De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 26 december pagina 10

26 december 1897 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1070 De bezetting van Kiao-Tschan, (Lustige Sluiter.) INGEZONDEN. LI-HCNG-CHANG : »Wie had gedacht, dat de Duitschers mijn bezoek zoo gauw zonden beantwoorden ?" De Dnitsclie Micnel en zijn floot. (Jagend.) MICHEL : »Als ik maar meer tobben had, dan zou ik jelui wel !" Een tegenvaller foor Broeder Jonathan. (Judy.) >Wel, Jonathan,'t gaat best met je Dingley-tarief, hé?" 't Goede medicament. (Fliegende BUltter.) Dokter: U ziet er in den laatsten tijd belangrijk beter uit! Uw gewone medicus heeft dan toch het goede medicament voor u getroffen. Patiënt: Ja ! hij is gestorven .. . Een Jaarboeïder Welflafliineiö. Mijnheer de Redacteur. De winter is weer ingetreden; de werkeloozen, broodeloozen, hulpeloozen en de Commissies die voor hen werken, sturen weer hun circulaires, bieden hun bussen aan, plaatsen hun advertenties, vragen hun giften. Voor wie maar een beetje geven kan, komt weer als alle jaren de vraag, onder welke drie of vier van de drie honderd hij zijn perminkske zal verdeelen. Wanneer hij (om maar de laatste die op tafel liggen of zich deze week aanmeldden, te nemen) heeft gevolg gegeven aan de oproepingen van het Leger des Heils, de Protestantsche werkeloozen, het Kinderziekenhuis, Lief dadigheid naar Verinogen, Montefiore en de Vereeniging van weesvaders, houdt hij voor de rest niets over en moet M»j. Alberdingk Thijm, de Onderlinge Vrouwenbescherming, Kindervoeding, de blinden, doofstommen, oude zeelieden, diverse weezen en weduwen en wat er verder komt, teleurstellen. En wat het ergste is, en in 't algemeen ontmoedigend werkt, hij weet niet of bij zijn beperkte bijdragen wel besteed heeft aan wie hij ze het liefst zou geven Nu zijn er, behalve schatten gelds, ook schatten aan werkkracht beschikbaar. Er bieden zich menschen aan om gratis te vertalen; allerlei ijverige mannen en vrouwen zoeken bezigheid. Zou nu niet een kranig, ordelievend, ijverig man, een oud-officier, een oud-burgemeester, een jong advokaat die geld heeft, eene vrouw van middelbaren leeftijd die kracht en werklust te over heeft, eens de taak ter hand nemen eene reuzentaak, om een Jaarboek der Weldadigheid voor Amsterdam samen te stellen ? Het zou moeten bevatten de namen en besturen van alle vereeniginger, eene omschrijving van haar doel, haar budget, haar jaarverslag, het aantal harer bedeelden (niet hun namen) en de vereischten om op hare weldaden te kunnen aanspraak maken. ledere vereeniging op zich zelve, zou er zich een exemplaar van aan schaffen, en des te gemakkelijk* r bij de secretarissen van andere vereenigingen kunnen informeeren naar haar wederzijdsche of gemeenschappelijke protégés ; ieder van de groote weldoeners zou, de verzameling overziende, kunnen nagaan hoe hij zijn weldadigheidskas wilde verdeelen ; ieder van de kleine weldoeners zou het boek ter inzage kunnen vragen op een der buurtbureaux, en zien welke vereeniging hij voor zijn gunsten kiezen zou. Het boek zou in de eerste jaren zeer onvolledig zijn, vooral onvolledig omdat niet alle vereenigingen zouden willen mede werken. Maar langzamerhand zouden de vereenigingen die in het Jaarboekje stonden meer de aandacht trekken dan de anderen; het zou dus in het belang van alle zijn, zich te doen opnemen. Er wordt nu, dat is een feit, met weldadigheid gemorst; wat hier te veel is, wordt daar onthouden; vooral de administratie koster, bode- en colle^teloonen vormen, er is bijna geen jaarverslag waarin men het niet kan opmerken, een veront rustende percentage van de uitgaven. Dit alles zou allicht kunnen veranderen door de uitgave van het bewuste boek. De energieke man, of vrouw, want het lijkt ons speciaal vrouwenwerk, die er zich mee belastte, zou, behalve de moeite van het verzamelen, ook het geld voor de uitgave er voor over moeten hebben, want de vereenigingen zullen haar in het begin niet steunen. liet is dus een geheel philanthropische daad ; maar ook: wat een levensvervulling! Wat een martelaarschap vol zelfvoldoening! Is er wel iemand v> or te vinden, en zoo ja, wie is de vrouw of man met helder hoofd, krachtige hand en warm hart, die zich hiervoor beschikbaar stelt ? GKÜBLEK. Hulde aan de nagedachtenis van Jhr. van Nispen tot Sevenaer. Amsterdam, Hi ec. 1807. Aan Je iji'ëertle lleilaclie van het II Dekblad di' Aitiyti^'/liLuiiiii'r, Alhier. In u iv veel ge.lea'ti Werkblad van Zondag 12 Dec. komt eea portret met bijschrift van wijlen Rector v. Xispen voor. liet is nam1 aanleiding \an Jit doui1 den keer Perd. AVierdels geleverde artikel, dat, ik zoo vrij bert L deze ivgvlen te zentleo, met beleefd verzoek ze ecu plaatsje in uwe kolonum H ie geven. Hei blijkt dunkt mg. duidelijk dat de beer Wierdels d< n diepbetreurden Gezellen- \ ader v. Xispeii me', srrkcnd hecl't. Ware dit 't geval dan luid ZKil. in veel waardeerendei1 bewoordingen over den Kcetor geschreven. Xijn groote geleerdheid en veelzijdigheid worden bijna niet aangeroerd. Sebrijver dezes, geen lid der Gezellen- Vereeniging, heelt gcdun-nde eenige jaren zijne «mfcrentiè'n des Maandairsavonds gevolgd, en heeft zich in dien tijd een geheel ander beeld van dezen heiligen Priester gevormd. Xijue redenaaivgaven waren UTooter dan de Heel' Wierdeis mcei t. 't !s waar, hoorde men hem de eerste keer, dan had men moeite hem iu zijne diepzinnige beschouwingen over Godsdienstleer en soeiale orde te volgen; doch bad n'.en eenmaal zijn verheven en \vonderschoone op/.et over het Vader- en Zoonsehap begrepen, dan be wonderde men zijn groote scherpzinnigheid en logische redeueering. Zijn taal was misschien niet zoo schoon als van enkele andere redenaars, doch was men onder zijn gehoor, en begreep men hem, dadelijk kwam men als 't ware onder zijn beziehnden invloed, men luisterde met de grootste aandacht; en welk onderwerp liij behandelde, steeds was hij het volkomen meester, gelijk deze beiÜL'e Priester zichzclven meester was. Zijne preeken, redevoeringen enz. muntten uit door verheven kracht, waarheid en schoon heid, meer dan door ijdele \voordi npracht. Velen hebben Rector v. Xispen niet begrepen, doch begreep men hem, dan ondervond men welk een blijgee^tig hart deze reine man bad. Van stug- ot' stroefheid w.ts bij hem geen sprake. De, beer W. noemt hem eenzelvig! dit bevestigt mij in de meening, dat ZEd. den Eerw. Kecfor niet gekend beeft. IVter ware 't dunkt mij geweest dat de heer AVierdels zijn artikel niet geschreven had. De karakterschets die hij gegeven heelt gelijkt zcei- zi kvr. niet o]> wijlen den Gezellen Vader. Dan hebben de Kerw. Pater Steger tijdens de uitvaart in zijne schoone lijkrede, en de AVelKd. beer de Hout aan de groeve een beter en juister beeld vun den Gezellen Vader geschetst. liet is mijne overtuiging. dat met den nederigen Rector v. Nispen een der grootste, en deugdzaamste mannen is ten grave gedaald. Het groote nut door dezen, door zoo velen beminden en vereerden Priester gestieht inoue God loonen, duizenden in en buiten den kring zijner Gezellen zullen hem nooit vergeten en altijd in dankbaar aandenken houden. V, \\elKd. lleeren Keilaeteureu mijn hartelijkeu dank voor de verleende plaatsruimte. Hoogachtend, Uw getrouwe lezer JüS. DUVKRGK. Ofschoon wij den inzender niet de gelegenheid wilden onthou den zijn meening over de verdiensten van wijlen jhr. van Xispen tot Sevenaer uit te spreken, het is ons niet mogelijk aan het met zooveel zorg geschreven artikel van den heer Wierdels de hooge waarde te ontzeggen, welke wij er aanstonds aan hebben toegekend. Dit te minder, wijl ons gebleken is, dat Katholieken, even als de heer Wierdels, van nabij met den overledene bekend, de juistheid dier beschrijving in alle deelen bevestigen. Trouwens de onderstelling van den heer Duvergé. als zou het schrijven van den heer Wierdels afbreuk hebben gedaan aan de nagedachtenis van den zoo algemeen betreurden doode, is ten eenemale onjuist; immers, nu de heer Wierdels zijn waar deering, gelijk dat behoort, onder de hoede zijner waarheidsliefde had gesteld, moest het vele goede, dat hij in den overledene vond te prijzen, ook een hoogere heteekenis verkrijgen, en ons en anderen, zooals ook het Jlaiidclxbhid, doen gevoelen, dat er een man was heengegaan, die in menig opzicht bewondering ver diende. Een bewondering voor zijn daden van zelfverloochening en liefde, die in gelijke mate zou zijn gewekt, ook al had de godge leerde priester niet enkele zijner geloofsgenooten onderhouden over de geheimen van het Vader- en Zoonschap, of zooals de heer Wierdels zich meer in het algemeen uitdrukte, ook al had hij niet «gewoonlijk moeilijke onderwerpen behandeld." De heer WierdeJs verlangde den heer Duvergéniet te beant woorden ; wij echter meenden bij deze critiek op zijn degelijke karakterstudie de gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan, hem openlijk dank te zeggen voor de ernstige medewerking ons verleend, op een terrein waarop alle geloovigen en ongeloovigen broeders behooren te zijn ; in het kweeken van eerbied voor verdiensten, als die van wijlen A. C. Wertheim en Jhr. van Nispen tot Sevenaer, waardoor het peil der naastenliefde onder de overblijveuden wordt verhoogd. RHI>. Julius Pruttelman Brommeijer. Met Sam wil het nog maar niet. Hij stuurt me geregeld de Avondpost, en als je die zooieest, zou je zeggen, hij is heelemaal de oude gebleven en zal uit zijn hoekje, buiten de Kamer, heiland wel regeeren, even moedig t n krachtig als te voren; maar uit zijn brieyen blijkt me iets anders. Hij heeft iets tobberigs over zich gekre gen. Of i k hem al tracht op te beuren, 't helpt niet. Och, schreef hij mij in zijn vóórlaatsten, mijn waarde heer Brommeijer, vau een Napoleon heb ik ijiet veel. maar in n opzicht ben ik toch zijns gelijke, d. i. ik zit even als hij veel te vroeg op mijn eiland. En wat dit is wie zou het kunnen begrijpen, je moet het ondervonden hebben ! Als een atten tie voor mijn bewezen diensten stu ren ze me nog altijd de staatsbladen thuis, en zoo kom ik gratis te weten wat ze daar op het Binnenhof uit spoken ; want zelf op de publieke of gereserveerde tribune te gaan zitten, u gevoelt wel, dat strookt niet met mijn waardigheid als oud-minisier. Maar wat een trooslelooze lectuur! Alle geest en pit is er uit. Zoo goed als uitsluitend clericalen eii socialisten aan het woord, onder de liberalen links en rechts haast geen enkele, naar wien het de moeite waard is te luisteren! en behalve hun gebrek aan welsprekendheid met Kuyper, roelstrn, v. Kol en v. d. Zwaag vergeleken, wat zeggen ze een ilauwe en misselijke dingen! Zoo zal het u niet verwonderen dat ik al lezende onwillekeurig soms opsta en er mij zelf op betrap, dat ik uitroep: Mijnheer de Voor zitter! maar als de pauw die zijn staart laat zakken zoodra hij naar zijn poolen kijkt, gaat het ook mij en mijn oog valt op mijn pantoffels. Ach ja, zucht ik dan bij me zelf, ik zit hier in mijn eigen Kamer, daar bestaat voor mij geen mijnheer de voorzitter meer; het spreken is gedaan; alleen het, IcTiOi bleef mij over. Nu daar kan ik in komen. Het moet allerhatelijkst zijn al die bestrijders van je kabinet behalve Gerritsen die er zelf even slecht aan toe is, op straat af en loe tegen 't lijf te loopen en ze naar het Binnenhof of de Besognekamer te zien slappen, met een gezicht alsof ze zeggen willen : daar blijf jij nu buiten, en dan nog bovendien 's avonds hun naam te moeien lezen in de kranl boven een speech, die geen hand water heeft bij die, welke je zelf zoudt gehouden hebben, als je maar mocht.... Daarom deed ik mijn beet Sam te troosten en moed in te spreken, gelijk een trouwen vriend betaamt: ik wees hem er op, hoe Napoleon op Elba niet zoo heel lang had gezeten en het best moge lijk was, dat hij ook weldra zijn \Vateriqo zou vinden, terwijl ik het voor zeker hield, dal hij met zijn strategische talenten het er beter zou afbrengen dan die ongelukkige held van 181"). Je moet niet vergelen, zeide ik hem, Napoleon had zoo watdehee'.e wereld tegen zich in hel harnas gejaagd, hij had geen enkel vriend meer over, builen zijn Franschen, terwijl jij juist het voorrechl hebl behalve je eigen partij ook nog je tegenpartij te kunnen beschouwen, als eene die in jou haar redder zal zien. Je houding ten opzichte van de plaatsvervanging is een meesterlijke zet op het schaakbord. De Roomschen wil len die afschaffing niet, de Kuyperianen zilten er een beetje verlegen mee, een deel van de liberalen zal bereid zijn elk deurtje uit te gaan dat je maar voor hen openzet, en als Eland valt, sta jij op- Ik had die wijsheid niet van mezelf', maar van Gijs, die in dit soort van overleggingen veel beter thuis is dan ik, maar die met mij gelijk gevpeli voorSarn'sdroefenissen en ook hem zoo graag zou wülen helpen. Ja, zei Gijs, ik weet wat het is buiten belrekking te zijn, en nu is het wel opmerkelijk, dat juist v. Houten, die mij op de been heeft geholpen na die kieswet-historie, ten gevolge van de kieswet zelf in het ongereede is geraakt, zoodal het mijn plicht zal zijn hem weer een zetje te geven ; wist ik maar hoe! Misschien echter zal 't niet eens noodig zijn, en toen maakle hij de opmerkingen over v. Houtens Acondpost artikelen, zooals ik daareven ze vertelde. Enkele dagen later zond ik Sam een briefje om hem geluk te wenschen met de verwerping van den post voor den tvveeden professor in de Geschiedenis te Utrecht, en schreef' hem, daar heb je het eerste barstje nu al _?en toen Jansen een week later met zijn begrooting viel, liet ik er in een briefkaart op volgen: houd moed kerel, nu is het eerste scheurtje er ook al, maar het schijnt weinig indruk op hem gemaakt te hebben, want per keerende post antwoordde hij met een sport galgenhumor, waarin hij zoo sterk is : ver heug je niet met een doode musch Brommeijer, het zee departement geeft geen nattigheid en reken er maar vast op, Borgesius heeft waterlaarzen an! Die luimigheid in zijn woorden deed mij goed; kom, dacht ik bij rnij zelf, hij raakt een weinig aan zijn positie gewoon en misschien begint hij al lichl Ie zien; in welke onderstelling ik verleden Zondag nog versterkt werd door ten nieuw artikel in de Avondpost. Zie je wel, zei ik bij de lezing, hij hoort de ruzie al: het tijdstip is misschien zoo ver niet meer waarop de eendrachts- en de tweedrachtsliberalen het met elkander aan den stok zullen krij gen ; die Kerdijk wil onder de liberalen als een pai;j gehoor zaamd worden, hij legt het toe op het houden van een ketterjacht; de naam liberaal is hem niet goed genoeg meer, hij zal vrijzinnig democratisch heeten en de eenheid der liberalen, waarop het kabinet Pierson?de Beaufort Borgesius rust, wordt door hem geloochend 't Werd mij duidelijk, dat Sam veel meer nog dan dat barstje en dat scheurlje van zoo even had opgemerkt, dat hij het heele stelletje al zag schudden en hoorde kraken. In mijn sym pathie voor hem gevoelde ik mij dermate verlucht, dat ik zonder hel zelf te weten, de huiskamer inliep, verstaanbaar neuriënde: en 't zal niet lang meer duren! waarop mijn vrouw me plotseling tot bezinning bracht door me te vragen:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl