De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 5 december pagina 7

5 december 1897 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No 1067 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Als men maar wist! Hilda van Suylenburg, door C. GOEDKOOP?DE JONG VAN BEEK EN DOXK., Amst. Scheltema & Holkema. Als men maar wist gemeenlijk is er wel, ?wat men zoekt, doch gelukt het niet dit te vinden. Een paar jaren geleden kreeg het bestuur vaa de Vereeaiging voor Vrouwenkiesrecht de gedachte om in feuilletonvorm een beeld te geven van de den vrouwen aanstoot gevende wetsartikelen en sociale toestanden, in de meening, dat dit wel een van de doeltreffendste wijze zou zijn, om de nu nog met gesloten oogen rondloopende vrouwen tot zelfbewustzijn te brengen en den mannen, edel genoeg om hulp te willen bieden als zij maar juist zagen, den eenigen weg tot afdoende verbetering te wijzen. De persoon daartoe bekwaam en bereid, werd niet gevonden. Hoe zoo? Wel, doordien mevrouw C. Goedkoop?De Jong van Beek en Donk toen nog niet actief had deel genomen aan het openbare leven. Hoewel ze be stond, was ze niet te vinden. Met deze weinige woorden meen ik het onlangs ?verschenen boek: Hilda van Suylenburg te hebben gekarakteriseerd. Het verhaal zelf was de schrijfster stellig geen hoofdzaak; het is in elkaar gezet om het doel, en zal wel betrekkelijk weinig fantasie bevatten. De lezer staat voor beelden uit het werkelijke en dagelijksche leven tot kenschetsing van toestan den, die verschrikkelijk zijn en ongetwijfeld grooten deels zoo zullen blijven, zoolang niet wordt erkend en diens overeenkomstig gehandeld, dat het groote sociale vraagstuk zich meerendeels, indien niet geheel, oplost in het vrouwenvraagstuk, hetwelk, wat de vrouwen uit den vierden stand aangaat, een kreet is om ontheffing van te langdungen en te zwaren arbeid, nog wel vergolden met hongerloon, en, vlak tegenovergesteld, wat de vrouwen uit den derden stand betreft, een vraag om werk, gelijk ook door mej. Meyboom in de Vragen des t ij d s van October is betoogd. Op de eerste bladzijde van mijn Beroeps keuze der vrouw staat: yDe 19de eeuw spoedt ten einde. Veel is er in die honderd jaren geschied en veranderd; stellig ook wat betreft de positie der vrouw. Het huishouden en wat daarbij behoort, was tot zoowat het midden van genoemd tijdperk het werk voor de vrouwen van den ge goeden middenstand. Zij, getrouwd of ongetrouwd, knoopten den eenen dag aan den ander met bezig heden haar door onze maatschappij van stoom. werktuigen grootendeels uit de hand genomen. De vrouw kreeg tijd te harer besebikkmg." Och ja, niets dan tevreden middenklas-vrouweu zouden we hebben, wanneer die alles op losse schroeven zettende stoomkracht maar niet ontdekt ?ware, of liever we dienen toch eerlijk te wezen en niet de schuld op een man te schuiven, wan neer een vrouw haar draagt indien zekere dienstmaagd maar wat minder vluchtig het deksel op den theeketel had gezet dit was immers volgens de legende de aanleiding tot de vinding der stoomkracht? Waren we nog maar gedwongen zelf ons garen en onze wol te spinnen; ons gebruikte goed te wasschen, plakken, rekken, vouwen en persen; hadden we nog maar onzen inmaak- en slachttijd, alle vrouwen van den derden stand zouden zich terecht gevoelen in onze o zoo beste maatschappij! Is het denkbaar, dat de waarheid dezer bewe ring twijfel wekt, zeker is, dat in de dagen van ouds de huiselijke beslommeringen den meer of min gegoeden werk gaven, dat nuttig zelfs onont beerlijk was, terwijl haar fraaie handwerkjesfabrikage onzer dagen gewoonlijk onfraai is, veelal ondoelmatig en steeds geestdoodend. Menigeen graaft haar werkelijke ik een graf, terwijl ze krulletjes en bloempjes te voorschijn brengt op laken of stramien. In Hilda van Suylenburg wordt het leven en de opvoeding van de vrouwen en meisjes der hoogste standen in al haar onbeduidendheid zonder genade tentoongesteld. Jakob van Lennep deed mevrouw Goekoop dit voor in zijn Klaasje Zevenster, wat de Amsterdamsche geldaristokratie betreft, en 't zal baar wel gaan als hem: het werd hem erg kwalijk genomen ; te meer wijl het onmogelijk was te beweren, dat hij sprak over toestanden hem vreemd, of tenminste niet voldoende bekend. Jakob van Lennep behoorde tot de Amsterdamsche patriciërs; hij kende ze van haver tot garst. Zoo mevrouw Goekoop de hooge Haagsche kringen vandaar dat beiden treffen. Ze doen pijn; trouwens niet uit hard vochtigheid, hoewel bewust, maar omdat nu een maal geen kwaad is te keeren, indien, het bestaan niet wordt vermoed. In Hilda van Suylenburg wordt het Burgerlijk Wetboek aan de kaak gesteld. Een voor een, hoewel niet na elkaar, worden er de artikelen in behandeld van een wetboek, dat, een zich beschaafd achtend land ten schande is; niet in dorren juristenvorm en stijl, maar tintelend van gloed en bezielins. Het lage en onwaardige van het huwelijk, zooals het door de wet is gemaakt, wordt er in tentoon gesteld. Of is het niet walgelijk ik weet geen juister woord dat in onze maatschappij door en. vanwege liet Burgerlijk Wetboek er voor de vrouw geen mooier positie is dan weduwe z ij n. Ongehuwd bezit ze wel de persoonlijke vrijheid, die de gehuwde vrouw mist, maar zij heeft get:u recht moeder te zijn, terwijl het moederschap voor de goedgeaarde vrouw een deel is van haar wezen. .Eerst na den dood van den echtgenoot is de vrouw werkelijk inensch; heeft ze vrijheid vaa beweging, mag ze haar geld beheeren, en krijgt ze recht op haar kinderen. Wanneer de meeste mannen niet beter waren dan de wetten, voor de geestelijk ge adelde vrouw zou de huwelijksstaat niet te dra gen zijn. Hoe echter het Burg. Wetboek ook spreke, het huwelijk als zieleband tussehcii twee wezeas kan het niet raken, Zoo dan is Hilda van Suylenburg een warm pleidooi voor het innig mooie huwelijk, hetwelk alleen mogelijk is, wanneer het zonder de minste bijoogmerken wordt aangegaan. Weg met de huwelijksjacht, die geleidelijk zal verminderen, wanneer de opvoeding der meisjes heen voert naar zelfeerbiediging. Te hoog zich achten om zich te verkoopen zij het ook wettelijk zal de vrouw, wanneer ze weet in eigen onderhoud te kunnen voorzien. Het is dus het mooie huwelijk, dat eischt: volledige opleiding voor het meisje. lu Hilda van Suylenburg vind"n wij met harttreffende kleuren geschilderd, waarheen onze tweeërlei moraliteitsstaudaard leidt: vele onschul digen worden er door vernietigd of getroffen ten doode toe, en den mannen zelf is dat meten met ongelijke maat ten vloek. In Hilda van Suyleuburg ja, in Hilda van Suylenburg staat nog heel wat meer. Och, als men maar wist! ledere vrouw en iederen man ??zij de lezing van dit boek, geschreven in hartetaal, aanbevolen. Ook voor het jonge meisje vormt het gezonde lectuur, want al bevat het dingen, die slechts de wereldwijze kan begrijpen en die hem doen sidderen, ruwe woorden komen er niet in voor en grove of verbeelding prikkelende tooneelen evenmin. Dat het boek vrij duur is ?4.90 behoeft den lezerskring niet te vernauwen. Waarom anders bestaan er leesgezelschappen en leesbibliotheken! EMSE A. HAIGHTON. Amst., 23 Nov. 1897. Heerentoilet. Een Duitsch diplomaat in den vreemde geeft aan zijn landgenooten, die in de buitenlandsche hoofdsteden in »de wereld" willen gaan, goeden raad in een geestig opstel. Misschien vinden dames deze verhandeling over heerenmode en gebruiken ook wel amusant. »Peter Schlemiehl was een ongelukkige, omdat bij geen schaduw had, waarde vriend, gij znlt ongelukkig zijn, als ge geen «smoking" hebt Misschien weet ge niet eens wat dat is; ga dan naar een duren kleermaker, die zal er wel voor zorgen. Ge kunt niet gelooven, hoeveel mens 'hen ik in het buitenland een treurige rol zag spelen, alleen omdat dit kleedingstuk hun ontbrak. Als uitgestotenen slopen ze van hoekje tot hoekje, onder den medelijdenden glimlach van verachtelijke rastaqtiouïrcs. Wij Duitschers kunnen er nog al toos niet toe besluiten, aan de mode zekere con cessies te doen, en dat doet ons, niet bij ons, maar in 't buitenland, kwaad. Het is 10 uur 's morgens; de knecht brengt me een visitekaartje: Paul von X...., luitenant bij het .. . ste regiment. Ik ontvang hem. Een slanke, blonde jonge man komt binnen, in frac en witte das, lichtgrijze handschoenen, onberis pelijke chapeau claque. Hij neemt plaats en wij babbelen. Wij worden wat vertrouwelijker en dan. vraag ik den braven knaap : Waarom, in godsnaam, draag je dat plecht gewaad ? Is dat niet naar behooren? luidt de weder vraag. Ik stel mijn jongen vriend gerust en hij ant woordde goedig: . Ja, wij officieren weten met »het politiek" niet zoo precies den weg. Wij scheiden en spreken af, om S uur in de Club International te eten. De luitenant ver schijnt precies op tijd, /ieure militaire, in lange gekleede jas, lichten pantalon, lange witte das, met roode bloempjes gebrocheerd. Alles ziet met verbazing den vreemdeling aan ; C1 est tin officier allemand, je fiis parie mille /miics, zegt er een. Men gaat zitten aan een tafel, waar enkel smokings zijn, zonder n uitzondering; mijn luitenant voelt zich niet op zijn gemak, hij wordt vreemd aangekeken en het wordt er niet beter op als hij zich onder het noemen van zijn naam snel aan al de heeren voorstelt, zooals hij dat tbuis gewoon is. Ik praat maar door tegen hem en laat hem niet aan 't woord komen; hij praat Gallisch »vrij naar Ploetz", en het is vraimcnt pitoyalile. Een tweede geval: Majoor X., te dejeuneeren by den Duitschen gezant. Hij verschijnt in frac en ordeketen, lichtbruine broek en witte das met blauwe bloemen. Wij herademden toen hij weg was; de anderen vroegen naar zijn verdien sten niet, maar vonden hem un dvüle <lc ftiatoM. Iets dergelijks bij een paar l<>-e a'c/ock tea'n. Zijne Excellentie verzocht mij, onzen landgenoot, die daar in frac en witte das verscheen, ongemerkt op bet balcon te lokken, hem bet uitzicht te laten kijken en zoo onschadelijk te maken. Ik bewees den ongelukkige dezen dienst; bij de conver satie, waar hij alleen »wui" en >nong" aan kon bijdragen, miste men bem hij toch niet erg. Dit als illustratie voor mijn grondregel : zorg dat ge een «smoking" hebt. Maar er is meer. Onder de reisbenoodigheden moet ook een «tub" zijn van caoutchouc, en ge moet u wennen daar iederen morgen in te gaan. Dat doet »men". Voor het scheren beveel ik u een scheerschaaf aan, die ge ook in spoor of op de stoomboot ge bruiken kunt. Voorts het toilet. Ge bezit natuur lijk overhemden met boord en manchetten er aan ; de losse zijn uit de mode. Men beeft daar tegen aangevoerd -. jawel, dan moet ik iederen dag een schoon aantrekken. Nu, dat doet ge dan maar ! ub en dagelijks geheel schoon goed behooren in de hoofdsteden tot de grondregels der zindelijkheid. Verder 's morgens gekleurde das. niet te bont; hoe de knoop gelegd moet worden, kan zelfs een geleerde met eenige moeite wel leeren. Gemaakte dassen zijn verbannen. Ook witteïJa, witte ook. Tot geruststelling deel ik u mee dat de zelfgeknoopte ook langer duren, dus goedkooper uit komen, maar men moet er verscheidene hebben en die afwisselend dragen. Costuum van grijze, bruine of marineblauwe stof; geen jas met zakken van achteren, enkel jacquets, die kan men tegenwoordig tot 's avonds dragen, en er overal mee komen, althans bij heeren. Voor eene damesvisite neemt ge de lange, gekleede jas of den »pandjes", van voren schuin afgesneden. Den chapeaii claque draagt men niet meer; ge kunt hem op soirée's bij den frac afdragen. Den hoogen hoed kunt ge missen, als ge geen plechtigheden, doopen, trouwen, begra fenis-en wilt bijwonen ; gij kunt hem dan bij de gekleede jas draden ; daar behoort dan de lange das met doekspeld bij. De handschoen speelt een heel onbeduidende rol; men houdt ze in den salon meest in de hand. De schoenen komen er meer op aan. Laarzen met schachten bestaan voor den stedeling niet meer ; het is alles knoopbottines ; tot het visiteuur zyn de gele schoenen met veters gemakkelijk en practisch. Overschoenen draagt men wel, althans men verschijnt niet met bemodderde schoenen. Vóór tafel verkleedt men zich geheel; aange naam verfrischt trekt men den zwarten pantalon, het zwarte of witte vest en den veelgeprezen smoking aan; daarhy de zwarte das, zelf geknoopt, meest van satijn. In dat costuum blijft men den ganschen avond. Bij diners en soirees met dames: rok en witte das (de witte das nooit van satijn). Het is het beste, verschillende pakken te be zitten en ze afwisselend te dragen; men moet ze niet ophangen, maar laten liggen, de pantalon weer in de plooi. Meen niet dat ik een fat ben; dat alles kost mij maar heel weinig tijd daags; ik houd nog wel wat over voor nuttige dingen. Ik heb bij voorbeeld Fransch leeren praten, iets dat niemand verzuimen moest die op reis gaat, want daaraan hebben de omstandigheden niets ver anderd : men komt er nog de wereld mee door. Orderosetten daarentegen moet men thuis laten; men wordt er voor een dansmeester of een chevalier d'industrie mee aangezien. Eindelijk -. stel u niet, naar Duitsche manier, dadelijk aan iedereen voor. Dat komt wel terecht. Vraag ook niet terstond naar iemands rang; daar hecht men in het buitenland niet aan. liedeneer niet luid in restaurants, vooral niet om u te beklagen, dat er geim varkensooren met zuurkool op het menu staan, en zeg, als ge opstaat, niet -Mahlzeit" maar »adieu". J)e litteratuur voor de jei/t/il. De koningin en de fiets. 3f.lle. Chiuirin. Viiilekuu.wten-a.lbxm. liilrfiolheck roor de rroiuvenf[n(testie. Lon/j'ci. Kook boek voor baki'ischjcs. I/ccejilcn. In Duitschland is een vereeniging tot «Her vorming der litteratuur voor de jeugd" gesticht, die, wanneer zij goed gedirigeerd wordt, zeker wel veel nut kan doen, maar die ook even ge makkelijk verkeerd kan werken. liet komt alleen op het bestuur aan; men moet den klank der j namen weten om de richting te beoordeelen De werkzaamheid der vereeniging bestaat in het onderzoeken en schiften van al wat voor jonge meisjes tusschen l'2 en 20 jaar in den handel gebracht wordt; het resultaat van dit onderzoek wordt opgenomen in het orgaan der vereeniging, Losc Ittiitter, dat eenmaal in de maand verschijnt. Een aantal uitgeversiirma's zenden hun boeken geregeld in. Men kan lid worden voor l',-mark en ontvangt dan het tijdschrift, of men kan alleen het tijdschrift ontvangen voor l mark 's jaars. Penningmeesteres is Frl. M. Mancke, Weissenburgerstrasse "2',>, Berlin N. * * # In de l'all Mail Gnxtte. leest men, onderden titel »een teleurstelling voor koningin Wilheli mina", bet volgende: j >La reine s'ennuie. Naar men beweert, leeren alle jongere vorstelijke personen in Europa wielrijden of kennen het al, mat n droevige uitzondering. Dit is de jonge koningin van Nederland, die op haar laatste bezoek te Weenen ook werd aangegrepen door het verlangen dat men velomanie noemt. Een kostbare volmaakte machine werd aangekocht en de koningin nam l die mee naar huis, naar Holland. ! Maar hier, helaas, rees een bezwaar, «redenen ! van staat". De koningin-regentes vond dat het ! fietsen gevaar voor leven en lijf meebracht, en toen de jonge wielrijdster driftig antwoordde, j dat de machine haar zelve behoorde, antwoordde j de regentes: «Ja, maar de koningin behoort niet aan zich zelve." Koningin Emma vond nu. dat de vraag zal eene koningin tietsen leeren of i niet belangrijk genoeg was, om aan den Kaad van State te worden voorgelegd, en hoewel haar dochter al de koninklijke voorbeelden aanhaalde die zij kon bedenken, alles was vergeefsch. De lïaad van State besliste, naar gemeld wordt, aldus: >0nder al de groote namen die Uwe Ma jesteit aanhaalt, is niemand op wie het hoil van j zoo tallooze onderdanen berust als op l'we | Majesteit. Wij moeten er dus ernstig op aanj dringen, boe gering het gevaar van wielrijden l ook moge zijn, dat Uwe Majesteit er zich gej nadiglijk van onthouden zal." Koningin Wil| heimina was zeer spijtig ojer deze beslissing; iiaar gemeld wordt lïeeft men baar met een Shetlandscben pony zoeken te troosten." * * * De eisch door Mlle Cliauvin bij bet Hof van Parijs ingesteld, dat zij als rechtsgeleerde zou worden toegelaten tot het all eggen van den eed als advocate, is afgewezen. Het Hof voerde i#s motief aan. dat volgens de wet geen vrouwen als advocaten kunnen worden toegelaten. Dat is dus uitstel : de Fransche vrouwen moeten nog wachten, lïij den reactionnairen geest, die onder da Kransche magistratuur heerscb t. is de uitspraak niet geheel verwonderlijk; toch twijfelde men. Voor Mlle ('liauvin komt bet er eigenlijk weinig op aan, omdat zij geassocieerd is met haar broer, die ook advocaat is; zij doet dus op het kantoor de helft van zijn werk. * * i Behalve de poëzie-, portret-, Ansichtskarten en andere albums is er een nieuw uitgevonden, het visitekaartjes-album. Zoo het heet, dient het om shalfvergeten vrienden" in de herinnering terug te roepen, Dan toch alleen de vrienden die ons niet tbuis getroffen hebben. Het komt ons voor, dat zulk een album eer een monument van kinderachtige ijdelheid dan van vriendschap zal zijn. De kaartjes van arme bloedverwanten zullen er bij toeval uitblijven; die met kroontjes zullen op de eerste bladzijden pralen, zooals men ze nu in vele salons bovenaan midden op de kaartencoupe kan zien liggen. Het eenige geval waarin dit album gepast kan schijnen is bij een huwelijk, een sterfgeval, een zilveren feest, wanneer men alle herinneringen van een bepaald oogenblik bij elkaar wil hebben. Ook zouden ze kunnen dienen voor adressen, als iedereen zijn adres op zijn kaartje bad, maar ook weer niet het Duitsche model dat wij voor oogen bebben, want hierbij zitten juist de hoeken der kaartjes onder lintjes verborgen. Te Berlijn is eene »Uibliothek zur Frauenfrage" geopend, door toedoen van de vereeniging »Frauenwohl" onder leiding van Frau Schulrat Cauer. De bibliotheek is gevestigd in het door keizerin Friadrich gestichte Victoria-Lyceum ; zij is nog maar enkele uren per week geopend, en wel tegen een entree van 10 pfennig ; men kan zich. ook abonneeren voor .'! mark 's j aars, en dan ! boeken mee naar huis nemen. Er is reeds een gedrukte catalogus van 500 nummers, dien men ;t !iO pfennig van de »lliblio'hekarin" Frl. Gutmann, Victoria-Lyceum, Berlin W., Potsdamerstrasse .!8 :>'.), kan krijgen. * * * Eene nieuwe stof voor handwerken is het »louft'a", waar ook sponzen van gemaakt worden. Het is eigenlijk het gedroogde en geperste vleesch van eene Indische pompoensoort; men kan het bij drogisten krijgen. Het laat zich knippen als touw, st'ijlen, deelen, met zijde of wol benaaien, en doet vooral als ondergrond heel aardig dienst, omdat het eenigzins den indruk maakt van crème kantwerk. Alle kleuren, levendig of zacbt, staan er goed bij, maar vooral rose, vieux rose, lila, lichtblauw, en ook crème satijn, dat bij den doffen crème grond heel mooi afsteekt. * * * Zeer bijzonder onder deze rubriek behoort aanbevolen te worden het boek van mej. Jo van Sloten, J)c jonge kooksler, een geïllustreerd kook boek voor «bakvisschen". liet is geheel ingericht naar de eiscben van dit speciale publiek; de algemeene regels, die voor de huisvrouw van zelf spreken en door de keukenmeid worden ge minacht, zijn er met behoorlijken klem in uiteen gezet, en daarna volgen een reeks van betrekkelijk gemakkelijke recepten, uitvoerig behandeld. Dat «zoetjes en toetjes" een groot deel van het boek innemen, spreekt van zelf; aan koude spijzen is ook heel veel gedaan. Tot de toepassing be hoort veel tijd, redelijk wat geld en een goedige geduldige keukenmeid. De illustraties zijn aardig, maar er (als uit een peperbus) fantastisch doorheen gestrooid. Ze bebben geen verband met de recepten; wat bij aardappels met room staat, behoort bij sauce n la didlilc: de kok met den dampenden pudding beboort niet bij de «koude schoteltjes"; enz. Maar ze geven aan het boek een amusant aan zien. In alle gerechten, op een paar na, is bet gebruik van alcohol, zelfs van wijn vermeden. * <* Terrine 'u, la prit/srtnne. In een vuurvaste terrine legt men, om den anderen, lagen mager rundvleesch en mager spek, telkens daartusschen wat peterselie, gehakte uien, laurierbladen, peper, zout en kruiderijen, en ten slotte een lepel bran dewijn en twee lepels water. Men laat de spijs in beete asch gaar worden, na de terrine herme tisch gesloten te hebben ; als zij gaar is, neemt men bet vet er af en discht haar in de terrine op. fitokriscltcroqiietjes. Men kookt stokvisch en aardappelen, teder afzonderlijk, mengt alles en wrijft het fijn, hakt dan peterselie en maakt er met deze, en vet of olie, balletjes ter groote van eene noot van. Deze balletjes worden in eiwit en daarna in broodkruim of paneermeel gerold, in friture gebakken, en zeer warm, met peter selie er omheen, opgedischt. E-e. . In memoriam A. G, f ertoeön, Velen zullen hem gedenken als man van omvangrijken werkkring, men zal zicb herinneren dat bij was een groot bankier, voorzichtig staatsman, uitgelezen leider van nijverheid en maatschap pelijke instellingen, vernuftige geest en welsprekend redenaar; men weet ook dat er geen philanthropische beweging bestond of A. C. Wertheim was er aan verbonden, doch hoe vele kleine, nederige stille weldaden bij bewezen beeft. . . wie zal ze tellen? God alleen! Zijn liefde tot de monscben toonde zich voorai in 't l'leiiie en ncdcriye. Overal, waar hij wist dat een traan geschreid werd vond hij het der moeite waard zijn aandacht, zijn tijd te geven. Met zijn heengaan beeft het grootste hart van Holland opgehouden to slaan. 'Wij zullen hem nooit vergeten''. Dit wensch ik te getuigen in naam van alle arme acbterbuurtbewoners, in naam van tillen die ooit in stilte een hulpzoekende band naar hem uitstaken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl