Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1069
versiteit nog duurder in te richten, voor
geruimen tijd het land op steeds hooger
kosten te jagen, en tegelijkertijd het peil van
het hoogleeraarschap te verlagen.
De verwerping van den begrootingspost ad
f 4000 op aanbeveling van Kuyper, Ver
meulen, Kerdijk en Drucker, was een daad
van beteekenia, en voor de beide laatsten ook
n van politieken zin. Immers de bedoelde
begrootingspost getuigde van een homogeniteit
tusschen de Beaufort en Borgesius, die regel
recht afbreuk moest doen aan den goeden
naam der vooruitstrevenden. Want hoe zou
men aan hunne hervormingsgezindheid op
sociaal gebied kunnen gelooven, als zij zich
«i een doortastende herziening onzer Hooger
derwijs-wet afkeerig betoonden, ja, voor
de bestaande, zoo algemeen veroordeelde
regeling van het Universiteitswezen nog meer
geld wilden ten koste leggen dan strikt nondig
is op een oogenblik dat geen sterfling
weet te zeggen, waar men het geld rnoet
vinden om ook maar de eenvoudigste sociale
verbeteringen tot stand te brengen ?
Welke bezuiniging is meer aangewezen dan
die op Hooger Onderwijs nu men dit
onderwijs door hervorming der Universiteiten
zooveel verbeteren kan?
Toch, als Minister, in geen acht jaar, is
de heer Borgesius aan een knotting van
den Universiteitsboom toe. Tot tweemaal toe
heeft hij het verklaard: al bleef ik acht jaar
Minister...!
Gelukkig gaf de heer Borgesius niet te
kennen, dat hij al acht jaar er zoo over heeft
fsdacht. De heer Kerdijk deed uitkomen, dat
.Exc. nooit te voren van zulk een overtuiging
iets had doen blijken. Ook ons is daarvan niets
bekend. Hoe innig, zelfs voor acht jaar
verassureerd, op dit oogenblik zijn overtuiging
moge zijn, ze zal waarschijnlijk eerst ontstaan
wezen, althans haar vastheid verkregen heb
ben, sedert de Minister naast den Curator
de Beaufort gezeten, meer in 't bijzonder aan
Universiteitsstudiën zich heeft moeten wijden.
Doch jeugdig of niet, men kan geenszins
zeggen, dat deze overtuiging in een broeikas
is gekweekt. O, neen, orkanen hebben reeds
over haar topje geblazen. «Wisten zij, die
het amendement tot schrapping der begroo
tingspost hebben ondersteund, Itoe tal van
eischrii door curatoren der verschillende
I'niversite.iien gesteld, reeds in de enkele, maanden,
dat ik aan het hoofd van dit departement
sta, door mij zijn afgewezen, dan zouden wij
overtuigd zijn ... \velk een zuinig Minister
op dit oogenblik achter deze tafel is gezeten."
Nietwaar, hem, die zoo spreekt, moet nog al
iets zijn gepasseerd!
Arme Borgesius, nu die curatoren der ver
schillende Universiteiten weten, dat hij in geen
acht jaar aan een reorganisatie van de
Hooger Onderwijsinrichting denken kan ! Zijn
zuinigheid loopt geen gevaar, daar is hij
de man niet naar; het zal het land geen
cent kosten; maar heeft hij bij deze open
hartige verdediging zijn dagrust en zijn nacht
rust beide niet voor vele jaren op spel
gezet ?
Dit is een slecht begin.
Eind van lul debat.
De Standaard deelt haren lezers mee, dat
wij »nu zelf erkennen dat art. 17 van »0ns
Program" en art. 5 van het progiam van
actie niet strijden.'"'
Dit is niet geheel juist, daar wij het betoog
geleverd hebben, dat formeel het eene art
het ander niet schendt, maar essentieel, en
essentieel zegt hier oneindig veel meer dan
formeel, zeer zeker. Zoo zegt de Standaard
ook te weinig, als zij resumeert, dat wij
alleen strijd hebben bevonden tusschen de
toelichting van 1S7S en de houding der
antirevolutionairen bij de stembus. Die strijd
immers kwam o. i. ook uit in het verzwijgen
van de afschaffing der plaatsvervanging in
art. 5.
Toch we zijn reeds tevreden nu er niet
meer aan de voorstelling ontbreekt en, waar
geheel ons betoog omveersproken blijft, kost
het ons allerminst moeite onze tegenpartij
de hand te reiken met de woorden: wij samen
weten nu wel hoe het met de zaak staat,
we zullen er maar een speldje bij steken!
We doen dit gelooven we, up liet juiste
moment, nu de Standaard, gelijk onder ons
stervelingen gebruikelijk is, tot afscheid, ter
eigener verontschuldiging, wijst op medezon
daars, die nog erger zijn of waren dan zij zelve.
In dit geval: de liberalen. Hoe hebben die
niet met de plaatsvervanging gespeeld
en, zoo vraagt zij, hebt gij al die j uren op
de liberalen «getoornd, gelijk ge nu vuur.en
vlam spuwt tegen ons?''
Het is voor het eerst in ons leven, voor
zoo ver wij weten, dat iemand in twijfel
trekt, of wij de liberalen wel op voldoende
wijs aan hun beginselloosheid hebben her
innerd. De liberalen leefden langen tijd zoo
goed als uitsluitend van beginsel-verzaking,
niet alleen ten opzichte van de afschaffing
der plaatsvervanging, inaar bijna van alle
beginselen te gelijk, en als men destrcgc zelfs
een partij verlaat, heeft men toch zeker zijn
afkeer van dergelijk bedrijf voldoend getoond.
Intusschen wij geven gaarne een nadere
verklaring -van ons optreden bij deze gele
genheid tegen de houding der
Standaardantirevolutionairen.
l o. Niet omdat wij zelf de plaats ver van
ging een zóó verschrikkelijk kwaad zouden
vinden, als het in »Ons Program" wordt ge
schetst, achtten wij ons geroepen de anti
revolutionairen aan het in 1878 en 1879
geschrevene te herinneren, maar eenvou
dig, omdat, nu de liberalen eenig teeken van
beterschap gaven ten opzichte van beginsel
liefde, juist de partij, die zich steeds op haar
beginselliefde liet voorstaan, op eens begon
te verkoelen in haar ijver voor een hervor
ming, welke zij onder den drang van allerlei
morecle drijfveeren, reeds twintig jaar geleden
als van de meeste urgentie had verklaard.
2o. Omdat wij, die onze sympathie voor
de anii-revolutionaire partij nooit hebben
verborgen, waar zij zich deed kennen als
een naar principieele gedragingen en naar
democratische doeleinden strevende partij,
met zeer velen in den lande, zich bitter
teleurgesteld zagen, door het onprincipieele
en anti-democratische harer houding m.a.w.
omdat zij door haar stembus politiek het in
haar gesteld vertrouwen heeft geschokt
ook waar zij voor sociale eischen opkomt,
met even vurige woorden, als zij in 1878
dat voor afschaffing der plaatsvervanging
heeft gedaan.
3o. (en dit is, wij erkennen het, een over
weging in hooge mate van subjectieven aard)
wij hebben gemeend in het algemeen belang
de aandacht te moeten vestigen op het ge
vaarlijke dezer theologische pnlitieh, wijl zij
meer dan eenige andere politiek de
waarheidsliefd i en de eerlijkheid kwetst, en ook
in niet theologische kringen het gezag der
moraliteit ondermijnt, wanneer men hen, die
steeds van »de beginselen van Ciods woord"
spreken, zich niet ziet houden aan hun eigen
woord.
Dr. Kuyper heeft in den laatsten tijd heel
wat geschreven om zijn onschuld te bewijzen,
bij zijn handelingen in het kerkelijk conflict.
Voor ons was dat minder noodig, want wij
hielden hem niet voor schuldiger dan zijn
tegenpartij. Op den weg van het wereldlijk
recht liggen middelen als door hem gebezigd
en het was alles behalve het lijk van Patrocles,
waarom de heeren vochten ! Aan beide zijden
hield men zich verre van het Bijbelsch
voorschrift: Kn zoo iemand met u rechten
wil en uwen rok nemen, laat hem ook
den mantel; wie u dwingt n mijl te
gaan, ga met hem twee mijlen. Kn als nu
Dr. Kuyper nog altijd zulk een behoefte
gevoelt zich en zijn medgezellen uit die dagen
te verdedigen, dan zal dat wel voortspruiten
uit het onaangename besef, dat hij destijds
misschien nog iets verder dan zijn tegenpartij
van het Evangelie is gebleven.
Bedenkelijker echter dan dit kerkelijk con
flict schijnt ons voor de reputatie der Anti
revolutionairen en hun leider de program
schending bij de verkiezingscampagne dezes
jaars. Lang zal die daad nawerken. Daarom
zouden wij meenen, behoort ze niet alleen
ons, maar Dr. Kuyper in de eerste plaats
artikel na artikel, kolom na kolom waard
te zijn. Al is het niet gemakkelijk, hij moet
er nog van zien te recht te brengen, wat te
recht te brengen is. Wij beloven gaarne bij
dien arbeid hem verder niet te zullen hinderen.
Integendeel, hoe eer hij erin slage moge de
Anti-revolutionaire partij van deze vlek te
zuiveren, hoe meer het ons verheugen zal
hem onze gelukwenschen te kunnen aanbieden.
Groen's partij, die in het isolement haar
kracht zocht, is een betere toekomst waard,
dan eene, welke zich voor een beginselzwakke
groep ontsluit.
Taniniaiiy-llair ca zijn !);)ss,"
(Slot.)
Alle publieke werken te Xew-York staan
feitelijk onder controle van Tammany-IIall.
Worden nieuwe straten aangelegd, pereeelen
onteigend, tramlijnen ontworpen, aanbestedin
gen gehouden, dan heeft, Tammany Hall
daarbij een gewichtig, zooal niet een beslis
send woord te spreken, (leen wonder dus,
dat velen y.ich beijveren om die machtige
vereeniging te vriend Ie houden, hetzij door
tijdelijke bijdragen, waar het een bepaald
omschreven, slechts een enkele maal voor
kómenden dienst geldt, hetzij door geregelde
bijdragen, als percentage der bezoldigingen
van ambten en bedieningen. Onder deze tijde
lijke bijdragen spelen de vcrkiezingskosten
geen geringe rol; het beginsel van den
zuiverings-eed is volgens Tammanv-Hall onzinnig
en onpraktisch; i>a goud tbiinj ?nii/xf b< j/aiil
f o r." Kr zit trouwens methode in dit systeem
van hellingen, en met de grootte van het
traktement en den duur der aanstelling wordt
behoorlijk rekening gehouden. Vergunnings
rechten ook voor speelhuizen en voor huizen
van ontucht zijn eveneens aan een bepaald
tarief onderworpen, en dit is des te hooger,
omdat de bedoelde vergunningen te allen
tijde kunnen worden ingetrokken.
New-York is in het gelukkig bezit van
eene politie-verordening die eenige dikke
boekdeelen vult, en die de politie in staat
stelt, naar willekeur een systeem van boeten
en straffen toe te passen, welke altijd door
het een of ander artikel uit deze monster
verzameling van wettelijke voorschriften te
rechtvaardigen zijn. Honderden van deze
artikelen zijn feitelijk geheel in onbruik ge
raakt, maar wie met Tammany-Hall niet
en régie is, kan zeker zijn, ze met al de ge
strengheid der wet op zich toegepast te zien.
Van ons standpunt gezien, bestaat het
systeem van Tammany-Hall uit eene hoogst
afkeurenswaardige combinatie van omkoo
perij en afpersing. Dat men er te New-York
anders over denkt, ligt voor de hand. Het
zou al te dwaas zijn, de honderdduizenden,
die zich aan dit tyranniek régime meer of
minder vrijwillig onderwerpen, voor onzede
lijke en oneerlijke rnenschen uit te maken.
Zij betalen hun schatting of hoofdelijken
omslag aan Tammany-Hall gelijk wij onze
leges-gelden, onze belastingen, onze
assurantie-premiën, zeker niet voor hun genoe
gen; integendeel, zij beschouwen die betaling
als een onaangenamen plicht en zelfs als
een noodzakelijk kwaad, maar in elk geval
als iets waaraan men zich niet kan ont
trekken.
Tammany-Hall is democratisch, dat
wil zeggen, het heeft zich aangesloten bij
de partij der democraten. Zooals wij hier
reeds dikwijls aantoonden, hebben de oude
partijnamen van democraten en republi
keinen tegenwoordig hunne beteekenis ge
heel verloren en wordt het partijverschil
geheel beheerscht door de personen-quaestie.
Wat wij in Europa door democraat en repu
blikein verstaan, is uit den aard der zaak
ieder burger der Vereenigde Staten. Het
zou echter moeielijk vallen, in de organisatie
van Tammany-Hall iets inderdaad demo
cratisch te vinden, tenzij men als zoodanig
wil beschouwen de methode der verkiezingen,
waardoor elke hoogere machtspheer zijn ont
staan dankt aan een lagere, en het onbe
twistbaar feit, dat men geen aristocraat
van geboorte, aanleg, of opvoeding behoeft
te wezen, om in Tammany Hall de
souvereine positie van »to.sV te verkrijgen.
De tegenwoordige boss. die den tot
tuchthuisstraf veroordeelden Tweed heeft opge
volgd, heet Kichard (.'rocker, is een Ier van
geboorte en begon zijn politieke carrière als
een echt New-Yorksche straatjongen. Als
bokser en vuistvechter heeft hij in zijn jeugd
onvergankelijke lauweren behaald. Hij
heeft zijn reputatie bevestigd als houder van
een kroeg, of laat ons beleefdheidshalve zeg
gen een saloon, waar de roughs en de
longlis, de mannen met harde schedels en
grove knuisten, die in de Amerikaansche
politiek eene wel wat al te groote rol speel
den, elkander gaarne rendez-vous gaven.
Hij is thans, op zijn acht-en-vijftigste jaar, nog
een man van groote lichaamskracht, ofschoon
al sints langen tijd zijn handen in onberispe
lijke handschoenen steken en hij te
naastenbij! de allures van een gentleman
heeft. Ken beroep oefent hij niet uit,
aan den sitlnon is hij al lang ontwassen
maar hij leeft als een millionair en houdt
een stal met kostbare renpaarden. Klaar
blijkelijk heeft de politiek hem geen wind
eieren gelegd.
Ken onzer landgenooten, Dr. Wijnaendts
Francken. die voor eenige jaren zijne reizen
door de Vereenigde Staten in een onder
houdend boek beschreef', bracht daarbij ook
met, een enkel woord de
Tammany-Hallschandalen ter sprake. »Het is onbegrijpelijk"
schrijft hij »hoe het mogelijk is, dat
de burgers bij zulke dingen kalm berusten
en in het algemeen de zoogenaamde)>oHti<'i<nix,
aan wie toch zooveel belangen worden toe
vertrouwd, zoo weinig gezien zijn en zoo
weinig achting verdienen. Keu koopman, die
naar de reden daarvan gevraagd werd, ant
woordde : »IIV Anierii-aiis eau stand a i/ood
i/fi'/l, and do slund a i/uod deitl : bul irlien
tlnngs i/t'/ 11 i/brai'able, ire. /it*t ns/< np and
S/il/lljJ llll'lll OU/.''
Het scheen inderdaad, kort nadat deze
woorden werden geschreven, als of aan het
geduld der betere elementen van de
Xew\ orksche bevolking een einde was gekomen,
en het met de heerlijkheid van
TammanyHall gedaan was. Maar het xlaniji out is
met weinig grondigheid verricht, en do jonaste
verkiezingen hebben bewezen, dat
TammanvHall weer even machtig is als voorheen.
Of llenry (ieorge, als hij gekozen was, de
man zou zijn geweest om dezen Augias-stal
te reinigen, mag worden betwijfeld. Zijn
goede \vil, zijn eerlijkheid en zijn geestkracht
schenen daarvoor voldoende waarborgen te
geven ; maar nu reeds de inspanning van
den korten verkiezingslrijd hem te machtig
is gebleken, mag men aannemen dat de
Hercules taak ver boven zijn krachten zou
zijn gegaan.
Brieven van een oud-officier
aan zijn zoon.
in.
Mijn beste jongen !
Mijn laatste brief geleek zoo op //een theorie
tot verhefft ig van het moreel van den soldaat"
schrijf je, en zeker, je hebt gelijk; zulke theorieën
bestonden nog wel niet in miju tijd, maar de be
doeling van de tegenwoordige order daarop, begrijp
ik volkomen.
Juist! op zoo'n wijze, zou ik, als ik nu luite
nant was, die order op volgen. Men behoeft vol
strekt geen redenaar of, zooals ik zoo dikwijls
minachtend hoor zeggen, geen dominé'' te wezen,
om den soldaat eens op iets hoogers te wijzen dan
het theoritboekje of de krijgsartikelen.
Ik hoor er hier nog al eens over spotten (over
die order nl.) door de jongeren zoowel als door
de ouderen, maar... allemaal misplaa'ste
fimkheid, denk ik dan altijd. Men hoort dun uitingen
als: daarvoor ben ik geen otlicier geworden; dan
moeten zij er maar een domme bij laten komen."
of: dat, stomme domino's gewauwel, dat helpt
allemaal toch niets", en dan: //neen, gezonde pit
tige, kernachtige, echte soldatentaal, dat begrijpen
de kerels veel beter, daar luisteren zij maar!"
(dat //gezonde, pittige, echt-kernachtige" bestaat
dan in den regel in het er tusschen door gooien
van eenige kranige, flinke, leuke vloeken, iets
wat ik ongezond" zou willen noemen!). Neen,
misplaatste fl nkheid, roep ik dan uit, of liever,
heelernaal geen flinkheid en in ji binnenste zal je
het wel met mij eens zijn; fliukheid, ware flink
heid is wat anders, hoor!
Je bent het, volkomen eens met mijne opvatting
over den eed, schrijf je verder, maar zoudt het
toch niet aan ieder van je collega's willen laten
lezen, uit vrees, dat, zij erom zouden lachen of
op zijn minst, genomen: het, nu wel wat over
dreven zouden vinden; nu ja, het, is in den grond
wel waar, maar zóó precies neemt niemand het":
zie, dat was nu juist niet flink van je! Kom
tegenover iedereen voor die overtuiging uit; han
del dan maar zoo overdreven"; dat zou wel flink
zijn, de ware flinkheid! En als men zegt, dat het
bekrompen is, mijn jongen bedenk, liever dan maar
bekrompen, dan een te ruim geweten!
Of ik wist, dat je compagnie's-commandant een
oude bekende van mij is'r ja zeker, hij heeft mij
: geschreven,, dat je bij zijn compagnie waart, ge
plaatst en dat heeft mij het meeste genoegen ge
daan van je plaatsing te X; het, schonk mij de
zekerheid, dat je in goede, in do beste handen
gevallen waart.
O, ik /.ie hem nog aankomen als jong oflbier
bij mijne compagnie te B.; hij was toen al de
zelfde eerlijke, nauwgezette, plichtvolle min, die
hij nu nog is en -altijd zal blijven.
Hij vindt mijn opvatting over den eed niet
eeniïszins overdreven; hij weet wel, wat ware
fl.nkheid is en heeft, dat ook getoond, gedurende
heel zijne militaire loopbaan. Denk niet, dat hij
minder streng zal zijn, waar j-; te berispen bent,
neen, maar evenmin zal hij j: ooit, in den steek
laten, als je soms ergens onrechtvaardig behandeld
wordt, of als je zijn hulp of raad of steun ergens
andeis in noodig mocht hebben!
Trek nu niet dadelijk los over menschen, die
niet voor je zouden opkomen, die je in den steek
j zouden laten, hen sterk en hard veroordeelende,
want, o, mijn jonden, je kent de oorzaken nog
nog zoo weinig. Ik zal er niet verder over uit
weiden, alleen, bedenk altijd, dat jij nog niets
weet van den druk uitgeoefend door een talrijk
gezin bij lage inkomsten; bedenk, dat niet ieder
een een Douwes Dekker is en dat jij dat misschien
ook niet, zoudt zijn.
Ja, dat je het erg druk zoudt hebben de eerste
weken, heb ik je wel voorspeld ; ga er echter niet
over jammeren ; wat doet 't, er toe, of je je nu
eens flink moe gevoelt ? je bent, immers jong en
krachtig ; heusch, die drukte loopt wel los rnetter
l tijd ; er zullen nog dagen genoeg komen, dat je
ook eens een morgen of middag vrij hebt, zooals
de andere luitenants en vergelijk dat dan eens
met andere betrekkingen, waar men altijd den
gfheelen dag door in het gareel loopt ! £11 nu ten
slotte no.; dit.
Er zijn in het militaire van die dingen, die nu
wel niet precies voorgeschreven staan, maar die
men toch van je eischt, vooral van een jong
oliicier; laat het nu nooit zoover komen, dat men je
zooiets moet zeggen of bevelen ; dat, is altijd on
aangenaam. Ik zal ze niet opnoemen, dat, zou te
veel zijn; trouwens een militair met hart en ziel
voelt en begrijpt, die dingen waardoor men liet
zijne meerderen aangenaam en gemakkelijk maakt;
om maar iets te noemen : op tijd komen en op
tijd komen is twee! begrijp j,; mij: '/.(i nooit te
ziften of uit, te rekenen, wat men nu wel precies
volgens de letter van de wet van je eischeu mag;
volg eenvoudige wensehen en raadgevingen ; let, op
z.g. stokpaardjes (zooals een ieder die heeft) van
je meerderen, vooral natuurlijk van j; onmiddel
lijke chefs; vindt ze niet dadelijk belachelijk of
bekrompen; je kunt er nog niet over oordeelen
evenmin ais een recruut, en bedenk, dat jij even
goed j: stokpaardje zult krijgen of reeds hebt;
vraag dat maar eens aan je onderodbieren !
Mijn jongen, 'r, is al laat en je kent /;'/'// stok
paardje, ui. om op tijd mar hert te gaan-, je lieve
Moeder laat je hartelijk groeten evenals je
je zoo liefhebbende Vader,
DON.vu.
Sec ia L aa nqiL qc,i i fiebtn.
j i'
< irnndii.'elxnhe.nnis. (ioed, beier, best.
J>e middenstand. llandelsondenrijs
ut, Jiij/an. Afcoin/lt'iitfi/. l)i'
icorsteli/ii/ der J'jttjelxclte inetaatbcii'erkerx.
ISoriale arbeid aati bel 's Grarenhekje.
Onze grondwet verdient hooge waardeering.
Dit zal vooral erkend worden door hen, voor
wie het geschiedenisboek open ligt. In de