De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 5 december pagina 10

5 december 1897 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1067 uit het leger oer taelsclie Mmten (Kladderadatsch.) (N.B. Het nummer van het Duitsche weekblad, waarin de hier ^reproduceerde prent voorkomt, is in DuitsMand in beslag genomen.) ^ Eindelyk weet ik, wat de knoop beduidt, die ik in m'n staart heb gelegd: ik wou den Ouden Frits halen, want »wie geen braaf Christen is, die is geen braaf man en ook geen braaf Pruisisch soldaat en kan onder geen omstandigheden dat gene vervullen, wat in het Pruisische leger van een soldaat wordt geëischt." Nu, misschien lukt het my bij eene herziening het verzuimde goed te maken en de hemelsche heirscharen van de slechte christenen en de slechte soldaten te bevrijden." Het nart en de zalen. (Punch.) JOHN BULL : »Is het niet vreemd, lieve Madame, dat terwijl hij, die maar voor 9.000.000 francs van uw producten koopt, uw boezemvriend is, ik, die zestigmaal zooveel van u koop, ge regeld uitgescholden word ?" Dankbaarheid (Fliegende Sluiter.) Juft'rouw, ik breng u je mopsje terug, 't \Vas bij mij in huis geloopen. O, beste meneer, lioe zal ik u danken? Is u al getrouwd ?" NIEUWE UITGAVEN. Tanden, Tandiniddelen en Kunsttanden. Schetsen en wenken door ED. PINKHOI, Tandarts. I. Bremer, Amsterdam Handleiding voor liet Notaris-ambt, in het bijzonder ten dienste van hen, die zich voorbereiden tot het Notarieel Examen, door W. C. i> K BOEK Oud Notaris. Afl. I en II. Medemblik. K. H. Idema. TENNYSOX, Enoch Arden. De Erven Loosjes, Haarlem. POL DK MOXT, Modernités, Anthologie der meilleurs poètes belges d'expression franeaise. W. Hilarius Wzn., Almelo. Het eerste spel van Michaël den Aartsengel (181)1?!t4), door AXDRK JOLLES. Amsterdam, C. M. van Gogh. Het Kiju-iel, Geïllustreerde Kalender voor de Rijwielsport, onder redactie van FKASS NKTSCHEE Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Ttcee linnen. Sprookje van H. C. ANDKRSON, op steen geteekend door T. VAN HOYTEMA. Amsterdam, C. M. van Gogh. Keizer Wilhelm en Ehlers. De Duitsche couranten maken zich vroolijk over de volgende anecdote, waarvan keizer Wilhelm II de hoofdpersoon is: Deze, toen nog prins Wilhelm, was student te Bonn. Een van zijn vrienden was de tegenwoordige ontdekkingsreiziger Ehlers, met wien hy dikwijls op den Rijn ging roeien. Eens sloeg hun boot om. Zy moesten de hulp inroepen van een visscher, die hen redde, en natuurlijk om een fooi vroeg. De prins haalde zijn beurs voor den dag, maar toen hy zag, dat hy' geen kleiner stuk dan een thaler had, zeide hy' tot zyn vriend, »Ehlers, heb je ook geld by je V" Ehlers kreeg zyn beurs, gaf den visscher een thaler en zeide: »Hoogheid, laten wy hem maar een thaler geven; de derde persoon in het ry'k moet royaal zy'n." De prins keek zuinig, maar zeide niets. Den volgenden dag koos hy' in plaats van Ehlers, een anderen student, om te gaan roeien. Deze wilde zijn roeitalent toonen, en trok zoo woest, dat hy een riem brak. De prins besloot nu, weer tot Ehlers terug te keeren, en te doen, alsof hy diens opmerking niet had gehoord. Sinds dien tijd zijn vele jaren verstreken. Niet lang geleden stelde Ehlers die door zijn stoutmoedige reizen beroemd was geworden, de gezanten van een Afrikaanschen volkstam voor aan zy'n vroegeren roeimakker, nu keizer Wilhelm II. De keizer zond Ehlers een geschenk voor eiken gezant, en een kostbaren brillantring met voor het opperhoofd van den stam. »Majesteit" zeide Ehlers, »die menschen zouden met veel minder tevreden zy'n. De ring is veel te kostbaar! »Ehlers", antwoordde de keizer, »geef den ring toch maar, de eerste persoon in het rijk moet royaal zy'n". Een klassiek voorganger van Dr. Lecher. De parlementaire obstructie heeft reeds in de oudheid de middelen gekend om een parlementair besluit tegen te houden, minder door het gewicht der argumenten dan door de volharding van den redenaar. Aulus Gellius citeert in zijne Noctes Atticae eene plaats uit een verloren gegaan werk van Ateius Capito (den stichter der Sabiniaansche rechtsschool onder Keizer Augustinus), die als volgt luidt: »Caius Caesar vroeg den Senator Marcus Cato om zijne meening. Cato wenschte echter niet, dat over de aanhangige quaestie een besluit zou worden genomen, daar de zaak hem voor den Staat niet nuttig scheen, Om nu de zaak op de lange baan te schuiven, hield hij eene Dauerrede en trachtte zoo door spreken den op dien dag beschikbaren tijd aan te vullen. Ieder Senator had namelijk het recht, wanneer hem zy'ne meening was gevraagd, te spreken zoo lang als hij wilde, vóór tot de stemming werd over gegaan. Daar Cato niet wilde ophouden met spreken, ontbood consul Caesar den ambtsdienaar en liet den redevoerenden Senator in de gevangenis brengen. Toen stond de geheele Senaat op en begeleidde Cato in de gevangenis. Toen Caesar dit algemeene misnoegen bemerkte, liet hij Cato weder vrij." Volksconcert Arena. Het programma van het volksconceit, dat Zondag a. s. dus op den Sinterklaasdag gegeven wordt, zal een surprise bevatten: de heer Kriens, directeur van het Haarlemsche muziekkorps, zal nl., op verzoek der commis:-ie voor de volksconcerten, een solo voordragen op de klarinet (Fantaisie uit de liigoletto van Verdi). Verder zullen o. a. worden uitgevoerd de 28 of Óxford-symphonie van Haydn; de ouverture der opera Witlem 'J'dl en het Andante uit het 3e quartet van Beethoven. SCHETSJES. Getóschriiten van een man, wien nooit iets overtomen is. Naar liet Fransch VAN CHARLES MOK BELET. I. Ik heet Duval, en ben de zoon en de kleinzoon van een Duval. Bijna iedereen heet Duval. Als kind liield ik veel van suikergoed. Ik heb de mazelen gehad. De dokter vond, dat het niets te beteekenen had. Het had ook niets te beteekenen. Zal ik verder gaan Waarom eigenlijk niet? Gewichtige gebeurtenissen verhalen, die men heeft bijgewoond of waaraan me» heeft deelgenomen, dat is geen kunststuk. Het is zeer gemakkelijk de algemeeue belang stelling op te wekken met een opsomming van veldslagen, dief stallen, duels en faillissementen. Maar niets gezien, niets gedaan te hebben en toch gedenkschriften daarover na te laten, ja, dat is iets! Niets te zijn en toch de eerzucht te bezitten, zijn biographie te willen schrijven, zooals llousseau, zooals Casanova, zooals Madame Roland, zooals Alexandre Dumas, dat heeft wat te beteekenen! En dat doe ik , ik, Duval de eerste de beste held der onbeduidendheid. III. Ik heb gezegd, dat ik heet zooals iedereen. Ik zie er ook uit als iedereen. Men leze slechts mijn pas: Voorhoofd gewoon; neus gewoon; mond gewoon; kin gewoon." Mijn gezicht is een triomf van het gewone. Bijna eiken dag word ik door den een of ander aangesproken, die dan dadelijk uitroept: //O, pardon, ik zag u voor een ander aan !" De natuur Ifeeft mij zelfs het kleinste moedervlekje ontzegd. Ik ben een fragment, iets, dat men slechts opmerkt, wanneer het in massa optreedt. IV. Zal ik verder gaan 'l Mijn jeugd ... Ik hél) geen jeugd gehad. Dat stemt mij het treurigst als ik daaraau denk. Op den leeftijd, dat anderen hun twintig jaren als mooie, nieuwe goudstukken in de zon laten schitteren, op den leeftijd, dat alle hoofden de koorts hebben, zat ik reeds op een k-eren kantoorkruk. En op leeren kantoovkrukkeu gebeurt niets. Evenals ik een braaf kind geweest was, bleef ik ook een brave jonge man. Ik heb nooit schulden gehad. Ik zag den levenslust voorbijgaan van uit mijn venster?op Zondagavonden. Dertig jaar lang zat ik gebogen over groene boeken met koperen beslag, en hoorde, hoe het kloppen van mijn hart hoe langer hoc kalmer werd. Dertig jaar laug was ik de modelbeambtenaar bij de belastingen. Dertig jaar lang heb ik miju medeburgers kleine papiertjes gestuurd, \vittc, rose, blauwe en gr.oeue papieren. Dertig jaar lang heb ik heu uitgenoodigd, hun belasting te betalen. En steeds heb ik die roeping met glans vervuld. Wanneer ik een weinig met mij zelf den spot drijf, dan doe ik dat uit eigenliefde, opdat men mij met zal beschouwen als een al te gewone persoonlijkheid. Maar het is waar, in administratieve zaken, waar mechanisch werken en routine zulk een grooti: rol spelen, krijgt de geest ten slotte evengoed rimpels als het lichaam. Men handelt alleen nog maar werktuigelijk. liet denkvermogen slaapt in. Ik behoor dus tot die personen. Zij zijn veel talrijker dan men meent! die nergens aan denken. Zal ik verder gaan V VI. Ik ben nooit getrouwd geweest. Ik durfde niet. En toen heeft het geluk zich geheel en al van mij afgewend, en ik ben om zoo te zeggen, vergeten door het leven. Zelfs het ongeluk heeft mij versmaad. Geen bloempot, die mij op het hoofd gevallen is ! Geen twist in een koffiehuis! Geen gestolen horloge! Ik zou wel graag op reis gegaan zijn, maar waar heen ? Aan welke streek zou ik de voorkeur geven ? Waarom zou ik liever naar Italiëof Spanje, dan naar een ander land gaan ? De beslui teloosheid heeft mij vastgenageld aan mijne woonplaats. Eu als het verlangen naar verandering van lucht zich al te krachtig van mij meester maakt, dan strek ik mijne handen uit naar de drie of vier rijen boeken, die mijne bibliotheek vormen. Dan neem ik mijn beide lievelingswerken ter hand, en lees ze weer eens over. Het eene is de »Reis door miju kamer," van Xavier de Maistre, Het andere is nog bescheidener en zonder auteur, en heet: Reis door mijn zakken." VII. Maar ik had tenminste toch een belangrijke gebeurtenis kunnen bijwonen, of de een of andere beroemde persoon kunnen ontmoeten, of zien desnoods. Ja, dat had kunnen gebeuren. Maar het toeval is mij nooit gunstig geweest, integendeel. Een verkoudheid noodzaakte mij, het bed te houden, toen de Februari-om wenteling uitbrak. Ook had ik Lamartine bijna gezien. Ik ben dus niet in staat, iets bij te dragen tot historische en litteraire onderzoekingenZal ik verder gaan ? VIII. Neen, ik houd op, want de opsomming van alles wat mij niet overkomen is, zou gemakkelijk honderd deelen vullen. Er is mij nooit iets, overkomen, zelfs niet in den droom. Gewoonlijk geeft de nacht schadevergoeding voor den dag. De kalmste menscnen zien dan duizenden heerlijke visioenen, een onzichtbare regisseur laat in hun hersens het scherm opgaan voor een comedie met honderd verschillende bedrijven. Ik heb altijd alleen maar orer doodgewone dingen gedroomd, over mijn hoed, die afwoei, of over een lucifer, die niet branden wou. Wat zal ik nog meer zeggen ? Verberg uw leven !" heeft een wijs man gezegd. Dat behoef ik niet eens te doen. De aarde zal licht voor mij zijn, want ik heb niet te zwaar op haar gerust. De wereld zal voor mij niets geweest zijn, dan een presentielijst, waarop ik alleen mijn naam heb neergeschreven, mijn naam Duval. INGEZONDEN. Een Traag! Mijnheer de Iledacteur! De Limburger Koerier bevat geregeld hoofdartikelen geteekend Th. (Thissen, pastoor en deken te Amstenrade) welke uitmunten door vinnnige bestrijding van politieke, godsdienstige of persoonlyke tegenstanders van den schrijver. In het nummer van 23 Nov. verdedigt hij evenredige vertegen woordiging op grond dat z. i. bij de jongste verkiezingen voor de 2e Kamer gebleken is, dat de meerderheid van het totaal aantal kiezers in den lande anti-liberaal is. Hij vervolgt: »Bij de herstemming op 25 Juni had de partij der minderheid al haar valsche liberaal-socialistisch-joodsche listen, lasteringen, bedriegerijen en omkooperijen in 't werk gesteld om de meerder heid te overvleugelen." Met dergelijke lieflijkheden worden zijn tegenstanders dagelijks overladen en het it dan ook niet te verwonderen dat zich in Limburg door den invloed van het daar veelgelezen orgaan, langzamerhand een doodelijke haat ontwikkelt tegen ieder die maar eenigszins kan worden geacht te behooren tot de «liberaal socialistisch-joodsche" omgeving. Dergelijke opruiende taal is in ieder te veroordeelen doch zeker in iemand, geroepen de leer te prediken : «Bemint Uwen naaste als U zelve" Zou er van overheidswege niets gedaan kunnen worden om dergelijke misdadige taal van een door den Staat gesubsidieerd geestelijke te verbieden V ow T T"t l l J J UKd. dw. dr. C. Wij meenen dat de geachte inzender niet kan hopen op een tusschenkomst van de R^geering. Hij zal zich moeten wenden tot de Kerkelijke Orerheid, tot den Bisschop van Roermond, of den Aartsbisschop van Utrecht, aan wiens aandacht dergelijke uitlatingen misschien zijn ontsnapt. Als geheel in strijd met de wenschen van den Paus, nog onlangs met zooveel zorg en inge nomenheid in het mandement van den Bisschop van Haarlem in acht genomen, zullen pastoor Thissen's onvriendelijke woorden ongetwijfeld sterke afkeuring ondervinden. (RED.) TJit 't Is toch merk waardig, zooveel geestelijk genot als we te danken hebben aan Am sterdam. Ik doel hier niet in de eerste plaats op Men gel berg, want dat kan ik niet goed beoordeelen en ik heb als vaste stelregel aan genomen, alleen te schrijven over dingen, waarvan ik precies op de hoogte ben; ik ben gelukkig geen Rochefort en geen Drumont. Men gel berg is geen spek voor mijn bek. Ten eerste ben ik geen lid van den Doelen, dus ik zou hem niet kunnen hooren. Ik kan geen zestig gulden contributie in 't jaar betalen en al kon ik het, ik zou mij aan een deballotage blootstellen door mij te laten voorhangen. Het grieft altijd even iemands persoonlijke ijdelheid als hij zoo iets schrijven moet; maar in den grond der zaak moet ik toch erkennen, dat het zoo goed is. 'We zijn hier niet in Den Haag, in de Witte, waar een kleine ambtenaar veel voornamer is dan een groote koopman, 't Is hier precies andersom. Leeraren die kunnen bij de gratie nog net lid worden van den Doelen, maar hoofden van scholen worden geweerd. Als ik me wel herinner, heb je vroeger in Amster dam een buiten-societeit gehad, waar ik eens niet familie geweest ben, in de Vondelstraat, de Hereemging geheeten; daarvan vertelden ze toen dat er in't reglement een geheime bepaling was: bonden en joden worden niet toegelaten. Joden mogen in den Doelen wel lid worden, maar die mogen nu weer niet in Amicitia, dat zooveel is als de Rotterdamsche Groote Club (is 't in de Groote Club ook niet zoo?), behalve dat hier bovendien de verkiezingen in het bitteruur aldaar gefabriekt worden, terwijl ze in Amsterdam voor de ramen naar de dames zitten te kijken. Maar om op Mengelberg lerug te komen. Ondanks die strenge ballotage in den Doelen is 't laatst gebleken dat je daar warempel toch leden hebt, die niet op de hoogte staan,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl