De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 5 december pagina 6

5 december 1897 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1067 'n Sterk bittertje, cognac, Chartreuse, maagelixer .... Dwaasheid ! ze zit niet in de maag. Niet, waar dan ? In de hersenen ; ik hou zeeziekte voor 'n lichte hersenaandoening en daarom geloof ik dat afleiding, wilskracht, niet ziek willen wezen er nog 't beste voor helpt. Zullen we eens wedden dat de meeste passagiers, die nu voor mirakel liggen, van avond alles vergeten en zoo lekker als kip zijn ? 't Wou dat je waarheid sprak, dokter. Nu, je zult het beleven, als er maar veel pret is, gaat de zeeziekte overboord!" 'n Flesch champagne, dokter, alsje waarheid hebt gesproken! Half zeven ! De bel voor het diner is geluid. De passa giers ziin samengekomen in het salon, van dek en uit de hutten. Er zijn er velen, die bleek en met blauwe kringen onder de oogen aan tafel zitten, maar op een paar dames na, die betoel, betoel xi-ek zijn en zooals Kees beweert: »geen 'halflood zeevleesch an d'r heele karkas hebben," zijn allen present. Men heeft gehoord, dat na tafel den passagiers een verrassing wordt bereid en wat de bittertjes, Chartreuses, bruispoeders en pillen niet deden, heeft nu de nieuwgierigheid gedaan, hen namelijk in zooverre opgeknapt dat ze aan tafel konden komen. Er wordt druk gepraat. De administrateur, een gezellig causeur, die verbazend goed 'den slag heeft om met dames te babbelen, doet wat hij kan om 't gesprek gaande te houden. De Dokter werkt zijn geheele anecdoten-repertoire af' en zelfs de meestal ernstige kommandant maakt gekheid met zijn tafelbuurtjes en houdt haar in spanning door gezegden als : Ik weet al wat Sint Nicolaas u brengt juffrouw; je zal d'r van staan te kijken als een kat voor een duivenhok, of: Majoor, zet je maar schrap, de Sint brengt je van avond een gard. Er wordt een stevig glaasje wijn gedronken, een paar malen vliegt aan de middentafel een champagnekurk om hoog, en omdat de twee zijtafels niet voor de »hooge oomes" willen onderdoen, worden van links en rechts ont ploffingen gehoord. 'n Jolig diner, van avond! zegt de bleeke jongeling, die naast de Indische dame met zeebeenen zit. O! lekker gheel lekker zoo mag ik wel, merk u wél niemand sakit laut, ja? U heeft gelijk, mevrouw! er zijn geen zieken, maar 't is ook veel be_ter weer geworden ---Bons, flang, ring, flang ! . . . als wilde de zee die woorden logenstraffen, werpt zij een van de nougat-tempels die als millieux, de tafels versieren, door 't slingeren van de boot op borden en wijnglazen in gruizelementen. Allah! u zeggen niet zoo gojang! O, lo ! veel erger dan anders, maar u niet merken door de pret ja! Wat zei ik u ? fluistert de dokter zijn buurman toe, we slingeren driemaal meer dan van morgen en als die miserabele taart er niet was, dan Zie je, daar heb je 't ? al, Mevrouw Willemse staat op, nu voelt ze ineens weer de zee. De kommandant, begrijpend dat hij in 't voordeel der goede stemming partij moet trekken van het geval, tikt aan zijn glas en zegt: Dames en heeren ! Stilte ! stilte ! de kommandant wil toasten ! Dames en heeren ! maakt u niet bezorgd over dat schokje 't was geen roller, maar 't was een kleine aanvaring! Hè? Wat? Hoe? De boot van Sinterklaas is ons langs zij gekomen en. zijn dolfijnen hebben even hun koppen tegen ons boord gestooten. We zullen het dessert laten afruirnen en dan worden de heeren en dames, de groote en kleine kinderen, verzocht eerbiedig en met een gepast lied als : «Sinterklaas, goed heilig man" of iets dergelijks, den ouden heer te ver welkomen. U moet mij excuseeren want ik word gewacht op de brug om over uw aller veiligheid te waken ! Bravo! leve de kommandant, hoera! Pang ! Een flesch Moet knalt open ! Eerst nog een glaasje op je gezondheid, kommandant ! Nu goed dan, nog n! Je welzijn meneer Bergers ma ! Dank u!... Dames en heeren! hij leve, onze gezellige kommandant ! Hiep hiep hoerah ! lang zal hij leven, lang zal hij leven in gloria ! Gloria?a-a ! Zee en wind zijn Weer vergeten en de algemeene vroolijkheid keert terug. Lang zal hij leven in gloria a?a ! Hiep, hiep, hoera ! * * * In de hut van den hofmeester ligt alles overhoop. Op de couchette zit het koksmaatje reeds geheel gekleed, tusschen een grooten witten zak vol strooigoed en een stapel pakjes van allerlei vorm en kleur. Zijn voeten rusten op een mand vol papieren, snippers en stroo. De hofmeester, in 't costuum van Sint Nikolaas, met de vlaspruik onder den bordpapieren mijter op 't hoofd, tracht voor een spiegeltje, dat de koksmaat vasthoudt, zijn baard aan te doen en de dikke linnenjuffrouw naait met groote steken, de vlag, die te lang onder de kimono uithangt, een eind op. Stèsjeblief't stil hofmeester, ik rek nders ook m'n equilibre kwijt nog mèr en per steken, den ben je kier! Die baard is te groot, ik stik d'r in. Je moet 'm ook over je ooren hangen, hofmeester. O, zóó ja! nou is ie goed! ben je nou klaar, juf? Dèdelijk! nog even je borstplooitjes en de kanten slip pen nozien. Dat geveugel an m'n lijf kan ik niet velen, laat dat maar waaien. 't Stèt zoo leelijk, wècht nu even, hè? Zoo, nu ben je kier! Wèr is je vers, ken je 't ven buiten ? Geen steek d'r van juf maar dat's niks. Hij moet 't me maar voorzeggen. Souf'fleeren ! Je, dèt ken wel. Yporuit nu mèr ! De hofmeester gaat de hut uit, deftig, met zijn bisschops staf in de hand; 't koksnaaatje springt van de couchette, keert de mand rnet snippars om, doet de pakjes er in en gaat dan, met den zak op zijn rug en de mand vol pakjes aan de hand hem achterna. Goddori! zegt de hofmeester, omkijkend, je bakkes! Wat zou m'n bakkes ? 't Is nog wit je bent immers 'n zwarte knecht. Dat 's waar ook! Zeg juf, geef me gauw een ge brande kurk. Dat duurt te lans;, ik zal je wel anders helpen neem maar itikt, daar staat 't fljschje. Maar hofmeester, dit gaat er zoo moeilijk weer af. Hindert niet, je hoeft morgen niet naar je meissie: gauw, vooruit! Ean paar minuten later treedt Sint Nicolaas, gevolgd door zijn zwarten knecht het salon binnen. Deftig begroet hij al de aanwezigen meteen:?Dames en Heeren! ik ben Sinterklaas en ik korn jelui erreisies opzoeken en dat is m'n zwarte jongen, die maak je buiging rostmop de cadeautjes brengt. Hum! hum! hij begint zijn vers: Ik kom op last van God Neptuun, Den Heerscher van de zee En breng voor ieder hier aan boord Een klein cadeautje mcê! Ik kom op 't land wel ieder jaar Bij kinderen groot en klein Maar 'k kom nu Hm! Hm! Ik kom nu ook ter zee hm ! hm! ? Bliksem ! Hm ! ter zee ! H n ! .... Ja, Dames en Heeren of ik 't nou ze? of zwij?, ik ban m'n vers vergeten en die stommeling soufHjurt rne niet, maar .... hij neemt het papier uit handen van den zwarten knecht, legt het op tafel en z>;gt: Die er lust in heeft, kan't zelf lezen, 't is heel aardig!.... dr' zit 'n beetje inkt an, maar dat komt omdat we in de gauwigheid geen kurk hadden, Hm! en nou zal ik ieder't zijne geven. Moriaan strooi jij ondertusschen reis 'n beetje! Met zijn groote handen grijpt de zwarte knecht in den zak en werpt bo-ibons, chocolaa'lje-!, noten, amandelen, koakmoppen en pistaches om zicli hean en over de passagiers, die gierend van 't lachen, als kleine kinderen aan 't grab belen gaan. Dan, terwijl de vroolijkheid steeds stijgt en de jongens wanne wijn en Sintnicolaa^goed presenteeren ontpakt de hofmeester zijn mand en geeft aan iedere dame en heer het voor hen bestemde pakje. Leve Sint Nicolaas! Leve de zwarte knecht! Hiep, hiep, hoera! Sinterklaas een glas champagne? Asjeblieft meneer Vinkers! Ha! Ha! Ha! Zwartje jij ook een glas ? Nou meneer, dat, drinken we in ons apenland niet dikkels. Asjeblieft, wel twee ! Bravo! Lang zullen ze leven? Zeeziekte en schommelingen zijn totaal vergeten ; hooger kleuren zich de aangezichten, lachend en schertsend, vallen de passagiers nu en dan tegen elkander aan door't stampen van het schip, maar niemand heeft er hinder van. De dokter ledigt de gewonnen flesch champagne met de andere heeren. Buiten huilt de storm; de opgezweepte golven slaan over 't schip en op de brug staat de kommandant in zijn oliepak en tuurt oplettend in de duistere verte ! In zijn hangmat in het halfduistere soldatenlogies ligt een fuselier. Het flauwe schijnsel van 't licht wat er brand, beeft over zijn ingevallen wangen, 't glijdt langs zijn slappe rimpelige oogleden, waaronder de oogballen rusteloos trillen en laat even de klamme haarvlok zien, die, onder uit zijn politiemuts komend, tegen 't gele, beenige voorhoofd plakt. Hij is afgekeurd voor den dienst; Jenever en vrouwen hebben hem vóór den tijd oud gemaakt, buikziekte en moeras koortsen deden het overige. Als een jonge grijsaard, een vroeg gesloopt organisme, ligt hij, half sluimerend, half soezend, onverschillig voor alles, behalve voor het »mokje" jenever dat hem tweemaal per dag toekomt. Mo'je d'r niet is uitkomme? vraagt een kameraad, die in de eene hand een kom koffie houdend, met de andere een stuk tulband naar den mond brengt. Ze benne knappies in de pret, hoor ie wel? en hij wijst pp een aantal soldaten en stokers, die achter in 't logies bij elkaar zitten, lachend en pratend. Kom! kerel, kruip d'r nou ook is uit, je lach je d'>od, ze hebben Sijbrands te pakken met een surprisie hij is net an 't uitpakke; 'n lekkere mop! ze hebben d'r wat uit 't varkeshok in gedaan Och la' me legge. Mo' je tulleband ? Nee, stik! Nou dan niet! en met een schouderophalend: Hij wordt suf', gaat de soldaat terug naar de anderen, die, bij, over en half op Sijbrands leunend, toekijken hoe d«e een ^root, in zeildoek genaaid met teer en verf besmeerd pak openpeutert. Esn oogenblik wendt de zieke fusilier het ho >fd om naar de zwak verlichte groep en terwijl een smadelijke, glim lach om zijn bleake, dimne lippaa speelt, renmpjlt hij: Flauwe kul! sluit de oogen en draait zich zoover mogelijk om. Zijn oogen gaan weer een poos open en staren naar den geligen scheepswand, waartegen nu en dan reusachtige schaduwen glijden van de heen en weer bewegende mannen, dan sluimert hij even in om daletijk weer te ontwaken, door 't gelach en gejoel der anderen. ;>Sunter Klaassie bonne, bonne, bonne!" zingt er een met rauwe stem. »Gooi wat in de leege tonne !'' kraait een ander. ^Gopi wat in de huize!'' blèrkt een derde en lachend, vloekend en gillend vallen de overigen in met: »Dankie Sinterklaassie !" als een zwartgemaakte koleutremmer met een binnenstbuitengekeerde kapotjas aan, een ketting als gordel en een roode fez op 't hoofd, uit een linnenzak eenige handenvol noten amandelen, koekmoppen en rozijnen, over de hoofden heen op tafel gooit. Flauwe kul! bromt de zieke nog eens en tracht den slaap te vatten, maar eensklaps rijst voor zijn geest het beeld van een vredig, eenvoudig; tehuis in een groote stad, vol lichte sti aten en pleinen. Hij ziet lachende, stoeiende, grabbelende kinderen in een warm, gezellig vertrek ; hij ruikt de chocolade en koeklucht in die kamer. Hij ziet de goedige, dikke moeder, die voor ieder een verrassing bereidde de altijd bezige vader, zich nauwelijks tijd gunnend om even naar zijn jolig troepje te komen kijken en.... langzaam dommelt hij in, half droomend, half wakend. Allerlei herinne ringen dwalen door zijn weeker wordend brein: Een doorboemelde jeugd, leuke vrienden, lastige schuldeischers, bedrogen meisjes,... als in een warreling van beelden vliegen ze aan zijn gesloten oogen voorbij. 't Suist in zijn ooren ? die drukke geluiden om hem heen roepen andere klanken teru? in zijn slappe hersenen ; lang vergeten stemmen komen weer!... Km l! alles is nu verbeten en vergeven, kom als een Hinke kerel weerom was dat niet^ moeders stem? Voelde hij daar niet va Iers handlruk bii 't afscheid aan boord, toen hij wegging als koloniaal V Hoorde hij daar niet de mmiek op d in wal, het joelen en schreeuwen dar vertrekkende troepen? Hij ziet als in een nevel moeders bleek, betraand gelaat, haar lang nog wuivenden witten zakdoek, en dan dan springt hij eensklaps als geelectriseerd op, uit zijn hangmat, want: »Extra porlam!" aan de klok heeft zijn oor getroffen. Hij schudt zich een paar malen, smakt met de lippen, her haalt nog eens: Flauwe kul! en gaat zijn »mokkie-vol" halen. * * Zes December. 't Sint Nicolaasfeest is voorbij. Eïnige passagiers zitten pratend aan 't ontbijt de meesten zijn nog in hun hutten. Aan dek is Kees bezig met het vastsjorren van een paar stoelen, voor de twee dames die beioei, betoel ziek zijn en op last van den dokter eiken dag even aan dek moeien. Een passagier, die ook lucht hapt. vraagt hem: En heb jij ook 'n goeie Sinterklaas gehad, Kees ? _?Ik, meneer? 'k Heb gemaft in ra'n kooi, 'k moest er niks van hebben. De pret is nou voorbij maar je zal wel d'ris rare gezichten zien van daaa; 't is maar de vraag waar 't door is, door de zeeziekte of door al den rommel die ze gisterenavond in d'r maag hebben gestouwd ! iiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii TWEEDE NAT. CORBESP. WEDSTBIJD. Overwin n aarssroe p. Twaalfde zet van Zwart. 7de Jaargang. :"> December 1S97. Redacteur: R u d. J. L o m a n. 15 Avenue Road, Regent's Park, Lomion N.W. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. imtiMMllliiiiiMMiililiiiiiiiimmiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiniHmimm No. 411 van Konrad Erlin, Weenen. Vervaardigd voor den (in Ilalfjaarl. Internationalen probleemwedstrijd in dit blad. Mat in twee (2) zetten. 8 7 6 5 4 3 2 1 &n 'ül 0 'S ^m wm. -«- wm W W Wk W, WÊ« ? w/êra ^ %fc i %j$ '^ 'Me '"< '*> '"'V£ &\'*% m /J m*&%m \ ", t y/ / \^.* .^4^ , ^ULI /ït_J/^ / / W-. '»"""?. Mm?'""" '" ' ,/l wm //,,//,, w/mi , / , W//.-/,. ''? » ^^ ab'cdefgh Wit (S, zwart 7 stukken. Partij No. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 1 *? J o. 1*. 15. c4 P c6 f5 K f7: P b7 1)6 P s4 0-0 R 13 : P d4: Dd5 D e6 d-. ?> P d7 R d7 Partij No. 16. 17. 18. 19. O. 21. 22. 23. 24! 25. 26. 27. 28 2J)! 30. R f6 P d5: K d7 T fe8 D f5: R e6 R b4f R d6 R b6 P bd7 P f6 KgS V ') P d2: P e6 Partij ] No. i 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. '> 'trj. 44. 45. P d5 R b7 R f4: P d2 : K £7 ! 11 et', P e5: P f5: K d8 P ed7 1) e8 R e6 R At* U(> P c4: P el: ]a partij M was de 12e zet van Wit P e5. Dringend wordt heeren deelnemers ver/ och t Juin zetten op tijd (Dinsdagavond vóór l'j uur) te verzenden. J. J- S. GEWEIGEUD DAME GAMfUKT. Wit. D. Janowöki. 1 (14 «15 2 «'4 e6 3 P e3 P f6 4 R g 5 R e 7 6 e3 0-0 6 P 13 de t: iietcr is waarschijnlijk b(i 7 cd5 ? ed5' iS U d.3 1! b7 9 0-0 enz. Xw. doet steeds verstandig me' den zet del: te \vaehten No. 40!> (te Kolsté) is gebleken incorrect te tot Wit it d 3 gespeeld zijn. Auteur's opl. 1 II h~, nevenopl. 1 b4. Zw.-irt. C. A. Walbrodt. lumr boven den tekstzet. 7 R ei: c5 8 0-0 edl: i» P dl: P fd7 10 R >_'7: I) <-7: nrfi | T[| r el ' e-) 12 R b3 P be!5 13 P c6: Wij zou'ien h er 'i' el liebben gespeeld, om r.a event. afruil der paarden (15 te < reigen. heeft, c(i of P h(17 ver- 13 P e(>: diende daarom de voor- 14 P el T d8 Deze zet brengt geen voordeel aan en bevor dert slechts de ontwik keling van 't witte spel. Beter was 11 d7. 15 D U5 R d7 16 f4! Wit neemt do eerste de beste kans waar, om een aanval op den ver zwakten K-vleugel te openen. U K e8 17 T f3 P b4 Met 't plan 't paard via d5 naar t'G, ter be scherming van den Kvleugel te brengen. 18 T 1)3 1)6 l!l T s3 K 1)8 f 5 dan 20 D hl!:, fel: '. 21 11 e(>: r en wint. 20 D e5 f6! /\vart otïert nu een pion, om den gevaarlij ken aanval te breken. Op D i'h kon volgen: 21 T h:!, l' d3 (K g8 dan '>i 'F hu:, P (13 '23 D g5 ei'/, niet 2:! P f i +. gt'f!: 21 D f C,:. l)h(i: '20 D h»!:, i' cl : en wint) 22 T hG : y. K gS 23 D g 5 enz. Of 21?K h7 (T ae8 dan 22 T c8:. T c8: 23 bti: t enz.l T e7. T d7 23 T (17:, 11 d7: 24 l' R.) f:, K gS 25 D e(i en Wit wint. Op 20 - 15 zou volgen 21 T c7 enz. '21 1) eö: I) e6: 22 R e(>: R c6 23 P ca T (12 24 a3 P d3 25 P d3: T d3: Wit heeft volstrekt nog ^eon glad gewonnen spel. Janowaki behandelt 't vol gende gedeelte der partij met verbazende iijnheitl en trekt van zijn gering materieel voordeel zoo veel mogelijk partij. 26 1)4 T c8J Tempoverlies, daar Wit in ieder geval f 5 xou heb ben gespeeld. Zwart had T «dH moeten spelen. 27 f5 28 T c4 29 K 1)2 30 T )ï(J Niet T cgl,wa!irop T ddl xou volgen. 30 T ddl 31 1)4 Xu /.ou op T egl, volgen. SICILIAANriCdE PARTIJ. T e<18 T dl f T b l h 3 31 32 K j»3 33 e4 34 T dt! T hl T 1>2 h5 K h7 Zwart -raat ira hopc sTïd8 T el 36 R ffS f K U8 37 R f7 f K 1)7 3^ T s;5! T e3 f hg5 : dun natuurlijk 11 gii r, K h G 40 T hS 'l . 3!» K Ii2 fïK 40 (?6; f K S7 41 T s 8 f K b(> 42 T h8 f K g7 43 T h7 f Opgegeven. i Wit. | Walbrodt. i l e4 c5 : 2 P f3 e6 3 d4 cd4: i 4 P d4: P f6 | 5 f3 ; Een zonderlinge zet. j Wit had den e-pion met ! 11 d3 moeten dekken. 5 R e7 : (i P C3 P C6 ! 7 P db5 j Zuike vroegtijdige aan: vallen loopen ui dim regel 1 op niets d in tijdverlies j uit. Ook in dit geval was i de zet misplaatst. 7 0-0 8 H i'4: : Beter was nog P dO. 8 do! X\vart offert nu een pion voor een sterken aanval. t) cd-K ed">. 10 P t-.ll Wit had beter gedaan :t pi ou aenu tl''..;[? niet aan ve nemen <mi m<;t D d2 on O-ü-0 /ijn .spel snel te ontwikkelen. Wit geraakt | DU spoedig in een wan hopige positie. 10 P 1)5! i 11 P 7dr>: ', P a*:? dan P f-t: en [ 't paard op as ga:it ver loren. 11 D d3 ging niet i wegens P f-l: 12 D M:, ' K (10. Zwart. Janowaki. 11 R c5 12 R e2 Hierdoor komt P d5 ia een haehlijke positie. In aanmerking kwam 12 li e3, 11 e3: 13 P e3:, D hl f H K d2, I> g3 15 T gl, D Ii2; enz. 12 T e8 13 D d2 P f4 : 14 D f4: H P 14: dan D d2: f 15 K d^:, U e;i f en wint. 14 P dl! Hiertegen is geon kruid gewassen. 15 0-0-0 /wart dreigde mot P e2 : 't paard op d5to winnen, 15 16 P d5: 17 K bl 18 P f4: Wit had l!) P e6: 20 T hel 21 T e6: 22 T (IS f 23 a3 24 T a8 25 T b8 2iS K a2 27 K b 3 28 e 4 29 T «8 P d5:! P e2: f P f4: R e6 hier gerust T e6: T baS T e6: R f8 f6 ii{> T e7 K f7 T d7 R d6 R 1)2 en /wart wint.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl