De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 16 januari pagina 5

16 januari 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1073 DE AMSTEBDAMMEB WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND. De Christus tentoonstelling. n: Indien deze 9 schilderyen, door mannen van reputatie gemaakt, getuigen moesten van het niveau, waarop de Duitsche kunst heden ten dage staat, vrees ik, dat het oordeel daarover niet den stempel van appreciatie zoude dragen. Het is of eenige van de kunstenaars zich niet ten volle bewust waren, dat het niet genoeg is in de prédomineerende figuur uitdrukking te leggen, maar dat »het geheel" door toon en op vatting mede moet werken. Een enkel sausje als achtergrond, een bloedroode lucht, een paar gephantaseerde boompjes. zonder eenigermate zelfs in rapport te zijn met het sujet, scheen den meesten voldoende om het gropte gegeven in 't ware kader te brengen, en toch waren die heeren zich de ernst bewust, getuige de gedachten neergelegd door elk hunner in den catalogus. Moge dan ook de Christusbeelden hier gegeven, in meer of minder mate met onze gevoelens overeenkomen; als kunst uiting zullen naar onze wijze van zien, weinig punten van aanraking gevonden worden ; 't zoude voor niets dienen hierop verder in te gaan, beter althans komt het m\j voor de Christusvoorstellingen als zoo.danig te beschouwen, en dan is deze tentoonstelling zeker ten hoogste bezienswaardig. Opvattingen zoo uiteenloopend als van Brütt en Eampf, van Von Uhde en Marr, van Stück en Thoma, deze laatste in zyn vaderland door velen bewonderd, geven een blik op even zoo vele geloofsovertuigingen, die, het is reeds gezegd, tot ons zullen spreken naar mate zy net de onze overeenkomen. Zoo is dan hier in beeld gebracht, de veelheid «Ier richtingen op godsdienstig gebied in velerlei nuanceering. JOHN HÜLK. Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam. Het Bestuur der Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen bericht, dat de Vierjaarlyksche Tentoonstelling van Kunst werken van levende meesters, in 1898, onder zjjne. leiding zal worden gehouden te Rotterdam, By de organisatie dezer Tentoonstelling, was het streven van het Bestuur der Academie, zich te plaatsen op een zeer ruim standpunt, in de overtuiging, dat eene Tentoonstelling als deze, niet uitsluitend voor ne richting, voor ne school gehouden wordt, maar dat zij de strekking moet 'hebben, zooveel mogelyk een indruk te geven van de hedendaagsche beeldende kunst. Er zy daar dus plaats voor iedere uiting van waarachtige kunst: naast het rype werk vanden kunstenaar van naam, óók voor het ernstig, zelfstandig, talentvol streven van den jongeren. Met deze opvatting van zijne taak voor oogen, en om duidelyk te doen uitkomen het onpartydig standpunt, waarop het bestuur zich tegenover de verschillende scholen en richtingen wenscht te plaatsen, riep het Bestuur de mederwerking in van de Maatschappij »Arti et Amicitiae" te Amsterdam en van het Schilderkunstig Genoot schap »Pulchri Studio" te 's Gravenhage, met het doel aan eene commissie, waarin ook gedele geerden dezer beide genootschappen zitting hebben, de zorg voor de beoordeeling der ingezondene en de plaatsing der toegelatene kunst werken op te dragen. Deze medewerking werd bereidwillig verleend. Dientengevolge is bedoelde commissie thans samengesteld uit de heeren G. H. Breitner en H. W. Jansen voor »Arti en Amicitiae", C. Bis schop en F. J. van Rossum Duchattel voor ->Pulchri Studio", benevens onze Bestuursleden, de heeren: A. N. Polakken P. A. Schipperus, waarvan de laatste tevens als vootzitter zal fungeeren. In het vertrouwen, dat deze opvatting onzer taak de sympathie van de kunstenaars moge verwerven, roepen wy met aandrang de mede werking in van alle Maatschappyen, beoefenaars en bevorderaars van Schoone Kunsten, om door verspreiding van dit programma tot den goeden uitslag der Tentoonstelling mede te werken. Ten slotte brengt het bestuur in herinnering, dat door medewerking van gemeente en particu lieren te zyner beschikking is een bedrag, waar voor in overleg met de commissie van het museum Boymans, een of meer schilderyen ter plaatsing in dat museum zullen worden aangekocht. By de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld eene schilderij van Ed. Karsen: »Heerengracht". ETE.NSCHAP Willem de Zwijger, Prins van Oranje, in zijn leven en werken beschreven door RUTII PUTNAM. Voor Nederland bewerkt door Dr. D. C. NIJHOÏF. Indertijd heeft Dr. D. C. Nijhoff in het Weekblad i-oor Nederland, l Sept. 1805, met ingenomenheid miss Putnam's boek over William the Silent aan gekondigd. Bij den lof, dien hij toenmaals aan de schrijfster toezwaaide, spaarde hij haar echter ook aanmerkingen niet, waarvan de voornaamste was, dat zij, tot schade van haren arbeid, weinig of geen gebruik had gemaakt van de nieuwere Nederlandsche historische litteratuur. Geen wonder derhalve, dat Dr. Nijhoff, een aanzoek inwilligend om het boek in Nedcrlandsch gewaad te steken, er naar gestreefd heeft, dit verzuim te herstellen; hij heeft niet bloot eene vertaling willen geven, maar getracht aan te vullen wat ontbrak en goed te maken wat hij ver keerd oordeelde. Dientengevolge verschilt, al heeft Dr. Nijhoff, voor zoover dat met ziju plau was overeen te brengen, miss Putnam's boek op den voet gevolgd, de Nederlandsche bewerking vrij wat van het origineel. Hieraan zal ik het ook wel toe toe te schrijven hebben, dat Dr. Nijhoff mij heeft verzocht, de Nederlandsche bewerking in het Weekblad voor Nederland te bespreken; een verzoek, reeds geruimen tijd geleden tot mij gericht, doch waaraan ik eerst heden kan voldoen. Om behoorlijk te volbrengen wat hij zich ten doel stelde, moest Dr. N. aan verschillende eischeu beantwoorden: waar hij aan den Amerikaanschen tekst vasthield, moest hij eene goede vertaling geven; dan diende hij op de hoogte te zijn vau de nieuwe litteratuur over de behandelde periode; en eindelijk werd er veel takt en smaak gevorderd om hieruit datgene te kiezen, wat bij miss Putnam ontbrak en toch in eene levensbeschrijving van Willem van Oranje niet gemist kon worden, en om dit in den tekst in t,e vlechten. Over 't alge meen schijnt mij de bewerker vrij goed in zijne moeilijke onderneming geslaagd te zijn. Het best voldoet hij aan den eisch betreffende de kennis der nieuwere litteratuur, zooals trouwens van hem te verwachten was; uit alles blijkt, dat hij daarmee zeer vertrouwd is. Minder gelukkig is hij nu en dan in zijne vertaling geweest. Vertalen, goed vertalen, is een lastig, veel hoofdbrekens, taaigevoel en keurigheid vereischend werk; en vooral het eerste gedeelte van Dr. N's boek, vertoont zoowel door foutieve vertalingen als door onhollandsche uitdrukkingen en constructies sporen van eene overhaasting, die zich ook elders meer dan eens in slordigen stijl openbaart. Gelukkig dat daar vele goed geschreven bladzijden tegenover staan en dat Dr. N. over 't geheel aangenaam weet te vertellen. Wat eindelijk het gebruik aangaat, door Dr. N. van zijne kennis der litteratuur gemaakt, er is ook hier stellig reden tot erkentelijkheid, al kan ik er niet altijd mee instemmen en al is het beeld van den Prins er niet duidelijker door ge worden. Ik geloof, dat dit laatste aan de moeilijk heid van het onderwerp te wijten is. In zijn voorwoord" prijst Dr. N. in warme woorden den moed der Amerikaansche schrijfster, die zulk een arbeid durfde ondernemen. //Wat geen Nederlander . tot nu toe waagde" zoo zegt hij, daar heeft eene vrouw, eene Amerikaansche, den moed toe gehad." Het is verre van mij, aan miss Putnam den lof, die haar toekomt, te willen ont houden of beknibbelen. Maar toch moet ik bij zulke lofspraken, die een blaam voor anderen in zich sluiten, opmerken, dat de moed om een zeer bezwaarlijken arbeid te ondernemen eerst dan waar lijk moed mag heeten, wanneer hij gepaard gaat aan een levendig besef van alle bezwaren, en dit besef voortspruit uit een nauwkeurige kennis van alles wat met dien arbeid samenhangt. Eene levensbeschrijving te geven van den Prins van Oranje, diens groote persoonlijkheid waardig, komt mij inderdaad voor hoogst moeielijk te zijn. Want hier is met eene uitgebreide historische kennis nog weinig gedaan. Er wordt eene beeltenis begeerd, die spreekt en tegen de onmisbare omgeving en achtergrond helder en scherp in zijne karakteristieke trekken uitkomt. Voor miss Putnam en Dr. Nijhoff werd de taak nog zwaarder omdat zij werkten voor een groot publiek dat, opheldering en toelichting behoeft van zoo velerlei uit die overvulde jaren van 1555?15S4. Het gevaar, dat hierdoor de hoofdpersoon op den achter grond geraken, althans minder duidelijk herkenbaar worden zou was dientengevolge bizonder groot; en juist door zijne ruimere kennis en meerdere belezen heid was Dr. Nijhoff in nog sterker mate dan miss Putnam aan dit gevaar blootgesteld. Om er aan te ont komen zou een groot kunstenaarstalent noodig zijn, een meesterschap in stijl, compositie, verlichting, dat noch aan de eene noch aan den andere eigen en ook slechts aan zeer enkele bevoorrechten gegeven is. Doch ongelukkig hij, die het goede dat hij ont vangt niet weet te waardeeren, omdat hij het betere dat hij wenschte ontberen moet! En het PutnamNijhoffsche werk biedt werkelijk veel goeds; het verhaalt in meestal aangenameu vorm de immer belangwekkende 'geschiedenis van de dertig fel bewogen en voor ons volk allergewichtigste jaren, waarin Willem van Oranje zijne groote rol in de wereld vervulde. Slechts zoeke men er niet een duidelijk beeld van Oranje in. In den bijtitel van haar boek heeft Miss Putnam den Prins genoemd: the moderate man of the sixteenth centurv. Ongetwijfeld heeft zij hiermee eene van Oranje's eigenschappen aangeduid, welke in eene eeuw als de zijne was bizonder in 't oog springt; doch met zulk een eigenschap brengt men geen dingen tot stand als hij gedaan heeft. Naar het mij voorkomt, zou ter verklaring van zijne persoonlijkheid en van de rol die hij gespeeld heeft, allereerst de aandacht gevestigd moeten worden op zijn politieken aanleg; voor mij is Oranje gedu rende zijn gansche loopbaan bovenal' een politiek persoon. Hij was dat, gelijk ik reeds opmerkte, van aanleg, en die aanleg werd door de tijdsom standigheden krachtig ontwikkeld en genoopt zich in daden te openbaren. Juist in den tijd dat de Prins tot jongeling en mau aanwies, bleek het hoe langer hoe duidelijker, dat de verhouding der staatkundige rechten van vorst en onderdanen niet op den bestaanden voet kon voortduren, vooral nadat de Nederlanden in Philips II een Spanjaard tot landsheer hadden gekregen. Zooals het was kon het niet blijven: er moest komen of een cen traal absoluut gezag of een meer republikeinsche regeeringsvorm, als ik het zoo noemen mag. Alva's landvoogdij zou dienen om voor Philips dat abso luut gezag te vestigen; de vertegenwoordiger echter van het streven naar eene beperking der landsheerlijke macht door meerdere deelneming der onderdanen aan de regeering was vau den be ginne af Oranje. Hij was dat reeds, toen hij slechts voorwaardelijk zitting wilde nemen in den Kaad yan State; hij was het tegenover Granveile; hij is het gebleven in de verschillende phases van zijn leven bij allerlei wisselende omstandigheden, tot het einde toe, toen de onderhandelingen over de opdracht der grafelijkheid aan hem gevoerd werden. Ook heeft de Prins, nadat hij den strijd eens be gonnen was, altijd de bevrijding niet alleen van Holland en Zeeland maar van alle Nederlandsehe gewesten op 't oog gehad; en om dit doel te be reiken, durfde hij niet vertrouwen op de krachten van het volk, maar achtte hij buitenlandsche hulp onmisbaar. Ik had gewenscht, dat dit dubbel streven van Oranje duidelijk ware in 't licht gesteld; en daarom acht ik onvoldoende wat er wordt meegedeeld qver het verzet tegen de toewijzing der abdijen aan de nieuwe bisschoppen; over den strijd tegen Granvelle; over 's Prinsen houding in 1566 en 1567; over de onderhandelingen te Breda; over Oranje's positie tegenover de democraten en de Calvinistische drijvers; over zijne buitenlandsche politiek. Gaarne had ik voor eer* duidelijker uit eenzetting dier zaken de herhaalde bestrijding der oordeelvellingen van katholieke schrijvers opge offerd, daar die immers toch niets uitwerkt en den loop van het verhaal verstoort. En ook aan de beschouwingen over Oranje's religieuse overtui ging had, dunkt mij, niet zooveel plaats moeten worden ingeruimd. Voor mij staat het vast, dat Oranje allengs een ernstig godsdienstig man is ge worden, met meer echt verheven gevoelens dan de onderscheiden drijvers uit vroeger ea later tijd, die in hun bekrompen sectegeest den steen op hem durfden en durven werpen, en dan de meeste zijner tijdgenooten. Maar toch nam de religie in zijn leven niet de eerste plaats in, en men wekt een verkeerden indruk, indien men daarop te dik wijls terugkomt. Doch reeds genoeg. Ik zou vreezen aan het spreekwoord van de stuurlui die aan wal staan herinnerd te worden, indien ik voortging met mijne op- en aanmerkingen over een werk, dat bij de behandeling van zulk een moeilijk onderwerp toch zooveel heeft wat te waardeeren valt. Ik geloof trouwens, dat het boek, 't welk zich ook door eene goede keuze van afbeeldingen eu door een duidelijken druk aanbeveelt, bij het publiek reeds eene gunstige ontvangst gevonden heeft. Ik wensch het een zoo ruim debiet toe, dat Dr. Nijhoff, die bij goed toezien ook in detailzaken nog wei het een en ander voor zijne hand zal vinden te doen, spoedig in de gelegenheid zal komen, eene tweede, verbeterde uitgave te bezorgen. Groningen. Tu. BUSSEMAKKR. TüuScMften yan Januari. De Gids. Psyche van Louis Cori'Eitrs. Mooier dan met Psyche, het brillante, het luchtblauwe, gouden, glanzende sprookje kon de (rids zy'n twee-en-zestigste jaar niet ingaan. Daar is weer beerlijk-etherische, stralende taal, groote en fijne verbeelding. De echte, vervoerende sprookjestoon stroomt door de zingende zinnen. Weinig zóó lief en naïf, zoo geestig, voornaam en charmant. PsycJie, dat is de kleine prinses, jongste doch tertje van den honderdjarigen vorst, koning van het Rijk van Verleden. Psyche, de naakte, kapelvleugelige, lieve Psyche wil door wolken, kimmen, Heelallen zoeken en zweven. En om den nek van het dravende, ren nende ros, de zilver-gewiekte Chimera, die uit de vurige wolken schiet, slaat zij haar kleine, begeerige handjes en vliegt en vlucht mee met hem ijle Oneindigheid in. Ze krijgt hem lief en zou wel altijd met hem samen willen zijn. Eens ijlt 't woeste gedierte niet haar naar grillig doorwolkte hoogten en laat haar allén in een wijde woestijn. In die oaze vindt ze de starre, strenge, geweldige sfinx en weten wil ze veel wat haar nog raaclselig is. Maar al haar vragen botsen tegen 't stugge, zwijgend-zware bazalt. Dan komt de mooie prins Eros haar zoeken bij de sfinx. Zij lag neergevleid tusschen zijn zware pooten aan haar massieve borst. »En zij was zoo klein, en de sfinx zoo groot, dat zij was als een kapelletje, dat zat tegen een toren aan." Eros, de prins van het Heden, bemint haar. En in dat Heden, een klein paradijs, zullen ze samen gelukkig zijn. Maar de onrustig zoe kende, altijd verlangende Psyche, verlokt door 't zoet gefluit van een Sater, ontvlucht haar geluk en houdt dolle feesten met Bacchus en zijn genoten. Als ze terugkeert, is haar prins Eros dood en de tuin van het Heden leeggebloeid; het kleine land van haar vroeger geluk is dan in de macht van het Verleden en van de gebiedster, haar overglanzend mooie zuster Emeralda, die zoekt naar het mystieke Juweel, de Steen der Wijzen, die Almacht geeft. Tot straf moet Psyche naar dat Juweel gaan zoeken en diep daalt zij af naar de bergkrochten onder het slot en komt in verzengende Hel. Maar al de schimmen vertellen haar, dat die Steen niet te vinden is. Als Psyche terugkomt op aarde bij Emeralda, die schittert stijf van juweelen op haar triomf kar, met vier-en-twintig rossen bespannen, en haar vertelt, dat 't Juweel niet bestaat, dan rijdt de helsche vorstin de kleine, teedere PsycJie met hare wagen aan stukken en vlucht met haar macht van dravende paarden de sfinx tegemoet. Star en statig blijft 't gevaarte zwijgen op al haar vurige vragen en dan rijdt ze zich tegen de bazalten kolos te pletter. En Psyche... «zwevende herleefde zy op en voelde zich aan zoo licht en zoo ijl, en was parelblanker dan ooit, en naakt. »En zij voelde aan hare schouders teer trillen twee nieuwe vleugels...! Zij zweefde over haar eigen lyk heen in een wolk van gezweef, een nevel van geur, dien zij verder niet onderscheidde en zij zag, licht, blank en ijl, verwonderd naar haar vertrapte lichaam en lachte..." Zij hervindt en omstrengelt haar vlammende ('hïi>ier/i en zweeft naar prins Eros en haar vader weer heen. Psyche, de naïve figuur, uit dit diepzinnige sprookje, stelt voor het onveranderlijke, de kern van de menschelyke natuur, die heet zoo onbe stemd, als 't mogelijk is: »Ziel". Astra, haar eene zuster, die in een toren van den geweldigen burcht zit tusschen globen en kaarten en over ontzaggelyke berekeningen en schrikwekkend lange getallen tuurt, Astra is de begeerte naar Alwetendheid, die zoekt naar het mysterie der Godheid. Emeralda, de tweede zuster, heerscheresse over het alles verslindende Rijk van Verleden, zoekt vergeefs naar het juweel dat Almacht moet geven. Psyche, die liefde, niets anders dan liefde en leven, zoekt, vindt wat zy wil en aan haar bestaan alleen komt geen einde. Wél vergaan in den mensch de begeerte naar almacht en al wetendheid, maar de kern van zijn wezen, de ziel, wordt steeds herboren, vernieuwt zich altyd. Over het sprookje is machtig veel mér te zeggen. Dit is maar de zeer korte verklaring ontdaan van al zijn weelderige praal en gloeiende glorie van taal. Er zy'n tafreelen zóó ry'k en overvloeiend van beelden, dat zij bedwelmen van fabuleuze pracht. Na Psyche volgt in de Gids o. a. een heel merkwaardige studie van prof. A. A. W. Hubrecht over de rol der kernlissen bij de erfelijkheid. Helene Lapidoth-Swarth levert weer tien son netten, in haar bekende, bybelsche sty'I. Ze lyken wel wat veel op elkaar, haar verzen van lateren ty'd. Als die productiviteit maar niet alleen bedriegelyke handigheid gaat worden. Een voortreffelijk Dramatisch Overzicht van mr. J. N. van Hall. Eerst worden verschillende vertalingen van de Antigone vergeleken en met aanmerkingen omgeven, dan komt de uitlegging van het drama, en ten slotte een kritiek op de vertooning der Kon. Vereeniging. Geroemd wordt Bouwmeester als Kreon. veroordeeld-mevr. Frenkel's opvatting van Antigone, hoofdzakelyk om haar bekend »snoeperigonschulds-stemmetje'' en het lijdende, duldende, dat zy in haar rol heeft gebracht, terwy'l toch Oedipus' dochter »den ruwen aard eens ruwen vaders toont te bezitten." De argumenten van den heer v. Hall behooren tot de flinkste en meest juiste, die tot nog toe over de vertooning werden gelezen. Dr. W. G. C. Byvanck spot eerst een beetje met de bekende voorrede van Herman Gorter's »School der Poëzie'1 en prijst daarna zijn verzen. Dr. Byvanck verklaart o. a. hoe Gorter uit de vereering van de wereld van den schyn, als artist, tot het begrijpen van de wereld der wer kelijkheid, als denker, kwam, daarbij beheerscht door Spinoza's wijsbegeerte en hoe daardoor zijn latere verzen meer van de zinnen-, tot de gedachten-poëzie overgingen. Het is een interessante, vrij geestige causerie, hier en daar wat verward, maar met opmerkingen, die alleen een niet erg modern, maar degelijk talent kan maken. Tweemaandelijksch Tijdschrift. Ook al een uitmuntend Januari-No. Vol lyrische litteratuur en heelemaal zonder zware geleerdheid. Vijftii/, een novelle of roman van Marcellus Emants, van vezel-fijne analyze. Een man van vijftig jaar wil nog eens innig en oprecht beminnen. Een weduwe, niet al te mooi, maar suggestief, bekoort hem. Dan komt al dadelijk 't zwaartepunt: houdt ze genoeg van mij, is zij waard, dat ik haar liefheb, is zij van mij allén, zal zij dat blijven? Al zulke kwellingen verhinderen zijn zoeken naar geluk. En bij 't ondervragen, bij 't wederzijdsch be spreken van gevoelens, versuften al de fijne, warrige soiismen, al de listig-vrouwelijke streken zijn hersens en voelt hij zwaar, hoe moeielyk zy'n liefdeleven te verklaren en te beredeneeren is. Xij wil, dat hij lief heeft zonder te vragen naar haar verleden; dat maakt hem wantrouwig en radeloos van twijfel. Vlijmend is het strijden van die zielen weei geven. Emants geeft zoowel den man als de vrouw schuld aan hun ongeluk. Toch komt hier meer de goedmoedigheid en eerlijkheid van den man, de berekening der vrouw naar voren. De Ifeilige Tocht door Ary Prins. Een stuk zwaar, gedegen werk, massief van observatie. Eerst een heldere impressie van een christelijke kerk, beblankt, bevlakt met bleeke sneeuw. De zware deur schuiftopen en naar buiten donkert dan het sjofele volk. Dan sleept een pelgrim zich naar 't leeg gebouw, in lange, ruig-bruine pij, blootvoets en onbedekt het hoofd. »En voor de moeder van Het Kind, rein-wit in helderheid, hij op de sneeuw ter nederviel, de naakte armen uit een kruis voor het kerke-kruis, dat ook ter nederlag. »Geen mensch hem zag; slechts Zij zag op hem neer, en als in het prevelend smeeken om steun en kracht voor het vrome werk, hij de oogen tot haar hief, hem scheen, alsof een blijde lach was om haar lippen heen". De pelgrim volgt dan met groote schreden het wit gegolf van den weg naar open vlakte, waar een zware, vreemde burcht staat. Daar woont een rid der, dien hij op wil wekken mee een bedevaart te doen. Er zijn trett'end-felle impressie's van maan licht, sneeuw-effect en romantiek in dit fragment. L. van Deyssel leidt een nieuw Hollandsen dichter in: den heer P. C. Boutens, die weldra niet een bundel verzen komen zal. Wat van Deyssel zegt over Poëzie en over Weemoed is self tot een schoone zang en tot teedre weemoedklank geworden. Een paar verzen van den nieuwen dichter zijn aan de bespreking toegevoegd. Ze zijn toevallig meer week dan weemoedig, meer zwak dan zacht. De redacteur Albert Verwey heeft veel gele verd in dit volle No. Eerst een studietje over den dichter-schilder Heiman Dullaert, een leerling van Rembrandt. Verwey haalt bijbelsche verzen aan en vindt 't jammer, dat 't nageslacht dien dichter niet meer waardeert. »Direktheid van gevoel in iedere uitdrukking; maar dan het vreemdste en boeiendste spel van tegenstellingen in beeld en rede; dat zijn de eigenschappen, waardoor Dullaert oude onder werpen tot nieuwe wonderen maakt."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl