De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 26 december pagina 11

26 december 1897 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1070 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Een man overboord. Oud Minister VAX DER WYCK tot Oud Minister JANSEN: »Je schepen mogen a doubléen a triple usage zijn, collega, maar jij gaat er mee naar den kelder." tllllirllMMIIMIIIIMMMMMMMMMIMMMMIMMMMIIIMMMIIIMMIMIIMMMIMirllMIMIIIIIMMMMIIIMMMM Illlllll wat lieve, wat zal riet lang niet meer duren? Maar als een voorzichtig man, die geleerd heeft, dat je in zaken ook aan je vertrouwdste vriend of vriendin niets moet los laten vóór de affaire haar beslag heeft erlangd, keerde ik haar mijn rug toe en zij begreep dadelijk, dat het mijn wensch was niet voor de tweede maal geïnterpelleerd te worden, waarom ze dan ook, wetende dat mijn gevoelsaandoeningen een ongestoord verloop eischen, zwijgend de deur uitging. Toch bleef ik niet lang in die opgewekte stemming. Het toeval wilde, dat ik een uurtje later Meindert Waller tegen kwam, die ze oogenblikkelijk weer bedierf. Ook hij interes seert zich in 't bijzonder voor v. Houten en diens positie na het stembus-ongeluk. Hij doet dat als oud vriend en als politicus, dus ongeveer uit dezelfde motieven als ik, ofschoon ik moet zeggen, dat Waller, wat zijn vriendschap voor Sam betreft, zoo mogelijk in nog feller uitslaande vlam staat dan ik. Sedert Sam's campagne tegen Bredius zou hij hem wel in goud willen beslaan en wie weet, wat hij nog doet! Nu, in het besef een volkomen betrouwbaar man voor me 1e hebben, iets wat onder politici zoo zeldzaam is, maak ik hem dadelijk deelgenoot van mijn blijde overtuiging en zeg: ik geloof dat Sam al weer een kansje ziet komen, al Ftaat de deur nog niet op een kier, daar is toch een reetje. Je kondt merken, in zijn laatste Avondpofst-artikel profeteert hij de herrie al, die eerstdaags te wachten is en natuurlijk, laat ik hier op volgen, zoodra er herrie komt is Sam in zijn element; je zult zien, dan maakt hij den bal. Maar Waller schudde driftig zijn hoofd en zei ernstig, haast droevig: neen, mijnheer Brommeijer. dan kent u van Houten niet. Juist gisteren heb ik nog een brief' van hem ontvangen, waarin hij mij schreef: mijn goeie Wallertje, zoo noemt hij mij altijd als we familiaar zijn onder ons wat is de politieke wereld tegenwoordig een afschuwelijk draaibord, alle vastheid ontbreekt. Daar zijn geen beginselen meer, behalve eenige. die ik nog in petto heb en die eerst toe passing zullen kunnen erlangen, wanneer de geheele liberale partij als een nheid onder het volk en in het parlement leeft. Maar hoe ver zijn we daarvan verwijderd ! Met den dag wordt die toekomst, waarmee ik reeds zooveel jaren gedweept heb, en waarheen zich mijn idealisme, al vuriger en vuriger verlangende, als met een giraffehals uitstrekt, in steeds donkerder nevelen gehuld ; wat staat ons voorloopig anders te wachten dan de grootst mogelijke tweedracht, en hoe gelukkig reken ik mij, in dezen tijd van verval, buiten het parlement te mogen verwijlen en aldus gevrijwaard voor elke besmetting van zoo jammerlijke kwaal mijn vredesen eendrachts-bespiegelingen, zij 'i dan ook per 'Avondjiost die wat laat besteld wordt, mijn Hagenaars toe te zenden, in het stille uur van den nacht den van wroeging sluimer en slapeloozen ten troost. Want van alles wat in de politiek u en eenig ander degelijk mensch ooit moge aantrekken, het zij het volstrekt onpersoonlijk doel, in het beeld van Janus, den God met twee aangezichten zoo zinrijk afgeschaduwd .... Waller had dat alles blijkbaar van buiten geleerd en ik moest even bekomen, toen hij het voor mij had opgezegd. Maar, zei ik nu begrijp ik er niets meer van. Sam moet het van de ruzie hebben en hij predikt den vrede. Juist, antwoordde Waller hij predikt den vrede, omdat niet Itij iets hebben moet, maar omdat hij onveranderlijk dezelfde gebleven, alleen denkt aan hetgeen zijn volk gelukkig kan maken. Lees zijn laatste artikel nog eens over maar al sta ik op een geheel ander standpunt dan u bij het beoordeelen van Sam's toestand, ik heb niet minder medelijden met hem. Ach, mijnheer Brommeijer, wat moet daarvan terecht komen : een politicus in onzen tijd met zoo'n cherubijnen- of' engelenzieltje, die nog maar altijd, als een kind zijn zeepbellen, zijn ideaaltjes blijft blazen, ofschoon zijn blozende wangetjes reeds lang door de harde werkelijk heid verflenst zijn en verwelkt. Iemand met een zoo week en warm gemoed als Sam deed maar het best zich geheel buiten de politiek te houden, want dat moet op teleurstel lingen uitloopen, die al te grievend zijn. Ik verbaasde mij op dat oogenblik een weinig over Meinderts gevoelvolle manier van spreken, iets, dacht me, zoo geheel anders, dan wanneer hij over de Maxwell of een min of meer bemind beursfonds redeneert, en enkele minuten hield ik mij bezig met de vraag of al dat sentiment nu een srevolg was van zijn omgang met mij of van dien met v. Houten. In elk geval, concludeerde ik bij mezelf, voor iemand die eenigen aanleg heeft, blijft een conversatie met groote geesten nooit geheel zonder vrucht. Maar overtuigd was ik door hem niet, al had hij mij een oogenblik in mijn overtuiging doen wankelen. Thuis gekomen nam ik aanstonds de At'otidposl weer ter hand, en bestudeerde nog eens het artikel en, ik moet erkennen daar viel voor zijn opvatting, nu ik bovendien wist hoe Sam aan Waller had geschreven, wel iets te zeggen. Ik herlas bij herhaling de volgende woorden: »Als allen slechts in de hoofdzaken eendrachtig samengaan, heeft men al dadelijk een afdoenden waarborg tegen achter uitgang, en naarmate de liberale beginselen dieper in liet staatsleven zijn doorgedrongen, treedt deze, eerste taak der liberale partij meer op den voorgrond. Terwijl voorts de vertegenwoordigers der schakeeringen, die de liberale partij n door verschil van iiuiividueele geestesrichting n door haren oorsprong uit verschillende provinciën noodwendig vertoont, zich in rertrowrelijke, gedachtenwisseling uiten, wordt tevens aan de politieke ieide s bekend, in welke richting vooruitgang mogelijk is, zonder de partij te verdeelen Die vertrouwelijke gedachtenwisseling, t n tiersrioiilijke.il onitjaiuj der l?den voortgezet, geeft tevens de beste gelegenheid om voor nieuwe plannen en denkbeelden, die nog niet genoeg alge meen worden gekend of gewaardeerd, propaganda te maken en daarvoor langzamerhand de geestverwanten te winnen. De eenheid der liberalen in de Kamer is. juist daardoor, tevens de grootste hefboom van vooruitgang.'' Wat een utopist ben je toch Sam ! riep ik uit. Maar zoo was je altijd, zoo lang ik je gekend hel). Van vertrouwelijk heid hang je aan mekaar. Aan jou zou 't niet liggen; ik zie je al zoo achter 't vuistje fluisteren met Tak en in per soonlijken omgang je geheimpjes hem aanbieden, en als daar de een of aidere vechtersbaas in zijn neiging tot plukharen zijn handen eens niet kon thuis houden, je tusschen beide komen met een st! st! vrede! vrede!.... vrede! trek toch niet als de haantjes mekaar de veeren uit, maar laat ons elkander streelend de pluimen glad strijken; de vriende lijke gezindheden winnen het in de politiek verre van de boosaardige ; de intieme woordjes beteekenen oneindig meer dan de chicanes, en zoo er zelfs ooiteen vos onder u mocht verschijnen, laat hem zich bekeeren en de'passie leeren preeken. Ja wel, zoo ken ik hem en toch is hij niet minder strategicus. Twee zielen in dien nen mensch, 't is de gewone historie, honderdmaal ten opzichte van groote man nen geconstateerd. Sam gevoelt zich gepasseerd, miskend, en zou, aJs hij er over te beschikken had, een koninkrijk willen geven, om in het parlement weer zijn viool te kunnen bespelen en toch, als hij in dezen geest mij geschreven heeft, komt de onverbeterlijke idealist het hoofd opheffen en kijkt Waller met een paar oogen aan, alsof hij zeggen wou: zouden we sarnen maar niet langzamerhand ten hemel varen, deze aarde ziet er zoo zondig uit! Intusschen, die beide zielen in mijn nen vriend Sam, maken hem dubbel on gelukkig. Heel veel tijd heb ik niet noodig gehad, om naar aanlei ding van bovenstaande overwegingen een plannetje te be denken. Het liep tegen Kersttijd, en waarschijnlijk door 8ams woorden gewekt, kwam mij de enpelenzang weer te binnen met zijn Vrede op aarde. Grappig! zoo schoot mij door het hoofd, dat juist de man, dien ik wel eens voor een cynicus heb hooren verslijten, mij het denkbeeld doet opvatten, om een politiek Kerstfeest te geven, 't Zal, geloof ik, voor't eerst in de wereld zijn, dat zoo iets voorvalt. Daarom, zoo rede neerde ik verder, moet het geschieden op bescheiden voet. Zon der kerstboom. Want wanneer je zoo iets midden in je salon liet zetten met cadeautjes, als portefeuilles en dergelijke aardigheden aan de, takken, zouden er wel eens ongelukken kunnen gebeuren. Neen eenvoudig een politiek Kerstfeest van intiemen aard. Op den '2(isten b. v. bij mij aan huis, een fijn souper. Daartoe noodig ik dan de Ministers en enkele der voornaamste Kamerleden ook de oude vrienden van allerlei richting, zooals Gijs, Quack, Tobi, Charles, Sjoerd .... en dan sta ik mijn plaats als hoofd der tafel aan Sam af, hij zij Vrede-president. Zeker, dan zal hij schitteren. Daar juist is het me om te doen. \Vie weet welk succes hij zal hebben; want leeringen wekken, maar voorbeelden trekken en hoe zal men ooit een beter voorbeeld van de beoefening der vertrouwelijkheids-politiek kunnen zien. dan Sam met een glas champagne in de eene en met een mes in de andere hand. Als ik hem maar er toe zou kunnen krijgen voor deze extra-gelegenheid het trancheer-mes te kiezen! In elk geval van den tweeden Kerstdag verwacht ik voor het vaderJand iets goeds, en bij voorbaat verheug ik mij er in, dat het al weder de loclit zal zijn, die voor 't eerst aan. de wereld zoo'n exempel geeft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl