De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 12 december pagina 2

12 december 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND* No. 1068 van weduwen en weezen, ziekelijke of zwakke kinderen de buitenlucht te doen genieten, of het leven der minder gegoeden te vervroolyken door gepaste uitspanning. Wat was de macht, die dezen man van in 't oogvallend tengere en zwakke gestalte, zoo'n kracht gaf tegenover traagheid, onwil en soms ruw geweld ? Het was de macht der innige menschenliefde, die hem bezielde, de macht zijner oogen, die stralen van genegenheid, maar ook yjin heiligen toorn konden doen fonkelen, die meer overtuigden dan de langste en heftigste toespraak. En daarbükomen een zeldzame dap perheid van geest en een zelfbeheersching, die hem te midden van het branden der driften, zoowel bij openbare als intieme discussiën, nooit het stuur deden loslaten en hem zelfs de koelbloedig heid schonken om met een enkel geestig woord verademing te brengen in een zwoele atmosfeer. Al wie Degenhardt kennen uit zijne vele verdienstelijke geschriften en in z\jn persoonlijk optreden, zullen waar zij den vloeienden stijl, den aangenamen vorm en den kantigen betoog trant der eersten roemen, hem het grootst achten in het laatste, in den schier onnavolgbaren tact, dien hij weet ten toon te spreiden om tot het hart zijner medemenschen door te dringen en hen te bewegen tot medewerking aan hun eigen belangen of aan die van hulpbehoevenden. Wie hem op de vele inrichtingen, waar hjj bepaalde lessen gaf, in het dagelyksch leven of op ver gaderingen zag worstelen met een recalcitrante natuur, had het voorrecht van een veldslag by te wonen, die hem diep in het geheugen bleef, omdat hij begreep, dat de taktiek van den veld heer de studie waard was en het doorgronden ervan later te pas kon komen. Zoover ik mij kan herinneren doceerde Degenhardt nooit het bepaalde vak van opvoed- en onderwijskunde, maar zyn geheele optreden was een voorbeeld voor de aanstaande onderwijzers hoe men had te handelen om het ideaal nabij te komen: orde zonder straifen, aandacht uit liefde tot het onderwerp, ijver en inspanning zonder dwang. O ! het leek zoo eenvoudig en gemak keljjk! Maar als men de aanschouwingsles in eigen klasse in praktijk wilde brengen, bemerkte men vaak, dat er bij Degenhardt een bijzondere begaafdheid bij kwam, die evenmin was af te kyken of aan te leeren als de fijne toets van den schilder, het timbre van den zanger. Gelukkig voor de maatschappij ging die gaaf van Degenhardt voor een zeer groot deel ook over op zijn talrijke kinderen, die zich alle tijdelijk of voortdurend aan het onderwijs hebben gewijd. Maar is het niet mogelijk hun, die van dezen uitstekenden staatsburger willen leeren, volledig ,mede te deelen, hoe hij moeilijke karakters wist te vervormen en te kneden, omdat men ten slotte moet eindigen met het geheimzinnige: het was zijn bijzondere gaaf het is wel mogelijk te zeggen, hoe hy bij zijne vele ambtsbezigheden nog zooveel kon schryven en op philantropisch gebied kon verrichten. Zijn werkkracht zit .in de kalmte en orde, waarmede hij alles verricht, zich houdende aan een strenge verdeeling van den dag. En zoo werkt deze tachtigjarige nog steeds. Ofschoon hij het zich ten plicht rekende in tijds zich terug te trekken uit alle bezigheden, die hij meende niet meer te kunnen volhouden met dat aplomb en die nauwgezetheid, die hy van zichzelven eischt, neemt hij nog een zeer werk zaam aandeel in het bestuur der onderwijzers levensverzekering en treedt nog op als expert voor de rechtbank, nu en dan ook nog zyn stem latende hooren als een onderwijsvraagstuk van den dag hem geen rust laat, voor hij er zich over geuit heeft en er zijn lange ervaring en kloek inzicht over ten beste heeft gegeven. Nog tintelt zijn oog, nog hanteert hij met vaste hand de pen, nog heeft zyn gelaat een tint zoo frisch en is zijn kruin zoo weinig vergrijsd, dat onze hoop niet beschaamd zal worden, als wij wenschen dat hij nog vele jaren de zegeningen moge ge nieten, die over zyn ouderdom zyn uitgestort, al bleven hem natuurlyk vele droevige verliezen niet bespaard. EEN OUD-LEERLING. rams van voorziening in de be/.ettingstroepeu. 3. Voortgaande verbetering van het kazerne- en scheepsleven. Het weekblad de Amsterdammer, zoo schrijft de Slanilnnrd, tornt thans ten leste met eeue scherp en duidelijk geformuleerde beschuldiging. Uitnemend. ])e red. schrijft van Dr. Kuyper: Zijn partij staat, niet alleen volgens ons oordeel, maar naar tamelijk alsremeene opvatting, schuldig aan schending van haar eigen Program. Mogen we hiel1 nu bewijs voor vragen; altoos met voorafgaande behoorlijke definitie van \vat ondrr ttschi">ifllnfj van proffniiti" te verslaan zij. Anders wordt het weer een praten in het honderd. AVe ver/oeken dus tweeërlei: lo. dat ze Art. !7 van ons Program \an beginselen, en Art. ;> van ons Program van Actie nanst elkaar, of onder elkaar, afdrukke, en 2o. nantoone in welk opzicht het eerste het tweede srlienrU. Om haar de moi-He van het nazoeken te besparen, plaatsen we beide artikelen aldus naast elkander. Art. 17. Program van Beginselen. Kracht tot handhaving van onze nationale zelf standigheid zoekt zij in de versterking van het rechtsbesef; in de bevordering van kennis onzer historie; in de bevestiging van onze volksvrijbeden; in eene erArt. 5. Program vaii Actie. 1. Bezuiniging op het be2. heer. Organisatie bij de wet van on/,e levende strijd krachten overeenkom stig art. 17 van ons Program van Beginselen; en in afwachting hiervarene diplomatie; en voorts in eene wettelijke organi satie van de doode en levende strijdkrachten te land en te water, die, na verbetering van het scheepsen .kazerneleven, met prijs geving der plaatsvervanging, bovenal kracht zoekc in het moreel van den soldaat. Wat een grap! Nu een half jaar is in de duidelijkste bewoordingen, met aanhaling van de daarop betrekking hebbende plaatsen uit Ons Pro gram, den heer Kuyper verweten, dat hij, als leider van de Standaard-antirevolutionairen, bij de jongste verkiezingen zijn ver leden en het antirevolutionair program on trouw is geweest en thans eerst leest hij »een scherp en duidelijk geformuleerde be schuldiging." Wat iemand als Dr. Kuyper toch lang kan lezen vóór hij iets merkt! Maar daar dringt dan eindelijk de beschul diging tot zijn bewustzijn door. Trouwens een paar dagen te voren had hij nog Mr. Kerdijk kunnen hooren spreken over »de opberging van den eisch van persoonlijken dienstplicht!" Nu hij evenwel leest in ons blad, voor de zooveelste maal, dat hij naar tamelijk alge meen gevoelen «schuldig staat aan schending," aan het niet nakomen van eigen program, springt hij op en roept: Uitnemend! Dat zult ge bewijzen, en bij voorbaat veroordeel ik u krachtens mijn hoogheidsrecht, dat mijzelf ontslaat van de verplichting ooit iets uit Uw betoog onder de oogen mijner lezers te brengen, tot het naast elkander afdrukken van Art. 17 en Art. 5. Iemand als Dr. Kuyper meten wij gaarne de maat vol. Daar staan ze dus. En wij voegen er aanstonds bij: Art. 5 «schendt" Art. 17 niet. Maar de vraag is en blijft: Schendt Dr. Kuyper door zijn hou ding bij de verkiezing al of niet» Ons Programf Eerst echter Art. 5. Theoretisch formeel schendt het Art. 17 niet, immers Art. 17 wordt er in genoemd. Formeel zijn de heeren gedekt! Maar practisch, essentieel? Waarom mocht de afschaffing der plaats vervanging niet worden vermeld 'f Die af schaffing was toch het cardinale punt, waar over alle partijen zich uitspraken, dat mede karakteriseerde den strijd bij de stembus. Het program van actie bevat 35 eischen, en van deze worden er 34, dus alle op n na, aangegeven met een duidelijke omschrij ving van het onderwerp, alleen die ne: de plaatsrermngiity wordt, als ware het een raadseltje voor katholieken en antirevolutionairen, opgeborgen in een cijfer van het program. En erger, althans opmerkelijker nog: In Art. 17 (zie boven) worden genoemd: wettelijke organisatie, met prijsgeving der plaatsvervanging, en verbetering van het scheepg- en kazerneleven en nu ziet men in Art. 5 program van actie die verbetering van het scheeps- en kazerneleven, (onderdeel van denzelfden x.in in Art. 17) een afzonder lijke plaats aangewezen en de afschaffing der plaatsvervanging stilzwijgend voorbijgegaan. Maar dat niet alleen. Terwijl de verbete ring van liet kazerne- en scli.cepsle'cen tot een afzonderlijk punt wordt verheven, wordt de niet genoemde afschaffing der plaa/svervanging onafscheidelijk verbonden aan de, legerorganisatie- bij de wet, iets, waarvan Dr. Kuy per herhaaldelijk verklaard heeft, dat de tijd er nog niet rijp voor was. En zoo wordt juist door de wijze, waarop Art. 17 van het Program van Beginselen in Art. 5 van het Program van Actie is opgenomen : de afschaifing der plaatsvervanging ad calendas graecas verschoven, ofschoon deze in 187!), als een vergiftiging der lagere volksklasse en een kanker van het leger »in geen gcr.nl Irniffer" mocht worden geduld. Is dit uit een logisch oogpunt niet belachelijk enmteen]>oliliekmoreel oogpunt beschouwd, niet treurig genoeg! Zou men nu den zoo scherpzinnigen pro grammakers als Dr. Kuyper en zijn vrien den geen onrecht doen, wanneer men hen verdacht van bij toeval, zonder bedoeling, dat veel beteekenend woord, die allerbelang rijkste zaak te hebben weggestopt ? Maar aan een program-artikel op zichzelf heeft men niet veel. Dr. Kuyper herinnerde in de Kamer den heer Kerdijk er nog aan, ! door te wijzen op het beginsel van Scheiding i van Rtaat en Kerk door vele liberalen ook opgeborgen. Vooral de loclicliling tot een program-artikel dient men te kennen. Welnu, de toelichting door den heer Kuyper in 1-S79 bij art. 17 geschreven luidde: de plaatsvervanging wordt gevloekt door het platteland; ze is een instelling, die een deel onzer landbevolking letterlijk demoraliseert ; de dienenden zelf naar lichaam en. ziel bederft: hen liet yif dat '.e inxoi/en in het stille dorpsleven doen overbrengen; een Jegerinstelling, die noodzakelijk tot plaatsvervanging nopend, demonen der lagere Llasse bij voorkeur TK.N OKFKR kiest; ze wekt bij elk ii/nn van nobel en x.in een woord van toorn (sic) cu afkeuring. Zij mat] in geen geval langer geduld worden, »en het is uit dien hoofde, dat ook wij, op het voorbeeld van Groen van ] Prinsterer en krachtens het antirevolutionair \ beginsel dat allen menschenhandel verfoeit, ons aansluiten bij den eisch -dat aan alle dienstvervanging een eind kome en hier mede de kanker worde uitgesneden, die tot dusver ons leger bedierf. Nietwaar, dat was duidelijk gesproken! Geen woord Fransch er onder. En nu de toelichting door dienzelfden heer Kuyper in 1897 bij het program van actie gegeven ? Waar is die te vinden? Zoo ooit, dan moest deze in de verkiexings dagen worden verstrekt. Terecht gaf Dr. Kuyper den heer de Boer te verstaan, dat men in de verkiezingsdagen op zijn openst moest zijn! Over de geheele linie verbroederen zich de verklaarde tegenstanders van de afschaf fing der plaatsvervanging met de onderteekenaars van het antirevolutionair program; zij hopen samen de meerderheid te behalen, samen op te treden als n regeeringspartij ; en de katholieken, hun valt daarbij allerminstdubbelzinnigheid te verwijten,zij stemmen de antirevolutionairen in het vaste vertrouwen, dat deze nu ook niet zullen komen met den eisch vervat in art. 17 of met de argumen tatie vervat in paragraaf 236 van Ons Program. En Dr. Kuyper ziet maar in zijn onschuld den anderen kant uit; hij bemerkt er niets van ... hij spreekt geen woord, geen woord over iets dat vóór twintig jaar reeds »den toorn opwekte van elk man van nobelen zin" en wat in geen geval langer mocht duren! Of is een karakter-daad van Dr. Kuyper aan onze aandacht ontsnapt? Is hij werkelijk, als iemand die zijn pogram of zijn beginselen niet wilde schenden, den katholieken kiezers te gemoet getreden, met de verklaring: vrienden vergist u niet in ons; wij zijn de mannen, die twintig jaar geleden reeds ons woord verpand hebben, om ten spoedigste de plaatsvervanging, de vergiftiging der lagere volksklasse te doen eindigen, en nu daar anderen zijn die met ons dezen kanker willen uitsnijden, zult gij, wat er ook ge.beure, ons tot redding van het platteland, het proletariaat en het leger vinden aan hun zij ; want wij spreken over geen enkele wereldsche zaak zonder in den hoogsten ernst er Gods heiligen naam in te mengen en u begrijpt dus wel, als wij eenmaal plech tig iets beloofd hebben en ons woord niet nakomen, dit staat voor ons met meineed gelijk...! Neen, als Standaard redacteur, als man van het anti-revolutionair beginsel, als leider in hoogste ressort, is het niet bij hem opgekomen zijn stem te verheffen; niets dat hem ver ontrustte; de toestand was volmaakt zuiver; hij hoorde geen verkeerd woordje; hij zag geen enkel teeken van misverstand... hij liet ze maar samen werken en samen stemmen, en lang na de verkiezing was elk bericht aangaande beginselverzaking der zijnen, hem nog een ongelooflijke, in elk geval, onver wachte mededeeling; want als hij zich alles weer goed herinnerde wat vóór, tijdens en na de verkiezing zijn oor had bereikt, dan was daaronder op zijn best, ook een soort van «geschetter," een min of meer onaangenaam gedruisch, waardoor iemand somtijds gehinderd ! kan worden, die zelf' in een tempel, maar wat al te dicht in de nabijheid van een kazerne woont! Zoo'n naïeve man! Nu gaan Dr. Kuyper heel wat dingen goed af; alleen den naiere te spelen, en dan nog bovendien in zijn verlegenheid een gezicht te zetten, alsof hem nu eerst een l licht opgaat en hij zich beleedigd moet ge| voelen, dat gelukt hem niet te best. Wie het ziet, lacht even, of, mocht hij minder goed geluimd zijn. zegt eenvoudig, langzaam i en met nadruk: hèfoei!! En als de Heer Kuyper, dan niet alleen den naieve, maar ook nog den domme, wil spelen, en, na de verzekering dat hij nu »een scherp en j duidelijk geformuleerde beschuldiging" voor zich heeft, toch eerst nogeens wil weten wat wij onder schrnilin;/ verstaan, dan denken wij bij ons zelf: Professor, Professor, is dat nu een rolletje voor iemand als u! Het verzwijgen ititxluite.iid van de afschaf fing der plaatsvervanging in art. 5; het zwijgen na dit verzwijgen, bij de samenwer king van katholieken en anti-revolutionairen; de duur van dat zwijgen; alsmede het verzwijgen van den hoofdinhoud der ; tegen deze houding gerichte betoogen het ) zou voor Dr. Kuyper, indien hij werkelijk | zoo naïef ware als hij zich voordoet, het sprekend luidklinkend bewijs kunnen zijn, hoe hij zich zelf en zijn partij in een on mogelijke positie heeft gebracht. Wat ons betreft, wij zijn niet bijster nieuws gierig naar de verdere verdediging van Dr. Kuyper's gedrag. Wij mogen nu wel vast stellen dat overtuigende argumenten hem ontbreken. De soort van redeneeringen, waar toe hij vervalt, liggen wat te ver buiten het bestek van eenig ernstig betoog. Wat heb ben wij hem nu al zien te berde brengen! B.v.: de afschaffing der plaatsvervanging ging buiten de rechtvaardigheid om. De plaats vervanging was een in zichzelf niet ondeug delijk recht; er steekt niets smadelijks in. Zij is te goed om haar af te schaffen, men geeft haar alleen met leedwezen prijs. Als een anti revolutionair de plaatsvervanging bespreekt onder het hoofd Militaire Defen sie, en in de paragraaf: Moreel van den soldaat, blijkt daaruit reeds dat het alleen een defensie-quaestie is; het anti-revolu tionair beginsel is niet tegen de plaatsver vanging als een soort van menschenhandel, maar uitsluitend tegen de ronselaars gericht; ook kan de plaatsvervanging niet prin cipieel veroordeelenswaardig wezen, daar de gemeente gesalarieëerde politiedienaren aan stelt, almede men mag niet principieel tegen plaatsvervanging zijn, wanneer men niet even krachtig tegen geldboete als straf zich keert! Maar wat is dat alles nog bij het laatste en mooiste, ons nu pas gegeven: dat nl. Kuyper en de zijnen bij de verkiezingscampagne art. 17 niet hebben kunnen schenden, wijl in Art. 5 van 't Program van Actie »Art. 17" is genoemd ! Het repliceeren is door Dr. Kuyper tot een spelletje gemaakt; als iemand, belegerd in een huis met vele openingen, heeft hij, daar de deuren versperd zijn, zijn hoofd nu eens door het eene dan weer door het andere gaatje gestoken, om te zien of er dan toch geen mogelijkheid bestond om te ontsnappen. Het eenige wat ons thans nog interesseert is, voor welk luikje of poortje hij zich nu weer zal vertoonen, om er zich door te wrin gen, zij 't dan ook met achterlating vara kleedingstukken, die een net mensch moeilijk missen kan. * * * Behalve dit politiek geschil, hebben wij met den Standaard-redacteur nog een geschil over de ridderlijkheid in het persdebat. Wij mogen echter niet te veel van het geduld onzer lezers vorderen. Hierover dus een vol genden keer. Tammany-Hall" en zijn Boss." Het valt natuurlijk niet met met zekerheid te zeggen, hoe de afloop der verkiezingen te New-York zou zijn geweest, wanneer niet midden in den strijd de dood zulk een tra gisch einde had gemaakt aan het leven van een der candidaten voor het mayorschap, Henry George, den beroemden schrijver van Progress and Poverty. De overwinning door de tegenpartij behaald, is nu eene vrij ge makkelijke geweest, en de heer Van Wyck, de candidaat van Tammany-Hall, is met eene aanzienlijke meerderheid gekozen. In het jaar 1789, toen New-York nog slechts eene stad van 30.000 inwoners was, werd daar door eenige patriotten eene vereeniging gesticht, die den naam droeg van «Genootschap van Tammany-Hall en van de Columbische Orde". Tammany was de naam van een voor lange jaren overleden Indiaansch opperhoofd, die in tal van legenden was verheerlijkt. Een deel van het gebouw, waarin de vereeniging zich had gevestigd, werd door haar verhuurd aan eene politieke vereeniging, die later de oorspronkelijke be woners geheel verdrong en zelve den naam Tammany-Hall bleef behouden. Er is wellicht op de geheele wereld geen tweede voorbeeld te vinden van eene poli tieke organisatie, zooals Tammany-Hall te New-York in den loop der jaren is gewor den. Het is zoo schrijft C. de Varigny in den Temjin de spil waarom het politiek leven draait, het middelpunt waarheen alle berichten gezonden worden en vanwaar alle wachtwoorden uitgaan, waar de programma's worden opgesteld en de coalitiën worden aan geknoopt, waar een permanent bestuur zetelt, dat uitmuntend is ingelicht en op militaire wijze wordt gehoorzaamd. De basis wordt gevormd door een »ComitéGeneraal,'' samen gesteld uit leden, die door de democratische kiezers in elk district worden aangewezen, in evenredigheid met het aantal stemmen waarover de partij in dat district beschikt. Dit Comité-Generaal wordt verdeeld in subcommissiën voor de organisatie, voor de financiën, enz. Boven het Comitéen uit zijne leden gekozen staat het bestuur (dirigeerend Comité), dat zestig leden telt, twee voor elk der kiesdistricten van New-York Dit bestuur vergadert zoo dikwijls als het door den president (tegenwoordig den heer Richard Crocker) wordt bijeengeroepen. Wan neer de verkiezingen ophanden zijn brengt het Comitévan Organisatie rapport uit aan het Comité-generaal; het doet mededeeling van de namen der candidaten, van hunne aanspraken, van de mate der populariteit, waarin zij zich verheugen en van de meer dere of mindere kans, welke zij hebben, om ook van de tegenpartij stemmen te verkrij gen. Tevens legt het een lijst over van de sollicitanten naar den post van districtscaptain, en geeft de motieven op voor of tegen hunne benoeming. Deze mededeelingen worden door de plaatselijke comité's ge controleerd en aangevuld, en daarna over gebracht aan het bestuur, dat onder leiding van zijn president (bons) zonder appèl bebeslist, de lijst der caoididaten opmaakt eni

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl