Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1067
'n Sterk bittertje, cognac, Chartreuse, maagelixer ....
Dwaasheid ! ze zit niet in de maag.
Niet, waar dan ?
In de hersenen ; ik hou zeeziekte voor 'n lichte
hersenaandoening en daarom geloof ik dat afleiding, wilskracht,
niet ziek willen wezen er nog 't beste voor helpt. Zullen we
eens wedden dat de meeste passagiers, die nu voor mirakel
liggen, van avond alles vergeten en zoo lekker als kip zijn ?
't Wou dat je waarheid sprak, dokter.
Nu, je zult het beleven, als er maar veel pret is, gaat
de zeeziekte overboord!"
'n Flesch champagne, dokter, alsje waarheid hebt gesproken!
Half zeven ! De bel voor het diner is geluid. De passa
giers ziin samengekomen in het salon, van dek en uit de
hutten. Er zijn er velen, die bleek en met blauwe kringen
onder de oogen aan tafel zitten, maar op een paar dames
na, die betoel, betoel xi-ek zijn en zooals Kees beweert: »geen
'halflood zeevleesch an d'r heele karkas hebben," zijn allen
present.
Men heeft gehoord, dat na tafel den passagiers een verrassing
wordt bereid en wat de bittertjes, Chartreuses, bruispoeders
en pillen niet deden, heeft nu de nieuwgierigheid gedaan,
hen namelijk in zooverre opgeknapt dat ze aan tafel konden
komen.
Er wordt druk gepraat.
De administrateur, een gezellig causeur, die verbazend goed
'den slag heeft om met dames te babbelen, doet wat hij kan
om 't gesprek gaande te houden. De Dokter werkt zijn
geheele anecdoten-repertoire af' en zelfs de meestal ernstige
kommandant maakt gekheid met zijn tafelbuurtjes en houdt
haar in spanning door gezegden als : Ik weet al wat
Sint Nicolaas u brengt juffrouw; je zal d'r van staan te
kijken als een kat voor een duivenhok, of: Majoor, zet
je maar schrap, de Sint brengt je van avond een gard.
Er wordt een stevig glaasje wijn gedronken, een paar
malen vliegt aan de middentafel een champagnekurk om
hoog, en omdat de twee zijtafels niet voor de »hooge
oomes" willen onderdoen, worden van links en rechts ont
ploffingen gehoord.
'n Jolig diner, van avond! zegt de bleeke jongeling, die
naast de Indische dame met zeebeenen zit.
O! lekker gheel lekker zoo mag ik wel, merk
u wél niemand sakit laut, ja?
U heeft gelijk, mevrouw! er zijn geen zieken, maar
't is ook veel be_ter weer geworden
---Bons, flang, ring, flang ! . . . als wilde de zee die woorden
logenstraffen, werpt zij een van de nougat-tempels die als
millieux, de tafels versieren, door 't slingeren van de boot
op borden en wijnglazen in gruizelementen.
Allah! u zeggen niet zoo gojang! O, lo ! veel erger
dan anders, maar u niet merken door de pret ja!
Wat zei ik u ? fluistert de dokter zijn buurman toe,
we slingeren driemaal meer dan van morgen en als die
miserabele taart er niet was, dan Zie je, daar heb je 't ?
al, Mevrouw Willemse staat op, nu voelt ze ineens weer de zee.
De kommandant, begrijpend dat hij in 't voordeel der
goede stemming partij moet trekken van het geval, tikt aan
zijn glas en zegt:
Dames en heeren !
Stilte ! stilte ! de kommandant wil toasten !
Dames en heeren ! maakt u niet bezorgd over dat
schokje 't was geen roller, maar 't was een kleine aanvaring!
Hè? Wat? Hoe?
De boot van Sinterklaas is ons langs zij gekomen en.
zijn dolfijnen hebben even hun koppen tegen ons boord
gestooten. We zullen het dessert laten afruirnen en dan
worden de heeren en dames, de groote en kleine kinderen,
verzocht eerbiedig en met een gepast lied als : «Sinterklaas,
goed heilig man" of iets dergelijks, den ouden heer te ver
welkomen. U moet mij excuseeren want ik word gewacht op
de brug om over uw aller veiligheid te waken !
Bravo! leve de kommandant, hoera!
Pang ! Een flesch Moet knalt open !
Eerst nog een glaasje op je gezondheid, kommandant !
Nu goed dan, nog n! Je welzijn meneer Bergers ma !
Dank u!... Dames en heeren! hij leve, onze gezellige
kommandant !
Hiep hiep hoerah ! lang zal hij leven, lang zal hij leven
in gloria ! Gloria?a-a !
Zee en wind zijn Weer vergeten en de algemeene
vroolijkheid keert terug.
Lang zal hij leven in gloria a?a !
Hiep, hiep, hoera !
* *
*
In de hut van den hofmeester ligt alles overhoop. Op
de couchette zit het koksmaatje reeds geheel gekleed,
tusschen een grooten witten zak vol strooigoed en een stapel
pakjes van allerlei vorm en kleur. Zijn voeten rusten op
een mand vol papieren, snippers en stroo.
De hofmeester, in 't costuum van Sint Nikolaas, met de
vlaspruik onder den bordpapieren mijter op 't hoofd, tracht
voor een spiegeltje, dat de koksmaat vasthoudt, zijn baard
aan te doen en de dikke linnenjuffrouw naait met groote
steken, de vlag, die te lang onder de kimono uithangt, een
eind op.
Stèsjeblief't stil hofmeester, ik rek nders ook m'n
equilibre kwijt nog mèr en per steken, den ben je kier!
Die baard is te groot, ik stik d'r in.
Je moet 'm ook over je ooren hangen, hofmeester.
O, zóó ja! nou is ie goed! ben je nou klaar, juf?
Dèdelijk! nog even je borstplooitjes en de kanten slip
pen nozien.
Dat geveugel an m'n lijf kan ik niet velen, laat dat
maar waaien.
't Stèt zoo leelijk, wècht nu even, hè? Zoo, nu ben je
kier! Wèr is je vers, ken je 't ven buiten ?
Geen steek d'r van juf maar dat's niks. Hij moet
't me maar voorzeggen.
Souf'fleeren ! Je, dèt ken wel. Yporuit nu mèr !
De hofmeester gaat de hut uit, deftig, met zijn bisschops
staf in de hand; 't koksnaaatje springt van de couchette,
keert de mand rnet snippars om, doet de pakjes er in en
gaat dan, met den zak op zijn rug en de mand vol pakjes
aan de hand hem achterna.
Goddori! zegt de hofmeester, omkijkend, je bakkes!
Wat zou m'n bakkes ?
't Is nog wit je bent immers 'n zwarte knecht.
Dat 's waar ook! Zeg juf, geef me gauw een ge
brande kurk.
Dat duurt te lans;, ik zal je wel anders helpen neem
maar itikt, daar staat 't fljschje.
Maar hofmeester, dit gaat er zoo moeilijk weer af.
Hindert niet, je hoeft morgen niet naar je meissie: gauw,
vooruit!
Ean paar minuten later treedt Sint Nicolaas, gevolgd door
zijn zwarten knecht het salon binnen.
Deftig begroet hij al de aanwezigen meteen:?Dames en
Heeren! ik ben Sinterklaas en ik korn jelui erreisies opzoeken
en dat is m'n zwarte jongen, die maak je buiging
rostmop de cadeautjes brengt.
Hum! hum! hij begint zijn vers:
Ik kom op last van God Neptuun,
Den Heerscher van de zee
En breng voor ieder hier aan boord
Een klein cadeautje mcê!
Ik kom op 't land wel ieder jaar
Bij kinderen groot en klein
Maar 'k kom nu Hm! Hm! Ik kom nu ook ter
zee hm ! hm! ? Bliksem ! Hm ! ter zee ! H n ! ....
Ja, Dames en Heeren of ik 't nou ze? of zwij?, ik ban m'n
vers vergeten en die stommeling soufHjurt rne niet, maar ....
hij neemt het papier uit handen van den zwarten knecht,
legt het op tafel en z>;gt: Die er lust in heeft, kan't zelf
lezen, 't is heel aardig!.... dr' zit 'n beetje inkt an, maar
dat komt omdat we in de gauwigheid geen kurk hadden,
Hm! en nou zal ik ieder't zijne geven. Moriaan strooi
jij ondertusschen reis 'n beetje!
Met zijn groote handen grijpt de zwarte knecht in den
zak en werpt bo-ibons, chocolaa'lje-!, noten, amandelen,
koakmoppen en pistaches om zicli hean en over de passagiers,
die gierend van 't lachen, als kleine kinderen aan 't grab
belen gaan.
Dan, terwijl de vroolijkheid steeds stijgt en de jongens wanne
wijn en Sintnicolaa^goed presenteeren ontpakt de hofmeester
zijn mand en geeft aan iedere dame en heer het voor hen
bestemde pakje.
Leve Sint Nicolaas! Leve de zwarte knecht! Hiep,
hiep, hoera!
Sinterklaas een glas champagne?
Asjeblieft meneer Vinkers!
Ha! Ha! Ha!
Zwartje jij ook een glas ?
Nou meneer, dat, drinken we in ons apenland niet
dikkels. Asjeblieft, wel twee !
Bravo! Lang zullen ze leven?
Zeeziekte en schommelingen zijn totaal vergeten ; hooger
kleuren zich de aangezichten, lachend en schertsend, vallen
de passagiers nu en dan tegen elkander aan door't stampen
van het schip, maar niemand heeft er hinder van.
De dokter ledigt de gewonnen flesch champagne met de
andere heeren.
Buiten huilt de storm; de opgezweepte golven slaan over
't schip en op de brug staat de kommandant in zijn oliepak
en tuurt oplettend in de duistere verte !
In zijn hangmat in het halfduistere soldatenlogies ligt
een fuselier. Het flauwe schijnsel van 't licht wat er brand,
beeft over zijn ingevallen wangen, 't glijdt langs zijn slappe
rimpelige oogleden, waaronder de oogballen rusteloos trillen
en laat even de klamme haarvlok zien, die, onder uit zijn
politiemuts komend, tegen 't gele, beenige voorhoofd plakt.
Hij is afgekeurd voor den dienst; Jenever en vrouwen
hebben hem vóór den tijd oud gemaakt, buikziekte en moeras
koortsen deden het overige. Als een jonge grijsaard, een
vroeg gesloopt organisme, ligt hij, half sluimerend, half
soezend, onverschillig voor alles, behalve voor het »mokje"
jenever dat hem tweemaal per dag toekomt.
Mo'je d'r niet is uitkomme? vraagt een kameraad, die
in de eene hand een kom koffie houdend, met de andere een
stuk tulband naar den mond brengt. Ze benne knappies
in de pret, hoor ie wel? en hij wijst pp een aantal soldaten
en stokers, die achter in 't logies bij elkaar zitten, lachend
en pratend.
Kom! kerel, kruip d'r nou ook is uit, je lach je d'>od,
ze hebben Sijbrands te pakken met een surprisie hij is
net an 't uitpakke; 'n lekkere mop! ze hebben d'r wat uit
't varkeshok in gedaan
Och la' me legge.
Mo' je tulleband ?
Nee, stik!
Nou dan niet! en met een schouderophalend: Hij wordt
suf', gaat de soldaat terug naar de anderen, die, bij, over
en half op Sijbrands leunend, toekijken hoe d«e een ^root,
in zeildoek genaaid met teer en verf besmeerd pak openpeutert.
Esn oogenblik wendt de zieke fusilier het ho >fd om naar
de zwak verlichte groep en terwijl een smadelijke, glim
lach om zijn bleake, dimne lippaa speelt, renmpjlt hij:
Flauwe kul! sluit de oogen en draait zich zoover
mogelijk om. Zijn oogen gaan weer een poos open en staren naar
den geligen scheepswand, waartegen nu en dan reusachtige
schaduwen glijden van de heen en weer bewegende mannen,
dan sluimert hij even in om daletijk weer te ontwaken,
door 't gelach en gejoel der anderen.
;>Sunter Klaassie bonne, bonne, bonne!" zingt er een met
rauwe stem. »Gooi wat in de leege tonne !'' kraait een ander.
^Gopi wat in de huize!'' blèrkt een derde en lachend, vloekend
en gillend vallen de overigen in met: »Dankie Sinterklaassie !"
als een zwartgemaakte koleutremmer met een
binnenstbuitengekeerde kapotjas aan, een ketting als gordel en een roode
fez op 't hoofd, uit een linnenzak eenige handenvol noten
amandelen, koekmoppen en rozijnen, over de hoofden heen
op tafel gooit.
Flauwe kul! bromt de zieke nog eens en tracht den
slaap te vatten, maar eensklaps rijst voor zijn geest het
beeld van een vredig, eenvoudig; tehuis in een groote stad,
vol lichte sti aten en pleinen. Hij ziet lachende, stoeiende,
grabbelende kinderen in een warm, gezellig vertrek ; hij ruikt
de chocolade en koeklucht in die kamer. Hij ziet de goedige,
dikke moeder, die voor ieder een verrassing bereidde de
altijd bezige vader, zich nauwelijks tijd gunnend om even
naar zijn jolig troepje te komen kijken en.... langzaam
dommelt hij in, half droomend, half wakend. Allerlei herinne
ringen dwalen door zijn weeker wordend brein: Een
doorboemelde jeugd, leuke vrienden, lastige schuldeischers, bedrogen
meisjes,... als in een warreling van beelden vliegen ze aan
zijn gesloten oogen voorbij.
't Suist in zijn ooren ? die drukke geluiden om hem heen
roepen andere klanken teru? in zijn slappe hersenen ; lang
vergeten stemmen komen weer!... Km l! alles is nu verbeten
en vergeven, kom als een Hinke kerel weerom was dat
niet^ moeders stem? Voelde hij daar niet va Iers handlruk
bii 't afscheid aan boord, toen hij wegging als koloniaal V
Hoorde hij daar niet de mmiek op d in wal, het joelen en
schreeuwen dar vertrekkende troepen?
Hij ziet als in een nevel moeders bleek, betraand gelaat,
haar lang nog wuivenden witten zakdoek, en dan dan
springt hij eensklaps als geelectriseerd op, uit zijn hangmat,
want: »Extra porlam!" aan de klok heeft zijn oor getroffen.
Hij schudt zich een paar malen, smakt met de lippen, her
haalt nog eens: Flauwe kul! en gaat zijn »mokkie-vol"
halen.
* *
Zes December.
't Sint Nicolaasfeest is voorbij. Eïnige passagiers zitten
pratend aan 't ontbijt de meesten zijn nog in hun hutten.
Aan dek is Kees bezig met het vastsjorren van een paar
stoelen, voor de twee dames die beioei, betoel ziek zijn en
op last van den dokter eiken dag even aan dek moeien.
Een passagier, die ook lucht hapt. vraagt hem:
En heb jij ook 'n goeie Sinterklaas gehad, Kees ?
_?Ik, meneer? 'k Heb gemaft in ra'n kooi, 'k moest er
niks van hebben. De pret is nou voorbij maar je zal
wel d'ris rare gezichten zien van daaa; 't is maar de vraag
waar 't door is, door de zeeziekte of door al den rommel die
ze gisterenavond in d'r maag hebben gestouwd !
iiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
TWEEDE NAT. CORBESP. WEDSTBIJD.
Overwin n aarssroe p.
Twaalfde zet van Zwart.
7de Jaargang. :"> December 1S97.
Redacteur: R u d. J. L o m a n.
15 Avenue Road, Regent's Park, Lomion N.W.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
imtiMMllliiiiiMMiililiiiiiiiimmiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiniHmimm
No. 411 van Konrad Erlin, Weenen.
Vervaardigd voor den (in Ilalfjaarl. Internationalen
probleemwedstrijd in dit blad.
Mat in twee (2) zetten.
8
7
6
5
4
3
2
1
&n 'ül 0 'S
^m wm. -«- wm
W W Wk W,
WÊ« ? w/êra
^ %fc i %j$ '^
'Me '"< '*> '"'V£ &\'*%
m /J m*&%m
\ ", t y/ /
\^.* .^4^ ,
^ULI /ït_J/^ / / W-.
'»"""?. Mm?'""" '" '
,/l wm
//,,//,, w/mi , / ,
W//.-/,. ''? » ^^
ab'cdefgh
Wit (S, zwart 7 stukken.
Partij
No.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
1 *?
J o.
1*.
15.
c4
P c6
f5
K f7:
P b7
1)6
P s4
0-0
R 13 :
P d4:
Dd5
D e6
d-.
?>
P d7
R d7
Partij
No.
16.
17.
18.
19.
O.
21.
22.
23.
24!
25.
26.
27.
28
2J)!
30.
R f6
P d5:
K d7
T fe8
D f5:
R e6
R b4f
R d6
R b6
P bd7
P f6
KgS
V ')
P d2:
P e6
Partij ]
No. i
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
'>
'trj.
44.
45.
P d5
R b7
R f4:
P d2 :
K £7 !
11 et',
P e5:
P f5:
K d8
P ed7
1) e8
R e6
R At*
U(>
P c4:
P el:
]a partij M was de 12e zet van Wit P e5.
Dringend wordt heeren deelnemers ver/ och t Juin
zetten op tijd (Dinsdagavond vóór l'j uur) te verzenden.
J. J- S.
GEWEIGEUD DAME GAMfUKT.
Wit.
D. Janowöki.
1 (14 «15
2 «'4 e6
3 P e3 P f6
4 R g 5 R e 7
6 e3 0-0
6 P 13 de t:
iietcr is waarschijnlijk
b(i 7 cd5 ? ed5' iS U d.3
1! b7 9 0-0 enz. Xw. doet
steeds verstandig me'
den zet del: te \vaehten
No. 40!> (te Kolsté) is gebleken incorrect te tot Wit it d 3 gespeeld
zijn. Auteur's opl. 1 II h~, nevenopl. 1 b4.
Zw.-irt.
C. A. Walbrodt.
lumr boven den tekstzet.
7 R ei: c5
8 0-0 edl:
i» P dl: P fd7
10 R >_'7: I) <-7:
nrfi | T[|
r el ' e-)
12 R b3 P be!5
13 P c6:
Wij zou'ien h er 'i' el
liebben gespeeld, om r.a
event. afruil der paarden
(15 te < reigen.
heeft, c(i of P h(17 ver- 13 P e(>:
diende daarom de voor- 14 P el T d8
Deze zet brengt geen
voordeel aan en bevor
dert slechts de ontwik
keling van 't witte spel.
Beter was 11 d7.
15 D U5 R d7
16 f4!
Wit neemt do eerste
de beste kans waar, om
een aanval op den ver
zwakten K-vleugel te
openen.
U K e8
17 T f3 P b4
Met 't plan 't paard
via d5 naar t'G, ter be
scherming van den
Kvleugel te brengen.
18 T 1)3 1)6
l!l T s3 K 1)8
f 5 dan 20 D hl!:, fel: '.
21 11 e(>: r en wint.
20 D e5 f6!
/\vart otïert nu een
pion, om den gevaarlij
ken aanval te breken.
Op D i'h kon volgen: 21
T h:!, l' d3 (K g8 dan
'>i 'F hu:, P (13 '23 D g5
ei'/, niet 2:! P f i +. gt'f!:
21 D f C,:. l)h(i: '20 D h»!:,
i' cl : en wint) 22 T hG : y.
K gS 23 D g 5 enz. Of
21?K h7 (T ae8 dan 22
T c8:. T c8: 23 bti: t
enz.l T e7. T d7 23 T (17:,
11 d7: 24 l' R.) f:, K gS
25 D e(i en Wit wint. Op
20 - 15 zou volgen 21
T c7 enz.
'21 1) eö: I) e6:
22 R e(>: R c6
23 P ca T (12
24 a3 P d3
25 P d3: T d3:
Wit heeft volstrekt nog
^eon glad gewonnen spel.
Janowaki behandelt 't vol
gende gedeelte der partij
met verbazende iijnheitl
en trekt van zijn gering
materieel voordeel zoo
veel mogelijk partij.
26 1)4 T c8J
Tempoverlies, daar Wit
in ieder geval f 5 xou heb
ben gespeeld. Zwart had
T «dH moeten spelen.
27 f5
28 T c4
29 K 1)2
30 T )ï(J
Niet T cgl,wa!irop T ddl
xou volgen.
30 T ddl
31 1)4
Xu /.ou op T egl,
volgen.
SICILIAANriCdE PARTIJ.
T e<18
T dl f
T b l
h 3
31
32 K j»3
33 e4
34 T dt!
T hl
T 1>2
h5
K h7
Zwart -raat ira
hopc
sTïd8 T el
36 R ffS f K U8
37 R f7 f K 1)7
3^ T s;5! T e3 f
hg5 : dun natuurlijk
11 gii r, K h G 40 T hS 'l .
3!» K Ii2 fïK
40 (?6; f K S7
41 T s 8 f K b(>
42 T h8 f K g7
43 T h7 f Opgegeven.
i Wit.
| Walbrodt.
i l e4 c5
: 2 P f3 e6
3 d4 cd4:
i 4 P d4: P f6
| 5 f3
; Een zonderlinge zet.
j Wit had den e-pion met
! 11 d3 moeten dekken.
5 R e7
: (i P C3 P C6
! 7 P db5
j Zuike vroegtijdige
aan: vallen loopen ui dim regel
1 op niets d in tijdverlies
j uit. Ook in dit geval was
i de zet misplaatst.
7 0-0
8 H i'4:
: Beter was nog P dO.
8 do!
X\vart offert nu een pion
voor een sterken aanval.
t) cd-K ed">.
10 P t-.ll
Wit had beter gedaan
:t pi ou aenu tl''..;[? niet aan
ve nemen <mi m<;t D d2
on O-ü-0 /ijn .spel snel te
ontwikkelen. Wit geraakt
| DU spoedig in een wan
hopige positie.
10 P 1)5!
i 11 P 7dr>:
', P a*:? dan P f-t: en
[ 't paard op as ga:it ver
loren. 11 D d3 ging niet
i wegens P f-l: 12 D M:,
' K (10.
Zwart.
Janowaki.
11 R c5
12 R e2
Hierdoor komt P d5 ia
een haehlijke positie. In
aanmerking kwam 12 li e3,
11 e3: 13 P e3:, D hl f
H K d2, I> g3 15 T gl,
D Ii2; enz.
12 T e8
13 D d2 P f4 :
14 D f4:
H P 14: dan D d2: f
15 K d^:, U e;i f en wint.
14 P dl!
Hiertegen is geon kruid
gewassen.
15 0-0-0
/wart dreigde mot P e2 :
't paard op d5to winnen,
15
16 P d5:
17 K bl
18 P f4:
Wit had
l!) P e6:
20 T hel
21 T e6:
22 T (IS f
23 a3
24 T a8
25 T b8
2iS K a2
27 K b 3
28 e 4
29 T «8
P d5:!
P e2: f
P f4:
R e6
hier gerust
T e6:
T baS
T e6:
R f8
f6
ii{>
T e7
K f7
T d7
R d6
R 1)2
en /wart wint.