Historisch Archief 1877-1940
No. 1070
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Een man overboord.
Oud Minister VAX DER WYCK tot Oud Minister JANSEN: »Je schepen mogen a doubléen a triple usage zijn, collega, maar jij gaat er mee naar den kelder."
tllllirllMMIIMIIIIMMMMMMMMMIMMMMIMMMMIIIMMMIIIMMIMIIMMMIMirllMIMIIIIIMMMMIIIMMMM Illlllll
wat lieve, wat zal riet lang niet meer duren? Maar als
een voorzichtig man, die geleerd heeft, dat je in zaken
ook aan je vertrouwdste vriend of vriendin niets moet los
laten vóór de affaire haar beslag heeft erlangd, keerde ik
haar mijn rug toe en zij begreep dadelijk, dat het mijn
wensch was niet voor de tweede maal geïnterpelleerd te
worden, waarom ze dan ook, wetende dat mijn
gevoelsaandoeningen een ongestoord verloop eischen, zwijgend de
deur uitging.
Toch bleef ik niet lang in die opgewekte stemming. Het
toeval wilde, dat ik een uurtje later Meindert Waller tegen
kwam, die ze oogenblikkelijk weer bedierf. Ook hij interes
seert zich in 't bijzonder voor v. Houten en diens positie
na het stembus-ongeluk. Hij doet dat als oud vriend en als
politicus, dus ongeveer uit dezelfde motieven als ik, ofschoon
ik moet zeggen, dat Waller, wat zijn vriendschap voor Sam
betreft, zoo mogelijk in nog feller uitslaande vlam staat dan
ik. Sedert Sam's campagne tegen Bredius zou hij hem wel
in goud willen beslaan en wie weet, wat hij nog doet!
Nu, in het besef een volkomen betrouwbaar man voor me
1e hebben, iets wat onder politici zoo zeldzaam is, maak ik
hem dadelijk deelgenoot van mijn blijde overtuiging en zeg:
ik geloof dat Sam al weer een kansje ziet komen, al
Ftaat de deur nog niet op een kier, daar is toch een reetje.
Je kondt merken, in zijn laatste Avondpofst-artikel profeteert
hij de herrie al, die eerstdaags te wachten is en natuurlijk,
laat ik hier op volgen, zoodra er herrie komt is Sam in zijn
element; je zult zien, dan maakt hij den bal. Maar Waller
schudde driftig zijn hoofd en zei ernstig, haast droevig:
neen, mijnheer Brommeijer. dan kent u van Houten niet.
Juist gisteren heb ik nog een brief' van hem ontvangen,
waarin hij mij schreef: mijn goeie Wallertje, zoo noemt
hij mij altijd als we familiaar zijn onder ons wat is
de politieke wereld tegenwoordig een afschuwelijk draaibord,
alle vastheid ontbreekt. Daar zijn geen beginselen meer,
behalve eenige. die ik nog in petto heb en die eerst toe
passing zullen kunnen erlangen, wanneer de geheele liberale
partij als een nheid onder het volk en in het parlement
leeft. Maar hoe ver zijn we daarvan verwijderd ! Met den
dag wordt die toekomst, waarmee ik reeds zooveel jaren
gedweept heb, en waarheen zich mijn idealisme, al vuriger
en vuriger verlangende, als met een giraffehals uitstrekt, in
steeds donkerder nevelen gehuld ; wat staat ons voorloopig
anders te wachten dan de grootst mogelijke tweedracht, en
hoe gelukkig reken ik mij, in dezen tijd van verval, buiten
het parlement te mogen verwijlen en aldus gevrijwaard voor
elke besmetting van zoo jammerlijke kwaal mijn
vredesen eendrachts-bespiegelingen, zij 'i dan ook per 'Avondjiost
die wat laat besteld wordt, mijn Hagenaars toe te zenden,
in het stille uur van den nacht den van wroeging sluimer
en slapeloozen ten troost. Want van alles wat in de politiek
u en eenig ander degelijk mensch ooit moge aantrekken, het zij
het volstrekt onpersoonlijk doel, in het beeld van Janus, den
God met twee aangezichten zoo zinrijk afgeschaduwd ....
Waller had dat alles blijkbaar van buiten geleerd en
ik moest even bekomen, toen hij het voor mij had opgezegd.
Maar, zei ik nu begrijp ik er niets meer van. Sam moet
het van de ruzie hebben en hij predikt den vrede. Juist,
antwoordde Waller hij predikt den vrede, omdat niet Itij
iets hebben moet, maar omdat hij onveranderlijk dezelfde
gebleven, alleen denkt aan hetgeen zijn volk gelukkig kan
maken. Lees zijn laatste artikel nog eens over maar al
sta ik op een geheel ander standpunt dan u bij het
beoordeelen van Sam's toestand, ik heb niet minder medelijden
met hem. Ach, mijnheer Brommeijer, wat moet daarvan
terecht komen : een politicus in onzen tijd met zoo'n
cherubijnen- of' engelenzieltje, die nog maar altijd, als een
kind zijn zeepbellen, zijn ideaaltjes blijft blazen, ofschoon
zijn blozende wangetjes reeds lang door de harde werkelijk
heid verflenst zijn en verwelkt. Iemand met een zoo week
en warm gemoed als Sam deed maar het best zich geheel
buiten de politiek te houden, want dat moet op teleurstel
lingen uitloopen, die al te grievend zijn.
Ik verbaasde mij op dat oogenblik een weinig over Meinderts
gevoelvolle manier van spreken, iets, dacht me, zoo geheel
anders, dan wanneer hij over de Maxwell of een min of
meer bemind beursfonds redeneert, en enkele minuten hield
ik mij bezig met de vraag of al dat sentiment nu een srevolg
was van zijn omgang met mij of van dien met v. Houten.
In elk geval, concludeerde ik bij mezelf, voor iemand die
eenigen aanleg heeft, blijft een conversatie met groote geesten
nooit geheel zonder vrucht. Maar overtuigd was ik door
hem niet, al had hij mij een oogenblik in mijn overtuiging
doen wankelen. Thuis gekomen nam ik aanstonds de
At'otidposl weer ter hand, en bestudeerde nog eens het artikel
en, ik moet erkennen daar viel voor zijn opvatting, nu
ik bovendien wist hoe Sam aan Waller had geschreven,
wel iets te zeggen. Ik herlas bij herhaling de volgende woorden:
»Als allen slechts in de hoofdzaken eendrachtig samengaan,
heeft men al dadelijk een afdoenden waarborg tegen achter
uitgang, en naarmate de liberale beginselen dieper in liet
staatsleven zijn doorgedrongen, treedt deze, eerste taak der
liberale partij meer op den voorgrond. Terwijl voorts de
vertegenwoordigers der schakeeringen, die de liberale partij
n door verschil van iiuiividueele geestesrichting n door
haren oorsprong uit verschillende provinciën noodwendig
vertoont, zich in rertrowrelijke, gedachtenwisseling uiten, wordt
tevens aan de politieke ieide s bekend, in welke richting
vooruitgang mogelijk is, zonder de partij te verdeelen Die
vertrouwelijke gedachtenwisseling, t n tiersrioiilijke.il onitjaiuj der
l?den voortgezet, geeft tevens de beste gelegenheid om voor
nieuwe plannen en denkbeelden, die nog niet genoeg alge
meen worden gekend of gewaardeerd, propaganda te maken
en daarvoor langzamerhand de geestverwanten te winnen.
De eenheid der liberalen in de Kamer is. juist daardoor,
tevens de grootste hefboom van vooruitgang.''
Wat een utopist ben je toch Sam ! riep ik uit. Maar zoo
was je altijd, zoo lang ik je gekend hel). Van vertrouwelijk
heid hang je aan mekaar. Aan jou zou 't niet liggen; ik zie
je al zoo achter 't vuistje fluisteren met Tak en in per
soonlijken omgang je geheimpjes hem aanbieden, en als
daar de een of aidere vechtersbaas in zijn neiging tot
plukharen zijn handen eens niet kon thuis houden, je tusschen
beide komen met een st! st! vrede! vrede!.... vrede! trek
toch niet als de haantjes mekaar de veeren uit, maar laat
ons elkander streelend de pluimen glad strijken; de vriende
lijke gezindheden winnen het in de politiek verre van de
boosaardige ; de intieme woordjes beteekenen oneindig meer
dan de chicanes, en zoo er zelfs ooiteen vos onder u mocht
verschijnen, laat hem zich bekeeren en de'passie leeren preeken.
Ja wel, zoo ken ik hem en toch is hij niet minder
strategicus. Twee zielen in dien nen mensch, 't is de
gewone historie, honderdmaal ten opzichte van groote man
nen geconstateerd. Sam gevoelt zich gepasseerd, miskend,
en zou, aJs hij er over te beschikken had, een koninkrijk
willen geven, om in het parlement weer zijn viool te kunnen
bespelen en toch, als hij in dezen geest mij geschreven heeft,
komt de onverbeterlijke idealist het hoofd opheffen en kijkt
Waller met een paar oogen aan, alsof hij zeggen wou:
zouden we sarnen maar niet langzamerhand ten hemel varen,
deze aarde ziet er zoo zondig uit! Intusschen, die beide
zielen in mijn nen vriend Sam, maken hem dubbel on
gelukkig.
Heel veel tijd heb ik niet noodig gehad, om naar aanlei
ding van bovenstaande overwegingen een plannetje te be
denken. Het liep tegen Kersttijd, en waarschijnlijk door 8ams
woorden gewekt, kwam mij de enpelenzang weer te binnen
met zijn Vrede op aarde. Grappig! zoo schoot mij door het
hoofd, dat juist de man, dien ik wel eens voor een cynicus
heb hooren verslijten, mij het denkbeeld doet opvatten, om
een politiek Kerstfeest te geven, 't Zal, geloof ik, voor't eerst
in de wereld zijn, dat zoo iets voorvalt. Daarom, zoo rede
neerde ik verder, moet het geschieden op bescheiden voet. Zon
der kerstboom. Want wanneer je zoo iets midden in je salon
liet zetten met cadeautjes, als portefeuilles en dergelijke
aardigheden aan de, takken, zouden er wel eens ongelukken
kunnen gebeuren. Neen eenvoudig een politiek Kerstfeest
van intiemen aard. Op den '2(isten b. v. bij mij aan huis, een
fijn souper. Daartoe noodig ik dan de Ministers en enkele
der voornaamste Kamerleden ook de oude vrienden van allerlei
richting, zooals Gijs, Quack, Tobi, Charles, Sjoerd .... en
dan sta ik mijn plaats als hoofd der tafel aan Sam af, hij
zij Vrede-president. Zeker, dan zal hij schitteren. Daar juist
is het me om te doen. \Vie weet welk succes hij zal hebben;
want leeringen wekken, maar voorbeelden trekken en hoe
zal men ooit een beter voorbeeld van de beoefening der
vertrouwelijkheids-politiek kunnen zien. dan Sam met een glas
champagne in de eene en met een mes in de andere
hand. Als ik hem maar er toe zou kunnen krijgen voor deze
extra-gelegenheid het trancheer-mes te kiezen!
In elk geval van den tweeden Kerstdag verwacht ik voor
het vaderJand iets goeds, en bij voorbaat verheug ik mij er
in, dat het al weder de loclit zal zijn, die voor 't eerst aan.
de wereld zoo'n exempel geeft.