De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1897 26 december pagina 3

26 december 1897 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1070 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. er antwoord op: »Mijn wensen voor u by' het scheiden is, dat al uwe studiën, onderzoekingen, nasporingen, overdenkingen, bij het licht der rusteloos voortgaande wetenschap voortgezet, u ook mogen doen vaststaan in het geloof aan de Opstanding van Jezus. Is het waar, dat er onverbreekbaar verband tusschen dat geloof en het Christendom is, dan mag ook wel iederen student in de Theologie, die zich voorbereidt voor de Evangeliebediening in de Christely'ke Kerk, op het hart worden gedrukt het woord, dat thans my'n laatste woord tot u is: gedenk aan Jezus Christus, opgewekt uit de dooden, opdat gij later, in de EvangeliebedieDing optredende, niet zonder, maar met het Evangelie van den levenden Christus komen moogt!'' Zoo hebben wij Doedes gekend, in dien geest heeft hij gearbeid en is er kracht van hem uit gegaan. Toen hij in 1859 tot Hoogleeraar te Utrecht in de plaats van Prof. Bouman benoemd werd, was hy de aangewezen man voor dien leerstoel. In 1841 gepromoveerd op een dissertatie over «Jezus' opstanding uit de dooden" had hij in zy'n proponententijd een prijsvraag van Teylers ge nootschap beantwoord, die met de gouden medaille bekroond werd, over de Tekstkritiek der Nieuw Testamentische geschriften. Reeds in zijn eerste gemeente, Hall bij Zutfen, richtte hy' met Van Oosterzee, Kemink en De Geer de Jaarboeken van Wetenschappelijke Theologie op, waarin menig belangrijk stuk van zijne hand voorkomt. In 1847 werd hij te Rotterdam beroepen, nadat hy »het recht des Chri&tendoms tegenover de wy'sbegeerte" van Prof. Opzoomer had gehand haafd. In Rotterdam zag hij een groot gehoor rondom zy'nen kansel van zulkeu, wien 't niet zoozeer om uiterlijke welsprekendheid en pathos, maar om bijbelkennis en zelfkennis te doen was. Welk een diepen indruk bij daar naliet, daar van getuigde na zoovele jaren de krats, namens de Rotterdamsche gemeente bij zijn graf neer gelegd. Toen hy te Utrecht als hoogleeraar optrad, was 't alsof er een nieuw leven in de wereld der Theologanten werd uitgestort. Wij gevoelden iiiliiiiiMimimi naar het Engelsch VAN BEET HARTE. (Slot). Het is wel mogelijk dat dit koude bad zijn militairen ijver had afgekoeld of zijn goed humeur had verstoord, want de consul vernam later dat hij den Amerikaanschen consul van een naburige stad met de oude geschiedenis van zijn Amerikaansch burgerschap had opgezocht. Hij scüeen" vertelde deze zijn colle^^//volkomen op de hoogte der Amerikaansche sporen en steden, maar hij had geen papieren. Hij kwam een keer of wat aan kantoor en... ... En schreef brieven naar huis ?" vroeg de consul met een plotselinge herinnering. ia, de arme sukkel kon het in de kazerne on mogelijk doen. Ik denk dat ze hem daar te veel plaagden en in 't ootje namen." Dat was het laatste wat de consul direkt van Carl Schwartz vernam. Want een paar weken daarna viel hij opnieuw in deii Rhijn ditmaal rnet zulk (en noodlottig ge volg dat hij in weerwil der heldhaftigste pogingen zijner kameraden door den sterken stroom *erd meegevoerd en zoo uit den dienst van ziju land scheidde. Zijn lijk werd nooit teruggevonden. Eenige maanden voordat de consul van Schlacht stadt naar een anderen post werd overgeplaatst, werd zijn herinnering aan den verdwenen Karl weder opgewekt door een bezoek van zijn vriend Adlerkreutz. De generaal keek ernstig. //Je herinnert je unser Karl?" vroeg hij. Ja." Hou jij hem voor een bedrieger?" 't, daar viel iets te leeren, wat ons de boeken niet konden geven. Doedes toch was een geboren docent en de uitlegging der Schriften met de aanverwante vakken was zijn element. Heeft hij niet zonder vrucht de Encyclopaedie der Theo logie en de leer van God gedoceerd en onze letterkunde met handboeken voor die vakken verrijkt, de nauwkeurige onderzoeking der Schrift uitlegging en de tekstkritiek waren 't, waarin zijn kracht vooral uitkwam. Op de methode kwam het vooral aan. Een goede concordantie moest het voornaamste hulpmiddel zijn; woordenboeken en grammatica's moesten met omzichtigheid wor den gebruikt en commentaren eerst worden ge raadpleegd, wanneer wij onze slotsom voorloopig reeds hadden verkregen, om na te gaan of wij misschien ook moeilijkheden hadden over't hoofd gezien en om onze slotsom met die van anderen te vergelijken. Het zweren bij het woord des meesters heeft Doedes ons nooit geleerd. Alle napraten vond in hem een onverbiddelijk bestrijder, evenals alle spraakverwarring en holle klanken. Waar moesten we zijn, niet enkel in de bedoeling, maar ook in den vorm, waarin we onze gedachten uitten. Maar hij stond daarbij niet verre van ons af als een Jupiter tonans. Hij gaf zich aan de studenten. Vele jaren lang leidde hij als voorzitter het ge zelschap Philalethein, waartoe bijna alle theologanten behoorden. Wij waren er vroolijk en vry', wij mochten er ons uitspreken geheel zooals wij 't meenden, en toch was er iets, waardoor wij nooit vergaten, dat wij prof. Doedes in ons midden hadden. Juist door de wijze, waarop hij met ons omging, ging er een krachtige invloed ten goede van hem uit. Met geen woord had hij er tot ons over gesproken en toch gevoelden wij 't, dat de wijze waarop na onze voorstellen receptie werd gehouden niet strookte met ons eerste optreden en verbonden wij ons, op het initiatief van mijn vriend R. Brink, om geen receptie te houden. Scheen Prof. Doedes in 't eerst dengenen, die hem naderden, wat stroef toe, hoe geheel anders werd dit bij nadere kennismaking. Met welk een hartelijkheid volgde hij zijn leerlingen op hun verderen weg. Hoe menige aansporing tot wetenschappelijken en anderen arbeid deed hij hun toekomen, die hij daarvoor in staat achtte. Met hoeveel hartelijkheid deelde hij in hun lief en leed. Daar kon geen bly'de of droeve omstan digheid zijn in hun leven of daar kwam een brief kaart of een kort maar altijd veelzeggend, karak teristiek briefje van zijn hand. Bij hem was het nooit: Uit het oog uit het hart! En hoe gevoelig was hij zelf voor kleine oplettendheden! Daar was een diepte van gevoel in dien man met die saamgetrokken lippen, met die rechte houding en dat onderzoekende oog, die toch ook zoo vriendelijk ais het ware glimlachen kon. Is 't wonder, dat Doedes grooten invloed heeft gehad op de talrijke studenten, die bij gedurende ^9 jaar mede heeft mogen vormen voor de Evan geliebediening en dat het woord van Claudius in menig hart was op den dag zijner begrafenis : h'f'e liaben einen gaten Munn begraben, mul inir war er mehr ' Amsterdam. C. F. GKOXKMKUEK. Wat zijn Amerikaansch burgerschap betreft, ja! Maar voor de rest durf ik niets zeggen." Zoo!" zei de generaal. Er is iets zeer zonderlings voorgevallen," vervolgde hij zijn knevel op strijkend. ,/De inspecteur van politie heeft ons in kennis gesteld van de aankomst hier in stad van een zekeren Karl Schwartz. Deze schijnt de echte Karl Schwartz te zijn; hij is ten minste door zijn zuster als de eenige bestaande gcïdeutifeerd. De andere, die verdronken is, was dus een bedrie ger. Wat zeg je?" Dus je hebt een nieuwen recruut opgedaan!" zei den consul glimlachend. Neen, want deze heeft zijn tijd al uitgediend in Elsass, waar hij als jongen is heengegaan. Maar, donnerwetter, waarvoor heeft die halfgare loeris van ons zijn naam aangenomen ?" Bij toeval, zou ik denken. Toen hij in zijn onnoozelheid eenmaal zóó per was gepain, moest hij er zich wel aan houden en de verantwoorde lijkheid er bij nemen. Niet waar?" riep de consul, voldaan over zijn eigen scherpzinnigheid. //Zo?o!" was het eenige wat de generaal lang zaam en met zijn diepste bas uitbracht. Maar dat tusschenwerpsel heeft een menigte beteekenissen, al naar gelang van den klank, en Adlerkreutz's uitroep sclieeu ze alle te bevatten. Het was in Parijs, waar de consul zich op zijn doorreis naar zijn nieuwen post had opgehouden. Hij zat in een welbekend café, dat ouder zijn habitués verscheidene militairen van hoogen rang telde. Achteloos keek hij naar een groepje dat rondom een tafeltje naast hem was gezeten, en zijn gedachten dwaalden, hij wist zelf niet hoe, naar Schlachtstadt terug. Daarna richtte hij zijn oogen naar het aantrekkelijker schouwspel buiten op den Boulevard. De consul begon een beetje genoeg van soldaten te krijgen. Eensklaps kwam er eenige opschudding in de gesticuleerende groep en klonk een vroolijke groet naast hem. De consul keek werktuiglijk op en zijn oogen bleven wijdgeopend den nieuw aangekomene aanstaren. Want het was de doode Karl; zonder eenigen twijfel, Karl'. Karl met zijn dik rond lichaam in een Erausche officiers-uniform gekneld; met zijn vlasachtig haar iets korter gekuipt, maar De Fransche Dicte, Herinnering aan ALPHONSB DAUDET. Alphonse Daudet. De maand December 1897 eischt groote offers. Amsterdam verloor zy'n Abraham Carel Wertheim, Parijs zijn Alphonse Daudet. Met den laatste verdwijnt een letterkundig kunstenaar, wiens naam door heel Europa beroemd is geworden, wiens glorie in Frankrijk door voor- en tPgenstanders zijner letterkundige richting met algemeene waardeering werd erkend. Alphonse Daudet was een dier bevoorrechten, welke door het uit geven van een nieuw kunstwerk, in duizenden gezinnen een juichkreet deed opgaan. Zijn hart was vol dichterlijke droomen, vol tïjngevoelenden rnenschenmin, vol edelmoedig mededoogen, vol bittere verontwaardiging over het leed aan zwak keren en minderen berokkend door misbruik van macht, door zelfzucht en overmoed. Soms was zijne ironie blijmoedig en opgewekt, als hij de rodomontades zijner zuidelijke landgenooten in de serie zijner Tartarin-romans belachelijk maakte, soms bijtend en bitter als in Nmnii Koumeatan en l'Immortel welk laatste werk een lang niet verdedigbaren aanval op de veertig onsterfelijken van de Academie l-'i-nneiiitie inhield. Vóór 1870 maakte hij zich bekend door een bundel gedichten, Les AIHOIIreugen (1857 1861) en door kleine opstellen later in bundels ver zameld: lettres de mijn Monlhi Cotites dn Lundi Lettres d'an absent Robcrt lldiiiont. Deze laatste verzameling dagteekende uit de sombere jaren 1870 en 1871, doch daaraan voor afgaande waren: Le pcttt ('liose (18(J7) met recht Wahrheit n,nd Dichtnnij uit zijn eigen leven, en Tartarin de Taraacon, beide scheppingen, welke z\jn naam bekend maakten aan Ie tont l'aris. Des te grievender was voor hem de val van zijn drama l'Arlénienne, met verrukkelijke muziek van Bizet. Daudet en Bizet werden in de hoogste mate miskend door een gril van hetzelfde publiek, dat bij de eerste vertooning van Carm-en den genialen Bizet zijn bijval weigerde, en daardoor het leven verkortte van een componist, die na zy'n dood om strijd is geprezen en geëerd. Alphonse Daudet begreep, dat men in Parijs geene ooren had voov de poëzie van het Proveneaalsche landschap, voor den zang der krekels en de schoone jonkvrouwen van Arles. Hij woonde nu in het hart van Parijs Ie Marais, waar de nijvere bevolking wonderen van kunstvlijt te voorschijn brengt. Hier kwam hij op het denkbeeld een Parijschen roman te schrijven, die in 1874 onder den titel: Froment jeune et Kisler ainéin het licht verscheen en den grondslag legde nog even vlokkig, onder zijn kepi. Kar], met boller wangen daD ooit onveranderd, maar uu ver sierd met een klein, geel, popperig knevelt je dat zich om de hoeken van zijn gevulde lippen krulde. Karl, die lacliend, op zijn oude manier, de kame raden toeknikte, maar zonder het minste spoor van accent allerlei Erantche glossen maakte. Kon het mogelijk zijn dat hij zich vergiste? Was liet een bovennatuurlijke gelijkenis, of was de ziel van den Duitscheu recruut in den i'ranschen ollicier gevaren ? Haastig riep de consul den yarcon. ./Wie is de ollicier, die zoo pas is binnengekomen?" //Kapitein Christian, van het, Bureau d'Intelliffenee," zei de kellner met ijverigen trots. //Een kranig officier un fier la pin moedig als een leeuw. En zóó grappig zoo'n farceur, net een komediant. Mijnbeer zou lachen als hij hoorde hoe hij iedereen kan nadoen." Maar hij ziet er uit als een volbloed uitscher; en zijn naam!" Oh! hij is van Ahace. Maar geen Duitscber, hoor!" betoogde de kelluer, letterlijk bleek wordend van verontwaardiging. Hij was hij Belfort. Ik ook. J/f/// Dien! Een Duitscher? A een! duizendmaal neen!" Zoo, maar heeft hij hier lang gewoond?" vroeg de consul. In Parijs, maar een maand of wat. Maar mijn heer begrijpt, zijn Departement stuurt hem overal heen! Overal waar hij maar iets kan te weten komen." De consul tuurde nog onafgewend naar kapitein Christian. Eensklaps keek de officier, wellicht instinctmatig dien vorscbenden blik gevoelend, naar hem om en hun oogen ontmoetten elkander. Tot zijn verbazing lachte de ci-deouul Karl hem toe en stapte met uitgestoken hand nader. De consul zette een min of meer hooge borst en bleef met zijn glas in de hand stokstijf zitten, waarop kapitein Christiau zijn gestrekten arm op hief en ongedwongen aansloeg, terwijl hij beleefd zeide : Mijnheer de consul is naar een anderen post gepromoveerd. Vergun mij hem te felieiteeren!" U hebt het dus vernomen ?" vroeg de consul droogjes. Anders zou ik zoo vrijpostig niet zijn. Want tot zijn blyvenden en welverdienden roem. Daarna volgde in 1875 Jack, waarin Daudet's bewondering voor Dickens duidelijk uitkwam, schoon dit boek Mad. Daudet. zijn voorganger niet mocht overtreffen. In 1877 verscheen zijn Le Nabab, met allervoortreffelijkste détails maar tevens met een portret van den Hertog de Mora (de Morny), dat niet aan alle lezers beviel. Daudet was eenigen tijd bij den Hertog de Morny in dienst geweest en daarom achtte men het niet gepast, dat hij dezen staatsman in zijn kunstwerk deed optreden. Misschien gold dit ook in zekere mate van Les Rois en e.ril (1879), omdat verschillende historische personen : de koning en kSningin van Napels, de blinde koning van Hannover en anderen in zeer lichte vermommingen ten tooneele ver schenen. Alweer gold hetzelfde van Nnm'i Ilotimestan (1881), schoon hier de schildering van zijn geliefd Provence met schitterend succes werd voltooid. Niet minder boeide L'Enamjeliste (188 J) een roman, die de wereld der protestantsche, hyper-orthodoxe calvinisten te Parijs met een stroom van verrassend licht aan den verbaasden lezer openbaarde. De hier getroffen partij was zoo verbitterd, dat Daudet dagelijks anonieme brieven met dreigementen ontving, waarvan het referein steeds luidde: Le Ghrixt se renr/era! Een hoogst indrukwekkend boek was zijn Saplio (1884), waarin hij de geschiedenis van Manon Lescaut in modernen vorm wilde herhalen, en reeds bleek het, dat L'fniinortel (1888) niet op aller instemming mocht rekenen. De hevige aanval op de Académie Vraneaise bezorgde hem althans bij de latere generatiën van Ie dernier batean een welbegrijpeiijken bijval. Vol vroolijken luim voltooide hy nog in 1886 zy'n Tartarin sur les Ali>e-<, maar reeds toen ver toonden zich de eerste teekenen van de ver schrikkelijke kwaal ruggemergstering die hem voor weinige dagen na onbeschrijfelijk lijden, plotseling deed bezwijken. In. deze laatste jaren bleek uit zijn JJose et Xinette en Petite Paroïsse, dat zijn hoofd helder en onaangetast was gebleven. Alphonse Daudet heefc op het eind van zijn leven veel geleden en eene zeer harde jeugd gehad. Van zijne geboorte at' (1:5 Mei 1840) was hij teer en uiterst gevoelig, daarbij in hooge mate bijziende, zoodat hij in latere jaren zonder hulp den drukbereden boulevard te Parijs nimmer durfde oversteken. Zijne ouders hadden te Nimes eene fabriek van zijden foulards. Hij zelf be schrijft zijne geboorteplaats in het oude Languedok (departement dn Gard) met enkele schilder achtige woorden: »beanconp de solcil, jias malde jimissière, deux on trois monuments roiiutins." ons Departement n kent het zich tot plicht in Monsieur Ie Consul'a geval wordt het een genoegen alles te weten." Wist uw Departement ook dat de echte Karl Schwartz is teruggekeerd?" vervolgde de consul op denzelfden toon. Kapitein Christian haalde de schouders op. Dan schijnt de nagemaakte net bijtijds dood gegaan te zijn", zei hij luchtig. En toch .. ." hij keek den consul met ondeugend verwijt in de oogen. //En toch wat?" vroeg de consul gestreng. Had Monsieur Ie Consul den ongeiukkigen man kunnen redden, door hem als Amerikaanse!) burger te erkennen, inplaats van hem in Duitschen dienst te helpen pressen.1' In n oogwenk besefte de consul de volle militaire beteekenis dezer logische opmerking en kon niet nalaten te lachen. Waarop de oilicier zich gemakkelijk op een stoel naast hem liet vallen en even gemakkelijk verviel in gebroken DuitsckEngelfich waarmee hij vervolgde: Zo! Hier Sehlacktstadt is een prettige stad, hè? Mooie meisjes, aardige lui. En bier en worst. Volop eten en drinken, hè? U hebt maar 'n jolig leventje, hè?'' De consul deed boveumenschelijke pogingen om zijn ernst te bewaren, terwijl de kellner achter hem om de onnavolgbare grappigheid van den geiiefkoosden olücier tranen lachte. De consul be hield echter zooveel macht over zich zelf dat hij droogweg kon vragen : En de kazerne, het tuighuis, het commissariaat, de plannen van Schlachtstadt waren zeer belang wekkend, hè?'' Ongetwijfeld". Eii Itheiufestung zijn plannen zijn ver dedigingswerken zelfs zijn gevaarlijke funderingen aan de rivier, waren voor een soldaat buitengewoon leerzaam, hè?" Dat moogt u wél zeggen", antwoordde kapitein Christian, zijn klein kuevellje opdraaiend. En de vesting dunkt u...?' Lmprenuble \ JIii si.. ." De consul herinnerde zich geneiaal Adlerkreutz's Zo o", en peinsde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl