Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1069
(ülk.)
Hoe zich de officieuse pers het hooghouden door de regeering
van de grondwet en de volksrechten voorstelt.
Dubbelzinnig.
(Punch.)
Eerste actrice: »Ik voel mij zoo onwel; ik zal den dokter een
attest vragen, dat ik in 't geheel niet spelen kan."
Ticeede actriee : »Heb je daarvoor een attest van den dokter
noodig, lieve ?"
Lieye
(Scraps.)
Meneer Buurman, mogen we in uw tuin ons vuurwerk
afsteken, tante ligt bij ons op sterven...
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 51 (f8 Dec.): Oda, door S. Hermina Croiset.
V. De veepest in de residentie Batavia, door J. B. L , met
afbeeldirgen naar photographieën. Een Indisch portret in het
Rijksmuseum, door S. Kalff. II. Een illusie, door A. Peaux. I.
Een aalmoes (bij de plaat).?Charitas, naar de schildery van
M. de Haan, in het bezit van den heer C. D. Reien Jr. Winter,
door Edw. B. Koster. Honden op oude afbeeldingen, door G.
de Voogt, met afbeeldingen. Feuilleton. Advertentiën.
Tijdschrift van het Nederlandsen Genootschap voor Munt- en
Penningkiiude. Le jeton dans les comptes des msjtres des
Monnaies du duchéde Brabant aux XVlIe et XVIIIe siècles, par
M. A. de Witte. Bijdragen tot de Penningkunde van
NoordBrahant, door Jhr. M. A. Snoeck. Les monnaies frappées
a Bois-le-Duc, par les arcbiducs Albert et Isabella, par M. Ie
Vte B. de Jonghe. Beschrijving der Medailles sedert 23 No
vember fS9U tot l Januari 18!)7 geslagen aan de Kon. Fabriek
van Zilverwerken, firma C. J. Begeer te Utrecht, door W. K. F.
Zwierzina. De Alkmaarsche Loterijpenning (1703) door C. W.
Bruinvis. Gemengde berichten. Gildebrief van Tiel 1475.
Aanvulling Dirks Ned. Penningen.
Tijdschrift >:oor toegepaste selieilcutule en hygiëne: Iets over des
infectie van boeken en geschriften, door Dr. II. G. Ringeling.
Kunstmatige moedermelk. Experts als getuigen, door W. P.
Mason. Eene bladzijde uit de warenkennis onzer gewichtigste
voedingsmiddelen, door Dr. G. H. Leignes Bakhoven. (Slot).
Weekblad Insulinde : Luctor; Welke voordeelen levert de ex
ploitatie van petroleumbronnen op Java aan den Staat en aan
de inlandsche bevolking 'l Een spoedige beslissing in zake
een Nederlandsche Chartered Company. Ophouden van
gouvernementskoffle ter veiling te Batavia. Meisjes bij den post- en
telegraafdienst. Zoutverkoop. De veroordeeling der Indische
officieren. De nieuwe pakathoot van de Messageries maritimep.
De aardbeving te Sandakan. Voorgenomen omverwerping
van China. Aanmoediging tot het planten van getah-boomen
in de Straits Settlements. De beer Faure naar Siam. Een
nieuw museum te Saigon. De tentoonstelling in 1900.
Uitbreiding van het spoorwegnet in Cochin-China. Tusschen
Braziliëen Fransch-Guiana. De rede van Mr. N. P. van den
Berg op het Indisch Genootschap. l!eri-beri en papier.
ALLERLEI.
Een ontmoeting met Rubinstein.
»0p een avond", zoo schrijft Franz Tiilberg in het lieiliiicr
Tagclilatt, »bracht ik Moritz Kaszmayer, den door het
Udelquartet bekend geworden componist, naar het station. Hij ging
naar zijn familie, die buiten woonde. Toen wij de wachtkamer
binnentraden, hoorden wij een stem achter ons, die klonk als die
van een kirchenden Sonnenthal. Kaszmayer, Kaszmayer!"
«Rubinstein ! ' riep Kaszmajvr dadelijk entoen wij ons omkeerden,
stonden wij voor den meester. «Goed, dat je er bent, Kaszmayer, '
riep hij knorrig, »ik verveel mij verschrikkelijk. Kn hij vertelde
dat hij naar Praag moes-t, maar zich in het hotel voortdurend
had vergist en in plaats van Praag Uudapest gezegd had, zoodat
hij natuurlijk naar den Budapester trein gebracht was. Toen hij
zijn kaartje wilde geven, hoorde bij dat zijn trein pas drie uur
later vertrok. Nu zat hij daar in het s-tation en wist niet hoe bij
dien tijd zou doorkomen. »Maar nu jullie er zijn kunnen wij
tarok gaan spelen." Hij had dit speciaal Oostenrijksche spel in
Weenen geleerd en er een waren hartstocht voor opgevat. »Maar
mijn trein gaat dadelijk", antwoordde Kaszmayer. >Dat doet
er niet toe, je kunt rnet den volgenden gaan." Wij gingen dus
naar het dichtstbijzijnde caféen begonnen tarok te spelen. Na
ongeveer een uur stond Kiiszrnayer op en zeide: »Nu kan ik niet
meer blijver, mijn laatste trein gaat weg. »Neen, je moet
blijven," verzocht Rubinstein, »je moogtniet weg."
»Maar ik kan anders niet meer naar huis.'
»Dat hindert i iet, dan ga je morgen maar, je bent nog jong
en kunt best morgen gaan!" Wat Kaszmayer ook hiertegen in
bracht, hij zeide telkens: »,Ie beiit nog jong en kunt wel morgen
gaan." En als een Rubinstein iets vraagt, kan men niet weigeren,
dus Kaszmayer bleef. Niet lang daarna kwam voor Rubinstein de
tijd van vertrek. Maar vriend Antun was niet te bewegen om op
te staan. ->Nog n oertjp," vroeg hij, net zoo lang tot de trein
zonder hem vertrok. vNilxclietrt/,"1 zeide hij onverschillig, »ze
kunnen in Praag wel wachten, ze zullen er niet aan sterven."
Wij speelden door tot het caféwerd gesloten. Rubinsteins harts
tocht was nu eenmaal ontwaakt, en er was geen houden meer aan.
Wij moesten met hem naar zijn hotel teruggaan, waar hij een
uitstekend souper en een half dozijn rlesschen champagne liet
komen, en wij gingen met het tarok voort, liet was aardig, op
Rubinsteins wijze van spelen te letten. Hij dacht over elke kaart
na, alsof hij een nieuwe opera moest componeeren. Wanneer zijn
kaart toch niet goed was geweest, sloeg hij met de vuist op de
tafel, dat de vensters rinkelden, en waarbij hij voortdurend
mompelde : »Ik ben dom, verschrikkelijk dom, ik zal het nooit
leeren," en allerlei Russische vloeken daar tusschen mengde.
's Morgens om (i uur ging de volgende trein naar Praag. Wij
drongen nu ernstig op Rubinstein's vertrek aan, waarop hij na
eenigen tegenstand toegaf.
Zijn zorgeloosheid bad zich gewroken, bij verloor !'((> gulden.
»Het souper meegerekend," zeide bij met een zoetzuur gezicht,
»is het minstens de halve opbrengst van een concert in de pro
vincie." Wij brachten hem naar het station. Toen de trein zich
in beweging zette, stak hij zijn hoofd uit het venster en riep
ons vroolijk toe: »Als jullie eens klein geld noodig hebt,
kinderen, schrijft dan maar aan mij."
De Staatswagen van Abomey.
De heer Milmaude vertelt een vermakelijke geschiedenis uit
Dahomey in een pas verschenen boek: L'lii-ritut/e tic Iiijitni.:in.
Tegenwoordig is Ago-li-Agbo koning van Abomey. Hij is een
broeder van den vroegeren vorst, dien hij aan de Franschen
heeft verraden. Tot belooning van dit schitterende blijk van
broederliefde kreeg hij bet Koninkrijk Abornev. een van de
provinciën van zijn uioeder. Maar Ago-ii-Agbo verveelt zich.
zijn macht schijnt hem te beperkt, bij kan zich niet overgeven
aan de bloedige genoegens, waarmede zijn voorouders den tijd
kortten. Hij heeft een hoogen dunk van zijne koninklijke
waardigheid, en daar zijn onderdanen tegenwoordig ook het recht
hebben zich in een palankijn te laten ronddragen, wat vroeger
slechts aan den vorst was vergund, heeft hij een middel van
vervoer voor zichzelf uitgevonden, dat niemand hem kan nadoen.
Het is een voertuig met vier wielen, dat den vorm heeft van een
Romeinschen wagen, dus zonder bank of zitplaats; het is van
voren rond, en zoo ingericht, dat er slechts plaats is voor een
persoon, staande in de klassieke houding van een Romeinsch
keizer, die in zijn toga en met de lauwerkrans op het hoofd
naar het Kapitool rijdt. Ago-li Agbo draagt bij deze ritten een
grooten helm met een phantastischen vederbos op zyn wollig
haar, leunt op een stok en rookt een reusachtige sigaar. Hij
heeft noch teugels, noch zweep, en leidt zijn span slechts met
woorden. Men behoeft er nauwelijks bij te voegen, dat dit span
evenmin bestaat uit paarden, als uit ossen of struisvogels. Het
bestaat uit menschen, en uit wat voor menschen! Niet uit slaven
of boeren, maar uit Ministers. Dit ministerspan is een levend
symbool; dank zij Ago-li-Agbo is de »wagen van Staat' en
geen metaphoor meer.
Om 's konings baard.
Evenals de oude munten kunnen ook de moderne postzegels
geschiedkundige oorkonden zijn. Dit wordt bewezen door de vol
gende anecdote in Madrid Fdateltco.
Toen de opera »0skar l" voor de eerste maal te Stokholm
werd opgevoerd, liet de theaterdirecteur Leinah den beroem
den tooneelspeeler Ferrosi, die den koning voorstelde, met een
grooten baard optreden. Gedurende de pauze zocht Ferrosi
Leinah op en zeide :
»Ik wilde u even meedeelen, dat Oskar I, nooit zulk een
baard heeft gehad."
»Zoo, wat had hfj dan?"
»Een knevel en impériale zooals Napoleon III."
»Hoe weet u dat?"
«Uit mijn postzegelalbum.''
Hierover ontstond een debat, dat voortduurde totdat de ver.
zameling gehaald was. Op de postzegels had de koning wer
kelijk een impériale. Tegen het bewijs was niets te zeggen.
Reeds b\j de volgende voorstelling was tot verwondering van
het publiek, maar ter eere van de historische juistheid, de volle
baard van den koning veranderd in een snor en impériale & la
Napoleon III. De strijd om 's konings baard was dus beslecht
door een postzegel, de postzegelliefhebbers, met wier
verzamelwoede zoo dikwijls wordt gespot, hebber alle reden, om
hierop trotsch te zijn.
SNUIFJES.
Wat een gekke vergissing ! Daar noemt niet alleen de
'Ideijmnf prof. Woltjer Dr. Kuyper's oorlam, maar ook de
verslaggever van de Standnard had evenzoo geschreven en
toch was heel duidelijk gezegd: dat Woltjer als het ooilam
van Nathaiv' gold in het koningrijk der vrije universiteit.
Dit doet, volgens de tamluard, zien, hoe de perstribune in
de kamer alles behalve is ingericht in overeenstemming met
onze democratische ontwikkeling; daar is een misstand, die
te lang reeds heeft geduurd, 't Komt mij ook zoo voor, en ik
ondersteun dus elke poging om daarin verbetering aan te
brengen.
Intusschen zou ik wel eens willen weten, waarvoor de tien,
twaalf intelligente koppen, die als over een heining in de
kamer gluren, ' dien Valium hebben gehouden aan wien het
oorlam werd toegeschreven. Misschien voor de een of
andere kiel van H. M.'s vloot. Is deze onderstelling juist,
dan vraag ik; verder: wat moet er in die tien, twaalf koppen
zijn omgegaan, die zelf ais over een verschansing in de par
lementaire zee starende den commandant Kuyper Woltjer
hoorden noemen in verband met een ooi lam op de ^\'atha)/ .'
Nog eens, aan zulk een verwarring moet een eind komen.
Maar wanneer zal dat zijn ? .Bij ons te lande gaat alles zoo
langzaam, hoe veel ongelukken kunnen er niet gebeuren van
nog ernstiger aard, dan dat waarvan nu Kuyper, Woltjer
en Nathan het slachtoffer zijn.geweest, om van de verslag
gevers maar niet eens te spreken ? /ou het daarom geen over
weging verdienen yoorloopig, tot de misstand zal zijn opge
heven, zich zoo weinig mogelijk te bedienen van
oud-testamentische beeldspraak? Want ik wil van die tien twaalf
intelligente koppen, en allerminst van die ne kop, die voor
de Standaan( werkt, eenig kwaad zeggen, maar dat zij erg
goed thuis zijn in de boeken van iSaiuuel en die der Konin
gen en Chronieken, ik geloof' het niet. Mij zou het niet
zoo bijzonder verwonderen, of juist die bijvoeging van den
naam Nathan heeft hen in de war gebracht, daar de hun
bekende, d. i. de huidige Nathan, veel eer in gezelschap
van een oorlam dan van een ooilam wordt gevonden.
Pas heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken
ernstigen tegenspoed ondervonden, of daar ziet de Minister van
Marine ziin Kortenaer in het water vallen1'! Dat vond
ik hard. Vooral omdat het een Ministervan Marine, trof. Het
zeeoorlog departement is m. i., ook al haal je als minister
je begrootingen er door, htt ongelukkigste departement
van de acht. Ik ben er tot dusver niet voor aangezocht.
maar al kwam I'ierson mij bidden en smeeken, ik sloeg het
aanbod; van de hand. Al de andere excellenties hebben een
departement, waarvan het gebied behoorlijk ompaald Js;
alleen Marine kent geen grenzen. Daar licht de onmetelijke
zee voor je, je zou een vloot van honderden schepen kunnen
gebruiken, wat meer zegt, broodnoodig hebben om tegen
over den oceaan een niet al te, mal tiguur te slaan, en ze
gunnen je er maar een stuk of wat, en die niet eens van
harte. Lieve hemel wat was dat van de week weer een
getob ofschoon Janssen zijn plannetje zoo netjes
had ontworpen. Moet ik het met een schijntje van een
vloot doen, zoo had hij bij zichzelf gezegd, welnu dan
maak ik van den nood een deugd en neem schepen <} doubl
UKIKJC. Wat kon daar nu legen zijn 'l Ken mes, dat van
twee kanten snijdt, heeft altoos veel voor gehad, vooral _ als
er iets viel uit te vechten. Ik zou zeggen een schip a triple
usage zou nog doel treffender zijn dan een a doubléusage. Een
waarmee je niet alleen naar lnd-ëen hier in de zeegaten.