De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 19 december pagina 8

19 december 1897 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1069 (ülk.) Hoe zich de officieuse pers het hooghouden door de regeering van de grondwet en de volksrechten voorstelt. Dubbelzinnig. (Punch.) Eerste actrice: »Ik voel mij zoo onwel; ik zal den dokter een attest vragen, dat ik in 't geheel niet spelen kan." Ticeede actriee : »Heb je daarvoor een attest van den dokter noodig, lieve ?" Lieye (Scraps.) Meneer Buurman, mogen we in uw tuin ons vuurwerk afsteken, tante ligt bij ons op sterven... Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 51 (f8 Dec.): Oda, door S. Hermina Croiset. V. De veepest in de residentie Batavia, door J. B. L , met afbeeldirgen naar photographieën. Een Indisch portret in het Rijksmuseum, door S. Kalff. II. Een illusie, door A. Peaux. I. Een aalmoes (bij de plaat).?Charitas, naar de schildery van M. de Haan, in het bezit van den heer C. D. Reien Jr. Winter, door Edw. B. Koster. Honden op oude afbeeldingen, door G. de Voogt, met afbeeldingen. Feuilleton. Advertentiën. Tijdschrift van het Nederlandsen Genootschap voor Munt- en Penningkiiude. Le jeton dans les comptes des msjtres des Monnaies du duchéde Brabant aux XVlIe et XVIIIe siècles, par M. A. de Witte. Bijdragen tot de Penningkunde van NoordBrahant, door Jhr. M. A. Snoeck. Les monnaies frappées a Bois-le-Duc, par les arcbiducs Albert et Isabella, par M. Ie Vte B. de Jonghe. Beschrijving der Medailles sedert 23 No vember fS9U tot l Januari 18!)7 geslagen aan de Kon. Fabriek van Zilverwerken, firma C. J. Begeer te Utrecht, door W. K. F. Zwierzina. De Alkmaarsche Loterijpenning (1703) door C. W. Bruinvis. Gemengde berichten. Gildebrief van Tiel 1475. Aanvulling Dirks Ned. Penningen. Tijdschrift >:oor toegepaste selieilcutule en hygiëne: Iets over des infectie van boeken en geschriften, door Dr. II. G. Ringeling. Kunstmatige moedermelk. Experts als getuigen, door W. P. Mason. Eene bladzijde uit de warenkennis onzer gewichtigste voedingsmiddelen, door Dr. G. H. Leignes Bakhoven. (Slot). Weekblad Insulinde : Luctor; Welke voordeelen levert de ex ploitatie van petroleumbronnen op Java aan den Staat en aan de inlandsche bevolking 'l Een spoedige beslissing in zake een Nederlandsche Chartered Company. Ophouden van gouvernementskoffle ter veiling te Batavia. Meisjes bij den post- en telegraafdienst. Zoutverkoop. De veroordeeling der Indische officieren. De nieuwe pakathoot van de Messageries maritimep. De aardbeving te Sandakan. Voorgenomen omverwerping van China. Aanmoediging tot het planten van getah-boomen in de Straits Settlements. De beer Faure naar Siam. Een nieuw museum te Saigon. De tentoonstelling in 1900. Uitbreiding van het spoorwegnet in Cochin-China. Tusschen Braziliëen Fransch-Guiana. De rede van Mr. N. P. van den Berg op het Indisch Genootschap. l!eri-beri en papier. ALLERLEI. Een ontmoeting met Rubinstein. »0p een avond", zoo schrijft Franz Tiilberg in het lieiliiicr Tagclilatt, »bracht ik Moritz Kaszmayer, den door het Udelquartet bekend geworden componist, naar het station. Hij ging naar zijn familie, die buiten woonde. Toen wij de wachtkamer binnentraden, hoorden wij een stem achter ons, die klonk als die van een kirchenden Sonnenthal. Kaszmayer, Kaszmayer!" «Rubinstein ! ' riep Kaszmajvr dadelijk entoen wij ons omkeerden, stonden wij voor den meester. «Goed, dat je er bent, Kaszmayer, ' riep hij knorrig, »ik verveel mij verschrikkelijk. Kn hij vertelde dat hij naar Praag moes-t, maar zich in het hotel voortdurend had vergist en in plaats van Praag Uudapest gezegd had, zoodat hij natuurlijk naar den Budapester trein gebracht was. Toen hij zijn kaartje wilde geven, hoorde bij dat zijn trein pas drie uur later vertrok. Nu zat hij daar in het s-tation en wist niet hoe bij dien tijd zou doorkomen. »Maar nu jullie er zijn kunnen wij tarok gaan spelen." Hij had dit speciaal Oostenrijksche spel in Weenen geleerd en er een waren hartstocht voor opgevat. »Maar mijn trein gaat dadelijk", antwoordde Kaszmayer. >Dat doet er niet toe, je kunt rnet den volgenden gaan." Wij gingen dus naar het dichtstbijzijnde caféen begonnen tarok te spelen. Na ongeveer een uur stond Kiiszrnayer op en zeide: »Nu kan ik niet meer blijver, mijn laatste trein gaat weg. »Neen, je moet blijven," verzocht Rubinstein, »je moogtniet weg." »Maar ik kan anders niet meer naar huis.' »Dat hindert i iet, dan ga je morgen maar, je bent nog jong en kunt best morgen gaan!" Wat Kaszmayer ook hiertegen in bracht, hij zeide telkens: »,Ie beiit nog jong en kunt wel morgen gaan." En als een Rubinstein iets vraagt, kan men niet weigeren, dus Kaszmayer bleef. Niet lang daarna kwam voor Rubinstein de tijd van vertrek. Maar vriend Antun was niet te bewegen om op te staan. ->Nog n oertjp," vroeg hij, net zoo lang tot de trein zonder hem vertrok. vNilxclietrt/,"1 zeide hij onverschillig, »ze kunnen in Praag wel wachten, ze zullen er niet aan sterven." Wij speelden door tot het caféwerd gesloten. Rubinsteins harts tocht was nu eenmaal ontwaakt, en er was geen houden meer aan. Wij moesten met hem naar zijn hotel teruggaan, waar hij een uitstekend souper en een half dozijn rlesschen champagne liet komen, en wij gingen met het tarok voort, liet was aardig, op Rubinsteins wijze van spelen te letten. Hij dacht over elke kaart na, alsof hij een nieuwe opera moest componeeren. Wanneer zijn kaart toch niet goed was geweest, sloeg hij met de vuist op de tafel, dat de vensters rinkelden, en waarbij hij voortdurend mompelde : »Ik ben dom, verschrikkelijk dom, ik zal het nooit leeren," en allerlei Russische vloeken daar tusschen mengde. 's Morgens om (i uur ging de volgende trein naar Praag. Wij drongen nu ernstig op Rubinstein's vertrek aan, waarop hij na eenigen tegenstand toegaf. Zijn zorgeloosheid bad zich gewroken, bij verloor !'((> gulden. »Het souper meegerekend," zeide bij met een zoetzuur gezicht, »is het minstens de halve opbrengst van een concert in de pro vincie." Wij brachten hem naar het station. Toen de trein zich in beweging zette, stak hij zijn hoofd uit het venster en riep ons vroolijk toe: »Als jullie eens klein geld noodig hebt, kinderen, schrijft dan maar aan mij." De Staatswagen van Abomey. De heer Milmaude vertelt een vermakelijke geschiedenis uit Dahomey in een pas verschenen boek: L'lii-ritut/e tic Iiijitni.:in. Tegenwoordig is Ago-li-Agbo koning van Abomey. Hij is een broeder van den vroegeren vorst, dien hij aan de Franschen heeft verraden. Tot belooning van dit schitterende blijk van broederliefde kreeg hij bet Koninkrijk Abornev. een van de provinciën van zijn uioeder. Maar Ago-ii-Agbo verveelt zich. zijn macht schijnt hem te beperkt, bij kan zich niet overgeven aan de bloedige genoegens, waarmede zijn voorouders den tijd kortten. Hij heeft een hoogen dunk van zijne koninklijke waardigheid, en daar zijn onderdanen tegenwoordig ook het recht hebben zich in een palankijn te laten ronddragen, wat vroeger slechts aan den vorst was vergund, heeft hij een middel van vervoer voor zichzelf uitgevonden, dat niemand hem kan nadoen. Het is een voertuig met vier wielen, dat den vorm heeft van een Romeinschen wagen, dus zonder bank of zitplaats; het is van voren rond, en zoo ingericht, dat er slechts plaats is voor een persoon, staande in de klassieke houding van een Romeinsch keizer, die in zijn toga en met de lauwerkrans op het hoofd naar het Kapitool rijdt. Ago-li Agbo draagt bij deze ritten een grooten helm met een phantastischen vederbos op zyn wollig haar, leunt op een stok en rookt een reusachtige sigaar. Hij heeft noch teugels, noch zweep, en leidt zijn span slechts met woorden. Men behoeft er nauwelijks bij te voegen, dat dit span evenmin bestaat uit paarden, als uit ossen of struisvogels. Het bestaat uit menschen, en uit wat voor menschen! Niet uit slaven of boeren, maar uit Ministers. Dit ministerspan is een levend symbool; dank zij Ago-li-Agbo is de »wagen van Staat' en geen metaphoor meer. Om 's konings baard. Evenals de oude munten kunnen ook de moderne postzegels geschiedkundige oorkonden zijn. Dit wordt bewezen door de vol gende anecdote in Madrid Fdateltco. Toen de opera »0skar l" voor de eerste maal te Stokholm werd opgevoerd, liet de theaterdirecteur Leinah den beroem den tooneelspeeler Ferrosi, die den koning voorstelde, met een grooten baard optreden. Gedurende de pauze zocht Ferrosi Leinah op en zeide : »Ik wilde u even meedeelen, dat Oskar I, nooit zulk een baard heeft gehad." »Zoo, wat had hfj dan?" »Een knevel en impériale zooals Napoleon III." »Hoe weet u dat?" «Uit mijn postzegelalbum.'' Hierover ontstond een debat, dat voortduurde totdat de ver. zameling gehaald was. Op de postzegels had de koning wer kelijk een impériale. Tegen het bewijs was niets te zeggen. Reeds b\j de volgende voorstelling was tot verwondering van het publiek, maar ter eere van de historische juistheid, de volle baard van den koning veranderd in een snor en impériale & la Napoleon III. De strijd om 's konings baard was dus beslecht door een postzegel, de postzegelliefhebbers, met wier verzamelwoede zoo dikwijls wordt gespot, hebber alle reden, om hierop trotsch te zijn. SNUIFJES. Wat een gekke vergissing ! Daar noemt niet alleen de 'Ideijmnf prof. Woltjer Dr. Kuyper's oorlam, maar ook de verslaggever van de Standnard had evenzoo geschreven en toch was heel duidelijk gezegd: dat Woltjer als het ooilam van Nathaiv' gold in het koningrijk der vrije universiteit. Dit doet, volgens de tamluard, zien, hoe de perstribune in de kamer alles behalve is ingericht in overeenstemming met onze democratische ontwikkeling; daar is een misstand, die te lang reeds heeft geduurd, 't Komt mij ook zoo voor, en ik ondersteun dus elke poging om daarin verbetering aan te brengen. Intusschen zou ik wel eens willen weten, waarvoor de tien, twaalf intelligente koppen, die als over een heining in de kamer gluren, ' dien Valium hebben gehouden aan wien het oorlam werd toegeschreven. Misschien voor de een of andere kiel van H. M.'s vloot. Is deze onderstelling juist, dan vraag ik; verder: wat moet er in die tien, twaalf koppen zijn omgegaan, die zelf ais over een verschansing in de par lementaire zee starende den commandant Kuyper Woltjer hoorden noemen in verband met een ooi lam op de ^\'atha)/ .' Nog eens, aan zulk een verwarring moet een eind komen. Maar wanneer zal dat zijn ? .Bij ons te lande gaat alles zoo langzaam, hoe veel ongelukken kunnen er niet gebeuren van nog ernstiger aard, dan dat waarvan nu Kuyper, Woltjer en Nathan het slachtoffer zijn.geweest, om van de verslag gevers maar niet eens te spreken ? /ou het daarom geen over weging verdienen yoorloopig, tot de misstand zal zijn opge heven, zich zoo weinig mogelijk te bedienen van oud-testamentische beeldspraak? Want ik wil van die tien twaalf intelligente koppen, en allerminst van die ne kop, die voor de Standaan( werkt, eenig kwaad zeggen, maar dat zij erg goed thuis zijn in de boeken van iSaiuuel en die der Konin gen en Chronieken, ik geloof' het niet. Mij zou het niet zoo bijzonder verwonderen, of juist die bijvoeging van den naam Nathan heeft hen in de war gebracht, daar de hun bekende, d. i. de huidige Nathan, veel eer in gezelschap van een oorlam dan van een ooilam wordt gevonden. Pas heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken ernstigen tegenspoed ondervonden, of daar ziet de Minister van Marine ziin Kortenaer in het water vallen1'! Dat vond ik hard. Vooral omdat het een Ministervan Marine, trof. Het zeeoorlog departement is m. i., ook al haal je als minister je begrootingen er door, htt ongelukkigste departement van de acht. Ik ben er tot dusver niet voor aangezocht. maar al kwam I'ierson mij bidden en smeeken, ik sloeg het aanbod; van de hand. Al de andere excellenties hebben een departement, waarvan het gebied behoorlijk ompaald Js; alleen Marine kent geen grenzen. Daar licht de onmetelijke zee voor je, je zou een vloot van honderden schepen kunnen gebruiken, wat meer zegt, broodnoodig hebben om tegen over den oceaan een niet al te, mal tiguur te slaan, en ze gunnen je er maar een stuk of wat, en die niet eens van harte. Lieve hemel wat was dat van de week weer een getob ofschoon Janssen zijn plannetje zoo netjes had ontworpen. Moet ik het met een schijntje van een vloot doen, zoo had hij bij zichzelf gezegd, welnu dan maak ik van den nood een deugd en neem schepen <} doubl UKIKJC. Wat kon daar nu legen zijn 'l Ken mes, dat van twee kanten snijdt, heeft altoos veel voor gehad, vooral _ als er iets viel uit te vechten. Ik zou zeggen een schip a triple usage zou nog doel treffender zijn dan een a doubléusage. Een waarmee je niet alleen naar lnd-ëen hier in de zeegaten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl