De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 9 januari pagina 3

9 januari 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na 1072 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 6e bekende handelsvereeniging weigeren zou de geneesmiddelen, welke en zoo als die in *^te Bwdeiflandsche pharmacopoea zijn aangeMKffwen («ie art 4 der wet op de uitoefening jaar -Brtoenybereidkunst), voor die onderneming te leveren ; ook de leverancier der potjes en pannetjes zou bewerkt worden. De benoemde geëxamineerde bedienden zou men doen Boycotten. Allen dames-apothekersbedienden werd ten strengste verboden met hare bedoelde vakgenooten conversatie te houden; het be sluit werd genomen nimmer een apotheker of bediende vroeger id betrekking geweest bij een centrale- of volks-apotheek, d. w. z. in een apotheek dooreen naamlooze vennootschap opgericht, aan te stellen. Edoch, het mocht niet baten, Al was 't dan twee maanden later, de centrale apotheek werd geopend en wat nog erger is: het gaat baar goed. De vervolging zou niettemin worden voort gezet De wet, de staat zou ter hulp geroepen v:*worden. In de dezer dagen gehouden wihtervergaderiner van den geneeskundigen raad van Zuid-Holland werd de kwestie ter sprake gebracht. Het resultaat was de aanneming ?«ener motie waarin de geneeskundige raad ? van Zuid-Holland de wenschelijkheid uit? spreekt dat de vraag, of naar de geldende wet een apotheker eigenaar moet zijn der door hem geëxploiteerde apotheek, worde be«Hat door den rechter en waarin'hij voorts zijn voorzitter uitnoodigt de noodige stappen tot het verkrijgen ?eener zoodanige beslissing te doen. De voorzitter, de inspecteur dr. Menno Huizinga, bad te vergeefs terecht geprotesteerd, onder mededeeling, dat hij zelfs geen onderoek kon instellen of een apotheker eigenaar is der door hem beheerde apotheek omdat hij, inspecteur, daarmede niets te maken heeft. Tenslotte verklaarde hij zich evenwel bereid proces-verbaal op te maken, wanneer een apotheker, die geen eigenaar is van de door hem bestuurde zaak, hem dat verzocht om de rechterlijke beslissing uit te lokken. Dat verzoek zal wellicht van die zijde niet zoo spoedig.komen. Erg twijfelachtig schijnt de bedoeling der wet evenwel niet te zijn. Bovendien vergete men niet, -dat reeds ver scheidene »ndere apotheken onder het be heer staan van door maatschappijen of particuliere eigenaars aangestelde apothe kers. Vergis ik me niet dan heeft de naamlooze vennootschap »de Eenhoorn" in onze goede hoofdstad reeds vijf apotheken gevestigd die, overeenkomstig art. 3 der voor noemde wet, elk afzonderlijk door een chef die den titel van apotheker wettelijk bezit, ibeheerd vorden en die tegen zeer lage prijzen de bjj de wet voorgeschreven geneesmiddelen verkoopen. Wellicht hebben deze inrichtingen «rtoe bijgedragen om ziekenfondsen der werk lieden ia de gelegenheid te stellen zoodanige regeling te treffen, dat aan de zieken de keus der geteesheeren bjjna geheel kan worden overgelaten. Óók geven zij aan de dragers van.ddn apothekerstitel, die echter over geen kapitatl of voldoend crediet beschikken, de gelegenheid als zelfstandig bestuurder op te treden. Te verwonderen is deze apothekersbeweging niet. Tot nog toe, beter gezegd: tot voor korten tijd, hadden zij nog weinig van con currentie te lijden. De studiekosten voor apotheker maar vooral de moeilijkheid om, na bet verkrijgen van den titel, zelfstandig het vak uit te oefenen belemmerden de concur rentie. Het grootste bezwaar wordt echter weggenomen indien ook apotheken door naam looze vennootschappen de ondernemingsvorrn door de wet gecreëerd om de samen vloeiing van kleine bedragen tot groote hanmiiiiiiiiiiiiiiinmi ofiuill&fón. «tiiiiiiiiiiiiHiiiiiiininiiintiiiiiiiniiniiiiiiriiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitinniii GEOBGEKENSTOM'SAYOHTÜR. Een verhaal uit het Leven der Boeren. Naar het Engekch VAN H. A. BRYDEN. Geen aangenamer avond dan die, voor slechts weinige jaren aan de vriendelijke oevers der Limpoporivier gevierd! Twee vrienden, jagers van be roep, trokken d"or Bechuanoland naar den Zambezi en een gelukkig toeval bracht hen, juist daar waar de Notwani- en de Limpoporivieren zich vereenigen, met twee jagers en kooplieden te zamen, die zich uit het verre binnenland naar het zuiden begaven en op deze plaats hadden halt gehouden. Met een rijke lading ivoor, struisveeren, huiden en andtre voortbrengselen, en met een groote kudde vee. door hen voor andere zaken ingeruild, legden deze man nen den tocht af. Bij zulk een onverwachte ont moeting in het hart eener Afnkaansche wildernis sluit men zich altijd gemakkelijker aaneen en de nieuw aangekomenen lieten zich dan ook spoedig overhalen, eveneens uit te spinnen en er het hunne toe bij te dragen om den avond zoo aangenaam mogel._k te maken. Den vorigen dag had Smallfleld, de jongste van de twee kooplieden, een flinken reebok, groot genoeg voor hen allen te zamen, buit gemaakt; ook hadden zij juist, uit versch meel een ruimen voorraad brood gebakken. De anderen daaren tegen, die regelrecht uit Kimberley komende, zich daar rijkelijk van reisproviand hadden voorzien, konden bun weer plum-puddings en tomaten in blikken, erwten, jam en andere luxe-artikelen in ruil aanbieden; verder konden zij over een paar flesschen uitmuntenden Schotsehen brandewijn be schikken. En daar zij in den loop van den dag in het aan de oevers der rivier omhoog schietende jungle ongeveer zes koppel fazanten en parelhoen ders onder schot hadden gekregen was alles, wat er voor een uitgezochten, Afrikaanschen disch verdelskapitalen te bevorderen kunnen ge xploiteerd worden. Het is niet anders. Het is het gevolg van den logischen ontwikkelings gang van het oeconomisch leven onzer tijden door wien de sociale bewegingen van het laatst gedeelte dezer eeuw veroorzaakt worden. Kleine bedrijven worden door groote en grootsche ondernemingen met een staf van ingenieurs, werktuigkundigen en andere ge diplomeerden geabsorbeerd. Nog mag gelukkig gezegd worden: kennis is macht; een oeconomische macht die voor den individu echter allengs meer ondermijnd, verzwakt wordt. Zoo wordt door de macht van de consequentie der feiten, ook in de apothekerswereld, de aandacht op de groote oeconomische invloeden, die het geheele maatschappelijk leven allengs meer evolutioneerend revolutioneeren, ge vestigd. Tegen dien wereldstroom oproeien gaat niet, is nutteloos kracht verspillen. Neen hem regelen en leiden in de goede richting, opdat hij der algemeene welvaart ten goede, ten zegen zij, dat behoort het streven te wezen. Geen oorlog tegen het kaptaal; wel strijd voor de wijziging der burgerlijke en handels wetgeving op de allengs meer algemeen wordende ondernemingen, in den vorm van naamlooze vennootschappen, om de voordeelen ten bate te doen komen van kapitaal en arbeid beide. In dit opzicht is nog zooveel te doen. De arbeid is bij de wetgeving op de vennootschappen van koophandel, in het bij zonder bij naaml. vennootschappen, zoo stief moederlijk bedacht.ja, men zou kunnen zeggen : op zijn belang is in het geheel niet gelet. Hoe veel moeite heeft den heer van Marken te Delft de oprichting van van-Marken's drukkerij, waarin ook arbeidsvennooten werden opge nomen, niet gekost. Dat goede voorbeeld heeftal eenige navolging gevonden. Algemeene toepassing zou door de wetgeving belangrijk bevorderd kunnen worden. Steeds duidelijker leert het practische leven hoe eenzijdig het is, allén op bevordering en verspreiding van goed onderwijs bedacht te zijn. Dit heeft tot gevolgen : het verruimen van den horizon, het aankweeken van een gepast gevoel van eigenwaarde, het stellen van hoogere eisenen op materieel, zedelijk en geestelijk gebied, het vorderen van de erken ning met woord en voorbeeld van eiken ge zaghebber, dat zijn gezag is ingesteld ten bate van hen boven wie of in wiens dienst hij is geplaatst, en dat ijver, werkzaamheid en toewijding, het meest opgewekt en duur zaam bevorderd worden door die chefs, die zelven het eerst komen, het laatst gaan en tusschen komen en gaan mér dan anderen toonen te gelooven in het: arbeid adelt. Als aan deze opgewekte wenschen niet wordt voldaan, dan is botsing te wachten. Daarom behoort bevordering van onderwijs gepaard te gaan aan doelmatige wetswijziging in de bedoelde richting. Dit is, dit wordt, naar ik meen, nog steeds te veel vergeten of.... tegengewerkt. Niet bevreemdend. Sociale poli tiek is zedelijke politiek; de oplossing of althans de gedeeltelijke beantwooiding der sociale vraag vordert zedelijkheid in den hoogeren zin van het woord, vraagt zelfver loochening van hen, die, door de bestaande wettelijke voorschriften, in den strijd om het bestaan boven anderen bevoordeeld worden zonder meerdere verdiensten. Dat is vél ge vergd. Daarom, moet ook vél in die richting worden gearbeid. Betreffende den omvangrijken reuzenstrijd tusschen den bond der metaalbewerkers en dien der patroons moet helaas gezegd worden: Boys, the light isn't over. The second »final word" der patroons heeft bij de werklieden eischt werd, voorhanden. Toen de avond begon te vallen, waren zij juist met al de toebereidselen gereed. Bij het schijnsel van het knetterende kampvuur, nog verhelderd door het licht der twee lantarens, die op de als tafels dienst doende kisten geplaa'st waren, werd het avondeten door hen genutttgd. Een weinig verder zaten de bedienden om een ander vuur geschaard, zich te goed te doen ; rustig lagen de ossen naast hunne jukken. Tegen den donkeren achtergrond teekenden de nog donkerdi r wagens zich als zwarte gevaarten af en lustig weerkaatsten de witte tenten den rossigen gloed van het vunr; het was een stille, zoele nacht en als zoovele diamanten flonkerden de sterren in het diepe indigoblauw van het hoog boven hunne hoofden zich welvende koe peldak. Was het wonder dat hunne stemming aan opgewektheid niets te wenschen liet? Toen de maaltijd eindelijk afgeloopen was werd de koffieketel te voorschijn gehaald. De reizigers staken hunne pijpen aan, dronken op hunne afwezige vrienden en op elkander en toen volgde een lange, heerlijke avond. De twee kooplui waren stoere, wakkere klanten, in het binnenlaud, vanwaar zij kwamen, zoowel op jacht en bij zwaren arbeid als bij genoegens, allen de baas ; de laatstgekouienen hadden voorheen ook reeds op het ,/veldt" gejaagd eri toonden met hen dus meni^ punt van overeenkomst. Bij den ongestadigen, vroolijken gloed van het vuur werden weer tal van avonturen en wederwaardigheden, op de jacht beleefd, opgerakeld, menig kloek wild weer buit gemaakt. De //trekkers" die zich naar het binnenland begaven deelden hun voornemen mee, hun geluk op nieuw terrein te gaau beproeven, op een gedeelte van het, veldt," tamelijk ver van den weg, die gewoonlijk gevolgd werd, verwijderd ; de woeste, verlaten, onbekende landstreek benoorden den weg naar het Mababéveld was het doel van hnn tocht. //Wel," zei Kenstone, de oudste der kooplieden »na den -regeutijd zult ge daar wel overvloed van wild vanden ; giraffen, gemsbokken, herten, elanden, antilopen en misschien wel olifanten en twee, drie rbinocerossen. Maar het is een woest, dor land ; meer naar het noorden is de bodem hobbelig en ongelijk en, tenzij het hard geregend heeft, is het water er geducht schaarsch. //Wat mij betreft," vervolgde hij met bijna somberen blik geen gehoor gevonden. Hierop heeft de bond der fabrikanten geantwoord: «Wij deelen u de ontvangst van het bericht omtrent den uitslag der stemming mede. De wapenstilstand is dus geëindigd." Een kort en toch veel zeggend antwoord. Het wijst alle verdere onderhandelingen af. De patroons zullen !nu zeer waarschijnlijk door meerder uitsluiting van nog in dienst zijnde aangesloten arbeiders en de vervanging van dezen door niet-vereenigde werklieden door onderkruipers den vijand trachten te verzwakken. De Fairfield Works te Glasgow, de grootste onderneming in het vervaar digen van scheepsmachines in het Clyde-district heeft de vorige week 800 leden vanden metaalbewerkersbond op straat gezet en, naar men zegt, wachten 20 firma's slechts op het wachtwoord van den patroonsbond om dat voorbeeld te volgen. Daar ieder ontslagen lid ongeveer f 9 per week ontvangt zullen derhalve de uitgaven voor de stakers en uitgestotenen belangrijk stijgen. De conferentie der engelsche vakvereenigingen heeft plaats gehad. Twee honderd ve_reenigingen vertegenwoordigende ruim een millioen ai beiders, hebben aan de samenkomst deelgenomen. Het besluit is genomen om de leden der vakvereenigingen uit te noodigen wekelijks 3 pence per man bij te dragen voor de ondersteuningskas. De opbrengst hiervan zou per week pi. m. ?180000 bedragen. Om een denkbeeld te geven vanden grooten omvang van den strijd en van de groote macht der arbeidersorganisaties zij meegedeeld, dat bij den aanvang van den strijd de bond der metaalbewerkers pl.rn.4Vs mill.guld.in kas had. Hiervan zijn nog ruim 2 millioen gulden over waarvan echter de kleinste helft niet gebruikt mag worden omdat deze bestemd is voor het zieken- en invaliedeiifonds. Aan vrijwillige bijdragen werd ruiui ? 1,300,000.?ontvangen. Een schitterend bewijs van de ontwikkeling van het solidariteitsgevoel der engelsche vakvereenigingeu en van die op het vaste land van Europa, waaronder de duitsche de eerste plaats innemen. De vorige week ontving de bond eiken dag ruim / 12,000.?aan vrijwillige giften. Maar er is schier onbegrijpelijk veel noodig. De vorige week deed ik enkele mededeelingen omtrent een interview van Zola; de volgende week hoop ik betreffende de uitge lokte sociale beschouwingen van den mach tigen geldyorst, baron Alphonse Rothschild, eenige berichten te geven. Het verschil is groot. # * * De sociale aangelegenheden leiden me ook naar de geldmarkt. Blijkens de advertentie in dit blad heeft de zeeuwsche landmaat schappij, gevestigd te Goes, de inteekening op de nog in portefeuille zijnde 684 aandeelen, groot ? 500.?tegen den koers van 100 per cent opengesteld. In de mij toegezonden pro spectus deelt de maatschappij mede, dat zij reeds met succes, overeenkomstig het werkje getiteld: »Tuingrondverhuring aan kleine luiden" van de maatschappij tot nut van 't algemeen, in die richting is werkzaam geweest. Dat is een gezonde sociale arbeid. Alge meen wordt toch erkend dat de beschikking over een lapje grond voor de plattelandsche arbeidersbevolking een ware weldaad mag worden genoemd. Deze wijze van verhuring leidt bovendien tot de gelukkigen samenloop van omstandigheden dat tevens de verpachter hoogere inkomsten geniet. Ook om die reden verdient de aangeboden geldbelegging de bij zondere aandacht van groote en kleine kapitaiiiiMMiiimiiMiiHiiimmmMiiillimiliii naar de vlammen starende en peinzende met de hand over den zwaren, bruinen baard strijkende, »ik ben dat veld ook eens ingegaan, maar ik verlang er niet naar het weer te doen. Ik heb er een heel ongezellig avontuur beleefd een ondervinding, die ik niet hoop dat ik ooit weer op zal doen, al word ik honderd jaar. In al de jaren dat ik gejaagd heb en het zijn er nu bijna vijfen-twintig heb ik nooit zoo'n wonderlijkeu, verschrikkelijken tijd doorleefd als de enkele dagen, waar ik nu van spreek. Hu !" en er voer een ril ling door zijne forsche leden, Katuurlijk was de nieuwsgierigheid zijner makkers terstond geprikkeld. Ik heb je nooit over dat land hooren spreken," zei Smallfield. Ik wist elfs niet dat je er ooit geweest was. Vertel op. Wat is er gebeurd? Het moet al heel erg zijn als jij er kippenvel van krijgt, want, je bent nogal niet voor een kleintje vervaard." //Ik heb er ook haast nog nooit met iemand over gesproken, Jim," antwoordde Kenstone. //Het is nu elf jaren geleden dat het gebeurd is. Mijn oude vriend Angus, (hij is nu in de kolonie), weet er alles van, waut hij was er ook bij en toen wij terugkwamen heb ik er het een en ander van aan een Trausvaalscheu Landdrost verteld. Maar na dien tijd heb ik er nooit meer over gesproken ; het maakt mij maar van streek en het is een alles behalve opwekkende historie. Maar het is nu lang genoeg geleden en als jelui het verhaal graag zou willen hooren, zal ik voor ditmaal eens van mijn gewoonte afwijken, maar, bedenkt, wat je hooren zult zijn feiten. Jij kent mij genoeg, Jim, om te weten dat ik niet lieg of overdrijf. Wat ik ga vertellen heb ik met eigen oogen gezien ? en God geve dat ik het nooit weer zien zal." Allen brandden van verlangen om het verhaal te hooren en Keuttone vervolgde: //Nu laat ik dan eerst mijn pijp nog eens stoppen en mijn glas vullen. Dan zulltii wij nu maar eens een aanvang met het verhaal maken,'1 ging hij voort, ziju glas opheffende ten teeken dat hij op de gezondheid zijuer metgezellen dronk. ,/Ilet was in '71- dat Augus en ik voor de derde maal een tocht naar het meer N'gami oudernamen. Deze keer hadden wij van Khama verlof om in Mababéen in het land van de Cuobérivier te jagen en handel te drijven. En wij dachten er zelfs over nog verder te gaan, naar de streek tusschen de listen die solide geldbelegging naast billijken interest verlangen. De bedoelde tuingrondVer; huring vordert evenwel slechts een zeer klein ! gedeelte van het grondbezit der maatschappij. _ Het grootste gedeelte van haar grond eigendom verpacht ze in boerenbedrijven van normale grootte. Het eerste jaar bedroeg het | dividend 3X en het tweede jaar 3% pCt. j Deze goede uitkomsten zijn vooral veelzeggend omdat alle pachten zeer geregeld werden volI daan. Dit geschiedt lang niet overal. Het bewijst dat de huursom zeer billijk is. Daar de maatschappij het geld alleen voor aankoop van gronden mag besteden en daarop door haar nimmer, onder welk voorwendsel dan ook, hypotheek mag genomen worden, kan haar werkkring als zeer solide worden be schouwd terwijl een nauwkeurig onderzoek van de overgelegde balansen en jaarverslagen, vrijheid geeft tot zeer gunstige getuigenis omtrent den souden toestand waarin de maat schappij verkeert. Amsterdam, D. STIGTER. 5.6 Jan. '98. illHltltllllllMIMIIIIHHIIIIinillllllllllllllMtltntnillllllllllllllMtlllllMTlrilllllll V'W"'*^ "~" ?V*m'""M^Kfc j«K«n»,!> -«"«r TOONLLRTMVZIEK Léon Caryalno. Parys heeft weer een man van groote autoriteit verloren, den directeur der Opéra-Comique, Léon Carvalho. Maandags na Kerstmis had een beroerte hem getroffen; vóór Nieuwjaar was hy overleden, Hy was twee en zeventig jaar. Léon Carvalho (eigenlijk Carvaille) was in 1853, toen hu met Mlle Miolan trouwde, zelf zanger aan de Opéra-Comique, waar zy destyds reeds bezig was een ster te worden. Drie jaar later werd hij opera-directeur, maar onder bijzondere omstandigheden. Zijn vrouw, wispelturig als een bedorven kind, ofschoon consciëntieuse artiste, had de Opëra-Comique verlaten en zich aan het Sunta en de Okavanga, als wij ten minste niet door de koorts verhinderd zouden worden. Wij trokken de woestijn door en nadat wij de rivier over waren gestoken (het had dat jaar zeer laat geregend) vorderden wij vlug en begonnen de Mababévlakte te naderen. Wij hoorden van de langs de rivier wouende Makoba's en Masarwa'?, dat er in het kreupelbosch aan onze rechterhand nog wa'er stond en dat wij daar olifanten en zeer veel ander wild zouden vinden. Het gebeurd niet dikwijls dat dit veld toegankelijk is en daarom was het wel zaak om den gewonen weg, dien wij met de wagens zouden nemen, te verlaten, het kreupelhout in te gaan en te trachten daar een voorraad ivoor op te doen. Daarom sloegen wij, voordat wij Scio Pans bereikt hadden rechtsaf, gingen met een der wagens het struikgewas in en zouden den anderen, die door een onzer beste drijvers bestuurd werd, naar de plek, waar het water stond, om daar onze terugkomst af te wachten." ,Wij hadden eenige Boschjesmannen bij ons, die zoo sluw als vossen werden door het vooruitzicht, ons op het spoor van het wild te moeten brengen en zelven misschien een groot gedeelte van het vleesch te zullen krijgen. Groot was onze teleur stelling toen de eerste dag en een groot gedeelte van den tweeden voorbij ging, zonder dat wij een spoor van een olifant ontdekten, Giraffen, struis vogels, gemsbokken en herten schenen echter in groote getale aanwezig te zijn en onverwachts stuitten wij dan ook op een troepje giraffen. Daar de olifanten toch eenmaal buiten ons bereik schenen en wij gebrek aan vleesch hadden, gaf ik mijn paard de sporen en reed in galop op ze af. Ik had geen jas aan en was aan alle kanten omgeven door zwaar, doornachtig struikgewas, waar geen tochtje doorheen streek, liet beest, waar ik hetopgemunt had, scheen liet doornigste jungle uit te zoeken en zoo moest ik het ongeveer twee mijlen in duizeling wekkende vaart achtervolgen, voordat een mijner kogels het trof. Ik had hem neergeschoten, rnaar hij was duur gekocht. Mijn il inellen hemd was aan flarden gessheurd en mijn borst, en schouders waren opgereten. Als ik je als oud veldman" een goeden raad mag. geven, maak dan in zulke zware struiken nooit jacht op giraffen, ais je geen jas aan hebt. Ik wist zelf ook wel beter maar ik was dien dag eigenlijk niet meer op wild bedacht. Ik het het stroopen van het dier aan den Masarwa

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl