Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1073
woeden- achter gezet. Aan het internationaal
socialisten-congres, in 1896 te Londen ge
houden, namen vele staatsambtenaren als
gedelegeerden deel; een dergenen, die het
meest voor de organisatie van het congres
gedaan heeft, was als particulier secretaris
van een conservatief minister werkzaam.
Ondanks dit optreden in de socialistische
beweging, is hij sedert dien t\jd bevorderd en
is hem door de conservatieve regeering een
belangrijke zending opgedragen. Voor de
duitscne Spieszbürger niet om te gelooven.
De Engelschen laten zich evenwel niet
bangmaken. Zij weten, vertrouwen, gelooven, dat
ten slotte slechts die denkbeelden in de
praktijk zullen toegepast worden, welke uit
de natuurlijke evolutie der maatschappelijke
ordening voortvloeien en dat het allerdomst
is, de denkbeelden te onderdrukken. Wat
daarvan goed is, blijft, zal verwerkelijkt wor
den; het verkeerde, het onware, het
onnatuurlijke stirbt ab.
Deze sociale vrijheid en de volledige vrijheid
van denken en spreken zijn, voor een ander
deel, de reden dat tot nogtoe in Engeland
geen groote, aaneengeslotene, gedisciplineerde
sociaal-democratische partij bestaat. Is hieruit
niet wat voor ons land te leeren?
*
* *
_ Ook in Duitschland dreigt een groote bot
sing in de nijverheid te ontstaan. Daar spant
het tusschen de schoenfabrikanten en hun
werklieden.
Aangenaam is het, naast zoovele
oprlogskreten, het pas verschenen jaarboekje van
den algemeenen nederlandschen vredebond
te lezen. Bemoedigend zijn de woorden van
mr.^E. N. Rahusen in zijn verslag betreffende
de in den nazomerte Brussel gehouden inter
parlementaire conferentie: Het is een on
loochenbaar feit, dat. niettegenstaande de mis
lukte pogingen van enkele dagbladschrijvers
om de zaak te rindiculiseeren, de beweging
overal veld wint, in Nederland en daar
buiten, en de overladen militaire budgetten
van schier alle mogendheden werken haar
zeer in de hand. Later hierover meer. Ook
over Rothschild als socialist, alsmede over
de toeneming der trusts. Er is stof in overvloed.
Amsterdam, 12 Januari '98.
D. STIGTEE.
Ontvangen boeken:
Bandelsondzrwijs door W. KREUKNIET. Rot
terdam, G. Delwei & Co. f 0.50.
Verplichte pensionneering van invaliede
loontrekkenden door W. F. WESTEROUEN VAN
MEETEREN. Amsterdam, De Erven H. Mun
ster .& Zoon 1897.
De petrokum-industrie in het bijzonder die
in Nederlandsch-Oost-Indië, door L P. DE
STOPPELAAR. Amsterdam, J. H. de Bussy, 1897.
Een lezenwaardig, ja, een onmisbaar boek
voor hen die direct of indirect in betrekking
staan tot de vele nieuwe Indische bronnen
voor volkswelvaart.
Offideele en feitelijke waarheid. Bijdrage tot
de kennis van onze arbeiderstoestanden door
mr. P. BROOSHOOFT.
Oneerlijke concurrentie en hare bestrijding
volgens het Nederlandsche recht, eerste stuk,
acad. proefschrift van P. J. M. AALBERSE.
Uitgave van J. W. van Leeuwen, Leiden, 1897.
Len zeer verdienstelijk, loffelijk, pogen. Een
proefschrift van hooge waarde, van een ern
stig streven om mede te werken tot eene
her""' iiiiiimi iiriiiiin iiiiiiiiiiiiini mini t
den, maar wij zagen niets van wat zij zag of althans
meende te zien. Toen wij haar bij den arm grepen
bemerkten wij dat zij klam was en over het geheele
lichaam beefde. Ik huiverde toen ik bedacht hoe
groot hare overspanning moest zijn als ditzelfde
tooneel zich iederen nacht herhaald had. Wij brach
ten haar naar den wagen en gaven haar een flinke
teug brandewijn met water en kort daarop viel zij
in diepen slaap. Angus en ik gingen niet naar bin
nen maar staken een vuurtje aan en bleven het
overige gedeelte van den nacht buiten zitten rooken.
Het vee was weer zeer onrustig evenals het in
het begin van den nacht geweest was, en de Kaffers
die beweerden dat zij de vrouw tegen een spook
hadden hooren praten, lagen in elkander gedoken
onder den wagen. Bij het minste geruchtje schrik
ten wij op en dachten wij dat er weer iets geheim
zinnigs gaande was. Het was een ongezellige nacht
brrrrr!
Be rest vra mijn verhaal is kort. Bij het krieken
van dag was vrouw Starreberg op en drong erop
aan dat wij terug zouden gaan naar de plaats,
waar zij het eerst halt had gehouden, om het
gebeente van haar man te begraven. Daar wij nog
meer griezelige avonturen wilde voorkomen, wei
gerden wij haar dit, zeggende dat wij voornemens
warens waren ons regelrecht naar den grooten weg
te begeven. Toen was zij niet te bewegen haar
wagen te verlaten, tenzij wij deden wat zij ver
langde. Wij dachten er ernstig over haar met
geweld weg te voeren, maar zij was eene sterke,
forsche vrouw en dus kon, vooral in den staat
van verstandsverbijstering waarin zij verkeerde,
een worsteling betreurenswaardige gevolgen hebben.
Daarom besloten wij, hoewel met tegenzin, haar
zin te geven. Maar prettig was het niet, dat ver
zeker ik je, en wij konden niet nalaten te bidden
dat alles gauw afgeloopen zou zijn.
Zoodra de dag aanbrak spanden wij de ossen
voor de wagens en reden den geheelen dag flink
door naar de plaats, waar het tooneel van Dirk's
tragiscb uiteinde zich had afgespeeld.
Vreemd genoeg gebeurde er dien nacht niets
dat onze rust verstoorde; alles ging kalm voorbij.
Den volgenden dag zetten wij onzen tocht voort
en hielden op ongeveer drie mijlen afstands van den
//moordenaarsuitspan", zooals wij het noemden,
halt. Wij deden dit in de hoop het geraamte den
volgenden morgen bij het heldere daglicht te be
graven en voor den nacht de plek te bereiken,
waar de vrouw ons verlaten zou. Ik bemerkte dat
vorming, op ethische grondslagen, van het
privaatrecht. Die hervorming is zoo hoog
noodig; daarop wees ik meermalen.
Dankbaar is het door den heer Aalberse
gekozen onderwerp echter niet. Het doet me nog
iltijd denken aan hetgeen Herbert Spencer
jetreffende concurrentie zei:
Use the same weapons as your antagonist
or be conquered and devoured. Success (under
competition) is incompatible with strict
integrity. D. S.
1 in i II
L7TER£N
in de Hoofdstad,
Men schy'nt langzamerhand terug te komen van
het denkbeeld om, by de Abonnementsconcerten
in het Concertgebouw, twee solisten te doen op
treden. Ik meen dat dit alleszins is toe te juichen,
want wij hebben thans het voorrecht zooveel te
meer van de heerlijke voordrachten van het
orchest te kunnen genieten en kannen dan tevens
onze onverdeelde aandacht wy'den aan den
«solosolist". Indien dan deze niemand minder is dan
Joh. Messchaert, zooals op het concert van 6 dezer,
dan gevoelt men eerst recht geen behoefte een
partner" naast hem te zien.
Messchaert droeg voor «Nasce al bosco" uit
Ezio" van Handel; en in het tweede deel
»Ausfahrt" van Grieg, «Auf dem Rhein" van Schuinann,
«Kleiner Haushalt" van Löwe en »Die beiden
Grenadiere" van Schumann. Men weet het alom
in den lande en ver daarbuiten, hoe groot kunste
naar Measchaert is. Zyn kunst pakt en boeit
in hooge mate, omdat hy het geheim bezit van
alle mogelijke phases in den menschelijken
zieletoestand tot uiting te kunnen brengen en
dat wel op virtuoze wyze. Aan de techniek blyft
hu niets schuldig; zijn uitspraak der vocalen is
nobel en ryk en die der consonanten geeft daar
aan een schitterende en tevens zielvolle omlijsting.
Bovendien heeft Messchaert een meesterschap
over zyne longen, dat hem in staat stelt zooveel
in n adem te kunnen zingen, als hij zelf slechts
wil. Handel's aria strekte daarvan ten bewijze.
Dit algemeene over Messchaert en zijn zangkunst
ontheft my, zoo dunkt me, om over al zyne
voordrachten afzonderlek te spreken.
Het orchest voerde voor de derde maal uit
Tschaikowsky's vyfde symphonie. Dat
Tschaikowsky een meester is, die voor de toekomst
heeft geschreven, zal men moeilyk kunnen be
weren. Er zyn in zyne werken geene vonken
van originaliteit, die daartoe recht geven. Maar
zeker is het, dat hy voor het heden een dank
baar publiek heeft gevonden. Zyne symphonie
pathétique, hier ontelbare malen uitgevoerd en
aangehoord, begint thans reeds sporen te
vertoonen van zoetelykheid, die geen lang leven
voorspellen. Goed was het daarom naar een zijner
ander.e werken te grypen. Zyne vy'fde symphonie
iilitiMHiiiiiiiiiiiiiminmiimiiiiiiiMiiiiiMiiiiiMMimiiiiiiiiiHiiiiilmiiiiiiiiii
vrouw Starreberg onrustig en gejaagd was, maar
zij maakte geen tegenwerpingen. Haar bijbel droeg
zij steeds stevig tegen zich aangedrukt onder den
linker arm. Zij zou den nacht in onzen wagen
doorbrengen, terwijl Angus en ik bij het vuur
zouden slapen. Wij waren doodmoe en sliepen vast,
totdat wij bij het aanbreken van den dag gewekt
werden door onzen drijver, een Griqua, Albrecht
genaamd. De man zag er vreemd uit Baas", zei
hij, de vrouw is daar niet" hij wees naar den
wagen. //Zij is van nacht weggegaan, in de richting
van den //moordenaarsuitspan", geloof ik, dat
meende ik ten minste te zien van de plaats waar
ik lag. En het was weer juist alsof zij tegen iemand
sprak. Ik durfde mij haast niet verroeren, baas,
zoo bang was ik."
Wij sprongen overeind, gingen naar den wagen
en trokken het zeil op zij; ja, zij was verdwenen.
Een namelooze angst maakte zich van ons meester;
zoo spoedig mogelijk maakten wij ons tot het vertrek
gereed en volgden het spoor der vrouw naar den
//moordenaarsuitspan." En daar vonden wij haar
dan ook, morsdood, naast het skelet.
Niet het geringste spoor van geweld was ergens
aanwezig; alleen lag er op het gelaat eene uit
drukking van ontzetting en afgrijzen, zooals ik nog
nimmer bij een doode gezien heb. Ik geloof dat
een namelooze schrik, niets anders, haar dood ver
oorzaakt geeft. Wat er die nachtelijke uren ge
beurd was, welke vreemde maclit haar naar het
tooueel van den moord gelokt had en hoe zij
eigenlijk aan haar einde gekomen was dit weet
God alleen.
Wij verlangden niets liever dan dit verschrik
kelijk oord zoo spoedig mogelijk te verlaten.
\Vij begroeven het lijk en het geraamte bij elkaar,
waarna wij wegtrokken en de ossen tot den grootst
mogelijken spoed aanzettende, hielden -wij geen
halt voor wij Scio Fans bereikt hadden.
Dit, heeren, is de eenige bovennatuurlijke onder
vinding die ik ooit heb opgedaan. En ik hoop
dat het de laatste zal zijn. Vroeger spotte ik met
alles maar dat doe ik nu niet meer. En al zei
men mij dat er op dat zelfde veld twee groote
wagens, vol met ivoor, voor mij klaar stonden
dan zou ik er toch niet heengaan."
Neen, ik zal nooit meer een voet op dat veld
zetten."
heeft in zekeren zin, dezelfde eigenschappen als
de ^pathétique"; alleen zij is niet zoo schitterend
en heeft ook niet het bekende «pathos".
Toch is het tweede gedeelte, door den compo
nist genoemd »con alcuna licenza" (hoe naief
voor een modern componist, om vooraf aan te
kondigen dat hij zich iedere vrijheid veroorlooft),
een zeer schoon gevoeld en zangerig andante,
met veel zin voor afwisseling geïnstrumenteerd
en zeer dankbaar voor 't orchest zoowel als voor
't publiek.
Het eerste deel is, qua bewerking, een meester
stuk van bouw en thematische behandeling.
Het aanvangsmotief maakt hier een zeer goeden
indruk, vooral wanneer men de symphonie
voor 't eerst hoort. Als dan echter ditzelfde mo
tief op zoo buitensporige wyze in het vierde
deel gebruikt, ja misbruikt wordt, dan zou men
het toch wel wat meer beteekenis toewenschen,
want op den duur begint de belangstelling er
voor merkbaar af te nemen, te meer, daar er in
het vierde deel banaliteiten voorkomen, die in
een werk van hoogere orde allerminst moesten
aanwezig zijn.
Het derde deel begint met een allerliefste
wals, maar verloopt weldra in onbeduidendheden,
die de aandacht maar schaars boeien.
De heer Mengelberg maakt van deze symphonie
zooveel als van de «pathétique" en dat is buiten
gewoon veel! Men kan zich Tschaikowsky een
voudig niet beter voorgedragen wenschen. Zijne
eigenaardige schrijfwijze schijnt by Mengelberg
veel weerklank te vinden. Echter zou ik er toch
op willen wyzen, dat de Tschaikowsky eigene
v/eekheid tot dezen dient beperkt te blijven; wan
neer b.v. de kernachtige Weber zoo wordt op
gevat zou dit te betreuren zyn. Het tempo van het
tweede thema der Oberon-ouverture (het andere
orchestnummer van dien avond), by den A-dur
inzet der Ie violen, was toch beslist te sentimen
teel genomen. Zoo iets ligt buiten het karakter
van het geheele stuk; overigens heeft Weber, bij
de keuze van het thema, zelf reeds genoegzaam
gezorgd voor het contrast met het onstuimige
begin van het Allegro. Anders niets dan lof voor
den klank van het heerlijke orchest en de
prachtvolle interpretatie van het meêsleepende werk.
Zondag 9 dezer bood men den concertmeester,
den heer AndréSpoor, de gelegenheid om zijne
gaven te doen bewonderen in Bruch's vioolcon
cert in g-kl. 3. De heer Spoor heeft het echt
mannelyk gespeeld; misschien zou Burmester of
Fetschnikow het Adagio met meer fluweelig piano
hebben voorgedragen dit is verschil van opvatting,
waarmede men bij een solostuk moet rekening
houden en, dat men, als een persoonlijk recht, ieder
solist van beteekenis moet overlaten. Spoor be
wees het recht te hebben met zijn eigen opvat
ting voor den dag te mogen komen. Wondervol
werd de begeleiding uitgevoerd; het was een
zeer schoon harmonieus ineensmelten van solo
instrument en orchest. Eere daarvoor den direc
teur Mengelberg, even als voor het uitvoeren van
den Beethovencyclus, waarbij men thans gena
derd was tot de vierde symphonie.
Mevrouw Madier de Montjau gaf Zaterdagavond
in de kleine zaal van het Concertgebouw een
liederen-avond, die helaas niet zoo'n druk bezoek
had getrokken als hy verdiende.
In alle rollen, waarin mevr. Madier in de Neder
landsche Opera reeds is opgetreden, heeft zy
getoond zeer buitengewone gaven te bezitten.
Ook als liederen-zangeres documenteerde zij zich
als eene kunstenares van den allereersten rang.
Het is werkelyk een groot voorrecht te mogen
luisteren, naar hetgeen zy heeft mede te deelen,
want zy doorleeft alles wat zij zingt en haar expres
sief gelaat ondersteunt haar in het weergeven der
intentiën van dichter en componist. Dat de kleinere
figuurtjes in een paar liederen niet zoo sprekend
voor den dag kwamen en dat het »Süsser Freund"
van Chamisso-Schumann niet zoo echt-Duitsch
gezongen werd als b.v. mevr. Joachim dit doet,
mogen wij haar niet ten kwade duiden; laat ons
veeleer nog na-genieten van «Laas mich ihm am
Busen hangen" van Schumann, van Grieg's liederen,
vooral het schalksche «wei braune Augen" van
het prachtvol, en demi teint gehouden »Crépuscule"
van Massenet, van het uitgelaten »Si tu veux
mignonne"van denzelfden, kortom van alle fransche
liedekens. Het was een groot genot, waarbij
geen enkele keer haar gemakkelijk aansprekende
en voortreffelijk geschoolde stem ook maar
n wensch onbevredigd liet. De heer Barend
Kwast bewees zoowel in zijn accoapagnementen
als in zyne solovoordrachten, welk fijn gevoelend
kunstenaar hij is.
Dat de eersten het toch wonnen van de laatsten,
mag niet onvermeld blijven en is overigens zeer
begrijpelyk van iemand, die niet dagelijks in het
publiek speelt.
Ten slotte zij hier nog een muziekuitvoering
herdacht, die niet had mogen plaats vinden.
Een innig medelijden bezielde mij voor den kleinen
Bruno Steindel, toen ik Maandag 11. het Concertge
bouw verliet. De arme knaap! Zoa er nog wat van
hem terecht komen V Buitengewoon is hij; zonder
twyfel. Op een leeftyd waarop andere kinderen
ternauwernood kunnen lezen, reeds de groote
C-dur sonate op. 53 van Beethoven te spelen!
Maar hoe V Wie is toch wel zijn leidsman; heeft die
man in 't geheel geen gevoel voor kunst, om
den reus, den geweldigen, den Titan, den eenigen
Beethoven in de handen van een kind over te
leveren, van een knaapje dat ongetwyfeld een
sterk sprekend talent heeft, maar overigens alle
sporen vertoont van absolute ongevoeligheid, voor
hetgeen hij doet ? Hadde men hem een Andante
laten spelen, uit een der sonaten van Haydn of
Mozart, dan had men kunnen zien of hy daarin
bewyzen gaf van mede te kunnen leven in de
melodiën dier componisten. Thans was Beet
hoven hem te zwaar natuurlijk en de
anderen, Mendelssohn, Field, Leschetizky, enz.,
werden technisch werkelijk zeer goed, maar overi
gens in hooge mate uiterlyk vertolkt. Het is
te hopen, dat er uit den kleinen Bruno een
groot man mag groeien, maar dan de concert
zalen verwisseld voor de speelplaats en de school
banken ! Moge men dat inzien !
In de Nederlandsche Opera is de Walküre
met gedeeltelyk nieuwe bezetting
uitgevoerdOver my'ne Vrydag-avonden heb ik niet devry'e
beschikking; zoo spoedig de Walküre op een
Dinsdag gespeeld wordt, stel ik my voor erheen
te gaan en er iets over te schryven.
ANÏ. AVEEKAMP.
De tentoonstelling fitsen?Voerman
in het gebouw der Vereeniging Voor de Kunst",
te Utrecht.
De hier tentoongestelde werken van den heer
W. Witsen geven een vrij volledig overzicht der
groote gegevens waarover deze kunstenaar te be
schikken heeft. Zijne kunst, vrij van oppervlak
kigheid en mooidoenerij, zonder een spoor van eene
ziekelijke would be" opvatting, is het resultaat
van een genialen aanleg, gecultiveerd door ernstig
streven.
De groote schilderij //Oogst", eene getrouwe
vertolking, gezien met het oog van een begaafd
kunstenaar, en het sous bois, getiteld ,/Herfst in
het bosch", waarin al de poëzy is weergegeven,
die de natuur aan hare bevoorrechten tentoon
spreidt, zijn kunstwerken van groote importantie.
Van de aquarellen trekken vooral mijne aandacht
de Geldersche dorpen, waar ge straks zult zijn, als
de bijna eindelooze sneeuwvlakte doorwaad is.
Opgewekt, ernstig, roepen zij de herinnering wak
ker aan zoo menigen beerlijken winterdag, in
gindsche altijd schoone natuur genoten.
Geheel anders stemt de melancholie dier huizen
rijen, in 't sombere licht van den laten winterdag.
Liever uren lang door die Geldersche sneeuwvelden,
als die ne gladde brug over, door die modderige
donkere straat, waar ge honderd tegen een, drie
kwast van uw goede humeur zult verliezen, vóór
ge goed en wel te huis zult zijn. Natte,
schoenendoorsiepelende, vuile stadssneeuw, ware het niet
dat nu en dan een knap kunstenaar u noodig had
voor zijn motieven, werkelijk ge waart totaal
overbodig!
Last not least de etsen, Witsens etsen! ,/Oiide
huizen", is no. 8 getiteld; ik zoude dit wel het
mooist willen vinden, als no. 6, vde overhaal",
no. -i ,/dorpsbuurt', en vooral ook 17 //in de Hei"
mij niet even aantrekkelijk voorkwamen. Elk op
zich zelf van eene intimiteit en zeggingskracht,
van een licht en bruin en van een //doen" ! Kortom
elk op zich zelf een kunstwerk."
De impressie die de heer Voerman vau de natuur
weer wil geven, is eeue, zoo geheel buiten de
gewone lijn van zien liggende, dat het zeker niet
ieder gegeven is, haar maar zoo dadelijk te
begrijpen. Trouwens, dit is volstrekt niet noodig,
en daarmede wil ik niet gezegd hebben dat het
eene voorwaarde voor eeu kunstwerk zoude zijn,
dat ieder 't direkt wél begreep."
Toch komt het mij voor, dat in het landschap,
de heer Voerman nog niet zijn laatste woord ge
sproken heeft, en hij zijn kunst in dat genre tot
nog veel grootere hoogte zal cultiveeren.
Zijn grootste aqaarel //Grazend vee, in de verte
een stad," (de kunstwerken zijn niet gecatalogiseerd),
geeft een lucht te zien, zich welvend over het
geheel met zeldzame schoonheid. De opwerkende
onweerbroedende wolken, ongeëvenaard van karakter
en kleur, met een lichtkracht en ijlheid als wellicht
door geen ander ooit te voren bereikt is. Mijlen
en mijlen ver is de afstand tusschen die huizen in
de verte en den hemel daarboven; steeds hernieuwd
kunstgenot zal de beschouwing daarvan blijven
verschaffen.
Hoe goed van karakter en teekening echter de
koeien mogen zijn, hoe veel waarheid er ook nu
reeds moge liggen in het landschap, toch spreekt
het nog niet dezelfde taal als die sublieme lucht.
In de achterzaal is het vooral de meer
schetsachtige aquarel melktijd" die, door zonnig aspect
en geestig doen, groote verdiensten bezit; niet
minder schoon intusschen is het landschap met
ondergaande zon, gestoffeerd met koeien, en dat
met de ploegende paarden, waarbij de stad op
den achtergrond door juisten toon uitmunt.
Zijn grootste kracht nochtans ontwikkelt Voer
man in zijne stillevens; de met zorg gekarakteri
seerde bloemen, de heerlijke factuur, de wondere
lichtkracht en kleur, in bijna elk der hier ten
toongestelde, maken het tot meesterwerken, die,
nu eens uitvoerig tot in de kleinste détails weer
gegeven, dau weer, schetsachtig behandeld, steeds
vol zijn van den ernst der zich zelfbewuste voor
uitstrevende kunst."
Q.