MAUIUTS WAGKNVOORT (Vosmeer
de Spie). Haarlem, de Erven F. Bohn.
De lotgevallen van den heer Jodocus Pogyeman, door JE, P.
KOPS. Amersfoort, Valkhoff & Van den Dries.
Eigen Rechter, door Mu. VAN HOOKN. Amers- foort, Valkhoff
& Van den Dries
Noord en Zuid, tijdschrift ten dienste van onderwijzers bij
de studie der Nederlandsche taal- en letterkunde onderredactie
van TACO H. DE BEER, No. 6. Culemborg, Blom & Olivierse.
Verplichte pensionneering van ini'aliede loontrekkenden, door
F. W. WESTEROUKN VAN MEKTERKN. Amsterdam, H. van Munster
<fc Zoon.
Geheimzinnige Machten, door Dr. JAN TEN BRINK, 's-Gravenhage,
Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Mij.
De sclwol der Poczie, door HERMAN GOKTISR. Amsterdam, W.
Versluys
JAVA. In E.i'tremis, (tweede druk). Amsterdam,
MELATI VAN
L. J. Veen.
Afrikaner icees
zelf.' Historisch.romantische schetsen, door
A. J. VAN HELI WALT. Amsterdam. Hüveker en Wormser.
Afrikaanse
en Wormser.
Gedii/te, door F. W. RUIT/. Amsterdam, Höveker
SCHETSJES.
IDe Eenig-e.
Naar het Dultsch
van C. VIEBIG.
(SM.)
Nu ziet de jonge vrouw pas, welk een mooi gezichtje de onbekende
heeft, een sierlijk neusje, prachtige oogen, een lijue, bleeke gelaats
kleur en glanzend matblond haar, alles iu overe< nstemming met
den mond met zijn slappe lijnen. Een onverklaarbaar gevoel doet
haar huiveren, glijdt, langs haar rug op en neer en zet zich achter
in haar lials vast niet een pijnlijken druk... Wat wil dat mensch ?
//Moet u itts van mijn man hebben ?" Zij doet die vraag uit de
hoogte en tegelijkertijd vol angst. . .
Van uw man? Aha U bent dus de vrouw van den rit
mes ster? Haha!" liet meisje lacht schril, springt op en blijft
midden in de gang staan.
Ecu oogenblik staren de twee vrouwen elkaar aan ; beiden even
mooi, even tenger, jeugdige, nog niet tot rijpheid gekomen
gestalten, de ecu in een elegante, sleepende japon, om de
voeten der andere een vuile, natte plek. . . Zij nieten elkaar van
het hoofd tot de voeten. Het licht van de ganglantaarn beschijnt
beiden, zij zijn beiden even bleek.
In de gang is het doodstil, beneden in het huis klappert een
deur heen en weer, anders niets.
Eindelijk haalt de vreemde vrouw een paar maal diep en onrustig
adem, en zegt, zij het ft een heesclie, zieke stem, //Zóó jong
bent u? U ziet er uit, alsof u nog geen twintig bent, eigenlijk
heb ik medelijden met u, mevrouw. Zegt u maar aan uw man
of neen, laat het maar!"
Zij draait zich plotseling om en strekt haar liand weer uit naar
naar den deurknop: /,Ei;u mcnscli moet maar zijn best doen, zich
allein erdoor heen te slaan, ik..." Een hevige hoestbui breekt
haar stem, de tei.gere gestalte trilt ouder de inspanning . . .
//Wat wat wilt gij? U~ie bent u? Neen, neen,umoogt
niet weggaan !'' Met een heftige beweging verspert de vrouw van
den ritmeester liet hoestende meisje de deur, haar lippen zijn
wit geworden tot in de mondhoeken, hijgend, afgebroken zegt zij:
U bent zijn geliefde, ik weet het U wilt iets van hem
hebben, U bent zijn geliefde, zijn geliefde. .." In waanzinnige
opgewondenheid herhaalt zij telkens weer dat laatste woord.
/Nu ja, mevrouw, weest u maar kalm; ik neem het hem ook
volstrekt niet kwalijk, dat hij getrouwd is. Dat gaat altijd zoo.
Maar hij had toch 1:1 ieder geval wel iels voor mij kunnen doen!"
Zij zet den scheefstaande» hoed weer recht en trekt met haar
spitse vingers de voile over haar gezicht. Toen ik nog bij Gtrstel
in den winkel was, had ik nooit gedacht, dat het mij zoo slecht
zou kunnen gaan... En als ik tegenwoordig 's nachts zoo dikwijls
wakker ben, moet ik bloedige tranen schreien, omdat ik zoo dom
geweest ben. Wat, ik eigenlijk gedacht heb, weet ik zelf niet,
het was nu eenmaal zoo. En toen hij die mooie kamers voor mij
huurde, was ik zoo verschrikkelijk blij... l" weet niet, wat voor
gezellige avonden wij daar gehad hebben. Dat is na alles uit, och
God, ja, maar. . ."
//Kom binnen," zegt de jonge vrouw met een vreemden, harden
metaalklauk in haar stem. Zij trekt het meisje met geweld bij de
pols mee naar binnen. Met bevende vingers zoekt, zij naar de knop
van het gloeilicht, dat, plotseling opvlamt achter bloedroode sluiers
alles is helder, verlicht met wreede helderheid.
Met wijdgeopende oogen staart de elegante dame het meisje aan,
woede, smart, teleurstelling, bange nieuwsgierigheid liggen in
haar blik... En nu steunt zij met trillende lippen: U heeft hij
lief, u heeft hij lief gehad - al lang tot wanneer ? vertel
het mij!" Haar stem begeeft haar, zij laat zich op een stoel neer
vallen en slaat de handen voor het geJaat.
/,Maar mijn God, mevrouw!" Het meisje staat midden in de kamer
onder de kroon, het roode licht dat door de lampekappen valt,
werpt een bloedigen glans over haar bleek gelaat, een triomfantelijk
glimlachje trekt haar korte bovenlip op en geeft haar mond een
uitdrukking van wreedheid, vergelijkend glijden haar oogen van
de japon der jonge vrouw naar haar eigen druipenden regenmantel.. _
slechts n kort oogenblik, dan maakt de wreede uitdrukking plaats
voor een medelijdenden blik.
Mijn hemel mevrouw, trek u dat toch niet zoo aan," zij komt
een schrede naderbij eu raakt even deu schouder der snikkende
vrouw aan, dat kunt u toch wel begrijpen, dat u niet de eerste
bent, die zoo'n knappen man, als de ritmeester is, bevalt! Daar
over hoeft ge u geen illusies te maken ... Ik ben ook heelemaal
niet van plan, eenige aanspraak op hem te maken, ik geef niets
meer om hem. Laat hij maar weer een ander voor den gek houden,"
zij knipt met de vinger in de lucht, //als zij zoo dom zijn!"
U geeft niets meer om hem? hebt u hem dan nooit liefgehad ?"
De jonge vrouw neemt de handen van haar gelaat -.veg en grijpt
de andere haastig bij den arm; Hebt u hem nooit liefgehad?"
O of ik!" Een lichte blos vliegt over de bleeke wangen.
Wat denkt u wel ? Wanneer hij 's middags te paard achter mij
aan kwam door de Jayerstrasse en dan 's avonds in politiek den
winkel voorbij liep, en zijne hoed afnam, en mij zoo aankeek !...
Ik had toen met onzen boekhouder kunnen trouwen, een heel goede
partij, maar ik had oogen en ooren voor niemand anders, ik was
neelem&al gek... EQ toen gingen wij met Pinksteren 's morgens
al heel vroeg naar het Grunewald, ik had een witte japon aan en
een grooten witten hoed met rozen op, dien had ik nagemaakt van
een Parij ier model... En toen roeide hij mij rond op het water,
en hij was zoo lief en aardig, en hij zeide telkens weer: Mijn
geliefde, mijn eenige geliefde!" En ik geloofde hem. Och God,
lieve mevrouw, u zult zelf wel weten, hoe iemand je zoo iets
kan voorpraten ... Je bent ook maar ns in je leven jong,
je kunt _ er eigenlijk uiets aan doen... Nu ja, ik ging met hem
mee. Hij wou niet hebben, dat ik in den winkel bleef, en hij
huurde kamers voor me, dicht bij de kazerne. Mijn tante, bij
wie ik iu huis geweest was, was eerst erg boos, maar toen het
mij zoo goed ging, zeide zij niets meer. Ik was zoo blij. En toen
hij, eeu jaar geleden, trouwde, toen heb ik wel gehuild, maar het
was toch zoo erg niet... Hij kwam toch dikwijls 's avonds en was
altijd erg aardig, en toen werd het kleine meisje geboren, en ik
was half gek van pleizieM"
Zij haalt diep adem en drukt haar gevrouwen handen kramp
achtig tegen elkaar.
Met het bovenlijf voorovergebogen en uitgerekt, staart de jonge
vrouw haar aan.
Verder verder !"
Verder?" Er komt een donkere wolk ozer het gelaat van het
meisje, het slanke lichaam schuddend, rukt zij de gevouwen
handen uit elkaar en balt ze tot vuisten... Haar fluweelige zwarte
oogen worden stekend.
Die leugenaar, die bedrieger! Sedert een half jaar heeft hij een
andere, nu weet ik het! Daarom heeft hij niets meer van zich
laten hooren eu kwam hij nooit meer bij mij, en ik heb op
hem geloerd en geloerd . .." weer doet dat zelfde rauwe hoesten
haar gelieele lichaam trillen, //eerst heeft hij de huur gezonden.
en ook nog meer geld, maar nu, geen cint meer. Sinds vier
weken heb ik niets van hem gehoord ! Ik heb hem geschreven,
geen antwoord. Nog eens geschreven, weer geen antwoord. Het
kleintje krijgt tanden, en huilt den heelen nacht... ik voel me
zoo ellendig, ik weet zelf niet, wat me eigenlijk scheelt, 't is net
of ik van binnen heelemaal kapot ben . . . Meem mij niet kwalijk.
Zij vait met haar natten regenmautel zwaar op de met zijde
bekleede stoelen neer.
Doodelijke stilte twee, drie, vijf minuten gaan voorbij,
geen der twee vrouwen zegt iets. De roode lampesluiers trillen vau
van de warmte, men hoort hen heel, heel zacht knetteren.
Eindelijk staat de vrouw van den ritmeester langzaam op, haar
weeke gelaatstrekken zijn hard gewoiden. als verstijfd. Zij laat het
hoofd hangen, alsof zij zich schaamt! j-En wat wilt u nu, dat ik
doen zal ?"
U ?" De andere kijkt, haar verwonderd aan.
U?" Met u lieb ik toch niets te maken, dat alles gaat u
immers niets aan? Maar uw man wil ik spreken, ik moet hem
spreken, ik zal hem spreken, ik ik " zij springt op als een
getergd dier, «ik zal het hem wel eens duidelijk maken, dieu
dien gemcenen vent!"
Tranen vau toorn springen haar uit de oogen.
//Denkt hij soms, dat, ik van plan ben te verhongeren en het
arme wurm op den koop toe, verhoi geren r"
Verhongeren...!" Als een echo komt dat woord over de lippen
der jonge vrouw, eu met ongelooflijke bitterheid herhaalt zij i>og
eenn : Verhongeren ! Neen, dat zal niet gebeuren !"
Zij gaat naar haar schrijftafel en trekt een der laden open.
//Daar'' het zijn verscheidene biljetten vau honderd Mark, die
zij aan het meisje geeft, dat is mijn verjaarsgeld vau mama."
Zij zegt dit, op veronticliuliligenden toon. Meer heb ik op het
oogeiiblik uit t, maar zoodra ik weer geld heb zal ik het u sturen.
Daar kunt u vast op aan. Ga uu alstublieft heen, en mijn mail"
aarzelend, met tegenzin, komen die twee woorden over haar lippen .
spreek alstublieft niet met mijn mau !"
O, dat is nu i iet meer noodig. Deukt u soms, dat ik hem geld
zou willen afpersen? Neen, mevrouw, daarvoor ben ik toch nog te
trotsch, ik wil alleen maar niet van honger omkomen met, liet,
kind, vóórdat, ik weer werk gevonden heb . . . Als ik maar eerst
weer gezond was !"
Het meisje hoest weer krampachtig, hef, piept en kraakt in
haar borst. Nu mevrouw, ik heb u al te lang lastig gevallen,
ik beu u heel, heel dankbaar!" Zij neemt, het, geld in de linkerhand
en steekt de rechter uit in een scliunuigen glaucéhandschoen vol
versleten plekken en opengebarsten naden, bent heel vriendelijk,
mevrouw, ik wenscli u alle mogelijke goeds, ik hoop, dat het
u altijd goed zal gaan! U hebt ook alles wat liet hart, begeert!"
Welgevallig kijken de zwarte oogen rond in de kamer, dan draait,
zij met een plotselinge flikkering in haar blik de bankbiljetten
heen en weer en zegt aarzelend : Ik kan het, toch eigenlijk niet
van u aannemen, mevrouw, ik neem al uw geld mee !"
De blonde vrouw maakt, een afwerende beweging met de hand,
alsof zij wil zeggen : //Spreek er niet meer over" . . . Zij ziet er
onuitsprekt lijk treurig en vermoeid uit. Zij hoort, ternauwernood
de dankbetuigingen van de andere, werktuigehjk buigt zij groe
tend het hoofd.
Goddank, daar gaat de deur dicht, de zwaite oogen zijn
weg. Voetstappen in de gang, dan valt de voordeur in het sjot ...
Weer alleen.
Met, een kermendeu uitroep zinkt de eenzame vrouw neer, zij
kan zich niet oprichten, niet bewegen, zij kan alleen maar denken
denken
in deu schoorsteen huilt, de wind, de regen trommelt tegen de
ruiten: Hoehoehoe, de eenige!" Tromt! omtrom, de eenige !"
Steunend houdt de jonge vrouw zich de ooreu toe, zij hoort
het toch, onophoudelijk, telkens weer : de eeiiige, de eenige !"'