Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1073
vlakkig. Indien het ooit mocht komen tot
een organisatie van den arbeid met opheffing
van het privaatbezit der productie-middelen,
zal dat dan niet eerst zijn over honderden,
miswel over duizenden j aren, als men ternauwer
nood meer zal kunnen constateeren, niet dat
een zekere v. d. Goes heeft geleefd, maar dat
er een tijd is geweest, waarin men theoretisch
over zulk een socialisme handelde ? Gij, die
toch zooveel ziet zie er die 1500 millioen
wereldburgers maar eens op aan, en reken
eens uit hoe talloos vele factoren te zamen
zullen moeten werken om uw theorie in
praktijk te brengen. Zeker, aan het streven
van het proletariaat om de kapitalistische
uitbuiting te beteugelen, zijn we toe en het
doet ons veel genoegen dat het socialisme ervan
overtuigd is, vooreerst de door het radicalisme
voorgestane middelen te moeten toepassen,
maar waarom zoudt gij u zelf nu belachelijk
maken door u aan te stellen, alsof gij niet
uw hoofdje het meest gecompliceerde raadsel,
waarvan ooit in de materieele wereld is'
gedroomd, zoudt kunnen oplossen ? Wij willen
aannemen, dat met de beperkte kennis der
geschiedenis en der maatschappelijke en ziel
kundige verschijnselen die u en ons eigen
is, met de wellicht betrekkelijkerwijs nog
veel meer beperkte denkkracht, waarover gij
te beschikken hebt, onder den invloed uwer
litteratuur, gij tot de meening zijt gekomen,
dat de maatschappij zich bewegen zal of
reeds beweegt in de richting eener volstrekte
opheffing van het privaatbezit der productie
middelen ; maar is alle wetenschappelijke
methode, alle wetenschappelijke zin u zóó
vreemd, dat gij vergeten kunt niet met
exacte-wetenschap te doen te hebben, en ge
dus niet als volksredenaar of verkiezings
agent maar waar ge de allures van een
wetenschappelijk man aanneemt, met beschei
denheid hebt te spreken ?
Als de heer v. d. Goes zoo iets hoort,
komt hij eerst recht op dreef. Het socialisme
geen exacte-wetenschap en alles wat ik u
vertel is waarheid, het is om zoo te zeggen
uitgerekend, het is bewezen, het staat mathe
matisch vast. Gij weet dat alleen niet, omdat
ge »den lust en de geschiktheid mist de
beginselen van de anti-burgerlijke levens
beschouwing te onderzoeken" en dit is
weer zoo, »omdat gij niet als met geweld
gebroken hebt met de burgerlijke beschaving."
Een kleine commentaar bij die «burgerlijke
beschaving" ware met het oog op onze
stompzinnigheid niet overbodig geweest, maar
wij doen alsof wij 't begrijpen... en consta
teeren dan, dat wij theoretisch het socialisme
niet knnnen vatten, omdat wij practisch nog
in de burgerlijke beschaving staan, wijl deze
ons b'elet de beginselen van de anti-burger
lijke levensbeschouwing te onderzoeken. Wij
meenen echter al jaren lang niet veel anders
gedaan te hebben dan die beginselen te on
derzoeken ... maar dit is natuurlijk
zelfmisleiding, want zoolang iemand niet met
de burgerlijke beschaving gebroken heeft,
geen socialist is, snapt hij het fijne van het
socialisme niet! Niets kan hem dat gemis
van het ware orgaan vergoeden. Hetzij men
als Quack een alverslinder van socialistische
literatuur is, hetzij men als wij »bij voorkeur
geheelonthouder" zij, mager is en blijft men
zoolang men de geopenbaarde waarheid ver
werpt, dat de maatschappij alleen te redden
is door de opheffing van het privaatbezit
der productiemiddelen.
Nu zouden wij alweder den heer v. d. Goes
kunnen verzekeren, dat wij geenszins geheel
onthouder zijn; wij durven ons niet eens
afschaffer noemen; we hebben het nog maar
gebracht tot matigheids-broeder. En zelfs in
die matigheid hebben wij, naar wij vreezen,
van de socialistische literatuur wel eens iets
te veel gebruikt, 't Moge aan onze zwakke
maag liggen, zij schijnt volstrekt niet te
kunnen tegen een onophoudelijke herhaling
van denzelfden spijs. Altijd knoflook, 's och
tends, 's middags en 's avonds. Ja wel, 't heeft
ons soms verveeld. En toch, de smakelijkste
schotels zijn ons niet voorbijgegaan. Heusch,
al de principieele vertoogen van v. d. Goes
zelf hebben wij geslikt. Wij hebben
geslobberd in de wetenschappelijke soep van den
wetenschappelijkste onzer wetenschappelijke
socialisten ... maar wat baatte het ? Zelfs
v. d. Goes was voor ons te vergeefs geboren.
En natuurlijk. Hij geeft reeds aanstonds de
verklaring er van door als volgt den af
stand tusschen zijn eigen en ons standpunt
te meten: »heeft de wetenschap de bur
gerlijke maatschappij gemaakt, of de bur
gerlijke maatschappij de wetenschap, hare
wetenschap? De socialisten, die het laatste
meenen, begrijpen, dat de bourgeoisie het eer
ste moet gelooven." Met deze nonsens over
de bourgeoisie.- en dus ook over ons, moeten
de lezers van 't Tweemaandelijksch Tijdschrift
het nu maar voor goed nemen als zij dan
nog niet begrijpen wat des poedels' kerm
is, geven wij alle vertrouwen in hun scherp
zinnigheid op!
*
Bodemloozer, holler geschrijf dan v. d. Goes
als politicus of filosoof-historicus zijn lezers
durft voorzetten, is ons onbekend. Met een
stuk of wat beweringen, die de plaats van
argumenten moeten innemen, bij afwezigheid
van kalme studie, zonder wetenschappelijke
methode en ernst, verstoken van de meest
eenvoudige bedrevenheid in het ontleden
van begrippen, ganschelijk misdeeld van het
vermogen om ook eens buiten het
gedachtenkringetje te zien, dat hij niet zichzelf, maar
anderen voor hem, hebben getrokken, en
evenzoo van de alleronmisbaarste kritiek op
eigen vermogens, staat hij al j aren achtereen
als een goochelaar te kraaien op het soci
alistisch marktplein, dat hij met een weten
schappelijk laboratorium verwart. Daar werkt
hij van den ochtend tot den avond met vier,
vijf balletjes, die hij, tot verbazing der
aanschouwers, in allerlei variaties opgooit, met
zijn oogen dicht, zóó kent hij het stelletje en
het spelletje van buiten.
Arme kerel! Het slachtoffer van een ver
gissing en van een voorrecht. De vergissing
dat zijn hoofd met een bijzondere denkkracht
is toegerust om de idee uit de stoffelijke
wereld te distilleeren, de logica der ver
schijnselen te ontdekken en te doceeren; en
het voorrecht: het bezit van stijl; een
voorrecht dat bij de genoemde vergissing een
voortdurend gevaar voor hem oplevert en
hem helaas steeds rampen te gemoet zal
voeren. Ach heere, die stijl! Wanneer
v. d. Goes het eens stellen moest zonder
stijl, en hij zag zich verplicht met den een
voud der wetenschappelijke bewijsvoering een
overzicht te geven van het essen tieële, dat
hij in al die jaren in tallooze vellen druks
had geschreven, zou 't niet op n pagina
kunnen staan?. Hoe zou hij de drommen, die
hij zoo tooneelmatig der bourgeoisie op het
lijf' heeft gestuurd, zien slinken tot een half
dozijn gehuurde Zwitsers... hoe zou hij
schrikken van zijn eigen skelet!' Die stijl,
een voorrecht, dat wij reeds in hem wisten
te waardeeren toen het nog eigenlijk geen
stijl was, werkende als een tooverdrank,
waardoor het hem mogelijk wordt zich
zelf te beschouwen als de man, bij uitstek
uitverkoren om vraagstukken op te lossen,
die den practischen kant van 't leven raken!
Wie die onzen vriend v. d. Goes kent,
weet niet dat zijn kracht een gansch
niet te versmaden kracht in geheel
andere richting tot haar recht moet komen!
Als socialistisch redeneerder afgescheiden
van zijn stijl, is hij, in ons land zelfs,
zeker een van de minste der broederen,
ofschoon hij in letterkundige beschaving allen
verre te boven gaat. Hij schijnt het de hem
opgedragen taak te achten, eenvoudig te
poneeren wat hem lief is en dan daarna
of zoo mogelijk te gelijkertijd den toost te
houden, die, naar hij meent, het socialisme
sterken zal. En van zulk een werkzaamheid,
wordt hij, dank zij dien tooverdrank, na zooveel
jaren nog niet wee. Zal hij, zoo vraagt men
zich af, wel ooit weder nuchter worden? Na
veertien dagen, na veertien weken, na veertien
maanden zelfs van socialistisch geloof nog in
een roes te verkeeren, het is verklaarbaar en
vergeeflijk; maar, al blijft men socialist van
ganscher harte zijn leven lang, daar komt
toch eens een tijd, dat men het niet
beneden zich acht te argumenteeren inplaats
van te poneeren en zich naar andere wetten
wenscht te schikken, dan die welke gelden
voor after-dinner speeches en tafef kout.
Zooveel is zeker, die tijd is voor den heer
v. d. G. nog niet aangebroken. Als n
proefje van zijn gemoedsgesteldheid het vol
gende nog: »zelfs gelooft de heer de K )o van
den invloed van algemeene theorieën vrij te
zijn en slechts de inspraak van het gezond
verstand te raadplegen. Ik meen dat dit,
zelfs voor hem een onmogelijkheid is; dat
ieders denkwijze bepaald wordt door een
samenstel van maatschappelijke oorzaken; en
dat, wat wij de stem van het gezond verstand
noemen, de werking is van maatschappelijke
oorzaken, die wij niet als zoodanig hebben
leeren kennen."
Alsof wij ooit n regel geschreven hadden,
ter ontkenning van het verband tusschen
's menschen begrippen en de maatschappij
waarin hij leeft, of gewaagd hadden van een
«gezond verstand" rein en zelfgenoegzaam ; of
ons verheven verklaard hadden boven den
invloed van algemeene theorieën, om nu
maarverderniet tesprekenoverhetfantastische
in de formuleering van deze filosofische abra
cadabra ! Zoo iets bedenkt de heer v. d. Goes,
hij schrijft het op, leest het over, zendt het
naar de zetterij, corrigeert het, revideert het,
en dan toch komt hij er niet toe, het eindelijk te
schrappen. Of want schrappen is een hard
besluit voor een auteur, het te laten staan
maar er een noot aan toe te voegen : *) dit toog
ik nu heelemaal uit mijn duim.
Neen het leest goed, zegt onze scribent;
ik zal het maar laten staan; en hij werkt
opgewekt verder, om tot zijn toost te komen:
»Nu het kapitalisme in zijn teruggaande jaren
is, wat blijft er van de burgerlijke theoriën
over!"
* *
*
De heer v. d. Goes mag, wat ons betreft,
nog twee, nog drie, desnoods nog tien
vel druks over ons vol schrijven, zonder dat
wij er toe zullen besluiten op beweringen in
te gaan, zooals men ze te kust en te keur
kan vinden in zijn zoogenaamde
Antikritiek. Ware het v. d. Goes niet, wij zouden
zeggen: hij weet zelf wel beter.
Wij kennen het socialisme en de argu
menten er voor zoo goed als onze bestrij
der, en staan er in menig opzicht dicht
^genoeg bij, om het te kunnen waardee
ren. De moreele motieven van het socia
lisme zijn ook de onze. In stede van het
socialisme te vreezen, wachten wij er alle
goeds van, en hebben meermalen verzekerd,dat
het met zijn voor het volk zoo eenvoudige leus
uitnemende diensten kan bewijzen, om het
proletariaat wakker te schudden en het te
brengen tot organisatie en agitatie, welke
beide zoo hoog noodig zijn om
maatschapschappelijke hervormingen te verkrijgen. Wel
verre van ons te verontrusten heeft zijn
krachtsbetoon ons, vooral in de latere jaren, eer teleur
gesteld dan onze verwachtingen overtroffen.
Maar dit neemt niet weg, dat wij tegen het
geen het als een axioma voor de toekomst
uitgeeft, bedenkingen van velerlei aard in het
midden hebben te brengen, en wij dus,
zoolang het doel de middelen niet heiligt,
ons onmogelijk bij het socialisme zouden
kunnen aansluiten of het zouden durven ver
dedigen altoos wat die toekomst-muziek
aangaat; evenmin als wij zoo menige andere
meening, die ons een dwaling toeschijnt,
zouden willen aanbevelen, al erkennen wij
gaarne, dat het misschien wel een wet in
deze wereld is, dat de dwaling de
menschheid niet minder zal vooruit helpen dan ...
de waarheid.
Als v. d. Goes dit of iets dergelijks hoort,
doopt hij zijn pen in de inkt en schrijft:
burgerlijke theorieën, bourgeois-opvattingen,
bekrompen vooroordeelen, al naar mate het
in het rijm- of in het ongerijmde, in elk
geval in den stijl, te pas komt. Want zoo
lang men niet met hem en zijn vrienden
den bekenden leap in the d ark doet geeft
men het bewijs steke-blind te zijn!
Het zij zoo.
Intusschen ons laatste woord zij een
van clementie. Er zijn verzachtende om
standigheden. Wij hadden hem eenvoudig
omdat hij ons daartoe noodzaakte onder
het oog gebracht, dat hij zijn theorie van
zooveel mijlen niet kon toepassen op een
onderwerp van een decimeter lengte en breedte.
Wij hadden hem aangetoond, dat in het
netwerk van zijn betoog gaten zich bevonden,
waar doorheen de haaien konden zwemmen.
Hij moest die stoppen... en bij gebrek aan
iets beters, deed hij dat, nu op deze wijs.
Het worde hem vergeven ; en wij, we ver
gaven het hem al lang!
T). OOIR/IDES.
In Memoriam.
D. Cordes was een koopman van den ouden
stempel. Vroeger chef der firma Staphorst, Lantz
& Co. was hij de koopman zooals zij, die de
wijziging in handelstoestanden van den lateren
tyd niet hebben gevolgd, zich een Amsterdamsen
koopman steeds voorstellen. Handelaar in
koloniale stapelartikelen voor eigen rekening,
importeur en reeder beantwoordde hij geheel aan
het beeld dat men bij voorkeur zich van den
Amsterdamschen koopman vormt. Maar naast
deze opvatting van zijn bedrijf huldigde Cordes
in hooge mate het beginsel dat de koopman
solidair met zijne vakgenooten is en verplicht
het bedrijf in zijn geheel voor te staan en te
bevorderen waar het pas geeft. Van daar de inge
nomenheid waarmede hij deel nam aan bespre
kingen over onderwerpen van handelspolitiek,
daardoor is ook zijn beschikbaarstelling voor open
bare betrekkingen te begrijpen, die uiterst
tijdroovend waren en alleen ten koste van ont
houding van arbeid aan eigen zaken, behoorlijk
te vervullen waren in die betrekkingen kwam
het vooral uit hoe warm het hart van Cordes
klopte voor den handel en hoezeer hij overtuigd
was dat de handelsstand door aaneensluiting en
samenwerking veel kon, veel moest doen ter
bescherming en ter bevordering van eigen
beDoor zijn plichtsgevoel geleid aanvaardde hij
een zetel in de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken en werd later haar voorzitter; het besef, dat
een vertegenwoordiger van handel, scheepvaart
en nijverheid in de Provinciale Staten niet mocht
ontbreken, deed hem de keuze tot lid der Staten
aannemen en de levendige overtuiging van den
nauwen band tusschen onze Koloniën en den
bloei van onzen groothandel deed hem niet aar
zelen, toen een beroep op hem gedaan werd om als
voorzitter der koloniale tentoonstelling in het
jaar 1883 op te treden.
In elk dier betrekkingen deed hij zich steeds
van dezelfde zijde kennen, als een hoogst wel
willend, beminnelyk man, alty'd beoogend het
nut van den handel in het algemeen. Maar
nevens deze eigenschap van het hart bleek in
elk dezer functiën en niet minder in die betrek
kingen, die hy' in enkele groote maatschappijen
als de Koninklijke Nederlandsche Petroleum-My
en de Wester Suikerraffinaderij bekleedde, dat
Cordes ook was een man van karakter. Zyn
overtuiging gaf hy' niet pry's, zyne beginselen
verzaakte hij niet.
Vrijhandelaar uit beginsel stond hy voor zyn
overtuiging in deze materie pal. Op zyn steun t
op zyn stem konden zy, die dachten als hy,
steeds rekenen, en noch de weifeling van zyne
vrienden, noch de tegenspoed in eigen bedry'f
ondervonden, schokten zy'ne op goede gronden
steunende overtuiging.
Cordes was een optimist. Hy was optimist
in zaken, in zijne beoordeeling van personen, in
zyn geloofsovertuiging, in zyn oordeel over de
toekomst onzer stad. Juist daarom werd zyn
persoonlyken omgang zoo gewaardeerd; hy beurde
op, hield moed onder tegenspoed en bejegende
een ieder met innemende vriendelijkheid, daar
hy by voorkeur onze goede zy'den opmerkte.
Eenvoudig in zijn optreden wist hy toch, daar
waar de omstandigheden het vorderden, waardig
en met nadruk zijn gezag als voorzitter in de
kamer van koophandel en dus als vertegenwoor
diger van den handel te doen gelden. Zy'ne
leiding der feesten, by de opening van
hetMerwedekanaal gegeven, zal by iedereen die er aan
deelnam in herinnering blyven; men voelde
toen dat zyn welsprekend woord getuigde
van zyn geloof in de toekomst van Am
sterdam en dat zyn optimisme hem er toe
leidde ook het weinige voor lief te nemen, ver
trouwende dat alleen het begin moeite kost en
dat bij voortgezetten arbeid, uit hetgeen werd,
hetgeen noodig was kon worden verkregen.
In de hier aangegeven levensopvatting stond
Cordes ly'nrecht tegenover de onder jongeren
veldwinnende meening, dat het najagen van eigen
belang, het werken voor eigen toekomst door
allen betracht, de beste waarborgen zyn voor den
bloei eener handelsstad. Hy' voelde diep de
solidariteit der handelsbelangen en zocht in het
geen door samenwerking kon gedaan worden, ter
bevordering van het belang van handel, scheep
vaart en nijverheid, een gedeelte van zijn levens
taak. Juist daarom wordt thans in menigen kring
zijn heengaan betreurd en blijft by menigeen
zijn aandenken in dankbare herinnering.
H.
Duitschland en China.
De opgeschroefde redevoeringen, welke bij
het vertrek van de beide naar China afge
zonden Duitsche oorlogschepen tusschen keizer
Wilhelm en prins Heinrich zijn gewisseld, de
geheele mise en-scène, met den zegen van de
bisschoppen op dezen tocht pro propaganda
fide er bij, maken een vreemden indruk als
men ze beschouwt bij het licht der feiten,
welke de Duitsche bladen thans vermelden.
Vooreerst toch blijkt, dat de geheele onder
neming de bezetting van Kiao-Tchao en
de vestiging van een vloot- en kolenstation
aldaar welke was voorgesteld als een
onvermijdelijke maatregel om de onwillige
Chineesche regeering te dwingen tot het geven
van voldoening voor den moord op Duitsche
zendelingen gepleegd reeds sedert langen
tijd was voorbereid, en wel in overleg met
de Chineesche regeering zelve.
Reeds voor twee jaren hebben verschillende
schepen der kruiser-divisie de baai van
KiaoTchao bezocht en werd door den toenmaligen
minister van marine, admiraal Hollmann, het
plan ontworpen voor eene blijvende vestiging
aldaar.
Het vlaggeschip der kruiser-divisie, met
den kommandant van het eskader aan boord,
verliet in het laatst van Mei 1896 Chefoe,
bezocht de baai van Kiao-Tchao, en stoomde
over Chinhai naar Shanghai. In Augustus
van hetzelfde jaar ging de kruiser 3de klasse
Arkona, begeleid door den stationskruiser
Gurmoran, naar dezelfde baai en stelde daar
uitvoerige onderzoekingen in. De Cormoran
bleef verscheidene dagen in de baai, deed
opmetingen en verkreeg de nauwkeurigste
inlichtingen over het vaarwater en de haven
toestanden. Eerst in het laatst van Augustus
keerden de beide schepen naar Chefoe terug.
In het laatst van 1890 eischte de opstand
op de Philippijnen de tijdelijke aanwezigheid
van twee oorlogschepen voor Manilla. De
Irene en de Arkona gingen daarheen; het
vlaggeschip Kaiser lag te Honkong in het
dok ter reparatie. Dientengevolge vertoonde