Historisch Archief 1877-1940
Ne. 1069
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een Spaansche Boulanger.
PAULUS (tot generaal Weijler): »Mon brav' général, met mijn onsterfelijke zangen en dit zwarte ros, zult Gij in Spanje almachtig zijn.':
itimtiitMUnniiiiiimmitltmmiiitnumtttiiMmtiiiMuiuinilliiiniitli
maar bovendien
zou nog meer
op de walvischvangst zou kunnen varen,
helpen dan een vierde editie van de
Kortenaer. Wie niet sterk is moet slim wezen, maar dat
mocht nu weer niet en Janssen is als minister met zijn
"vechtschip gekelderd.
!Nu, een man over boord op de parlementaire zee, dat zegt
niet veel. Er zijn er al zoo'n massa naar de haaien gegaan,
die ene zal het hem ook niet doen, en zoo gulzig kunnen
de Haagsche haaien zich niet aanstellen of' er blijft altijd
nog wel een dozijntje zee-oorlog-specialiteiten over, die ons
in vredestijd den vijand van het lijf zullen houden, en
vooreerst loopt de vrede nog geen gevaar.
Maar als er oorlog komt, dan hebben we niet alleen een
minister, maar pok een vloot noodig. Jansen had het in zijn
nota pas nog uiteengezet. Geen groote vloot, neen, een schip
of zes.... met een torpedovloot. Kunnen we daarover be
schikken, dan wordt het openhouden onzer zeegaten, althans,
van minstens n onzer zeegaten voor de communicatie met
het buitenland «mogelijk geacht", doch »alleen gedurende
de eerste dagen van een oorlog met een zeemogendheid".
Dat is niet veel, zal men zeggen, maar de minister wilde
zijn volk niet misleiden en bepaalde zich dus in zijn ver
zekeringen tot wat werkelijk «mogelijk werd geacht", zonder
daarom reeds het onmogelijke geheel buiten te sluiten. »Een
aanval op de transportvloot van den vijand »zal zeker
gewaagd kunnen worden genoemd, doch waar zooveel op
het spel staat als bij een landing op de kust, moet het
uiterste beproefd worden omdat een klein succes groote
voordeelen opleveren en allergunstigst werken kan op het
moreel zoowel van de marine als van de geheele bevolking."
En ziedaar wat ik nu inderdaad betreur. Als wij oorlog
met Engeland, Frankrijk of Duitschland krijgen, zullen we,
nu Janssen zelfs zijn vierde Kortenaer niet krijgt, de
transportvloot van den vijand onmogelijk kunnen aanvallen,
en juist deze aanval was het, waarin ik, in mijn krijgszuchtige
fantasieën, mij altijd het meest verlustigd heb. Aha! dacht
ik dan, als wij met een Kortenaer of wat op zoo'n trans
portvloot losstoomen, natuurlijk gesteund door een krachtige
torpedovloot, en we laten een vijftig of zestig van die
vijandelijke bodems in de lucht vliegen, wat zal het een
genot zijn de uitwerking daarvan te zien op het moreel van
de marine niet alleen, maar op dat van de geheele bevolking!....
Dat buitenkansje acht ik nu voor goed verkeken, 't Zal
er zelfs nog om houdes, dat we ook maar n dag n
onzer zeegaten voor de communicatie met het buitenland
openzien. Op zoo'n manier zal er spoedig geen enkele
reden meer voor ons bestaan om naar een zeeoorlog te
verlangen en wordt het heele departement van Marine
nog eens met algemeene stemmen afgeschaft. Daarom: niet
Janssen alleen is getuimeld, met hem viel er meer!
»Het stoomschip AVsrx van Ileval, thans liggende te Rot
terdam, heeft den stuurman en vijf' matrozen aangebracht
van de Nederlandsche brik Victoria, die in November in
de Finsche golf nabij Reval is vergaan. De schipbreukelin
gen hebben de reis naar Delfzijl, waar zij thuisbehooren,
voortgezet. De Rotterdamsche politie heeft hun reisgeld tot
Delft gegeven. Zoo zullen zij van gemeente tot gemeente
worden voortgeholpen; 't kan dus nog eenigen tijd duren
voordat zij de plaats hunner bestemming hebben bereikt."
Dit bericht getuigt van vroeden zin en ware
menschlievendheid. Schipbreukelingen moeten altoos nog blij
zijn, dat zij eens thuis zullen komen. Haast heeft dit
soort van menschen nooit. En hoe zou men hun de reis
genoeglijker kunnen maken, dan door hen van stad tot
stad te doen trekken en hen te doen zien dat de eene ge
meente al even bereid is als de andere, om hen hun tocht
gemakkelijk te maken, zoodat zij. te Delf/ijl aankomende,
kunnen zeggen: wij reisden van Maas tot Dollard door
een ireldadiglicidxland.' Vooral de Rotterdamsehe autori
teit had zich zoo licht eens kunnen te buiten gaan aan
hulpbetoon, denkende: wij hebben zooveel voordeel van de
zeevaart, een klein nadeel komt, ons rechtens toe. Maar
neen, als een vriendelijke buurvrouw verloor de gulle haven
stad Delft niet uit het oog. Iv're w i e n eere toekomt
niemand roove der Rottestad haar kroon.
We zijn in n week tijds weer een Jonkheer en vijf
.Barons rijker geworden.
Ik schrijf mii een deel van de eer dier verheffing in den
adelstand toe. Vroeger heb ik er meer dan eens op gewezen,
dat het tot minder aangename vermoedens zou leiden, nis
we steeds jonkheeren kregen en geen enkelen graaf, hertog
of' baron. De jonkheeren, zoo heb ik wel eens gezegd, zijn
toch eigenlijk niet anders als liet kriel van den adellijken
oogst. Maar nu op eens niet, minder dan vijf van Lawicks
gerechtigd worden Hot het voeren van de van ouds in hun
geslacht gevoerde titels van baron en barones" is aan mijn
wensch voorloopig voldaan.
Thans heb ik alleen mst de Xlrutlwoimitl. nog een klein
geschil. Ik zie weer. als bij vroegere gelegenheden, vermeld,
dat deze heeren het tot die hoogte in den adelstand hebben
gebracht, »met al hun wettige, zoo mannelijke als vrouwelijke
afstammelingen", waarin t, het groote publiek allicht zal
opmaken, dat de vrouwelijke van Lawicks nog eer recht
hebben op den titel van barones, dan de mannelijke op dien
van baron, Zrm, nu de Rugeering zich mij ter wille heeft
betoond, door eenige jonkheeren tot baron te verheffen, de
Slda/Hi-oui'fHit mij niet, het genoegen kunnen doen van voortaan
te schrijven: »met al hun wettige zoo vrouwelijke als manne
lijke afstammelingen''? Jk zou zoo graag op het stuk van
adel alles volkomen in den haak zien, en dit is, voor zoo
ver ik heb knnnen ontdekken, nog het eenigc, wat te dezen
opzichte iets te wenschen overlaat.
Kramer te Utrecht «geeft 3 uur oude geschiedenis, drie uur
nieuwe geschiedenis en l uur Vaderlandsche geschiedenis."
»In Leiden," zoo zei minisier Borgesius. nvordt zesmaal
zooveel Vaderlandsche geschiedenis gegeven en in Gronin
gen viermaal. Eén uur is zeer zeker onvoldoende."?O maal,
l maal, 1 maal; .1 maal is onvoldoende hoeveel
maal moet het nu zijn? Dit vraagstuk zit in mijn hoofden
het wil er maar niet uit. Ik heb al gedacht als wij het ge
middelde eens namen 11 gedeeld door ,'.! maar dit kan
het niet wezen want dan kwamen we op ;}";; College; dat
zou dus zijn n college van drie kwartier en twee van
vier kwartier..., maar een college van een vol uur is wel het
onredelijkste en onmogelijkste, waartoe men een hoogleeraar
zou willen noodzaken; drie en twee derde is alzoo minstens
een half unr te veel of' een kwartier te weinig.
Xu heb ik ook al overwogen: zes uur en vier uur zijn beide
volgens Borgesius voldoende. Die twee uur Vaderlandsche
Geschiedenis meer maken geen, althans geen merkbaar
verschil in de resultaten. En als er nu toch voor
ATaderlandsche (reschiedenis een paar uurtjes college kunnen zijn zonder
noemenwaardig effect, zouden we dan om Kramer te
plesieren, bij het ne uur dat hij geeft, niet zoo'n paar uur
kunnen tellen, die hij niet geeft; zoodat we hem nominaal
op '.'> uur stellen ?
Mij dunkt dat is een uitweg. Xu de Kamer Utrecht geen
tweeden professor in de geschiedenis heeft willen schenken, en
bet volgens den Minister <-ahxohnil unmofjelijk" is den heer
Kn'imer te dwingen meer dan zeven uur per week te
doceeren, wat ik ook niet gaarne zou zien, daar den hoog
leeraar dan veel te weinig tijd voor vrijen studie overbleef
geloof' ik niet, dat er iets anders op te. vinden zal zijn.
Alleen zou ik den Utreehtschen studenten bescheidenlijk den
raad willen geven, om die drie uur nominaal dan ook trouw te
gebruiken on niet te probeeren de Vaderlandsche geschiede
nis machtig te worden zonder een enkel uur college te
loopen, daar //,: dit bij voorbaat absoluut omuoyfJijk verklaar.
CORRESPONDENTIE.
Ingezonden stuk X. N. de volgende week.