De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 9 januari pagina 11

9 januari 1898 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Now.1072 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11* LEES' DE AMSTERDAMSE LANTAARN In de Kalverstraat. COLPORTEUR : >Hier kun je lezen, menschen, hoe die gemeene Klassen-Justitie ons heeft vrij gesproken !" ?atltlllllMMIItllllMIMIHMIIIillllllllllll Genaturaliseerde VreeiielinEen. Het onderwerp is niet nieuw. Maar ia onze dagen van sport mag er wel eens op gewezen worden, dat onze taal meer en meer vermengd wordt met allerlei uitheemsche bestaudlleelen en dat het getal van hen, die hunne moedertaal in eere houden door haar zoo zuiver mogelijk te spreken en te schrijven, betrekkelijk, gering is. De klacht is al oud. Een, twee, driehonderd jaren geleden was het niet beter. Ja, van den tijd af, dat er van eene zelfstandige -ontwikkeling onzer moedertaal sprake kan ziju, tot op onze darren hebben de »luyden van letteren" gestreden tegen al dat, uitheemsche, voor hen een schadelijk, van vreemden bodem overgewaaid stof, dat de planten van eigen bodem dreigde te verstikken, maar door anderen als blanketsel gewaardeerd, bedekking en tooi tegelijk. Of dienen niet vaak vreemde woorden om armoe van geest te ver bergen, en tevens om een schijn van geleerdheid te geven, een schijn, waaraan de groote menigte zich vergaapt-? Maar, zal men zeggen, het Hollandsch is vaak lourd, en l'esprit francais foumisseert ons honderden malen eene veel pikanter, spintueeler expressie, ja kijk, daar heb jfi r u juist expressie; dat is toch heel iets anders dan uitdrukking! En spiritueel ook al; wie is niet liever spiritueel dan geestig? Wie heeft niet liever bottines aan dan laarzen? Elke boer heeft laarzen aan. Hoe pedant klinkt iet: deze vrouw is netjes geschoeid en hoe lief daarentegen: deze dame is elegant gechausseerd. Als een advocaat of debater, den duim en index samenbrengende en daarmede de juiste geste makende, zegt: Alzoo, mijnheer de President, -wanneer ik het in deze materie pro en contra gemo veerde (een alleraardigste term, dien zelfs de Franscheu niet hebben) resumeer, dan kom ik tot de conclusie, enz. dan denkt, men, als men zulk pen tegenstander tegenover zich heeft: O j('rum, daar ga ik! Het volk, wanneer het een woord niet begrijpt, tracht liet op de eene of andere manier verstaanbaar te maken; als het kind maar een naam heeft! En zoo kan men te Amsterdam hooren spreken van iemands feilen en boenders, waar //gebreken" worden bedoeld, door menschen, die n;et weten dat feil fout" beteekent,, maar het woord in den zin van dweil zooveel te beter verstaan. Vreemdelingen worden over dezelfde kam geschoren. Eene tclocipbJe ?heet in Limburg soms een vunloosch peentje en een apotheker ver meldde onlangs in het Pharmaceutisch Weekblad de verbastering Matuur van ossen voor. .. tinctuur van. alsem. Van Wan isl da ? foutief voor Ver is da ? maakten de Fransehen het woord tnsixtus, ter aanduiding van het kleine kijkvenstertje in eene portiersloge. Sommige strijders voor de rechten der moedertaal hebben al het uitheemsche over boord willen werpen en gaven getrouwe verta lingen van elk vreemd woord. Maar het middel bleek erger dan de kwaal, want men kreeg zoodoende woorden a!s stailhiiish'n-nniiar (conciërge), vertroiticenaar (crediteur), vernuftnliny (ingenieur), bouw.stad (kolonie), ontcangtafel (kantoor), enz. P. C. Hooft heeft met die woorden dan ook niet veel svicces gehad. Alle vreemde woorden afschaffende, zou men met het badwater ?het kind wegwerpen. DJ waarheid ligt, ook hier in het midden. De waarheid is, dat woorden als conciërge, crediteur, bureau, epaulei door het lange gebruik zijn gewettigd; andere, als telegraaf, mtc/on, rail, rjfieïii ziju in alle beschaafde talen opgenomen en das inter nationaal, en eindelijk zouden we sommige vreemdelingen, als mi/J', iiitcnintuninnl, concert, sport, kwalijk kunnen missen, omdat geen Nederlandsch woord hunne beteekenis volkomen teruggeeft. Zulke woorden hebben spoedig het volle burgerrecht- verworven. De Camera. Oliscurti is een bij uitstek Unllundsch boek. Dyserinek heeft, den derden druk met den eersten vtrgelijke.nd, er op ge wezen, hoeveel on-Nederlandschc woorden door echt jS'ederlandsche zijn vervangen. Maar liet is moeilijk, iedereen te bevredigen. Hildebraud spreekt daarover in A'ff Vijfiiij Jaar. De een bijv. geeft hem te kennen, dat jil'eggehoor voor (indien tic en kuif hul voor rotan t, bij menig lezer opheldering zal behoeven; en een auder drukt zijne beleefde verwondering uit, dat- hij juffrouw Kegge, door alle uit gaven heen, nog maar altijd cnnrerxeei'cn, en haar kakatoe, voor liaar naaldekoker beducht, nog maar steeds soldaatsgewijs met kleine pasjes, naar het verwijderdste. gedeelte van zijn kruk retirccrenliet. Bij zoo strijdige wenken heeft hij besloten op dit stuk verder ziju eigenwijs hoofd maar te volgen ; plregi/chnor te laten staan waar het staat, en ook ai/'/ii'n/ie, waar dit hem voorkomt op zijne plaats te zijn; met paraplirie en regeitsclu-riii naar omstandigheid en hartsgevoel om te springen en, terwijl hij coj/'ses-forls der gastvrijheid behoudt want hij zou den man wel eens willen zien, die een likeurkelder een ijzereitkixt of een braadkinit der gastvrijheid zou willen noemen zal hij zich wel wachten ziju dierbaren Pieter iu het, koffiehuis de Noordstar op den trok t,: laten spelen, ofschoon Brlderdijk beweert, dat dit de hollandsche naam is voor biljart. De taal is als het horloge, dat we bij ons dragen; we maken er gebruik van, zonder aan de kunstige samenstelling te denk'en. \ an de duizend, die een horloge dragen, vraagt er slechts -n : Hoe zit, het in elkander? de overigen zijn tevreden niet het gebruik. Dit geldt vooral ten opzichte van de vreemde, woorden in onze t ial. Er zijn er, die op zich zelf niets uitdrukken, 't. zij ze hun naam ontleenden aan personen of door een toeval ontstonden, en andere, wier beteekenis zich zeer ver van de oorspronkelijke opvatting heef verwijderd. Wie denkt bij het woord bnrr.fin dadelijk aan liitre, ffne soort van haai de stof, waarmede tafels bekleed werden. Men heeft den naam burenti later ook geseven aan de plaats, waar het meubel stond en aan de vereeniging van personen, die daar werken. I)it:ii». is een Arabisch woord en beteekent oorspronkelijk rraifter, daarna: plaats waar registers bewaard wer>leu, vervolgens vergaderzaal eneindelijk de zitplaats der personen, die verga lerdeu. Van ilir.ini of rfiiniii (di-oe-an) of diutine maakten de Italianen dot* na, de Franscheii douane. Deze beteekenis van trillc.nnl.onr hechtten de Arabieren in de middeleouwen aan hun woord ook, om Ut op liet tolkantoor ook registers werden gehouden, ('nnapéluidde in liet Fransch van Ilabelais conopée van L conojieum en dit, weer van Gr. kn.ifijis, dat, mitff beteekent. O irspronkelijk was dit- ui. een kleed van lichte stof, dat, orn den slapsr uitgespannen, de muggen weerde; later noemde men de rustbank, binnen dat, behangsel, ook zoo. Iedereen kent de dahtüi en de furli^in. De eerste ontleent, haar naam aau den Zweedschen kruidkundige Andreas Ddhl, die haar in 1788 in Mex'co vond. Hij inaikte er grooten opgang mede in de Fransche en Duitsche kweekerijen. Men zocht toen vooral naar nuttige planten en voedingsmiddelen; het was in den tijd van l'armentier en de aardappelen. De groote knollen der plant hield men voor een uitmuntend voedingsmiddel, dat de parmo/tière over treffen zou. De bladeren zouden ook, zooals men meende, met voordeel dn spinaiie kunnen vervangen. De fur.lisia is genoemd naar den Duitschen botanicus Leonhard von Fuchs, in 15G5 te TüHingen overleden. Een huichelaar, vooral op godsdienstig gebied, een geveinsde vrome, heet nog altijd een TartujJ'e. Dit is de naam van Molière's beroemdste blijspel, geschreven in 160-1, maar eerst in 1069 voor Lidewijk XIV opgevoerd, nadat de drie eerste bedrijven reeds in besloten kringen waren vertoond. De hoofdpersoon is eene voor stelling van een invloedrijk geestelijke uit dien tijd, van den abb Roqnette, bisschop van Ant-un. Aan de bijzonderheid, dat deze veel van truffels (in het Fransche volksdialect larloufltui) hield, heeft het stuk zijn naam ontleend. Zoodra de een of andere persoon of zaak veel van zich doet spreken, valt aan het eerste het beste kleedingstuk de eer ten deel om ziju of haar naam te dragen. Eene bepaalde tint van rood heet nog altijd pompadoiir en eene zekere vuilgele kleur is gewijd aan de nagedachtenis van de airtshertogin Ixabellti van Oostenrijk, die in 1G01 de gelofte deed, geen schoone kleeren-aan te trekken vóór Oostende zou zijn ingenomen, hetgeen drie jaar later gebeurde. Toen de Fransche minister van financiën, Etienne de Silhouette in .1759 door vele onnoodige uitgaven algemeen misnoegen ver wekt had, richtte men een menigte schotschriften en spotprenten tegen hem. De moie narn dadelijk het .karakter van kaalheid aan. Men droeg overrokken zonder plooieu, broeken zonder zakken, en noemde die a ia- Silhouelie; men maakte doosjes zonder eenig versiersel en gaf ze denzelldeu naam. Deze mode giuj als alle andere voorbij: alleen in de silhouetten //kale zwarte profi:l-portretjfts a tii Silliouttle" bleef de naam bewaard. De naam arnij is afkomstig van den Engelschen admiraal Ver11011, die pi.m. 1750 leefde en om zijn grogram, d.i. grof-duff^lsche broek, den bijnaam kreeg van On'le 'Oroy. Om de dronkenschap onder zijne matrozen te beteugelen, liet hij dezen de rum aan gelengd met water geven. Waarom heet een stukjs gevouwen papier, waarmede men de pijp aansteekt, een Jiliidiis? De soldaten van illy hadden het ge bruik van den tabak in Duitschland ingevoerd en ook de zonen der Mnzen versmaadden de pijp niet. Hij, die vijft'g pijpen achter elkaar rookte, werd gepromoveerd tot magister, die het tot honderd gebracht had, was ipso facto doctor. De academische senaat werd voor al dien. rook bevreesd en verbood din studenten voor een bepaalden tijd liet rooken. Toen verrezen er rookgezeischappen, waar slechts zij toegelaten werden, die aan den kastelein een briefje konden vertoonen, waarop de volgende teekens stonden: Vid, Fous. S. D. N. II.," d. i.: ..Fi/tilinx Fratibus salutem dicit N. hospes": De gastheer N. groet do getrouwe broeders. Zoodra de studenten in het tabakshol vereenigd waren, stopten zij hunne pijpen ea staken die aan met het toegangsbewijs, dat men ftJihus noemde. J. Woi.ïiiüis.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl