Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1066
elkaar maar 20 percent goede tanden gevonden
hebben. De Engelache doctoren voegden erby',
dat een hunner op 40,000 zieke tanden maar
vier geplombeerde gevonden had.
Maar behalve dat de neger zy'n tanden beter
?nderhoudt, gebruikt hy ze ook beter. Het is
een vaste en algemeen bekende wet, dat ieder
ongebruikt orgaan verzwakt; de neger moet zyn
harde spijzen, zyn taai vleesch goed kauwen, bij
ons doet eene geraffineerde kookkunst het halve
?werk, en de natuur, als haar eenmaal de taak
mit handen genomen is, veronachtzaamt de werk
tuigen. De tanden worden zwak, en wat erger is,
de kaken worden kleiner en smaller; zy hebben
voor het normale getal tanden geen plaats meer;
vandaar de vele abnormaliteiten in den groei en
de plaatsing der tanden; de toekomstmensch zal
er nog maar 26 hebben. Onze dierlyke voorvader
trouwens had er 44; aan het verdwenen zijn nu
bjj ons de verstandskiezen en de bovensnytanden.
Het is dus verkeerd, de kinderen alle harde
gtukjes, alle broodkorstjes te laten vermijden, en
hun het eten al te klein gesneden te geven.
Poetsen moet men, met borstel en tandpoeder of
tandzeep; de belangrijkste kuur is die van
's avonds, omdat wat dan blijft zitten, den heelen
nacht kwaad kan doen, en de natuurlijke reini
ging door de beweging van wangen en mond dan
ophoudt. Wie hiervoor zorgt heeft de toch meestal
overtollige mondwateren niet noodig. Bacteriën
dooden of caries tegenhouden doen deze niet.
Wel is spoelen en gorgelen met een antisepticum
«an te bevelen, maar met een ander doel: men
doodt daarmee de zoogenaamde pathogene
microorganismen, die in de mondholte achterblyvend,
als opwekkers van longontsteking, goedaardige
en diphtherische keelontstekingen, bronchitis, ver
koudheid, etc. veel kwaad kunnen veroorzaken.
Tegen holten in de tanden, als ze er eenmaal
zjjn, helpt spoelen noch poetsan, alleen vullen.
En daartoe is geregeld bezoek van den tandarts
noodig; want als men er eenmaal pyn aanheeft,
is het grootste kwaad gedaan. Van het vierde tot
het twintigste jaar is vier- of tweemaal 'sjaars
noodig, later tweemaal of eens.
* #
#
De firma E. Maire & Co., Vyzelstraat te Am
sterdam, opent weder hare knipcursussen voor
de methode »au moulage", patronen maken op
den persoon zelf, waardoor passen zoo goed als
overbodig wordt. Ook in het tydschrift De
nouveauté, door de firma uitgegeven, wordt de me
thode uiteengezet.
***
Behalve de openbare vergadering, waarop Mevr.
Goedkoop de Tentoonstelling zal inleiden, en die
in combinatie met den Naaistersbond en de
Roosjessny'ders vereeniging wordt gehouden, zal
de Vrije Vrouwenvereniging in den loop van
dezen winter, zoo mogelyk iedere maand eene
openbare vergadering beleggen, terwijl ook nog
door verschillende dames toezegging is gedaan
tot het vervullen van een spreekbeurt op een
huishoudely'ke vergadering, waarop vrouwen immer
toegang hebben tegen betaling van tien cents
introductie.
In December zal de heer J. K. v. d. Veer
spreken over Lydelyk verzet; in Januari Mevr.
Versluys-Poelman over MutualitéMaternelle,
terwijl hoogst waarschijnlyk een zich voor deze
zaak interesseerend man tevens zy'n ideeën ten
beste zal geven, opdat het standpunt van beide
sexen daarbij worde ingenomen. Voorts hebben
hare toezegging gegeven tot het houden van een
spreekbeurt de dames Meuleman, Mensing, Windust,
Fiothuys, Stellingwerf en Dr. Aletta Jacobs.
*
* *
Schilders en schilderessen, teekenaars en
teekenaressen worden uitgenoodigd een
ontwerpiniiiiiiiHMmiiiiiiimiiiiiinmiiiiMumiiMi
BOEKAANKONDIGING.
Amsterdamsch Jaarboekje voor 1898
onder redactie van E. W. MOES,
adj.-bibliothecaris der Universiteit
van Amsterdam. L. J. Veen, Am
sterdam.
Durfden verleden jaar redacteur en uitgever
het bestaan weder een Amsterdamsch jaarboekje
het licht te doen zien, hun vertrouwen in de
belangstelling van het Amsterdamsche publiek
werd niet beschaamd. Zoo mag ik dan den jaar
gang 1898 aankondigen.
»De medewerking die ik het vorige jaar mocht
ondervinden van menig beoefenaar van Amster
dams glorieryke geschiedenis heeft my ook thans
niet ontbroken," schrijft de heer Moes in het
voorwoord, daarbij mededeelende «dat van enkelen
«wegens beperkte plaatsruimte" de bijdragen
bleven liggen. «Vooral welkom zijn mij ook de
nieuwe namen in de inhoudsopgave," zegthy verder.
«Wanneer de kring zich maar steeds uitbreidt,
dan is het voortbestaan van dit boekje tot in
lengte van dagen verzekerd."
Heel gaarne het Amsterdamsche jaarboekje een
zeer lang leven toewenschende, meen ik al dadelijk
te moeten opmerken, dat niet alleen de veelheid
der medewerkers het voortbestaan van een alma
nak als deze kan verzekeren, doch dat ook de
vorm en inhoud der bydragen heel veel invloed
zullen uitoefenen op den kooplust van het pu
bliek. Dit toch zal m. i. meer vragen naar ietwat
populaire opstellen, dan naar wetenschappelyke
bydragen, die meer eigenaardig thuis hooren in
»Oud-Holland", b. v.
't Is natuurlyk slechts een quaestie van op
vatting omtrent hetgeen een jaarboekje als dit
al of niet dient te zijn Voor mij is het stukje
van den heer D. C. Meijer Jr. over «Burgwal,
Gracht en Kade" hier tienmaal beter op zijn
plaats, dan de «Herinneringen uit eene pest
epidemie te Amsterdam (1601?1602)" van dr.
J. J. van Toorenenbergen, terwijl de bladvulling
van den heer Moes, «Vondel beoordeelaar van
Vollenhove" tot de Vondeliana van Oud-Holland
behoort.
\ Dit nu ter zijde stellende, zoo mogen wij de
medewerkers van den heer Moes dankbaar zijn,
voor hetgeen zy hem afstonden. In de eerste
plaats wel den heer Meyer, zooeven genoemd, als
mede den heer Brouwer Ancher voor diens bydrage
over »de Overtoom" waarbij is gevoegd de keurige
reproductie eener teekening van Cornelis Claesz
van Wieringen, het eigendom van Teyler's ge
nootschap. Minder gelukkig dan verleden jaar
met zijn »Rosenburg" is de heer Marten Kalff
ditmaal met «Frankendaal", grootendeels een
stukje over «Linnaeus".
Prof. Rogge deelt het een en ander mede over
de gebroeders Hemony, hetwelk als aanvulling
kan dienen, van het ons reeds door Kroon in
zijn «Amsterdamsen stadhuis" medegedeelde. Naar
hetgeen Kroon vermeldt (bl. 92) staat het volstrekt
niet vast, dat de Hemony's te Amsterdam zijn
gekomen in hoofdzaak ter wille van het nieuwe
Raadhuis, zooals prof. Rogge beweert immers
uit niets bly'kt, dat het contract met Spraeckel
reeds kort na 1655 is verbroken; eerder kan
worden vermoed dat Spraeckel later zijn taak over
droeg aan Hemony, gelijk het geval was met de
levering van twee carillons voor Groningen.
Het stukje van den heer Moes over de
«Liefdadigheids gestichten te Amsterdam in 1598"
doet mij in de eerste plaats vragen, of men met
mededeelingen van vreemdelingen, als nu door
den heer Moes worden vermeld, niet zeer voor
zichtig dient te zijn, want in aanmerking nemende
de talrijke dwaasheden nog dagelijks in den
vreemde over Holland door allerlei reizigers aan den
man gebracht, zoo vraagt men of de buitenlanders
van vroegere eeuwen beter uit hunne oogen keken.
Intusschen is de verwondering van den heer Moes
over het verbazend snel toenemen van het aantal
weezen in de eerste helft der 17e eeuw m. i.
ongemotiveerd. Zelfs aannemende dat de opgave
van Wolderus het jaar 1598 betrof hetgeen
vermoedelijk niet het geval zal wezen dan
nog is vermeerdering van 250 in 1598 tot 500
in 1611 niet bijzonder groot, aangezien tusschen
die jaren de pestepidemie van 1601 en 1602 ligt,
alsmede eene bevolkingsvermeerdering, die den
teekening te vervaardigen van een prachtband
voor Evolutie en deze in te zenden aan het
bureau: Sarphatipark 61, uiterlyk 15 Januari 1898.
De teekeningen zullen beoordeeld worden door
een nog te benoemen jury. Als prijs zal worden
toegekend: het onlangs voltooide volledige werk
van Prof. Quack of, indien men zulks verkiest,
een ander voorwerp ter waarde van f 25.?of
het bedrag in geld.
* *
*
Te San Francisco, waar zooveel Chinezen zijn,
heeft de Europeesche keuken het een en ander
van hen overgenomen, bijvoorbeeld het eten van
lelieknollen. De bollen van witte en
Chineesche leliën worden licht gekookt; de Chinezen
eten het liever dan brood. Ook behooren tot
hun keuken de knollen van de grootbladige
sagittaria, de jonge planten van de duizendschoon,
de zaden der glycina of blauwe regen, gekiemd of
ongekiemd, een soort van kaas die van allerlei
pitten, zaden en knollen gemaakt wordt, de
eieren van verschillende zeevogels, die men in
lauwe klei bewaart tot ze een zekeren
hautgoüt krijgen, gedroogde inktvisschen, zaden van
waterlelies, van lotosbloemen en meloenen, enz.
Sommige van deze spyzen hebben ook den smaak
der Amerikanen gestreeld en komen op het menu
der liefhebbers voor.
Een Chineesche medicijn wordt gemaakt van
zoethout, boomschors, kakkerlakken, zeepaardjes
en kleine vischjes, alles samen gekookt. Zij geldt
als panacee tegen ongeveer alle kwalen, hoesten,
kiespijn, buikpijn, slechte oogen, hoofdpijn; ook
Europeesche moeders laten ze wel door de be
dienden bij Chinezen koopen om ze in sommige
gevallen aan de kinderen te geven.
* *
*
De dichter Borger kon »zijn haren tellen", en
menigeen na hem, dichters en anderen. De
stamiiiimiiiiimiiiiiiiimiliillii
uitleg der stad van 1612 noodzakelyk maakte.
De heer Moes merkt verder omtrent de weezen
op: »In 1629 werd hei getal op 700 geschat en
omstreeks 1570 werd het zelfs op 830 of 1000
gebracht." Die opgaven hebben m. i. allen schijn
van waarheid, en zijn volstrekt niet opmerkelyk,
want de bevolking der stad klom, volgens ter
Gouw's berekening, van omstreeks 117000 in
1628 tot 209000 in 1662.
Ten slotte nog een paar opmerkingen betref
fende den eigenlijken kalender met bij behooren
en de kroniek.
Die kalender is erg beknopt; gelegenheid om
aanteekeningen te maken wordt geheel gemist,
en zelfs de echt Amsterdamsche koppermaandag
is vergeten.
Wat nu de »Kroniek van Amsterdam van l
October 1896 tot 30 September 1897" aangaat,
door den heer de Balbian Verster bewerkt, zoo zal
ieder in het bijzonder dezen medewerker dank
baar zy'n. Doch geeft hij niet wat al te veel 'i
Gaarne erken ik, dat het zeer moeielijk valt te
beslissen, wat al of niet moet worden opgenomen :
deze wenscht dit, gene dat, maar het feit te ver
melden dat het een sergeant-tamboer der inf.
beliefde zich en zynen kameraden te herinneren
op zekeren dag dertig jaar geleden in dienst te
zijn getreden, of wel den datum aan te teekenen
waarop bij buitengewoon politieblad een voort
vluchtig failliet werd gesignaleerd, komt mij
noch noodig, noch gewenscht voor.
Redactie en uitgever houden deze opmer
kingen den vriend, die feiten toont, ten goede.
Het Amsterdamsch jaarboekje zulk een goed hart
toedragende, meen ik te mogen wijzen op kleine
vlekjes, en dat te eer, wijl ik alle Amsterdammers,
die nog iets voor de stad aan Aemstel en IJ
gevoelen, ten zeerste aanbeveel dit jaarboekje
te koopen.
21 Nov. '97.
F. A. B.
OriDA. Tussclien twee vuren. Zutphen.
W. J. Taierne.
Jaren geleden schreef Ouida lange romans in
gloedvol Engelsen, weergevende met talent de
heele en halve wereld met hare groote en kleine
vorstinnen, helden en heldinnen.
Thans geeft de groote schrijfster ons kortere
novellen en haar stijl is vol sobere kracht even
als hare schildering van het Italiaansche volks
leven, vooral van den stand der boerenarbeiders.
In «Cerillo" uit den bundel »Tusschen twee
vuren" zien we weder eens een eenvoudig
landmeisje met zelfopofferende liefde haar leven geven
voor hem dien ze zonder hoop aanbidt.
Muriella heeft een sterk sprekenden familie
trek met »Cigarette" uit »Under two ttags".
In «het zilveren Christusbeeldje" zoo terecht
genoemd eene geschiedenis van hartstocht en
bijgeloof, schetst de auteur met plastische nauw
keurigheid, hoe een eerlijke, brave, eenvoudige
jongen het offer wordt van eene slechte, bere
kenende deerne.
Beide boeiende novellen zijn door den uitgever
in een keurig kleed gestoken en goed vertaald.
ME.XA.
Wrakliout. Zeven schetsen van HUUKBT
CttACKANTiiOBi'H bewerkt door TITJA
VAK JIF.K Tn K. Almelo, W.
Hilarius Wzn.
Een zonderlinge titel voor verzamelde schetsen !
Misschien toch juist gekozen! Wrakhout drijft
naar een onbestemd doel, wrakhout geeft licht
van zich in de duisternis, glanst van vreemde
phosphorftikkering. Evenzoo hebben deze schetsen
iets zeereigenaardigs, iets dat vonken-schitterend,
vlam-flitsend tot ons komt met vreemde suggestie
van al te droeve werkelijkheid.
Velen zal ongetwijfeld deze lectuur aantrekken.
Ons kan ze niet bekoren, hoewel we niet blind
zijn voor het talent van den auteur en de vrij
zuivere vertaling moeten roemen. MKNA.
Ken
rerhn/il.
Een Frans opperofticier, de generaal Niox,
heeft een handig boekje doen verschijnsn : »La
guerre de 1870. Simple récit" (*). Het bevat een
overzicht van de gebeurtenissen in die oorlog,
twaalf duidelike schetskaartjes en vijf (lelike)
gravures naar bekende schilderyen.
De generaal verklaart dat hij schreef voor sol
daten, maar dat hy hoopt ook belangstellende
lezers te vinden onder de jongelui, die eens sol
daat zullen zijn; toch spreekt hy niet van haat
j en revanche. Dat zijn groote woorden, die veel
| gerucht maken en die men dikwels hoort uit de
) mond van degenen, die meer houden van praten
dan van doen. 't Eenvotidiy verhaal onderscheidt
zich werkelik in gunstige zin van andere franse
geschriften over de oorlog door een bezadigde
toon en bijna overal door onpartijdigheid. Alleen
de mededeeling dat »Mr. de Bismarck intentio
nellement ou non" verzuimde de Ooster-armee
kennis te doen krygeu van de gesloten wapen
stilstand heeft iets van partijdigheid, evenals de
beschouwing van het feit, dat de Beieren, na het
bezetten van Bazeilles, burgers hebben neerge
schoten, die aan de verdediging van de plaats
deelgenomen hadden. Van de ontploffing in Laon
heeft de schrijver daarentegen geen gebruik ge
maakt voor een chauvinistiese apoteoze, zoals
andere schrijvers zonder redelike grond deden.
Eerlik worden de misslagen, aan franse zyde
begaan, aangewezen, in overeenstemming met het
doel van 't boekje : te herinneren aan de geleden
verliezen, en mee te werken om een herhaling
van het »l'année terrible" te voorkomen.
Aan «militaire" lezers zal dit Simple récit zeker
welkom zijn, evenals aan hen, die zich de ge
beurtenissen van '70 nog eens te binnen willen
brengen. Uit de laatste bladzijden valt noch wel
iets te leren voor velen, die om allerlei redenen
a! wat «militair" is uit den boze achten en voor
de verdediging van onze enafhankelikheid niet
veel over schijnen te hebben.
(*) Paris, Librairie Ch. Delagrave, 1847.
145 pag. fr. 1.
H. M.
De firma Lentz & de Haan te Utrecht zond
ons een collectie uitgaven, geschikt tot
feestgeschenk, bijna alle afkomstig van de bekende
inrichting van Nister te Neurenberg.
a. Ken receptie album, voor de opname van
handteekeningen der bezoekers. Alle pagina's
zijn versierd, de band is netjes, eer eenvoudig.
b. Een album met teekeningen van 11. C/issiers,
schilderachtige punten voorstellende in Zeeland,
Scheveningen en Vollendam.
c. Een netten Kalender voor 1898 met platen
van S. de Niederhausern.
d. Delft-kalender voor 1898; op elk bladeen
goede spreuk in oud-Nederlandsch.
e. Kalender liet Bloemenjaur, een aardig ge
schenk voor jonge dames.
/'. De beide bekende scheurkalenders,
MaleiaScheurkdlender en Onse Tijdyenootcn in eenvou
dige doch keurige uitvoering.
g. Een aardig frisch prentenboekje getiteld
Mei-Jiloempjes met lieve verhaaltjes en versjes,
door Christine Doorman en Beata.
h. Een prentenboekje voor nog jongere kin
deren, getiteld Een f/rappu/ winkeltje, naverteld
door Christine Doorman.
De firma Lentz & de Haan te Utrecht heeft
van hare zoo goed verzorgde uitgaven een fraai
uitgevoerden catalogus laten maken, die zij op
aanvrage gratis verzendt. Iedereen vindt in die
collectie iets van zijn gading. v. M.
De Kruijenhof, door SLV.E ANDIUESSK.N,
uitgave van Van Holkema &
Warendorf, alhier.
Wanneer Suze Andriessen een boek voor meisjes
schrijft, kan men bet bijna zeker een goed debiet
voorspellen; ook dit werk zal door jonge
meisjes van 14 18 jaar gaarne gelezen worden,
want het is onderhoudend en prettig geschreven.
Johan Braakensiek teekende een aantal zeer
goed geslaagde illustraties er voor, die veel tot
het aantrekkelijke van 't werk bijdragen. In een
aardig bandje gestoken, ziet >De Kraijenhof" er
door mooien druk en goed papier
voortreft'elijc uit. v. M.
tistiek heeft deze taak nu ook overgenomen; eem
geleerde heeft uitgerekend dat een normaal hoofd
er 1066 per vierkanten duim draagt. Degrenze»
loopen intusschen heel ver uit elkaar, men heeft
opgemerkt dat het verschil in kleur volko
men samengaat met de dichtheid. Het meeste
haren heeft een blondine, gemiddeld 143,006;
veel minder een brunette of zwarte, gemiddeld
100,000. Het minst eene rosse, maar 29,000. Dit
laatste is wel verwonderlyk, omdat toch de afstand
in kleur tusschen maisblond, goudblond, hoog
blond en rood veel minder is, dan die tussche»
blond en zwart.
Eierkoéken. Anderhalf theekopje kokend water
wordt geklutst met een kopje meel en drie
eierdooiers; daarna voegt men er twee lepel»
suiker, waarin een citroenschil gewreven is,
en wat boter by, met een paar korrels zout. Het
eiwit, sty'f geklopt, wordt er door gamangd en
van de massa eierkoeken gebakken, die zeer
luchtig en goedsmakend zyn.
Beiynets au tin blanc. Men legt 250 gram
meel op de deegplank, maakt een kuiltje erin,
waarin men een ei (dooier en wit) 4 of 5 gram
zout en een lepel suiker legt; maakt het aan met
een glas witten wy'n, kneedt het deeg, en voegt
er 115 gram boter bij; rolt het als feuilletédeeg,
maar niet meer dan vier keer, tot een dikte va»
een rijksdaalder. Dan snijdt men het in ruiten,
laat het goudbruin bakken, bestrooit het met
vanille-suiker en discht de beignets warm op.
Mousse pralinée. Een half pond gebrande
amandelen stampt men in den vyzel; een halvem
liter versche room klopt men zeer styf a la neige
en roert dit dooreen. Men mag het wel ee«
halven dag vooruit maken, dat de geur goed
den room doortrekt. E-e.
iHiiimiiitiiiiiMitiiiiiiniiiiiuiiiiiiiiiHi
De drie dochters ran Pieter Waldorf
naar het Fransch van JEAN
BBBTHKBAV bewerkt door Jo. VAN
SLOTEN, uitgave van Van Holkema
& Warendorf, alhier.
Dit verhaal voor meer ontwikkelde meisjes U
boeiend en alleraardigst geschreven door Jean
Bertheray, die tegenwoordig naam maakt door
verschillende boeken en enkele TooneeUtukken
die te Parys in het Théatre Francais worden
opgevoerd.
Merkwaardig is het dat de auteur zoo goed
op de hoogte blijkt van Hollaudsche toestanden,
zeker iets vreemds voor een Franschman, immer»
meestal beschouwen zij de Hollanders als een
soort boersche wezens, die ergens in een achter
hoek van Europa wonend, slechts als curiositeit
vermelding verdienen.
Het boek is goed vertaald door Jo. van Slote»
en versierd met illustraties door Wenckebach.
v. M.
Allert de Lange's serie kinderboeken is met
een zeer aardig werkje verrijkt: liet geheim van
de Pastorie, door mevrouw FAÜIUS-CUEMER EIND
HOVEN. De schrijfster heeft de gelukkige gave
van den kindertoon goed te kunnen vatten. Zy
kan gezellig en prettig vertellen en met dit
boekje ook oudere meisjes en knapen aangenaam
bezighouden.
Zij weet in deze eenvoudige, ongekunstelde
vertelling toch iets boeiends te leggen en ver
mijdt het preekerige en al te zoetige, wat dik
wijls aan werken voor de jeugd eigen is. Toch
vlecht zij hier en daar enkele wetenswaardige
détails in het verhaal, die haar jeugdigen lezers ten
nutte komen, maar zij doet het zóó, dat zij den
schijn als wilde zij leeren" volkomen vermydt;
zij geeft die nuttige pilletjes goed oversuikerd, en
dus smakelijk, in. Haar boekje zal zeker gaarne
gelezen en goed verkocht worden; voor schrijfster
en uitgever derhalve de beste voldoening. Het i»
netjes uitgevoerd en aardig geïllustreerd.
v. M.
Indische schetsen, beelden uit het ver
leden, door ISOLIHE. Uitgave van
G. J. Slothouwer te Amersfoort.
Het is goed en verstandig dat de schrijfster,
Isoline, als ondertitel voor haar boekje gekozen
heeft: «beelden uit het verleden," want zij laat
in haar boekje Indiëzien zooals het gelukkig
niet meer is. Er zijn voor onzen «Oost" over
't algemeen nog zooveel verkeerde opvattingenen
denkbeelden verspreid, dat het waarlijk niet
noodig is uit het verleden gruwelen en
knevelarijen, min-goede en onhebbelijke toestanden
op te delven en in zulk een vorm aan het publiek
te geven, dat de onnauwkeurige lezer in het
denkbeeld komt dat hij Uet heden onder de oogen
krijgt.
Voor liefhebbers van oude sproken, legenden
of historische verhalen mist Isoline's boekje het
eigenaardige cachet. 't Is slechts een verza
meling halfslachtige schetsen, die zich niet al te
onaangenaam laten lezen. v. M.
hrmitage-Idylle, naar het Zweedsch
van MATHILDA MALLINI;. Leiden,
A. H. Adriani.
Een mooi geschreven en goed vertaald boek.
De inhoud is een idylle uit Jean Jacques
Rousseau's leven. Zijn verhouding tot madame
d'Houdetot is boeiend, fijn en artistiek beschreven.
Als psychologische studie is het merkwaardig en
om de onderhoudende wijze waarop die ziel
kunde behandeld wordt n om de
fijn-menschelijke teekening der personen.
Het is opwekkend zulk een boek te lezen
waarin de psychologie niet saai, de idylle niet
al te idyllisch en de realiteit niet al te zeer
verscholen is. v. M.