De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 19 december pagina 2

19 december 1897 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1069 versiteit nog duurder in te richten, voor geruimen tijd het land op steeds hooger kosten te jagen, en tegelijkertijd het peil van het hoogleeraarschap te verlagen. De verwerping van den begrootingspost ad f 4000 op aanbeveling van Kuyper, Ver meulen, Kerdijk en Drucker, was een daad van beteekenia, en voor de beide laatsten ook n van politieken zin. Immers de bedoelde begrootingspost getuigde van een homogeniteit tusschen de Beaufort en Borgesius, die regel recht afbreuk moest doen aan den goeden naam der vooruitstrevenden. Want hoe zou men aan hunne hervormingsgezindheid op sociaal gebied kunnen gelooven, als zij zich «i een doortastende herziening onzer Hooger derwijs-wet afkeerig betoonden, ja, voor de bestaande, zoo algemeen veroordeelde regeling van het Universiteitswezen nog meer geld wilden ten koste leggen dan strikt nondig is op een oogenblik dat geen sterfling weet te zeggen, waar men het geld rnoet vinden om ook maar de eenvoudigste sociale verbeteringen tot stand te brengen ? Welke bezuiniging is meer aangewezen dan die op Hooger Onderwijs nu men dit onderwijs door hervorming der Universiteiten zooveel verbeteren kan? Toch, als Minister, in geen acht jaar, is de heer Borgesius aan een knotting van den Universiteitsboom toe. Tot tweemaal toe heeft hij het verklaard: al bleef ik acht jaar Minister...! Gelukkig gaf de heer Borgesius niet te kennen, dat hij al acht jaar er zoo over heeft fsdacht. De heer Kerdijk deed uitkomen, dat .Exc. nooit te voren van zulk een overtuiging iets had doen blijken. Ook ons is daarvan niets bekend. Hoe innig, zelfs voor acht jaar verassureerd, op dit oogenblik zijn overtuiging moge zijn, ze zal waarschijnlijk eerst ontstaan wezen, althans haar vastheid verkregen heb ben, sedert de Minister naast den Curator de Beaufort gezeten, meer in 't bijzonder aan Universiteitsstudiën zich heeft moeten wijden. Doch jeugdig of niet, men kan geenszins zeggen, dat deze overtuiging in een broeikas is gekweekt. O, neen, orkanen hebben reeds over haar topje geblazen. «Wisten zij, die het amendement tot schrapping der begroo tingspost hebben ondersteund, Itoe tal van eischrii door curatoren der verschillende I'niversite.iien gesteld, reeds in de enkele, maanden, dat ik aan het hoofd van dit departement sta, door mij zijn afgewezen, dan zouden wij overtuigd zijn ... \velk een zuinig Minister op dit oogenblik achter deze tafel is gezeten." Nietwaar, hem, die zoo spreekt, moet nog al iets zijn gepasseerd! Arme Borgesius, nu die curatoren der ver schillende Universiteiten weten, dat hij in geen acht jaar aan een reorganisatie van de Hooger Onderwijsinrichting denken kan ! Zijn zuinigheid loopt geen gevaar, daar is hij de man niet naar; het zal het land geen cent kosten; maar heeft hij bij deze open hartige verdediging zijn dagrust en zijn nacht rust beide niet voor vele jaren op spel gezet ? Dit is een slecht begin. Eind van lul debat. De Standaard deelt haren lezers mee, dat wij »nu zelf erkennen dat art. 17 van »0ns Program" en art. 5 van het progiam van actie niet strijden.'"' Dit is niet geheel juist, daar wij het betoog geleverd hebben, dat formeel het eene art het ander niet schendt, maar essentieel, en essentieel zegt hier oneindig veel meer dan formeel, zeer zeker. Zoo zegt de Standaard ook te weinig, als zij resumeert, dat wij alleen strijd hebben bevonden tusschen de toelichting van 1S7S en de houding der antirevolutionairen bij de stembus. Die strijd immers kwam o. i. ook uit in het verzwijgen van de afschaffing der plaatsvervanging in art. 5. Toch we zijn reeds tevreden nu er niet meer aan de voorstelling ontbreekt en, waar geheel ons betoog omveersproken blijft, kost het ons allerminst moeite onze tegenpartij de hand te reiken met de woorden: wij samen weten nu wel hoe het met de zaak staat, we zullen er maar een speldje bij steken! We doen dit gelooven we, up liet juiste moment, nu de Standaard, gelijk onder ons stervelingen gebruikelijk is, tot afscheid, ter eigener verontschuldiging, wijst op medezon daars, die nog erger zijn of waren dan zij zelve. In dit geval: de liberalen. Hoe hebben die niet met de plaatsvervanging gespeeld en, zoo vraagt zij, hebt gij al die j uren op de liberalen «getoornd, gelijk ge nu vuur.en vlam spuwt tegen ons?'' Het is voor het eerst in ons leven, voor zoo ver wij weten, dat iemand in twijfel trekt, of wij de liberalen wel op voldoende wijs aan hun beginselloosheid hebben her innerd. De liberalen leefden langen tijd zoo goed als uitsluitend van beginsel-verzaking, niet alleen ten opzichte van de afschaffing der plaatsvervanging, inaar bijna van alle beginselen te gelijk, en als men destrcgc zelfs een partij verlaat, heeft men toch zeker zijn afkeer van dergelijk bedrijf voldoend getoond. Intusschen wij geven gaarne een nadere verklaring -van ons optreden bij deze gele genheid tegen de houding der Standaardantirevolutionairen. l o. Niet omdat wij zelf de plaats ver van ging een zóó verschrikkelijk kwaad zouden vinden, als het in »Ons Program" wordt ge schetst, achtten wij ons geroepen de anti revolutionairen aan het in 1878 en 1879 geschrevene te herinneren, maar eenvou dig, omdat, nu de liberalen eenig teeken van beterschap gaven ten opzichte van beginsel liefde, juist de partij, die zich steeds op haar beginselliefde liet voorstaan, op eens begon te verkoelen in haar ijver voor een hervor ming, welke zij onder den drang van allerlei morecle drijfveeren, reeds twintig jaar geleden als van de meeste urgentie had verklaard. 2o. Omdat wij, die onze sympathie voor de anii-revolutionaire partij nooit hebben verborgen, waar zij zich deed kennen als een naar principieele gedragingen en naar democratische doeleinden strevende partij, met zeer velen in den lande, zich bitter teleurgesteld zagen, door het onprincipieele en anti-democratische harer houding m.a.w. omdat zij door haar stembus politiek het in haar gesteld vertrouwen heeft geschokt ook waar zij voor sociale eischen opkomt, met even vurige woorden, als zij in 1878 dat voor afschaffing der plaatsvervanging heeft gedaan. 3o. (en dit is, wij erkennen het, een over weging in hooge mate van subjectieven aard) wij hebben gemeend in het algemeen belang de aandacht te moeten vestigen op het ge vaarlijke dezer theologische pnlitieh, wijl zij meer dan eenige andere politiek de waarheidsliefd i en de eerlijkheid kwetst, en ook in niet theologische kringen het gezag der moraliteit ondermijnt, wanneer men hen, die steeds van »de beginselen van Ciods woord" spreken, zich niet ziet houden aan hun eigen woord. Dr. Kuyper heeft in den laatsten tijd heel wat geschreven om zijn onschuld te bewijzen, bij zijn handelingen in het kerkelijk conflict. Voor ons was dat minder noodig, want wij hielden hem niet voor schuldiger dan zijn tegenpartij. Op den weg van het wereldlijk recht liggen middelen als door hem gebezigd en het was alles behalve het lijk van Patrocles, waarom de heeren vochten ! Aan beide zijden hield men zich verre van het Bijbelsch voorschrift: Kn zoo iemand met u rechten wil en uwen rok nemen, laat hem ook den mantel; wie u dwingt n mijl te gaan, ga met hem twee mijlen. Kn als nu Dr. Kuyper nog altijd zulk een behoefte gevoelt zich en zijn medgezellen uit die dagen te verdedigen, dan zal dat wel voortspruiten uit het onaangename besef, dat hij destijds misschien nog iets verder dan zijn tegenpartij van het Evangelie is gebleven. Bedenkelijker echter dan dit kerkelijk con flict schijnt ons voor de reputatie der Anti revolutionairen en hun leider de program schending bij de verkiezingscampagne dezes jaars. Lang zal die daad nawerken. Daarom zouden wij meenen, behoort ze niet alleen ons, maar Dr. Kuyper in de eerste plaats artikel na artikel, kolom na kolom waard te zijn. Al is het niet gemakkelijk, hij moet er nog van zien te recht te brengen, wat te recht te brengen is. Wij beloven gaarne bij dien arbeid hem verder niet te zullen hinderen. Integendeel, hoe eer hij erin slage moge de Anti-revolutionaire partij van deze vlek te zuiveren, hoe meer het ons verheugen zal hem onze gelukwenschen te kunnen aanbieden. Groen's partij, die in het isolement haar kracht zocht, is een betere toekomst waard, dan eene, welke zich voor een beginselzwakke groep ontsluit. Taniniaiiy-llair ca zijn !);)ss," (Slot.) Alle publieke werken te Xew-York staan feitelijk onder controle van Tammany-IIall. Worden nieuwe straten aangelegd, pereeelen onteigend, tramlijnen ontworpen, aanbestedin gen gehouden, dan heeft, Tammany Hall daarbij een gewichtig, zooal niet een beslis send woord te spreken, (leen wonder dus, dat velen y.ich beijveren om die machtige vereeniging te vriend Ie houden, hetzij door tijdelijke bijdragen, waar het een bepaald omschreven, slechts een enkele maal voor kómenden dienst geldt, hetzij door geregelde bijdragen, als percentage der bezoldigingen van ambten en bedieningen. Onder deze tijde lijke bijdragen spelen de vcrkiezingskosten geen geringe rol; het beginsel van den zuiverings-eed is volgens Tammanv-Hall onzinnig en onpraktisch; i>a goud tbiinj ?nii/xf b< j/aiil f o r." Kr zit trouwens methode in dit systeem van hellingen, en met de grootte van het traktement en den duur der aanstelling wordt behoorlijk rekening gehouden. Vergunnings rechten ook voor speelhuizen en voor huizen van ontucht zijn eveneens aan een bepaald tarief onderworpen, en dit is des te hooger, omdat de bedoelde vergunningen te allen tijde kunnen worden ingetrokken. New-York is in het gelukkig bezit van eene politie-verordening die eenige dikke boekdeelen vult, en die de politie in staat stelt, naar willekeur een systeem van boeten en straffen toe te passen, welke altijd door het een of ander artikel uit deze monster verzameling van wettelijke voorschriften te rechtvaardigen zijn. Honderden van deze artikelen zijn feitelijk geheel in onbruik ge raakt, maar wie met Tammany-Hall niet en régie is, kan zeker zijn, ze met al de ge strengheid der wet op zich toegepast te zien. Van ons standpunt gezien, bestaat het systeem van Tammany-Hall uit eene hoogst afkeurenswaardige combinatie van omkoo perij en afpersing. Dat men er te New-York anders over denkt, ligt voor de hand. Het zou al te dwaas zijn, de honderdduizenden, die zich aan dit tyranniek régime meer of minder vrijwillig onderwerpen, voor onzede lijke en oneerlijke rnenschen uit te maken. Zij betalen hun schatting of hoofdelijken omslag aan Tammany-Hall gelijk wij onze leges-gelden, onze belastingen, onze assurantie-premiën, zeker niet voor hun genoe gen; integendeel, zij beschouwen die betaling als een onaangenamen plicht en zelfs als een noodzakelijk kwaad, maar in elk geval als iets waaraan men zich niet kan ont trekken. Tammany-Hall is democratisch, dat wil zeggen, het heeft zich aangesloten bij de partij der democraten. Zooals wij hier reeds dikwijls aantoonden, hebben de oude partijnamen van democraten en republi keinen tegenwoordig hunne beteekenis ge heel verloren en wordt het partijverschil geheel beheerscht door de personen-quaestie. Wat wij in Europa door democraat en repu blikein verstaan, is uit den aard der zaak ieder burger der Vereenigde Staten. Het zou echter moeielijk vallen, in de organisatie van Tammany-Hall iets inderdaad demo cratisch te vinden, tenzij men als zoodanig wil beschouwen de methode der verkiezingen, waardoor elke hoogere machtspheer zijn ont staan dankt aan een lagere, en het onbe twistbaar feit, dat men geen aristocraat van geboorte, aanleg, of opvoeding behoeft te wezen, om in Tammany Hall de souvereine positie van »to.sV te verkrijgen. De tegenwoordige boss. die den tot tuchthuisstraf veroordeelden Tweed heeft opge volgd, heet Kichard (.'rocker, is een Ier van geboorte en begon zijn politieke carrière als een echt New-Yorksche straatjongen. Als bokser en vuistvechter heeft hij in zijn jeugd onvergankelijke lauweren behaald. Hij heeft zijn reputatie bevestigd als houder van een kroeg, of laat ons beleefdheidshalve zeg gen een saloon, waar de roughs en de longlis, de mannen met harde schedels en grove knuisten, die in de Amerikaansche politiek eene wel wat al te groote rol speel den, elkander gaarne rendez-vous gaven. Hij is thans, op zijn acht-en-vijftigste jaar, nog een man van groote lichaamskracht, ofschoon al sints langen tijd zijn handen in onberispe lijke handschoenen steken en hij te naastenbij! de allures van een gentleman heeft. Ken beroep oefent hij niet uit, aan den sitlnon is hij al lang ontwassen maar hij leeft als een millionair en houdt een stal met kostbare renpaarden. Klaar blijkelijk heeft de politiek hem geen wind eieren gelegd. Ken onzer landgenooten, Dr. Wijnaendts Francken. die voor eenige jaren zijne reizen door de Vereenigde Staten in een onder houdend boek beschreef', bracht daarbij ook met, een enkel woord de Tammany-Hallschandalen ter sprake. »Het is onbegrijpelijk" schrijft hij »hoe het mogelijk is, dat de burgers bij zulke dingen kalm berusten en in het algemeen de zoogenaamde)>oHti<'i<nix, aan wie toch zooveel belangen worden toe vertrouwd, zoo weinig gezien zijn en zoo weinig achting verdienen. Keu koopman, die naar de reden daarvan gevraagd werd, ant woordde : »IIV Anierii-aiis eau stand a i/ood i/fi'/l, and do slund a i/uod deitl : bul irlien tlnngs i/t'/ 11 i/brai'able, ire. /it*t ns/< np and S/il/lljJ llll'lll OU/.'' Het scheen inderdaad, kort nadat deze woorden werden geschreven, als of aan het geduld der betere elementen van de Xew\ orksche bevolking een einde was gekomen, en het met de heerlijkheid van TammanyHall gedaan was. Maar het xlaniji out is met weinig grondigheid verricht, en do jonaste verkiezingen hebben bewezen, dat TammanvHall weer even machtig is als voorheen. Of llenry (ieorge, als hij gekozen was, de man zou zijn geweest om dezen Augias-stal te reinigen, mag worden betwijfeld. Zijn goede \vil, zijn eerlijkheid en zijn geestkracht schenen daarvoor voldoende waarborgen te geven ; maar nu reeds de inspanning van den korten verkiezingslrijd hem te machtig is gebleken, mag men aannemen dat de Hercules taak ver boven zijn krachten zou zijn gegaan. Brieven van een oud-officier aan zijn zoon. in. Mijn beste jongen ! Mijn laatste brief geleek zoo op //een theorie tot verhefft ig van het moreel van den soldaat" schrijf je, en zeker, je hebt gelijk; zulke theorieën bestonden nog wel niet in miju tijd, maar de be doeling van de tegenwoordige order daarop, begrijp ik volkomen. Juist! op zoo'n wijze, zou ik, als ik nu luite nant was, die order op volgen. Men behoeft vol strekt geen redenaar of, zooals ik zoo dikwijls minachtend hoor zeggen, geen dominé'' te wezen, om den soldaat eens op iets hoogers te wijzen dan het theoritboekje of de krijgsartikelen. Ik hoor er hier nog al eens over spotten (over die order nl.) door de jongeren zoowel als door de ouderen, maar... allemaal misplaa'ste fimkheid, denk ik dan altijd. Men hoort dun uitingen als: daarvoor ben ik geen otlicier geworden; dan moeten zij er maar een domme bij laten komen." of: dat, stomme domino's gewauwel, dat helpt allemaal toch niets", en dan: //neen, gezonde pit tige, kernachtige, echte soldatentaal, dat begrijpen de kerels veel beter, daar luisteren zij maar!" (dat //gezonde, pittige, echt-kernachtige" bestaat dan in den regel in het er tusschen door gooien van eenige kranige, flinke, leuke vloeken, iets wat ik ongezond" zou willen noemen!). Neen, misplaatste fl nkheid, roep ik dan uit, of liever, heelernaal geen flinkheid en in ji binnenste zal je het wel met mij eens zijn; fliukheid, ware flink heid is wat anders, hoor! Je bent het, volkomen eens met mijne opvatting over den eed, schrijf je verder, maar zoudt het toch niet aan ieder van je collega's willen laten lezen, uit vrees, dat, zij erom zouden lachen of op zijn minst, genomen: het, nu wel wat over dreven zouden vinden; nu ja, het, is in den grond wel waar, maar zóó precies neemt niemand het": zie, dat was nu juist niet flink van je! Kom tegenover iedereen voor die overtuiging uit; han del dan maar zoo overdreven"; dat zou wel flink zijn, de ware flinkheid! En als men zegt, dat het bekrompen is, mijn jongen bedenk, liever dan maar bekrompen, dan een te ruim geweten! Of ik wist, dat je compagnie's-commandant een oude bekende van mij is'r ja zeker, hij heeft mij : geschreven,, dat je bij zijn compagnie waart, ge plaatst en dat heeft mij het meeste genoegen ge daan van je plaatsing te X; het, schonk mij de zekerheid, dat je in goede, in do beste handen gevallen waart. O, ik /.ie hem nog aankomen als jong oflbier bij mijne compagnie te B.; hij was toen al de zelfde eerlijke, nauwgezette, plichtvolle min, die hij nu nog is en -altijd zal blijven. Hij vindt mijn opvatting over den eed niet eeniïszins overdreven; hij weet wel, wat ware fl.nkheid is en heeft, dat ook getoond, gedurende heel zijne militaire loopbaan. Denk niet, dat hij minder streng zal zijn, waar j-; te berispen bent, neen, maar evenmin zal hij j: ooit, in den steek laten, als je soms ergens onrechtvaardig behandeld wordt, of als je zijn hulp of raad of steun ergens andeis in noodig mocht hebben! Trek nu niet dadelijk los over menschen, die niet voor je zouden opkomen, die je in den steek j zouden laten, hen sterk en hard veroordeelende, want, o, mijn jonden, je kent de oorzaken nog nog zoo weinig. Ik zal er niet verder over uit weiden, alleen, bedenk altijd, dat jij nog niets weet van den druk uitgeoefend door een talrijk gezin bij lage inkomsten; bedenk, dat niet ieder een een Douwes Dekker is en dat jij dat misschien ook niet, zoudt zijn. Ja, dat je het erg druk zoudt hebben de eerste weken, heb ik je wel voorspeld ; ga er echter niet over jammeren ; wat doet 't, er toe, of je je nu eens flink moe gevoelt ? je bent, immers jong en krachtig ; heusch, die drukte loopt wel los rnetter l tijd ; er zullen nog dagen genoeg komen, dat je ook eens een morgen of middag vrij hebt, zooals de andere luitenants en vergelijk dat dan eens met andere betrekkingen, waar men altijd den gfheelen dag door in het gareel loopt ! £11 nu ten slotte no.; dit. Er zijn in het militaire van die dingen, die nu wel niet precies voorgeschreven staan, maar die men toch van je eischt, vooral van een jong oliicier; laat het nu nooit zoover komen, dat men je zooiets moet zeggen of bevelen ; dat, is altijd on aangenaam. Ik zal ze niet opnoemen, dat, zou te veel zijn; trouwens een militair met hart en ziel voelt en begrijpt, die dingen waardoor men liet zijne meerderen aangenaam en gemakkelijk maakt; om maar iets te noemen : op tijd komen en op tijd komen is twee! begrijp j,; mij: '/.(i nooit te ziften of uit, te rekenen, wat men nu wel precies volgens de letter van de wet van je eischeu mag; volg eenvoudige wensehen en raadgevingen ; let, op z.g. stokpaardjes (zooals een ieder die heeft) van je meerderen, vooral natuurlijk van j; onmiddel lijke chefs; vindt ze niet dadelijk belachelijk of bekrompen; je kunt er nog niet over oordeelen evenmin ais een recruut, en bedenk, dat jij even goed j: stokpaardje zult krijgen of reeds hebt; vraag dat maar eens aan je onderodbieren ! Mijn jongen, 'r, is al laat en je kent /;'/'// stok paardje, ui. om op tijd mar hert te gaan-, je lieve Moeder laat je hartelijk groeten evenals je je zoo liefhebbende Vader, DON.vu. Sec ia L aa nqiL qc,i i fiebtn. j i' < irnndii.'elxnhe.nnis. (ioed, beier, best. J>e middenstand. llandelsondenrijs ut, Jiij/an. Afcoin/lt'iitfi/. l)i' icorsteli/ii/ der J'jttjelxclte inetaatbcii'erkerx. ISoriale arbeid aati bel 's Grarenhekje. Onze grondwet verdient hooge waardeering. Dit zal vooral erkend worden door hen, voor wie het geschiedenisboek open ligt. In de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl