Historisch Archief 1877-1940
No. 1066
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
De Jury bij den Zangwedstrijd in 't Paleis voor Volksvlijt.
EICHAED HOL.
DE LAXGTC.
Wo man
HUUmlHIIIIIIMJ
singt, da lass dich ruhig nieder: Böse menschen haben keine Lieder!
imiiiiiiiimiiMiiiiiiii
\ i 11 j i; s.
In een der bladen las
ik dezer dagen:
»TeLuifenham in Enge
land is Woensdag in den
trein naar Londen de as
van een beesten wagen
gebroken. De waggon
vervoerde tal van paar
den die den vorigen dag
te Leieesler hadden
geloopen. Vele dieren zijn
ernstig gewond, waar
onder een tweetal prijs
winnaars Spiendeur en
Kirsehwasser. Verder wer
den een paar stalknechts
gekwetst."
Het deed mij genoegen,
dat er bij zooveel be
roemde dieren, maar een
paar onbekende stalknechts werden gekwetst, maar hoe
zulk een overdreven volledigheid bij een dergelijk bericht?
Wat gaan ons een paar stalknechts aan als we
?weten dat Spiendeur en Kirsehwasser ernstig gewond
zijn? In 't vervolg moest men heelemaal van die menschen
zwijgen. Zeer juist werden zij nu het laatst genoemd op de
manier, als wilde de berichtgever zeggen: met uw permissie,
zoo ik u onder uw hevige aandoeningen nog over iets
anders mag spreken »verder werden een paar stalknechts
gekwetst." Gelukkig dat de gewonde dieren niet lezen, wie
weet hoe zij en vooral hoe Spiendeur zich heleedigd zou
achten, in zulke droeve omstandigheden in n adem ge
noemd te worden met een anonymus, met.... een stal
knecht!! Die menschen! zou hij misschien zeggen, zij trekken
toch altijd voor huns gelijken partij!
* *
De Vlaamsche akademie te Gent heeft het besluit genomen
zich te houden aan de spelling van de Vries en Te Winkel
en zal zich tot de Belgische liegeeririg wenden, om haar te
verzoeken het invoeren der Kollewijnsche spelling ie ver
bieden. Zoo zullen Leopold en zijn ministers dus ook partij
moeten kiezen tusschen de vereenvoudigde en de
niet-vereenvoudigde spelling, en België, waarschijnlijk ook de Congo,
behoed blijven voor een revolutie, die aan deze zijde van
den Moerdijk hoe langer hoe meer de geesten van de wijs brengt.
Gelukkig land, waar men zulk een akademie heeft en een
koning en ministers, die weten wat het Nederlandsen toekomt!
Hoe Leopold en zijn ministers zelf' het Vlaamscli spellen
is bekend. Zij zijn gebonden aan het Koninklijk Besluit
van 1864. En daar het allerminst van wetgevers te ver
wachten is, dat zij zelf de wet niet houden, heeft niemand,
zelfs de Vlaamsche Akademie niet, Z. M. en H.H. Exc. de
Ministers ooit op een foutje betrapt.
Toch zou ik de Vlaamsche Akademie, met mijn gewone
bescheidenheid, in overweging willen geven, n stapje verder
te gaan. Nu zij de eenheid van spelling bij koninklijk besluit
of ministerieele aanschrijving voor geheel het volk wenscht
gehandhaafd te zien, kon zij, dunkt me, ook de eenheid van
uitspraak tegelijkertijd door Leopold doen decreteeren. Dat
ging immers in s moeite door. En daarmee zouden onze
Belgische broeders misschien nog meer winnen dan met de
eenheid van spelling. Want ik heb wel eens meenen te
merken, dat de Vlamen over Leopold en zijn ministers
kan ik in deze niet oordeelen op dit punt nog iets minder
zuiver en eenstemmig zijn dan waar zij hun klanken in
letterleekens afbeelden.
Mochten echter hiertegen vooralsnog bezwaren liestaan,
dan zou ik willen voorstellen Leopold te verzoeken, als maat
regel van overgang, den Vlamen althans te verbieden, in
een andere taal dan echt Nederlandsen te denken. Een
regeering, die zoo iets voor het zeggen heeft, mag dunkt ons
niet zwijgen.
* *
Men zond mij het volgende, reet verzoek mijn vaderlands
lievend hart eens te luchten.
Amicus in het land der dijken.
HOTTE UD AM,'O September 1S!)7.
»Aan den uitgever van de Wcckly Statement.
Waarde Heer !
Ik heb een paar dagen doorgebracht in het land van de
diiken en slooten.
Toen ik Harwich verliet scheidde ik van mijne Engelsche
vrienden, en op de reis over het kanaal van de andere kleine
overblijfselen, die ik nog uit het Britsche rijk had mede
genomen.
Het Nederlandsche volk is een zeer vlijtig en spaarzaam
ras, en ik zag een groot deel er van de groote aanplakbil
jetten Tlezen van de «Mutual Life Insurance Company of
New-York", maar ik weet niet of men zich al dan niet ver
zekert, want ik tracht nooit aan een Nederlandschen of
Duitschen agent van de Maatschappij uit te leggen wie ik ben.
Ik zou denken dat ieder, die is opgegroeid in een »dam"stad,
aanstonds behoefte moet gevoelen zijn leven te verzekeren.
Nergens zag ik gemakkelijker gelegenheden om in kanalen
en on beschutte kelders te vallen dan in Kotterdam en Am
sterdam. Hoe de inwoners, beladen met Edarnnier kaas en
Schiedamsche jenever, 's nachts thuis komen, komt mij on
begrijpelijk voor.
De huizen van de Nederlanders zijn echter in vele opzichten
aantrekkelijk.
Honderden huizen zijn omgeven door grachten, en ieder
heeft van voren een ophaalbrug. Als de bewoner begeert
niet lastig gevallen te worden, haalt hij eenvoudig zijn brug
op en hij bevindt zich dan op een eiland, waar colporteurs
hem niet kunnen bereiken en geen kleermaker met een
rekening hem bang kan maken.
Komt iemand met een wissel, dan gaat Hans naar de brug,
vloekt tegen den bezoeker en verheugt zich in een volkomen
veiligheid. Thans begrijp ik hoe het, komt, dat de Neder
landers in staat zijn elkaar op de meest luidruchtige manier
voor leugenaars nit te maken, zonder dat er verder iets gebeurt.
Het is droevig te zien hoe in alle tijden en in elk klimaat,
de mensch moet aangezet worden om zijne maatschappelijke
plichten te vervullen. In het bekoorlijke kleine dorp Broek,
waar men leeft van de melkerij, is een lieve kerk; hier gaan
de bewoners, die gedurende de geiieele week hebben gekamd
en aan de uiers getrokken, des Zondags wat uitrusten.
De opzieners ontdekten dat de kudde eiken Zondagmorgen
ging slapen, juist op het oogenblik dat de giften werden
opgehaald (net als in Hayville). Daarom hebben ze nu het
zakje aan het einde van een hengel gebonden en van een
klein schelletje voorzien.
Het helpt de gemeenteleden niet of zij zich tijdens het
inzamelen van giften slapende houden, of dat zij de balken
in de zoldering bestudeeren. Zij worden opgeportl met den
hengel van den collectant; dan tingelt het kleine schelletje
en de slaper wordt aldus op de meest krachtige en open
bare wijze herinnerd aan zijn plicht tegenover de kerk en
gemeente.
Ik dacht zoo bij mij zelven hoe goed het zijn zou, als de
PETER JiENOIT.
agent van levensverzekering eens een kantoor kon binnen
dringen, waar de chef doet alsof hij niet weet dat hij ver
plicht is een Levensverzekering te sluiten, en is ingedommeld
bij het vertrouwen, dat anderen wel zullen zorgen voor de
behoeften van betn en zijn gezin, en als hij hem dan eens
flink kon porren met een hengel, die aan het einde van een
levensverzekeringspolis voorzien was en tevens van een
klein schelletje, dat in zijn ooren tingelt: 'tIs tijd!"
De koeien hebben hier een goed leventje. Zij hebben
heusche kanten gordijnen voor de vensters van hun stal
lingen.
De kinderen, die aan de aanlegplaats van de stoomboot
stonden te kijken, zagen er rampzalig uit. Ik onderstel, dat
zij het betreurden dat men geen kaas van hen kan maken."
Was dat nu niet beleedigend voor mij zelf, als man van
het land der dijken en slooten. Hoogst beleedigend?....
Moest ik dat niet ten scherpste veroordeelen ?
Ik heb er een oosenblik over gedacht Amicus eens danig
terecht te wijzen. Maar al ras begreep ik, dat overreden en
bekeeren beter is dan kastijden. Hoe echter dat te doen ?
De zaak ware gemakkelijk genoeg als Amicus Hollandsen.
verstond ; in dat geval zond ik hem eenvoudig Helmers:
I)c Hollandse/te Natie Maar aan een vertalen van dit poëem
is geen denken. Ik heb nog nooit iemand ontmoet, die als
hij n zang begon, kon uitscheiden vóór hij al de zangen
had gelezen. Bij zulk een geschitter van edelgesteenten
zonder tal is het onmogelijk, dat het oog zich rustig hecht
en de gedachte regelmatig zich voortbeweegt. De
Hollandsche Natie wie zet haar over?
Doch weldra zag ik in, dat er voor ons Nederlanders al
lerminst reden bestond dien man iets kwalijk te nemen. Ik
begreep hij moest een levensKcrickeraar zijn iemand voor
\vien de dood het middenpunt van het leven vormt. Somberste
van alle sombere existenties, waarbij men alleen te letten
heeft op de s^Trt/f.vkansen.van zijn evenmensch! Hoe triest
moet het er in zoo'n gemoed uitzien! En nu hebben wij met
onze dijken en slooten, onze bruggen en kelders zelfs met
onze kerkezakjes een hunner wat opgevrpolijkt voor een paar
dagen. Zoo'n komische kracht zit er in dit lage land.
Laat l/ij het der wereld maar vertellen.... daar is dan toch
n volk dat zelfs niagei en Hein en zijn vriend nog een lachje
afdwingt. ... en dat volk zijn wij !
*
Wat is die majoor Koolemans Beijnen toch een onnoozel
man. Daar meent hij dat v. Houten een insinuatie bedoeld
heeft, toen hij schreef dat (Jremer tegen Elout zou gezegd
hebben : Zeg, stel jij den persoonlijken dienstplicht voor,
dan krijg ik op goedkoope manier wat jongens voorlndië."
Koolernans Beijnen had zoo iets van v. Houten niet ver
wacht en maakt de opmerking, dat mr. v. Houten s pleidooi
voor de plaatsvervanging zeer zwak moet zijn, als hij Hot
zoodanige insinuatiëu zijn toevlucht moet nemen."
Het tegendeel is immers waar, v. Houten dacht juist, mijn
pleidooi is zóó sterk, dat ik zelfs met een bakerpraatje er
geen kwaad aan kan doen. En waarom v. Houten dit.
nu uit de school klapte? Eenvoudig om te laten zien, hoe
jammer hec is, dat hij. als «staatsman van den eersten rang,"
buiten het parlement werd gehouden. Wat zou ik u in
het parlement kunnen helpen, wil hij zeggen, als je maar
eens ziet hoe ik zelfs daar buiten hat al weet te doen! Nu
vertel ik nog maar alleen wat de Ministers zoo ouder mekaar
loslaten, maar dan zou ik je ook eens kunnen mededeelen,
hoe zij in de huiskamer niet hun vrouw en kroost de
politiek behandelen. Je bent niet voor niets, zpoals ik, zelf"
Minister geweest, en weet dus ook niet zoo precies wat klets
praatjes waard zijn !