Historisch Archief 1877-1940
"J"
No. 1073
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Volle twintig jaar werkte hij namelijk reeds aan een bril, die
de kroon moest zetten op al zijn uitvindingen, want dit werk
was bestemd voor zyn afgodisch beminden zoon, dien hy daar
door wjjs, machtig, ry'k en beroemd hoopte te maken. Reeds had
het levenselixir van den vader den zoon de eeuwige jeugd
geschonken, nu wilde bij hem ook de alwetendheid schenken !
De zoon was weliswaar, zooals de kinderen van alle genieën,
min of meer dom en bekrompen, maar de vader bemerkte dat
niet, want in zyn oogen was zijn erfgenaam het schoonste, meest
begaafde wezen op aarde, en de zoon stelde, zooals meestal
het geval is met kinderen van groote mannen, niet genoeg prijs
op zyn vader, tot wien geheel Europa met bewondering opzag.
Ronduit gezegd, de altijd jonge, altijd krachtige, altijd gezonde
en altijd levenslustige jonge man hield den ouden, gebrekkigen,
vlytigen, bescheiden vader voor ouderwetsch, onpractisch, onhandig.
Het komt maar al te dikwijls voor, dat een zoon openlijk verkon
digt, dat z\jn vader niet geschikt is voor het leven, zonder dat hij
bedenkt dat hij zijn eigen geschiktheid om te leven aan dienzelfden
vader te danken heeft.
Op een goeden dag om heel nauwkeurig te zyn: op den 24en
December 's middags om 3 uur 25 minuten, trad de zoon de
Studeerkamer van zyn vader binnen. Een glans van vreugde vloog
over het gelaat van den ouden man, dat er uitzag als geel ge
worden perkament, doch waaruit twee groote, heldere blauwe oogen
straalden.
O, dat is lief van je, dat je vandaag by my komt, Frits," zeide
de geleerde ontroerd. Sedert den dood van je moeder, die helaas!
stier voor de ontdekking van dat levenselixir, dat jou, myn lieve
ling, thans onsterfelijk maakt, sedert den dood van die edele
vrouw ben ik byna alty'd alleen. Dat gy nu dezen avond, die
men terecht den heiligen avond noemt, met my wilt doorbrengen,
daarvoor zal ik u danken op een wijze, die u gelukkig zal maken.
Want", ging hij op geheimzinnigen toon voort, ik heb een
utivinding tot stand gebracht, die het heerlijkste is wat
menschenhanden en menschenverstand ooit geschapen hebben, en die uitvin
ding zal ik u, myn zoon, schenken." En met verheffing van stem
voegde hy fier erbij: «Dat zal myn Kerstgeschenk zijn!"
De liefhebbende zoon vertrok zyn melkgezicht een beetje
hjj waschte zich met een soort melkzeep, die zijn vader had uit
gevonden en die hem het teint van een jong meisje gaf, hoewel
er al een eeuw over zyn bruingelokt hoofd was heengegaan,
en stotterde toen verlegen:
Ja maar, papa... u weet toch ..."
.Och, ons weten is zoo beperkt," mompelde de oude geleerde
bescheiden. Toen haalde hy uit een foudraal een groote bril te
voorschijn, waarvan de glazen op vreemde wyze geslepen waren
en als reusachtige diamanten schitterden en fonkelden. Bij zette
? de bril op zyn fraai gevormden arendsneus en er kwam een wolk
op zijn hoog gerimpeld voorhoofd. Doch dit duurde slechts een
oogenblik, toen glimlachte hy weer.
Frits, je weet welken dag wy vandaag gedenken. Ik ben geen
kwezel, ja. ik hoor zelfs niet tot de geloovigen, maar..."
.De oude heer wordt sentimenteel," dacht Frits.
Je denkt, dat ik sentimenteel word," zeide de geleerde, maar
bedenk eens, myn zoon, hoe zelden ik je zie en dat ik behalve
jou geen andere vreugde heb op de geheele wereld. Voor jou
werk en studeer ik..."
Als uw uitvindingen my .maar wat meer geld bezorgden,"
dacht de jonge man.
Je denkt, dat myn uitvindingen te weinig geld opbrengen,"
zeide de geleerde glimlachend, en de honderdjarige jonge man
was onaangenaam er door getroffen, dat zyn vader letterlijk zijn
gedachten kon lezen, maar nu heb ik, zooals ik reeds zeiden
een uitvinding gedaan, die u tot den rijksten en machtigsten
man der wereld zal maken..."
Oude gek," dacht de gevoelvolle zoon.
Je denkt, dat ik een oude gek ben," zeide de vader fluisterend
tot zyn steeds meer verbluften zoon, maar je vergist je, ik
ben geen gek, maar ik ben werkelyk in het bezit van een uit
vinding, van de geniaalste uitvinding, waartoe ik het ooit heb
gebracht, en die u, myn dierbare Frits, tot den wyste der wyzen
en den rijksten der rijken hier beneden zal maken."
Als ik dan maar vast zooveel had dat ik de kleine Arabella
een armband kon geven als Kerstgeschenk..."
Je denkt, dat je liever de kleine Arabella..." fluisterde de
geleerden.
De oude man wordt heusch griezelig," dacht Frits, terwy'l hij
zyn vader angstig aanstaarde.
Je denkt: de oude man wordt heusch griezelig," riep de vader
nu lachend uit, en toen hij bemerkte dat het melkgezicht van
zy'n zoon een ontstelde uitdrukking aannam, alsof de melk
plotseling zuur geworden was toen zette hij de bril af en sprak
ernstig en plechtig:
Zie myn zoon, dit is de bril der alwetendheid, de geniaalste
kostbaarste van alle ontdekkingen, die iemand ooit gedaan heeft.
Boekdrukkunst, locomotieven, luchtballon, telefoon, lucifers en
gymnasia voor meisjes, al die uitvindingen zinken in het niet
by myn bril. Wanneer ik deze wonderglazen voor myn oogen heb,
zie ik door de hoofden dar menschen heen als door een venster
ruit. Dank zij een combinatie, die ik gerust de wonderbaarlijkste
mag noemen, die ooit bedacht is, kan ik door deze bril niet
alleen de hersenen der menschen zien, maar kan ik ook
helder en duidelijk alle gedachten lezen, die in hun hersen
cellen voorhanden zijn en zich daarin vormen en ontwikkelen.
En niet alleen ik ben daartoe in staat, maar ieder mensch
aan wien ik deze bril geef kan de gedachten van een ander
lezen, zoo gemakkelijk als in een courant met groote letters
en een mooieu druk. Twintig jaar heb ik aan deze bril ge
werkt; ik zou minstens tien jaar noodig hebben om u te ver
tellen, hoe het my gelukte, deze byna sprookjesachtige glazen
samen te stellen, die een verbinding zijn van den verrekijker met
de Röntgenstralen en den Morse-Telegraaf en daarenboven in ver
band staan met grootsche anatomische ontdekkingen, waarvan geen
sterveling tot nu toe eenig denkbeeld had. U, mijn geliefde zoon,
schenk ik deze bril der alwetendheid, waarin mijn kennis en mijn
talent hun hoogsten triomf bereikt hebben. Dat is myn kerst
geschenk!"
Wat kan ik er voor koopen?" vroeg de practische Frits in zich
zelf, en de geleerde vader raadde dadelijk die gedachte van zijn
zoon, hoewel hij zyn tooverbril reeds had afgelegd.
Niet alleen bezit deze bril der alwetendheid een onschatbare
wetenschappelijke, maar ook een onschatbare materieele waarde.
Bedenk, myn zoon, dat gij deze bril slechts behoeft op te zetten
en de gedachten en denkbeelden uwer medemenschea komen op
u toevliegen, als muggen naar bet licht. Benige voorbeelden:
Gy kykt door de bril en ziet, welke effecten de grootste bankier
zal koopen, en daardoor kunt gij zonder de minste kans op
? verlies op de beurs speculeeren; gij ziet welke plannen de ge
niaalste veldheer bedenkt, en kunt daardoor met hem wedijveren
om zyn roem; gij ziet welke denkbeelden de groote geleerde in
het hoofd heeft, en kunt hem vóór zijn; gy ziet, welke ideeën
ontkiemen in de hersenen van den dichter en kunt daarvan
gebruik maken, zonder dat men u van plagiaat kan beschul
digen, en ten slotte dat zal misschien de meeste waarde
voor u hebben, stelt deze bril der alwetendheid u in staat, in
de hersenen der vrouwen te zien, te weten te komen, wat de
vrouwen denken en overpeinzen..."
Verrukt kuste Frits de hand van zyn vader en woorden van
warmen dank vloeiden van zijn lippen. Toen nam hij de bril,
zette haar op zy'n neus en keek zyn vader strak aan. Hij zag
m het hoofd van den geleerde niets dan oneindige, opofferende,
Een standbeeld voor wijlen Mr. J. Heemskerk Azn.
TIIORBECKE (tot MR. J. HEEMSKERK Azx): »Mag ik u mijn plaats
afstaan ? Ik verveel me hier al zoo lang. En ge kunt gerust
zijn ! het is hier geen Iiijkslravers.'"
onbaatzuchtige liefde voor zijn zoon, en zelfs Frits, die nooit een
al te gevoelvol kind was geweest, werd zoo getroffen door die
groote liefde, waarvan hij zich nu voor de eerste maal in zijn
leven geheel bewust werd, dat hij den ouden man om den hals
viel en hem vol teederheid kuste.
En al had ik nog honderd jaar moeten opofferen, om die bril
te maken, dan zou ik er nu rijpelijk voor beloond zijn," zeide de
geleerde, die overgelukkig was over die opwelling van teederheid
in zyn zoon.
Doch reeds weinig oogenblikken later verliet Frits, met de won
derbril voor zijn oogen, de woning van zijn vader. Gedurende de
lange uitlegging, die de geleerde aan zijn uitvinding gewijd had,
was er een denkbeeld opgekomen in het hoofd van zijn zoon.
Frits was verliefd, en niet voor de eerste maal, daar hij zooals
meu weet reeds honderd jaar oud was. Niettegenstaande dat
werd hij door hartstocht verteerd, en sedert eenige maanden
leefea hij slechts voor Arabella, een jonge, bijzonder voorname en
zedige zangeres, met wie hij wilde trouwen. Hij was overtuigd
van haar liefde en trouw welk minnaar is dat niet ? maar
nu hij in het bezit van de bril der alwetendheid was gekomen,
koesterde bij den zeer\begrij elijken wensch, zich ook de bewijzen
van zijn overtuiging te verschaffen. Met gewapende oogen snelde
hij door de straten en telkens en telkens weer vroeg hij in zich
zelf: Wat zal ik achter het blanke voorhoofd van mijn aange
bedene lezen V"
Vertrouwen en twijfel, blijdschap en weemoed wisselden elkaar
af in zijn gemoed, en hij wierp slechts nu en dan een vluchtigen
blik op de voorbijgangers. Doch hoe snel en onstuimig hij ook
voortylde, toch konden enkele waarnemingen hem niet ontgaan,
zoolang hij de bril der alwetendheid voor de oogen had.
Een gevreesd bankier reed hem in een sierlijke equipage voorbij
en onder den hpogen hoed las hij de gedachte: Wanneer de
officier van justitie er maar niet was, dan zou ik..." Meer kon
Frits niet zien, want het rijtuig en zijn eigenaar waren reeds voorbij.
Kort daarna kwam hij een generaal tegen en Frits richtte zijn
oogen op de gedachten van den grooten man, die bijzonder een
voudig waren : Wist ik maar, hoe ik myn onbetaalde wissels zou
dekken, dan zou ik mij heel wat meer op mijn gemak voelen..."
Frits wendde zijn blik af, want hij wilde niet verder doordrin
gen in geheimen, die voor hem niet van belang waren. Doch
toen hij een grijzen geleerde tegenkwam, die algemeen als een
licht der wetenschap werd beschouwd, wierp hij een blik op den
ouden schedel van den wijsgeer, doch ontdekte niets anders
dan de niet zeer diepzinnige gedachte: Het bier wordt hoe
langer hoe duurder en de wetenschap hoe langer hoe goedkooper."
Nog eens werd de aandacht vanden ver liefden jongen man getrok
ken door een jeugdig echtpaar, dat hem voorbij reed: een jongen
dichter en de dochter van een millionair. Met moeite ontcijferde
PVits in het door lange golvende lokken omgeven hoofd van den
poëet de gedachte: Ik had toch eigenlijk wel een beetje een
grootere bruidsschat verdiend," terwijl hij onder de blonde vlechten
der jonge vrouw de woorden las: Hij moest zijn haar toch eens
laten knippen..."
Zijn hart kromp ineen. Als hij bij zijn Arabella ook eens zulk
een smartelijke teleurstelling zou moeten ondervinden? Wanneer
zij hem misschien zelfs ontrouw was? - natuurlijk alleen in gedachten.
Vol vreezen en beven liep hij de trap op, en zijn schreden
werden nog langzamer, zijn angst nog grooter, toen het
kamermeisje hem open deed en hij in het hoofdje van het kleine ding
de impertinente gedachte ontdekte: Daar komt die vervelende
iinimiiimiiiiii
vent alweer, voor wien fooien nog niet schijnen uitgevonden te
zijn..."
*
Bevend trad Frits den salon binnen en hij durfde niet opzien,
toen Arabella hem tegemoet kwam. Hij hoorde het ritselen van
haar japon, den klank van haar stem, en eerst na een paar
seconden vatte hij moed en hief zijn oogen naar haar op, aar
zelend, angstig... Maar hij had wel luide willen juichen, toen
hij het reine, heldere voorhoofd zijner Arabella zag. Niets onaan
genaams, niets hinderlijks, niets verschrikkelijks ontdekte hy
de vurige geliefde vrouw dacht (den hemel zij dank) hoegenaamd
niet, zij had geen enkele gedachte, geen spoor van een ge
dachte, geen idee van een idee...
Hij viel ondanks zijn honderd jaren op zijn knieën, kuste haar
de handen als een hartstochtelijk jongeling ? want het levens
elixir schonk hem onsterfelijke jeugd en toen zij hem verwon
derd vroeg: Wat is er mijn vriend?" toen kon hij alleen maar
op verrukten toon zeggen: Gij hebt geen idee... ervan... hoe
gelukkig ik ben... Or gij maakt mij tot den zaligsten van alle
onsterfelijken!"
Zij glimlachte, en zeide: Gij zijt niet bijziende, lieve vriend,
en toch draagt gij een bril, en zelfs een bijzonder vreemde bril.
Wanneer ge mij daardoor aanziet, kryg ik een gevoel, als of gij
mij door hoofd en hart kijkt..."
Haastig antwoordde hij r O vraag mij niets, geliefde vriendin,
maar sta my toe, u nog n vraag te doen." En haar strak aan
ziende, riep hij uit, terwijl hij al zijn liefde in zijn woorden
legde : Niet waar, mijn liefste, gij hebt mij lief? Gij hebt voor
mij nooit iemand anders lief gehad, en zult na mij nooit een
anderen man beminnen?"
. .. Maar daar las hij in haar hoofd duidelijk het woord:
Onnoozele hals!"... En toen hij uitriep: Spreek toch! Ant
woord mij toch !" Toen zag hij weer de woorden: Onnoozele
hals ! ... Onnoozele hals ! . .."
Hoofdschuddend zette hij zijn bril af, ademde op de fonkelende
glazen, veegde ze toen zorgvuldig af met zijn zakdoek en zette
de bril langzaam en plechtig weer voor zijn oogen. Maar opnieuw
las hij niets anders dan dat ne noodlottige woord, dat van oogen
blik tot oogenblik scheen te groeien. De onnoozele hals werd hoe
langer hoe grooter, ja, zelfs de uitroepteekens daarachter werden
al langer en dikker.
Woedend rukte hij zich de bril der alwetendheid af en smeet
haar neer op een marmeren tafeltje, zoodat de glazen in duizend
stukken sprongen... En toen kuste hij de handen zijner geliefde
weer. en dacht vroolijk en verlicht ademhalend: Zij zal waar
schijnlijk aan een ander gedacht hebben..."
* *
*
De bril der alwetendheid was geheel vernield, maar de verliefde
zoon van den grooten geleerde bekommerde zich niet daarover;
hy voelde zich weer trotsch en gelukkig en had alleen nog maar
een medelijdend glimlachje over voor de uitvinding van zyn ouden
vader, die in zijn oogen even kinderachtig als onbetrouwbaar was.
En het is de vraag, of de wereld wel reden heeft, zich te beklagen
over de vernietiging van die merkwaardige uitvinding der twintigste
eeuw, en of de menschen den dwazen zoon niet veel meer dank
baarheid verschuldigd zijn, dan den wijzen vader ?