Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1070
De bezetting van Kiao-Tschan,
(Lustige Sluiter.)
INGEZONDEN.
LI-HCNG-CHANG : »Wie had gedacht, dat de Duitschers mijn
bezoek zoo gauw zonden beantwoorden ?"
De Dnitsclie Micnel en zijn floot.
(Jagend.)
MICHEL : »Als ik maar meer tobben had, dan zou ik jelui wel !"
Een tegenvaller foor Broeder Jonathan.
(Judy.)
>Wel, Jonathan,'t gaat best met je Dingley-tarief, hé?"
't Goede medicament.
(Fliegende BUltter.)
Dokter: U ziet er in den laatsten tijd belangrijk beter uit!
Uw gewone medicus heeft dan toch het goede medicament voor
u getroffen.
Patiënt: Ja ! hij is gestorven .. .
Een Jaarboeïder Welflafliineiö.
Mijnheer de Redacteur.
De winter is weer ingetreden; de werkeloozen, broodeloozen,
hulpeloozen en de Commissies die voor hen werken, sturen weer
hun circulaires, bieden hun bussen aan, plaatsen hun advertenties,
vragen hun giften. Voor wie maar een beetje geven kan, komt
weer als alle jaren de vraag, onder welke drie of vier van de drie
honderd hij zijn perminkske zal verdeelen. Wanneer hij (om maar
de laatste die op tafel liggen of zich deze week aanmeldden, te
nemen) heeft gevolg gegeven aan de oproepingen van het Leger des
Heils, de Protestantsche werkeloozen, het Kinderziekenhuis, Lief
dadigheid naar Verinogen, Montefiore en de Vereeniging van
weesvaders, houdt hij voor de rest niets over en moet M»j. Alberdingk
Thijm, de Onderlinge Vrouwenbescherming, Kindervoeding, de
blinden, doofstommen, oude zeelieden, diverse weezen en weduwen
en wat er verder komt, teleurstellen.
En wat het ergste is, en in 't algemeen ontmoedigend werkt,
hij weet niet of bij zijn beperkte bijdragen wel besteed heeft
aan wie hij ze het liefst zou geven
Nu zijn er, behalve schatten gelds, ook schatten aan werkkracht
beschikbaar. Er bieden zich menschen aan om gratis te vertalen;
allerlei ijverige mannen en vrouwen zoeken bezigheid. Zou nu
niet een kranig, ordelievend, ijverig man, een oud-officier, een
oud-burgemeester, een jong advokaat die geld heeft, eene vrouw
van middelbaren leeftijd die kracht en werklust te over heeft,
eens de taak ter hand nemen eene reuzentaak, om een
Jaarboek der Weldadigheid voor Amsterdam samen te stellen ? Het
zou moeten bevatten de namen en besturen van alle vereeniginger,
eene omschrijving van haar doel, haar budget, haar jaarverslag,
het aantal harer bedeelden (niet hun namen) en de vereischten
om op hare weldaden te kunnen aanspraak maken. ledere
vereeniging op zich zelve, zou er zich een exemplaar van aan
schaffen, en des te gemakkelijk* r bij de secretarissen van andere
vereenigingen kunnen informeeren naar haar wederzijdsche of
gemeenschappelijke protégés ; ieder van de groote weldoeners zou,
de verzameling overziende, kunnen nagaan hoe hij zijn
weldadigheidskas wilde verdeelen ; ieder van de kleine weldoeners zou
het boek ter inzage kunnen vragen op een der buurtbureaux, en
zien welke vereeniging hij voor zijn gunsten kiezen zou.
Het boek zou in de eerste jaren zeer onvolledig zijn, vooral
onvolledig omdat niet alle vereenigingen zouden willen mede
werken. Maar langzamerhand zouden de vereenigingen die in
het Jaarboekje stonden meer de aandacht trekken dan de anderen;
het zou dus in het belang van alle zijn, zich te doen opnemen.
Er wordt nu, dat is een feit, met weldadigheid gemorst; wat
hier te veel is, wordt daar onthouden; vooral de administratie
koster, bode- en colle^teloonen vormen, er is bijna geen
jaarverslag waarin men het niet kan opmerken, een veront
rustende percentage van de uitgaven. Dit alles zou allicht kunnen
veranderen door de uitgave van het bewuste boek.
De energieke man, of vrouw, want het lijkt ons speciaal
vrouwenwerk, die er zich mee belastte, zou, behalve de moeite
van het verzamelen, ook het geld voor de uitgave er voor over
moeten hebben, want de vereenigingen zullen haar in het begin
niet steunen. liet is dus een geheel philanthropische daad ;
maar ook: wat een levensvervulling! Wat een martelaarschap vol
zelfvoldoening! Is er wel iemand v> or te vinden, en zoo ja, wie
is de vrouw of man met helder hoofd, krachtige hand en warm
hart, die zich hiervoor beschikbaar stelt ?
GKÜBLEK.
Hulde aan de nagedachtenis van Jhr. van Nispen
tot Sevenaer.
Amsterdam, Hi ec. 1807.
Aan Je iji'ëertle lleilaclie van het II Dekblad
di' Aitiyti^'/liLuiiiii'r, Alhier.
In u iv veel ge.lea'ti Werkblad van Zondag 12 Dec. komt eea portret
met bijschrift van wijlen Rector v. Xispen voor.
liet is nam1 aanleiding \an Jit doui1 den keer Perd. AVierdels geleverde
artikel, dat, ik zoo vrij bert L deze ivgvlen te zentleo, met beleefd verzoek
ze ecu plaatsje in uwe kolonum H ie geven.
Hei blijkt dunkt mg. duidelijk dat de beer Wierdels d< n diepbetreurden
Gezellen- \ ader v. Xispeii me', srrkcnd hecl't. Ware dit 't geval dan luid ZKil.
in veel waardeerendei1 bewoordingen over den Kcetor geschreven. Xijn groote
geleerdheid en veelzijdigheid worden bijna niet aangeroerd. Sebrijver dezes,
geen lid der Gezellen- Vereeniging, heelt gcdun-nde eenige jaren zijne
«mfcrentiè'n des Maandairsavonds gevolgd, en heeft zich in dien tijd een geheel
ander beeld van dezen heiligen Priester gevormd. Xijue redenaaivgaven waren
UTooter dan de Heel' Wierdeis mcei t. 't !s waar, hoorde men hem de eerste keer,
dan had men moeite hem iu zijne diepzinnige beschouwingen over
Godsdienstleer en soeiale orde te volgen; doch bad n'.en eenmaal zijn verheven
en \vonderschoone op/.et over het Vader- en Zoonsehap begrepen, dan be
wonderde men zijn groote scherpzinnigheid en logische redeueering. Zijn
taal was misschien niet zoo schoon als van enkele andere redenaars, doch
was men onder zijn gehoor, en begreep men hem, dadelijk kwam men
als 't ware onder zijn beziehnden invloed, men luisterde met de grootste
aandacht; en welk onderwerp liij behandelde, steeds was hij het volkomen
meester, gelijk deze beiÜL'e Priester zichzclven meester was. Zijne preeken,
redevoeringen enz. muntten uit door verheven kracht, waarheid en schoon
heid, meer dan door ijdele \voordi npracht.
Velen hebben Rector v. Xispen niet begrepen, doch begreep men hem,
dan ondervond men welk een blijgee^tig hart deze reine man bad. Van
stug- ot' stroefheid w.ts bij hem geen sprake. De, beer W. noemt hem
eenzelvig! dit bevestigt mij in de meening, dat ZEd. den Eerw. Kecfor
niet gekend beeft. IVter ware 't dunkt mij geweest dat de heer AVierdels
zijn artikel niet geschreven had. De karakterschets die hij gegeven heelt
gelijkt zcei- zi kvr. niet o]> wijlen den Gezellen Vader. Dan hebben de Kerw.
Pater Steger tijdens de uitvaart in zijne schoone lijkrede, en de AVelKd.
beer de Hout aan de groeve een beter en juister beeld vun den Gezellen
Vader geschetst.
liet is mijne overtuiging. dat met den nederigen Rector v. Nispen een
der grootste, en deugdzaamste mannen is ten grave gedaald. Het groote
nut door dezen, door zoo velen beminden en vereerden Priester gestieht
inoue God loonen, duizenden in en buiten den kring zijner Gezellen zullen
hem nooit vergeten en altijd in dankbaar aandenken houden.
V, \\elKd. lleeren Keilaeteureu mijn hartelijkeu dank voor de verleende
plaatsruimte.
Hoogachtend,
Uw getrouwe lezer
JüS. DUVKRGK.
Ofschoon wij den inzender niet de gelegenheid wilden onthou
den zijn meening over de verdiensten van wijlen jhr. van Xispen
tot Sevenaer uit te spreken, het is ons niet mogelijk aan het met
zooveel zorg geschreven artikel van den heer Wierdels de hooge
waarde te ontzeggen, welke wij er aanstonds aan hebben toegekend.
Dit te minder, wijl ons gebleken is, dat Katholieken, even als
de heer Wierdels, van nabij met den overledene bekend, de
juistheid dier beschrijving in alle deelen bevestigen.
Trouwens de onderstelling van den heer Duvergé. als zou het
schrijven van den heer Wierdels afbreuk hebben gedaan aan de
nagedachtenis van den zoo algemeen betreurden doode, is ten
eenemale onjuist; immers, nu de heer Wierdels zijn waar
deering, gelijk dat behoort, onder de hoede zijner waarheidsliefde
had gesteld, moest het vele goede, dat hij in den overledene
vond te prijzen, ook een hoogere heteekenis verkrijgen, en ons
en anderen, zooals ook het Jlaiidclxbhid, doen gevoelen, dat er
een man was heengegaan, die in menig opzicht bewondering ver
diende. Een bewondering voor zijn daden van zelfverloochening en
liefde, die in gelijke mate zou zijn gewekt, ook al had de godge
leerde priester niet enkele zijner geloofsgenooten onderhouden over
de geheimen van het Vader- en Zoonschap, of zooals de heer
Wierdels zich meer in het algemeen uitdrukte, ook al had hij
niet «gewoonlijk moeilijke onderwerpen behandeld."
De heer WierdeJs verlangde den heer Duvergéniet te beant
woorden ; wij echter meenden bij deze critiek op zijn degelijke
karakterstudie de gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan, hem
openlijk dank te zeggen voor de ernstige medewerking ons
verleend, op een terrein waarop alle geloovigen en ongeloovigen
broeders behooren te zijn ; in het kweeken van eerbied voor
verdiensten, als die van wijlen A. C. Wertheim en Jhr. van
Nispen tot Sevenaer, waardoor het peil der naastenliefde onder
de overblijveuden wordt verhoogd. RHI>.
Julius Pruttelman Brommeijer.
Met Sam wil het nog maar niet.
Hij stuurt me geregeld de Avondpost,
en als je die zooieest, zou je zeggen,
hij is heelemaal de oude gebleven en
zal uit zijn hoekje, buiten de Kamer,
heiland wel regeeren, even moedig t n
krachtig als te voren; maar uit zijn
brieyen blijkt me iets anders. Hij
heeft iets tobberigs over zich gekre
gen. Of i k hem al tracht op te beuren,
't helpt niet. Och, schreef hij mij in
zijn vóórlaatsten, mijn waarde heer
Brommeijer, vau een Napoleon heb
ik ijiet veel. maar in n opzicht
ben ik toch zijns gelijke, d. i. ik zit
even als hij veel te vroeg op mijn
eiland. En wat dit is wie zou
het kunnen begrijpen, je moet het
ondervonden hebben ! Als een atten
tie voor mijn bewezen diensten stu
ren ze me nog altijd de staatsbladen
thuis, en zoo kom ik gratis te weten
wat ze daar op het Binnenhof uit
spoken ; want zelf op de publieke
of gereserveerde tribune te gaan
zitten, u gevoelt wel, dat strookt niet met mijn waardigheid
als oud-minisier. Maar wat een trooslelooze lectuur! Alle
geest en pit is er uit. Zoo goed als uitsluitend clericalen eii
socialisten aan het woord, onder de liberalen links en rechts
haast geen enkele, naar wien het de moeite waard is te
luisteren! en behalve hun gebrek aan welsprekendheid met
Kuyper, roelstrn, v. Kol en v. d. Zwaag vergeleken, wat
zeggen ze een ilauwe en misselijke dingen! Zoo zal het u
niet verwonderen dat ik al lezende onwillekeurig soms opsta
en er mij zelf op betrap, dat ik uitroep: Mijnheer de Voor
zitter! maar als de pauw die zijn staart laat zakken zoodra
hij naar zijn poolen kijkt, gaat het ook mij en mijn oog
valt op mijn pantoffels. Ach ja, zucht ik dan bij me zelf, ik
zit hier in mijn eigen Kamer, daar bestaat voor mij geen
mijnheer de voorzitter meer; het spreken is gedaan; alleen
het, IcTiOi bleef mij over.
Nu daar kan ik in komen. Het moet allerhatelijkst zijn al
die bestrijders van je kabinet behalve Gerritsen die er
zelf even slecht aan toe is, op straat af en loe tegen 't
lijf te loopen en ze naar het Binnenhof of de Besognekamer
te zien slappen, met een gezicht alsof ze zeggen willen : daar
blijf jij nu buiten, en dan nog bovendien 's avonds hun
naam te moeien lezen in de kranl boven een speech, die
geen hand water heeft bij die, welke je zelf zoudt gehouden
hebben, als je maar mocht.... Daarom deed ik mijn beet
Sam te troosten en moed in te spreken, gelijk een trouwen
vriend betaamt: ik wees hem er op, hoe Napoleon op Elba
niet zoo heel lang had gezeten en het best moge lijk was, dat hij
ook weldra zijn \Vateriqo zou vinden, terwijl ik het voor
zeker hield, dal hij met zijn strategische talenten het er beter
zou afbrengen dan die ongelukkige held van 181"). Je moet
niet vergelen, zeide ik hem, Napoleon had zoo watdehee'.e
wereld tegen zich in hel harnas gejaagd, hij had geen enkel
vriend meer over, builen zijn Franschen, terwijl jij juist het
voorrechl hebl behalve je eigen partij ook nog je tegenpartij
te kunnen beschouwen, als eene die in jou haar redder
zal zien. Je houding ten opzichte van de plaatsvervanging
is een meesterlijke zet op het schaakbord. De Roomschen wil
len die afschaffing niet, de Kuyperianen zilten er een beetje
verlegen mee, een deel van de liberalen zal bereid zijn elk
deurtje uit te gaan dat je maar voor hen openzet, en als
Eland valt, sta jij op- Ik had die wijsheid niet van mezelf',
maar van Gijs, die in dit soort van overleggingen veel beter
thuis is dan ik, maar die met mij gelijk gevpeli
voorSarn'sdroefenissen en ook hem zoo graag zou wülen helpen. Ja, zei
Gijs, ik weet wat het is buiten belrekking te zijn, en nu is
het wel opmerkelijk, dat juist v. Houten, die mij op de been
heeft geholpen na die kieswet-historie, ten gevolge van de
kieswet zelf in het ongereede is geraakt, zoodal het mijn
plicht zal zijn hem weer een zetje te geven ; wist ik maar hoe!
Misschien echter zal 't niet eens noodig zijn, en toen maakle
hij de opmerkingen over v. Houtens Acondpost artikelen,
zooals ik daareven ze vertelde.
Enkele dagen later zond ik Sam een briefje om hem geluk
te wenschen met de verwerping van den post voor den tvveeden
professor in de Geschiedenis te Utrecht, en schreef' hem,
daar heb je het eerste barstje nu al _?en toen Jansen
een week later met zijn begrooting viel, liet ik er in een
briefkaart op volgen: houd moed kerel, nu is het eerste
scheurtje er ook al, maar het schijnt weinig indruk op hem
gemaakt te hebben, want per keerende post antwoordde hij
met een sport galgenhumor, waarin hij zoo sterk is : ver
heug je niet met een doode musch Brommeijer, het zee
departement geeft geen nattigheid en reken er maar vast
op, Borgesius heeft waterlaarzen an! Die luimigheid in zijn
woorden deed mij goed; kom, dacht ik bij rnij zelf, hij raakt
een weinig aan zijn positie gewoon en misschien begint hij
al lichl Ie zien; in welke onderstelling ik verleden Zondag
nog versterkt werd door ten nieuw artikel in de Avondpost.
Zie je wel, zei ik bij de lezing, hij hoort de ruzie al: het tijdstip
is misschien zoo ver niet meer waarop de eendrachts- en de
tweedrachtsliberalen het met elkander aan den stok zullen krij
gen ; die Kerdijk wil onder de liberalen als een pai;j gehoor
zaamd worden, hij legt het toe op het houden van een
ketterjacht; de naam liberaal is hem niet goed genoeg
meer, hij zal vrijzinnig democratisch heeten en de eenheid
der liberalen, waarop het kabinet Pierson?de Beaufort
Borgesius rust, wordt door hem geloochend 't Werd mij
duidelijk, dat Sam veel meer nog dan dat barstje en dat
scheurlje van zoo even had opgemerkt, dat hij het heele
stelletje al zag schudden en hoorde kraken. In mijn sym
pathie voor hem gevoelde ik mij dermate verlucht, dat ik
zonder hel zelf te weten, de huiskamer inliep, verstaanbaar
neuriënde: en 't zal niet lang meer duren! waarop mijn
vrouw me plotseling tot bezinning bracht door me te vragen: