Historisch Archief 1877-1940
, ' r
' D
E
AMSTERDAMMER WEEKBLAD
VOOR
N
ED
E
RL
A
N D.
; T
K
fc"
.
ftkinderen die zich daarvoor aanmeldden,
warme spij» te verschaffen op die dagen,
waarop vanwege het armbestuur geen uit
deding er van werd gehouden, uitgezonderd
<}e* Zondags. Een proef voor n winter om
het5 onderwijs meer vruchtdragend te doen
zijn, en zoo zij slaagde door het particulier
initiatief te vervolgen! Met groote meerder
heid hechtte de Raad er zijn zegel aan, werd
eene commissie benoemd en een crediet ge
opend.
?'t Rapport, dat in Maart 1891 verscheen,
maakte met ingenomenheid melding van de
zeer gunstige resultaten die bereikt werden,
met betrekkelijk geringe uitgaven. Tot zoover
liep alles goed, maar minder vlotte het met
de vereffening der gemaakte kosten, waarvoor
eene afschrijving op den post: onvoorziene
uitgaven noodig was. Ged. Staten om hunne
goedkeuring gevraagd, toonden er zich wat
geraakt over, dat zij als het ware voor een
Fait accompli werden gesteld, waar het toch
als vaststaande moest worden aangenomen, ?
'dat ook over den post voor onvoorziene uit
gaven niet mocht worden beschikt tot het
jfoen van uitgaven, dan met hunne
toe. Stemming. Maar bovendien: het verstrekken
Tvan warme spijs aan schoolgaande kinderen
iron een nuttig werk der particuliere
lief- dadigheid zijn, maar behoorde in geen geval
tot de bemoeiingen van een gemeentebestuur.
Een leelijke streep door de rekening van
tet gemeentebestuur van sneek; gelukkig
'. «ehter werd het geld' elders gevonden.
In October d. a. v. werd bij de behandeling
. der gemeentebegrooting onder «andere uit
gaven niet onder de vorige hoofdstukken
Behoorende" weder een post uitgetrokken,
voor 't geval zich eene commissie raet de
uitdeeling van spijs aan schoolkinderen wilde
belasten. Dit subsidie was echter Ged. Staten
n doorn in het oog en de begroeting werd
dan ook niet goedgekeurd, omdat lo. de
artikelen 59 tot 61 der wet op het armbe
stuur zulk eene bijdrage zouden verbieden,
2o. eene verstrekking van warme spijs aan
schoolgaande kinderen niet kon gebracht
worden onder de kosten van het Lager
Onderwijs, waarin de gemeente heeft te voor
zien, nu de wet zelve uitdrukkelijk had be
paald, wat onder die kosten behoorde en
3o; het bedoeld subsidie ook ten bate zou
komen van 't bijzonder onderwijs, terwijl
juist elke financieele steun door provincie
of gemeente middellijk of onmiddellijk aan
het onderwijs te verleenen, moest verboden
- worden, nu de subsidiëering van 't bijzonder
onderwijs rijkszaak was geworden.
Waar echter de som voor kindervoeding
bestemd niet onder hoofdstuk VII, Armwezen
en On'derwijs, was ingetrokken, werd m. i;
? bet eerste bezwaar van Ged. Staten tot een
s minimum teruggebracht. Maar wat de beide
andere bezwaren aangaat, viel werkelijk voor
hunne meening veel te zeggen, ten minste
tot zekere hoogte, 't Gemeentebestuur van
Sueek ging zeker wel wat ver met een sub
sidie voor voeding van schoolkinderen zonder
eenige beperking, uit te trekken. Art. 47
der wat op het L. O. schrijft voor, dat het
gemeentebestuur zooveel mogelijk het school
gaan der kinderen van bedeelden, onver
mogenden en minvermogenden bevordert. Het
is in de keuze dier middelen vrij en kan
dus een subsidie voor de pasgenoemde cate
gorieën van kinderen, die de openbare lagere
school bezoeken, verkenen. Zulk een post
zal op de begroeting kunnen gebracht worden
omdat art. 44, dat de uitgaven noemt, die
voor het openbaar lager onderwijs moeten
gedaan worden, enuntiatief is, m, a. w. uit
breiding toelaat. Maar dan ook alleen ten
bate van dat onderwijs, onder welk hoofd
stuk de artt. 44 en 47 staan.
't Gemeentebestuur ging in hooger beroep.
Het besluit van Ged. Staten werd echter
bekrachtigd, hoewel andere beweegredenen
dan Ged. Staten hadden, de Regeering er
toe leidden, het beroep van appellant onge
grond te verklaren. Zij overwoog, dat zoo
danig gebruik van de uit de opbrengst der
plaatselijke belastingen in de gemeentekas
bijeengebrachte gelden ter uitreiking van
voedsel aan inwoners der gemeente of aan
een gedeelte hunner, behalve In de door de
wet op het armbestuur voorziene en door
haar geregelde gevallen, nimmer kon ge
acht worden te behooren tot de huishouding,
noch een onderwerp van gemeentezorg zijn.
Van het gebied der historie tot het wer
kelijk leven teruggekeerd, zien wij nu, dat
een gemeentelijk subsidie voor kinderen van
onvermogenden ter bevordering van het
onderwijs wel mogelijk wordt geacht. Maar
dan toch zeker , alleen met het oog op art.
47 der wet op het L. O. Daar buiten schijnt
mij er geen plaats voor te zijn. En waarom
zich dan tot owvermoogenden beperkt? De
grens immers tusschen hen en w-wvermogenden
zal dikwijls zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk
te trekken zijn. Het hangt van te veel om
standigheden af.
Hoe het ook zij, nu door de veranderde
zienswijze der Regeering zuik een post op
de begrooting niet de bezwaren van vroeger
zal ontmoeten, ware het te wenschen, dal
het een of ander gemeentebestuur het volgend
jaar (nu zouden Ged. Staten, waar de be
grootingen al vastgesteld en opgezonden zijn
weder van een fait accompli kunnen spreken)
zich de zaak eens aantrok.
In 't algemeen zal m. i. het verschaffen
van voedsel aan schoolkinderen aan het
Earticulier initiatief moeten worden
overgeiten; de gemeente helpe alleen subsidiair.
ME. M. C. NIJLAND.
Dr. W. H. KOSTERS.
3 October 1843?18 December 1897,
Woensdag 22 Dec. 1897 had te Enschedé,
zijn geboorteplaats, de plechtige
teraardebestelling plaats van den Leidschen
hoogleeraar in de godgeleerdheid, Dr. W. H.
Kosters. Hij had de voorgaande week nog
zijn gewone colleges gegeven en ijverig ge
werkt aan de groote taak der laatste dertien
jaren, de vertaling van het Oude Testament.
Zaterdags in den namiddag, opgewekt als
altijd, bij zijne familie gekomen om met zijn
gezin in den geliefden kring, in zijn vader
stad, de kerstvacantie door te brengen, werd
hij reeds enkele uren later plotseling aan
gegrepen door een hevige benauwdheid,
waarop hij schier onmiddellijk den geest gaf.
Een slagaderbreuk aan het hart, vermoedt
men, was oorzaak van zijn plotseling ver
scheiden.
In hem verliezen zeker allereerst zijn
naaste betrekkingen een met reden hartelijk
geliefden echtgenoot en vader, een diep be
treurden bloed- en aanverwant; zijn vrienden
n op wien zij mochten bouwen; zijne leer
lingen een hooggewaardeerden en uitnetnenden
onderwijzer. Maar ook de wetenschap, met
name de beoefening der godgeleerdheid, lijdt
door zijn heengaan groote onherstelbare
schade. Kosters was, gelijk de rector magni
ficus, prof. Mac. Gillavry, mocht verklaren
aan zijn graf, een sieraad van de Leidsche
Universiteit.
Daar had hij als student, onder de leiding
van Kuenen, bij/ondere liefde opgevat voor
de beoefening der Oudtestamentische vakken,
en was hij den 29 Juni 1808 bevorderd tot
doctor in de godgeleerdheid, na de verdedi
ging van een akademisch proefschrift over
de historie-beschouwing van den
Deuteronomist mei de berichten in Genesis-Numeri
vergeleken. Zijn vrije tijd, hem gelaten, of
liever ontwoekerd aan de trouwe behartiging
zijner ambtsplichten als predikant, te Rockanje
sedert 26 Juli 1868, te Heenvliet 1874,
Barendrecht 1877, Neede 1880 en Deventer 1883,
bleef steeds gewijd aan dezelfdegeüefde studie,
waarvan nu en dan een proeve \eiicheen in
het Theologisch Tijdschrift. Toen Kuenen,
in 1884, op aanstichting van wijlen Dr. J.
Hooykaas, de leiding eener nieuwe vertaling
van het O. T. op zich had genomen, sprak
het van zelf dat Kosters mede werd
uitgenoodigd, aan het groote werk deel te nemen.
Hoe de meester nu nog meer en beter dan
te voren de groote gaven van zijn bescheiden
leerling leerde kennen en waardeeren! Hij
heeft het mij meermalen gezegd, onder den
levendigen indruk der van tijd tot tijd
terugkeerende 3 a 4 dagen van ingespannen
commiss.orialen arbeid op zijn studeerkamer in
de Haarlemmerstraat, met hem en Oort en
Hooykaas. Geen wonder dat zijn naam aan
stonds door velen werd genoemd, toen men
natuurlijk onderstelde dat een van Kuenen's
beste leerlingen zou worden geroepen om
hem, f 10 Dec. 1801, op te volgen.
Den 4en Mei 1892 aanvaardde hij het
nieuwe- hem toevertrouwde ambt van
hoogleeraar in de godgeleerdheid, belast met het
geven vaft onderwijs in de Israëlitische letter
kunde, de geschiedenis van den Israëlitischen
godsdienst, en de uitlegging van het Oude
Testament. Hij sprak bij die gelegenheid
over het godsdienstig karakter van Isracls
historiografie.
Nu kon hij zich geheel en onverdeeld
wijden aan zijn lievelingsstudiën. Hij deed
het, met groote opgewektheid en onverpoos
den ijver. Hue hij daardoor zijn leerlingen aan
zich wist te binden; zijn medeleden van het
Theologisch gezelschap boeide; de lezers van
het Theologisch Tijdschrift, met name zijn
medebeoefenaren van dezelfde vakken, zoo
binnen als buiten 's lands, degelijk onderhield
en aangenaam verrastle!
Het laatste inzonderheid door zijn in 1S93
afzonderlijk uitgegeven liet herstel van Ixrn't'l
in het Perzische tijilcak, waarin hij de stel
ling ontwikkelde, dat, men ten onrechte spreekt
van een terugkeer der ballingen en een her
bouw van den Jeruzalemschen tempel, door
dezen, onder Cyrus; dat gezegde herbouw
tusschen de jaren ,"20 en filG v. C. plaats
had, door achtergebleven vrouwen, op voor
gang en onder het aanmoedigend woord
hunner profeten, Haggaïen Zacharia; dat
de eerste en eenige terugkeer van ballingen
plaats heeft gehad onder Ezra, niet vóór het
]aar 433, nadat Nehernia, onder veel tegen
stand, in 444 begonnen was de muren der
stad weder op te richten.
Deze nieuwe voorstellingen vonden toe
juiching en bestrijding. De laatste lokte bij
herhaling een nadere verdediging uit, nog in
Sept. tegenover van Hoonacker te Leuven,
Wellhausen te Göttingen en Meyer te Halle.
Die pleidooien zijn verschenen in het Theo
logisch Tijdschrift, waarvon Kosters jaren
lang een gewaardeerd medewerker en sedert
1885 een ijverig lid der redactie is geweest.
Bfóar vindt men, behoudens een enkel in
den Spectator en wat afzonderlijk 'het licht
zag, de meeste zijner nagelaten artikelen.
Zijn hoofdwerk bestaat evenwel in zijn aan
deel in de nieuwe vertaling van het O. T.,
met inleidingen en aanteekeningen, begonnen
in Jan. 1885 en in voorloopipen druk vol
tooid in het najaar van 1897. Kort voor zijn
dood mocht hij het genoegen smaken de
eerste aflevering der definitieve, voor het pu
bliek bestemde uitgave in het licht te zien
treden. Helaas, dat zijn bekwame hand niet
meer kan helpen aan de verdere bezorging
dier hoogstbelangrijke onderneming. Hoe zal
de eenig overgeblevene van het viertal, dat
den grooten arbeid begon, prof. Oort, hem
missen. Maar hij niet alleen.
Kosters was een bescheiden geleerde. Een
voudig in zijn optreden. Hij trok niet spoedig
de aandacht in een ruimeren kring. Maar
wie hem van nabij leerden kennen, zijn be
trekkingen, zijn vrienden, zijn ambtgenooten,
zijn leerlingen, achtten hem hoog en waar
deerden zijn kennis, zijn scherpzinnigheid,
zijn helderen blik en zijn warm hart. De
Koninklijke Akademie van Wetenschappen
te Amsterdam nam hem op onder haar leden.
De Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde te Leiden koos hem tot haar Pen
ningmeester. Waar men behoefte had aan
een vrijzinnige godsdienstprediking deed men
gaarne een beroep op zijn bekende hulpvaar
digheid. Zoo zal zijn heengaan in menigen
kring, ook buiten dien der Leidsche
hoogeschool en haar godgeleerde faculteit, diep en
smartelijk worden gevoeld. De woorden van
hulde en waardeering, gesproken bij zijn graf
door treurende ambtgenooten, leerlingen,
vrienden, waren ten volle verdiend. Zijn asch
ruste in vrede, op de Algemeene begraaf
plaats zijner vaderstad, naast die zijner ouders,
van zijn broeder en andere verwanten. Zijn
geest blijve leven in wie hem hoorden en met
hem mochten verkeeren.
W. C. VAN MANEN.
Spanje en Cuba.
Generaal Weyler, die door het
ministerieSagasta uit Cuba is teruggeroepen, nadat
hij daar honderdduizend man had verloren,
millioenen schats had verspild en geen enkel
succes had behaald, poseert niet slechts als
politiek martelaar, maar stelt de critiek, die
zeer terecht op hem en zijn jammerlijk beleid
wordt uitgeoefend, voor als eene beleediging
hem en het geheele »onverwinlijke" Spaansche
leger aangedaan. Een zestal bladen van de
oppositie hebben het rekest openbaar gemaakt,
dat door hem aan de Koningin Regentes is
gericht om voldoening te vragen voor de
beleedigde eer van de Spaansche troepen.
Het stuk kenmerkt zich door eene
breeden grootsprakigheid, door een valsch pathos,
dat een allerongelukkigsten indruk maakt,
vooral in den mond van een man, wiens
zending zulk een volledig fiasco heeft gemaakt.
De Regentes zou dezen tweedeu Varo kunnen
antwoorden: »geef mij mijne legioenen weder,
en de vele millioenen, die gij den Spaanschen
belastingschuldigen hebt gekost."
Generaal Weyler begrijpt natuurlijk zeer
goed, dat het in de laatste maanden gebeurde
weinig geschikt is om hem in Spanje tot een
populair persoon te maken. Hij is daarom
zoo verstandig geweest, zijne zaak en zijn
wrok te vereenigigen met die van de
onverzoenlijken der conservatieve partij, onder
leiding van Romero Robledo. »Het is hier
niet het klassieke pronuncinmiento" schrijft
de Temps. «Eertijds liet een generaal, die de
re,u'eering of alleen naar het ministerie wilde
omverwerpen, zijne troepen bijeentrommelen ;
hij trok dan den degen, stelde zich aan het
hoofd van zijn brigade en marcheerde door
de stad onder de leuze »Leve die of die!1'
of »Weg met dien of dien!" en hij sleepte
de rest van de troepen en het volk mede.
Tegenwoordig is het procédéveranderd en de
vrienden van generaal Weyler hebben een
geheel nieuwe methode bedacht, die werkelijk
niet on vernuf tig is. De generaal doet een
beroep op de openbare meen ing en het leger,
in den vorm van een loyalistisch protest
aan de koningin-regentes. Een journalist
komt «toevallig" in het bezit van dit stuk,
publiceert het rog vóór de koningin er kennis
van kan hebben genomen, en op die wijze
rekent men aan de gevolgen eener al te
stoutmoedige daad te zullen ontkomen."
Wij noemden reeds als Weyler's mede
stander den politicus Romero Robledo, het
cnfiinl terrible der Canovistische partij. Deze
thans zestigjarige Andalousiër behoort sints
meer dan dertig jaar tot de lieden, die van
de politiek eene broodwinning maken onder
de leuze : >alles vóór de vriendjes en dóór de
vriendjes." Tijdens de
September-omwenteling van 1808 liet hij in de straten van
Madrid eene proclamatie aan p
hij de Bourbons eene razd
geprostitueerd ras noemde, w
ting verhinderde hem niet,
del Castillo als minister van
zaken, van onderwijs, van
justitie op te treden, die bene
vaarden uit de handen van <
in naam van het »geprostiti
land te regeeren. Tijdens zijj
van koloniën keerde hij op
de staatskas vijf millioen pes
half bankroete transatlantisi
maatschappij, van welke hij
aandeelhouders was. En to
in het Parlement lust toonde
voor ter verantwoording te
eenvoudig te kennen, dat l
heel andere zaken aan het li
omtrent vroegere en tegenwoc
De bedreiging hielp: kraaier
de oogen niet uit.
Na den moord op Canovas
pleegd splitste zich de cons
in een aantal groepen. De kc
gaf den wensch te kennen,
in de partij zou hersteld wc
lag allerminst in de bedoelir
Robledo, wiens haan dan ste]
zou kraaien. Hij riep te Mad
dering van conservatieve sens
vaardigden bijeen, en sprak
mogelijk kwaad van al de pa
als leiders in aanmerking k
Martinez-Campos, A.zcarraga,'
en hij eindigde met de b«
koningin kan ons onmogelijk
stellen, ons te vernederen of
opstand te komen.1' Natuurlijk ,o i,o,_
gadering ook zijn doopceel gelicht .v"
door den conservatief Pidal. Maar '? .-j
hem gevreesde vereeniging onder een anq
leider dan hem zelven is niet tot stand
komen, en thans maakt hij gemeene :
met generaal Weyler, wiens veel bespn
protest waarschijnljjk door hom gestel
en althans door zijn organen natuu
tengevolge van een «misverstand" is g
bliceerd,
Het Spaansche ministerie heeft de
daging van generaal Weyler niet oribc
woord gelaten; dit zou trouwens niet
mogelijk zijn geweeit. De generaal heef
constitutioneele voorschriften in den
geslagen, volgens welke hij zich niet (,ot
souverein, maar tothet ministerie had me
wenden ; hij heeft tegenover de regeerii'p
de Vereenigde Sta.en beleedigende uitd
kingen gebruikt, die als ze niet werder
desavoueerd het coiflict zouden kunnen
uitbreken, dat tot dusver met zoozeel
is vermeden. De minister-president Sag
heeft zich niet te vreden gesteld me
halve verontschuldigingen van generaal A
Ier en rnet de verzekering van den dire<
van het hl ad El Ninonal dat de publi
buiten Weyler's voorkennis had plaats ge
Evenmin heeft hij zich gestoord aar
luidruchtige coalitie ran Weyler en Ro
Robledo. Hij heefc besloten, den geni
te doen verschijnen vi)or de hoogste mili
rechtbank, en vooraf medegedeeld, da
zich geheel aan de uitspraak van dit licl
zou onderwerpen.
Intusschen heeft de Spaansche rege
tegenover Cuba w»ord gehouden en
decreet uitgevaardigd, waarin de auton
van het eiland worlt geproclameerd, t<
teyens het eerste Cubaansche ministe
benoemd. Cuba krmt hierdoor in het
van eene even grocte mate van zelfbe
als verscheidene Engelsche koloniën gen
en de opstand heefs zijn eigenlijke redei
bestaan verloren, al wordt het tegendee:
beweerd door de leiders der insurgente
ongaarne afstand düen van het gezag e
invloed, door hen in ie laatste jaren verki
In de Vereenigde Staten ziet men
oplossing met leede oogen, maar hè!
geen twijfel, dat dg autonomie voor d'
banen, als zij er een verstandig gebrul
weten te maken, voordeeliger zal zijl
eene annexatie bi: de groote republie
voor het Latijnschs element nooit bijz
veel sympathie heeft getoond.
Ju (h Apotheek. De sociale stro
Van Markcn's drukkerij. Niet on
aller n De bolxiny tnssclicn k
en arbeid in Engeland's nijverh
RitiiKchild. Solide geldbeleggi
solicden, sociale arbeid.
Jawel, zelfs de apothekerswereld heefl
woordig hare sociale aangelegen hedi
's Gravenhage zou ook een nuamloo;
nootschap een apotheek exploiteerej
bevoegde apotheker was benoemd, t we
dames met diploma a!.t. apothekers bi
waren aangewezen, de datum van c
was vastgesteld maar de pharma
bedreigd door den modernen vorm d
currentie, schoolden samen.... het z
gebeuren. Men zou er wel voor zorj