De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 12 december pagina 6

12 december 1897 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1068 ben iemand rechtstreeks aan een betrekking te helpen. Daar ik geen bureau heb van werkgev ing, blijven de werkkraehtvragenden mij verre, en kan ik dientengevolge den arbeid begeereuden niet van regelrechten dienst wezen, Ten slotte iets, van al het andere onafhankelijk, maar dat mij eindelijk van het hart moet. Vrouwen, laten we toeh ophouden ons belache lijk te maken. En belachelijk stellen wij ons aan, zoolang er vrouwen van stand en opvoeding onder ons zijn, die bij onderteekening van brieven of officiëele bescheiden voor haar naam eenigen titel plaatsen, adellijk dan wel onadellijk. Kent ge ook maar n man van den laagsten af tot den hoogste toe, zelfs al richt hij zich tot zijn ondergeschikte, welke zich teekent: Mijnheer die of die? Er zijn er zelfs, en 't zijn de domsten niet, die aan hun onderteekening nooit hun universiteitsgraad toe voegen, redeneerende: //wie me kent, weet het wel, en wie me niet kent, voor dien besta ik niet." Zoolang vrouwen met wetenschappelijke graden nog zeldzaam zijn, kan het waarde hebben van haar bestaan zooveel mogelijk te doen blijken, maar overigens onthoude de vrouw er zich streng van zich zelf te betitelen. De gehuwde vrouw, die zich alleen Mevrouw X. teekent om niet voor een jonge of oude-jongejuffrouw te worden aan gezien, kan de gevreesde vergissing voorkomen door toevoeging van haar meisjesnaam. ELISE A. HAIGHTON. Tanden. Behangers. ? In en om de keuken. Heerentoilet en fiets. Van Dr. Ed. Pinkhof is een klein boekje ver schenen, Tanden, Tandmiddelen en Kunsttanden, (uitgave voorheen I. Breemer te Amsterdam), ook nuttige wenken voor leeken bevattend. De schrijver wijst er op, dat in de verpleging van het gebit de behandeling van de tand zelf slechts de helft van het werk is. terwyl adem haling, voeding, leefwijze, alle groote factoren z^jn in den toestand van het gebit. Hy spreekt voorts over tandmiddelen en kunsttanden en geeft onder anderen dezen behartigenswaarden wenk: »0p n punt wenschte ik nog de aandacht te vestigen. Menigeen n.l. met gecariëerde en ge knotte tanden, ziet er tegenop, deze door kunst tanden te doen vervangen om de bestaande meening, die inderdaad nog door enkele tand heelkundigen wordt gedeeld, dat geen kunsttanden mogen of kunnen worden aangebracht, alvorens alle tandwortels zijn weggenomen. Mijns inziens, is dit eene dwaling. Alleen op zieke wortels of dezulke welke los zitten, moge deze stelregel van toepassing zyn; vaste, gezonde wortels echter moeten behouden blvjven, hetgeen tegenwoordig, dank zy de vorderingen der antiseptische leer, met geringe moeite en kosten uit voerbaar is. Men verkrijgt daardoor, behalve dat de patiënt minder tegen de operatie behoeft op te zien, het voordeel, dat kaak, tandkas en overblijvende tanden meer hun natuurlijk verband behouden, en het gelaat door minder invallen, meer zyn natuurlyke, jeugdige plooi bewaart." * * * De Afdeeling «Amsterdam" van den Neder landschen Behangers- en Stoffeerders-Bond, goedgekeurd bij Kon. besluit, d.d. 3 Augustus 1896, neemt ten behoeve harer werklooze leden Een m iert ow Emanuel GÉei VAK KARL THEODOR GAEDERTZ *). De bekende Fritz Reuter-Auteur geeft over den beminlijken zanger Emanuel Geibel veel | nieuws en voor het eerst wordt naar authen- ! EMANUEL GEIBEL. 1870. tieke stukken licht verspreid over de betrek- j king der dichters tot het Pruisische konings huis. Het boekdeel, met illustraties versierd, in keurigen vorm aangeboden door den uit gever Georg \Vigand te Leipzig, is eene bij drage tot vele intieme relaties en lotgevallen van den kunstenaar, die in 1815 te Lubeck het licht zag. Geibel's geheele persoonlijkheid neigde tot het vrouwelijk geslacht, en ongetwijfeld oefenen zijn liefelijke zangen groote bekoring op vrouwenharten uit. Maar Geibel heeft twee krachtige snaren op zijne lier. Heinrich von Treitschke kenschetst in zijn belangrijk werk "Deutsche Geschichte des neunzehnten Jahrhunderts" hem ook als den gelukkigen zanger heraut van het nieuwe Rijk. Over beiderlei gebied van zijn dichtersberoep drukt Emanuel Geibel zich hieroveraldus uit: Rosen gewanu ich mir einst von den Frau'üals Slinger der Liebe ; Jetzt von der Eichc zum Srlmiuck giinnt mir, ihr Miinncr, ein Reis ! In der Zerstückelung Zeit das Panier aul'werfend der l lotfnung, Dreiszig Jahre getren rief ich naeh Kuiser nnd lleieh. Meerdere onbekende gedichten bevat het boek. ook eenige aan Cü'jilie, de liefde zijner jeugd, die hij nimmer geheel heeft kunnen vergeten. *) Jïmaniiel (/WV, S ing^r der Lie.be, Ileroid des H ni ches. Ein deutsches Dichtcrlcb;:a vo:i Kar! Tlito/li»Gatderiz, mit Abbilduruen u. Faksimiles. Le'ip~i'j, G'onj IVigand. Emanuel an Ciicilie 1836. S C H W A \ f:. Schneeig iveisze Sehwiinc kommen Durch der Wogen Hlau geselnvominen Voll vom ilondlicht berwallt, Ziehen leise Silberkreise, Dasz die Flut melodisch huilt. Schwiinu sind der Dichter Lieder. Die mit tóuendem Gefieder Durch der Seele Wogen /.iehn, Die mit süszen Lanten grüs/en Und ius \leef vorübeviliehn. De verschillende klei nere hofsteden in Duitschland waren en zijn nog steeds middenpunten van kunst en wetenschap en zoo hield ook onze dichter zich te Berlijn, Hannover, Stuttgart. Dresden en Miinchen gedurende eenigen tijd op. Maar tamelijk moeielijk was zijn leven, zelfs heeft hij er aan gedacht om zijn dichterlijk beroep geheel op te geven. Eerst in 1868, op zijn 53ste jaar, komt een geheele ommekeer in zijn lot. In de helft van dat jaar bezochtKoning Wilhelm van Pruissen Lttbeck. Toen de vorst 's morgens op den 13 September ter kerke gaat, wordt hem namens den Senaat en de stad met geestdrift een wel komstgroet geschon ken, die metdenprofetischen wensch sloot: Das noch drreinst dein Aug es sirht. Wie bers Iteicb umuitcrbrochen Vom |-'els xum Meer dein Adler zieht! Wij geven hier de autograph van den j Koning, later den eersten Duitschen Keizer, l weer, waarin hij als zijnen wensch uitspreekt j Geibel naar zijne geboortestreek voor goed i te herwinnen. i n Dem Kultiis-M inisicr, um mir bel reffendr V or- , schliige zu niaehen, da ich aut den Gedankeii, Geibel uaeli ' de vrijheid, zich tot de huisvrouwen te wenden om steun voor het navolgende doel. Door de periodiek in het vak terugkeerende slapte, buiten hunne schuld zonder werk geraakt zynde, zien zg, waaronder vaders van gezinnen, den winter met zorg te gemoet. Om dien bangen tjjd voor velen gelukkiger te doen voorbygaan, verzoeken zy om voorkomende werkjes, behangers, stoffeerders en beddenmakers betreffende, die anders mogelyk tot het voorjaar zonden wachten, thans op te geven. Zij hebben ten dien einde ingesteld een werkbureau, gevestigd Lange Niezel 5, waar gaarne opgaven van werk in ontvangst genomen zullen worden. De vereeniging zal van haar kant zorg dragen voor eene nette en soliede aflevering, terwijl de arbeid geheel ten goede komt aan de werkloozen. * # * Van In en Om de Keuken, orgaan van de Huis houd- en Kookscholen (uitgave Noorduyn & Zoon te Groningen) is de vierde jaargang begonnen. Het verschijnt in maandelyksche afleveringen, beginnende met l November. Het blad heeft iets eigenaardigs. Volgens de inhoudsopgave toch bevat het: De huishoudscholen en het sociale leven, het typische van de Engelsche, Duitsche en Fransche keuken, en een feuilleton, terwyl inderdaad geen van deze dingen in het nummer voorkomt, maar wel: »Wat de vierde jaargang belooft te geven" ; Huishoudonderwys op de herhalingsschool te Amsterdam ; »Dat lust ik niet", en twee feuilletons. Misschien biedt de redactie de eerstvermelde onderwerpen aan de meditatiën harer lezers aan, om er opstellen over te ont vangen ; in elk geval, wat in het blad staat is even interessant als wat er in gesuggereerd wordt. De uitgave is flink gedrukt en schijnt vooruit te gaan. * * * iiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiniiiimimmniiiimiMHiimMiimmmiiiiiiiiiii min Xorddentschhuid zurückzu/iehen, eingehe. Schlos/ BabelsEen geacht letterkundige, artistiek-ontwikkeld man, met cosmopolitische relaties, schrijft ons het een en ander naar aanleiding van het »Heeren-toilet" en van de fiets-anecdote in het vorige nummer. Hij meent dat deze afkomstig is van eene club Belgische en Fransche wielryders, die ver zonnen of verkeerd begrepen verhalen aan de sportbladen van hun land sturen. Het is zeer got-d mogelijk; wjj noemden als onze bron de Patt Mail Gagette, die het even goed uit Le Vélo kan overgenomen hebben, als hier te lande gehoord. Wat het «heerentoilet" aangaat, schrijft onze geachte collega: »Dat opstelletje over Heerentoilet is niet alleen grappig, maar volkomen waar en naar mijn idee mochten onze oude en jonge heeren er wel wat op letten. Ze zijn of (vooral de jonge) »overdressed", of (en dat in heel veel gevallen bij «gestudeerde" menschen) slordig en slecht ge kleed. Vooral Engelschen staan er over verbaasd, l hoe onze leden van de Tweede Kamer, ministers, burgemeesters van groote plaatsen, commissarissen des konings etc. er uit zien. Een man moet geen fat zyn. Volstrekt niet. Integendeel. Hy moet zoo gekleed zjjn, dat men kan zeggen, zooals ik het eens eene Fransche dame, (heel puntig en lang niet zoo gek als het op het eerste hooren lijken kan, voor die het niet recht verstaan) hoorde zeggen: Mais Mon sieur! Vous tes tres bien. On ne voit pas que vous tes habillé". M. a. w. »Ge zyt heel netjes en ge loopt niet in het oog, ge zij t zoo als een man zijn moet'". »Trouwens, voegt de inzender er aan toe, dit zelfde geldt naar mijn idee voor de vrouw ook". E-e. berg den 30. August 1808. "vYlLIIKT.M." Van belang zijn de intieme mededeelingen, die een vriend van Geibel, geeft over des dichters laatste verblijf in Lubeck. »Geibel leidde in de laatste jaren een steeds eenzamer leven en vond in zijne geboorteplaats niet de kringen welke hem sympathiek waren. Reeds in 1870, toen ik hem persoonlijk leerde kennen, was hij een volkomen kluizenaar; zijn nicht bestuurde het huishouden. Met groote geestdrift vertelde hij van den ouden tijd, o.a. van de dischgenooten van Maximiiiaan I, die te München de grootste mannen om zich ver een igde.Geibels oordeel over literaire pennenvruchten was steeds mild en tegemoetko mend. Scherp werd zijne kritiek slechts dan, als religie en zeden gevaar dreigden. Eens toen wij over Paul Heyse en diens werken spraken, zeide hij mij: »hoe zoeter u het gift wordt toegereikt,des te gevaarlijker dikwijls is zijne wer king, maar hoe gro< ter het talent is, dat God ons gegeven heeft, des te grooter is ook de verantwoording." Toch had Geibel voor de ga ven van Heyse oprechte bewondering. Onvergetelijk is altijd het eerste bezoek ge bleven, dat ik bij Gei bel aflegde. Ik trad 's avonds binnen en vond hem in zijnen leuningstoel aan de schrijftafel zittend Met zachte stem verwel komde hij mij. Eerst langzaam werd hij mededeelzaam en toen wij na het wegnemen van het avondeten bij een flesch wijn bleven pra ten, erkende ik weldra niet meer den grijsaard. Het gesprek werd steeds levendiger en zijne stem zwol van jeugdige kracht bij het verde digen van zijne opinie. De recitatie van zijne gedichten beheerschte Geibel bij uitnemend heid, groot was het genot dat hij mij hiermede verschafte. Kenmerkend was zijne uitspraak over het goede vocht, dat genoten werd. Toen hij mij vraagde: «rood of wit," en ik aan wit de voorkeur gaf, zeide hij : »juist zoo, dat is het ware, den Rijnwijn heeft de lieve God voor kunstenaars en dichters laten groeien, de roode wijn is voor ploerten, hierbij kan men niet zingen en vrolijk zijn!" Geibel gaf niets om titels en waardigheden. Met beeldende kunstenaars is de dichter nooit in nauwe aanraking geweest, hoewel hij DJ: JONGK DICHTER. 1840. veel liefde voor hen gevoelde. Te München echter heeft hij met Kaulbach veel omgegaan, die Geibel ook portretteerde het bekende schilderij, waarop de zanger in den pelsmantel gehuld is. Het doek hing destijds in zijn werk vertrek, maar tevreden was hij er niet mede. Ik had het voorrecht verschillende gedichten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl