De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 16 januari pagina 7

16 januari 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Nö1075 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD' VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Een gezotóe ziel, in een gezond lichaam. Aan jongt moeders. Wat ook bezwijke onder den tand des tij ds, de ?waarheid blijft ongedeerd. Achttien eeuwen zijn ?voorbij gegaan sedert den dood van Juvenalis. "Wat is er overgebleven van 't vorstelijk Rome van zijn dagen? Niets dan eenige ruïnen. Maar de waarheden, door dezen dichter neergelegd in zijn werken, zijn gebleven, en zullen blijven. Onder deze waarheden behoort ook zijn uitspraak: Mens sana in corpore sano": *Een gezonde ziel woont slechts in een gezond lichaam." Wij kennen deze woorden, wij halen ze dikwijls aan en toch zondigt de mensch altijd en altijd weer tegen zijn gezondheid tegen de gezondheid van 't lichaam, zoowel als tegen die der ziel. Wat is gezondheid eigenlijk? Feuchtersleben zegt van haar, zij is de schoonheid der levensver richtingen, ik zou willen zeggen: de harmonie der levensverrichtingen. Schoonheid en harmonie hebben ?een weldadigen invloed op ons. Niemand zal 't ontkennen, dat een schoon aangelegde en goed ?onderhouden tuin ons prettiger aandoet, dan n waur 't onkruid naar hartelust voortwoekert; nie mand, dat 't volle weeke samenklinken der tonen verzachtend werkt op ons gemoed, terwijl een schrille dissonant ook ia ons binnenste een wanklank te voorschijn roept. Gezondheid uit zich veel minder intensief dan ziekte. De uiting der gezondheid heeft iets onbestemds, iets, dat wij hoogst Belden waarnemen. Wij voelen ons prettig, maar daarmede houdt het ook op_. Ziekte daarentegen pakt ons aan. Wij voelen pijn, in ieder geval iets onaangenaams, óf in een deel, óf door 't geheele lichaam, 't Is een afwij king van den normalen toestand, die door ons zelf zeer duidelijk kan worden waargenomen. Wij spreken van lichaams- en van zielelijden. In den grond der zaak zijn beiden evenmin van elkaar te scheiden, als de gezondheid van den geest van de lichamelijke gezondheid. t Is' daarom noodig, dat 't innig verband tusscben geest en stof, tusschen ziel en lichaam ons duidelijk voor oogen staat, vooral wanneer wij geroepen zijn tot de heerlijke taak, een kind op te voeden. »üe geest is aan de stof gebonden maar ook de stof aan den geest." Dat is een onloochenbare waarheid. Wij moeten beiden, lichaam en geest, in 't kind ontwikkelen en wel harmonisch ontwikkelen, 't Is zeer natuurlijk, dat 't kind in de eerste levens jaren meer lichaamsverzorging dan geestesverpleging behoeft, want de ontwikkeling van 't lichaam .heeft in dat tijdperk sneller plaats dan die der ziel. Omdat nu de geest aan 't lichaam gebonden is, en er niet van gescheiden kan worden, bestaat de taak der opvoeding in de eerste kindsheid daarin, dat zij de ziel in 't lichaam een woning bereidt, waarin deze zich ontwikkelen kan. Dan, maar ook dan eerst, kan men beginnen met de eigenlijke opvoeding van den geest, die, hoe zwak hij aan vankelijk ook moge zijn, ons weldra door zijn kracht verbaasd zal doen staan. Gezondheid is dus een eerste eiach der opvoeding en wel in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats moet 't kind lichamelijk gezond zijn, omdat wij het met 't gezonde licbaam ook een gezonden geest kunnen medegeven op den levensweg; inde tweede plaats moet de opvoedster lichamelijk zoowel als geestelijk 't normale zooveel mogelijk nabij komen. Over den eersten eisch behoeven wij zeker niet verder uit te weiden, 't Doel der opvoeding is zelfstandige menschen te vormen en iemand, die of krank naar 't lichaam, of krank naar den geest is, is ««zelfstandig. De tweede eisch echter zal velen allicht wat zonderling in de ooren klinken. Wij hopen echter aan te toonen, dat wij dien op goede gronden stelden. Ieder mensch kan aan zich zelf 't innige verband opmerken, dat tusschen lichaam en ziel bestaat. Op grond van eigen ervaring kan ieder tot 't in zicht komen, dat 't lichaam des te gemakkelijker aan den geest ondergeschikt gemaakt kan worden, naarmate het gezonder en sterker is; dat een zwak lichaam daarentegen in alle opzichteu de verrich tingen der ziel in den weg staat. Duidelijk treedt de overheersching van 't abnor male lichaam aan 't daglicht bij hen, die lijden aan den kwaal onzer eeuw: nerveusheid. Bij hen bevindt 't zenuwstelsel zich steeds in een zeer groote prikkelbaarheid, een toestand, die alleen reeds voldoende is om de rust van den geest te benadeelen. ledere uiting van hun deuken, voelen of willen, iedere daad waaruit blijkt, dat zij werkelijk een zielsleven hebben, en die zich nu eenmaal niet anders dan juist door die zieke zenuwen naar buiten kan vertoonen, mist de nor male rust en helderheid. Want 't kranke zenuw stelsel wordt door de, voor gezonden vaak nietigste oorzaken, in zoo hevige mate opgewekt, dat de geest geheel de beerschappij over 't lichaam kan verliezen. Dergelijke oorzaken, gewoonlijk geboren uit opzettelijke of toevallige tegenwerking van andereu, zijn in de meeste gevallen niet te voor komen. Immers, 't ligt in onzen aard op anderen in te werken, dat is de uiting van onze persoon lijkheid. Inwerken op anderen toch is niets anders dan ons ik sterker op hen te doen gelden, dan zij 't op ons kunnen doen. 't Gevolg daarvan is pas sieve wederstand, maar wederstand prikkelt en prikkelt zieke zenuwen natuurlijk in hoogere mate dan gezonde. Nu moet de opvoedster voortdurend door haar persoonlijkheid, met de middelen, welke de op voedkunde haar aan de hand doet, inwerken op 't kind, welks verzorging zij op zich genomen heeft of -welks verzorging haar door de natuur is toe vertrouwd. De ziel is dan nog een schoon blad papier. Men kan er wel is waar niet op schrijven wat men wil, maar toch maken dat wie later leest wat ge er op geschreven hebt, het met genoegen, tenminste niet met weerzin leest. Bij dat inwerken door onze persoonlijkheid zijn onze kinderen ge lukkig niet altijd passief, zij bieden ons, met of zonder hun wil, tegenstand. Die tegenstand moet gebroken worden, maar zonder dat 't kind een willoos wezen wordt. Den wil moeten wij leiden langs die paden, waar wij weten, dat de grootste som van geluk voor onze kleinen te vinden is; maar nog eens, den tegenstand, dien wij daarbij ondervinden, moeten wij breken. Wordt de op voedster door geen lichamelijk lijden gekweld en heeft zij door haar gezond lichaam haar geest in de macht, dan zal haar dit niet moeilijk vallen. Door de rust, die zij ten toon spreidt en door haar standvastigheid breekt alle tegenstand van 't kind als 't ware van zelf. Maar ongelukkig, wan neer 't anders is. De kinderen zien zoo spoedig of een volwassene in wilskracht, al dan niet hun meerdere is. Is dit laatste 't geval dan weten zij door vleien en wanneer dit niet helpt, door wederspanuigheid den wil van hun opvoeders te breken of te buigen. Waartoe zulk een zwakke opvoeding leidt? Voor de kindereu kan zij zoo vele nadeelen met zich brengen, dat 't niet met een paar woorden te zeggen is. Veel hangt hier ook van de individu aliteit en de erfelijkheid af. Maar in ieder geval beeft zij dadelijk wederspannigheid, ongehoorzaam heid, vaak zelfs losbandigheid ten gevolge, fouten, die zich bitter aan de opvoedster wreken. Zeer dikwijls hoort men zeggen: ,Die kinderen, ze maken me turelunrsch ?" En er komt een klacht over zenuwen. Nu is 't waar, dat de kinderen het er wel eens naar maken, vooral wanneer zij zich in 't genot eener door en door goede gezond heid mogen verheugen, maar niet zij maken ons zenuwachtig, wij zijn en waren het reeds. Wij beschikken niet over een voldoende hoeveelheid geestelijke en lichamelijke kracht om rust te ge bieden en rust te herstellen. Wij zeggen wel, ja schreeuwen het soms uit: «Stilte toch ! Ophouden!" of gebruiken andere bezweringsformulieren vau dien aard, maar ?,ij helpen niet. Soms doen zij voor een oogenblik de kinderen hun spel staken, maar spoedig begint 't lieve leventje weer van voren aan. Wij voelen ons reeds moe want wij zijn zoo nerveus en vragen, dat de kinderen ons sparen, dat zij medelijden hebben met onzen toestand, met onze ziekte, waarvan zij maar niets begrijpen. En onder zulke omstandigheden willen wij dan ook nog opvoeden! Kinderen zijn kleine kwelgeesten, alles kan men ze leeren, behalve ons te sparen. Wij worden boos op ze, wij winden ons op, wij worden steeds zenuw achtiger we voelen het we trachten ons te beheerschen en laten de kinderen in godsnaam doen, wat ze willen. Die kleintjes, ze maken gebruik van de gelegenheid, zij weten niet, wat er in zulke oogenblikken in ons omgaat, maar eindelijk barst de bom los en storten wij onzen toorn uit over de kleine, onschuldige boosdoeners. Er vallen harde woorden, bedreigingen, straffen ... klappen soms, en 't natuurlijk gevolg daarvan is gehuil. Maar welke moeder kan 't aanzien, dat haar kinderen huilen? Straks, wanneer haar zenuwen bedaard zijn, komt dan ook reeds de reactie. Zij is bang te streng geweest te zijn en wil haar fouten weder goed maken. Maar te trotsch om tegen haar kindereu te bekennen, dat de schuld bij haar ligt, zoekt ze haar kroost door lieve woordjes tot be daren te brengen, en haalt het over, haar ver giffenis te vragen. Ze weet echter niet, dat ze daardoor haar fout nog veel grooter maakt. De kinderen merken dat alles zeer goed op, want o, ze zien zoo scherp en voelen zoo fijn. Ze gewennen er aan, wanneer zij straf krijgen, de oorzaak daarvan niet te zoeken in hun gedrag, maar in moeders zenuwachtigheid en prikkelbaar heid. Ze kennen weliswaar 't woord niet, maar weten er rekening mee te houden. Moeder is nerveus, zij heeft rust noodig en zoekt zich deze te verschaffen door toe te geven, wat haar kinderen vragen. Tienmaal zal zij iets verbieden of weigeren, maar wanneer 't kind doorzet, krijgt 't bij den elfden keer allicht zijn zin. De arme vrouw heeft voor een half uur rust. Maar straks ? Maar morgen ? En al die volgende dagen ... jaren, dat zij haar kinderen bij zich heeft, bij zich moet hebben? Wordt 't leven voor haar geen hel, een hemel wordt 't in geen geval. //Zij heeft zooveel te doen, dat zij onmogelijk altijd 't oog op de kinderen kan houden!" O, ik weet, wat zorgen een huishouden meebrengt, maar juist daarom is 't des te meer noodig, in haar eigen belang zoowel als in dat van haar gezin, dat haar wil wet is voor haar kinderen, haar wenk een gebod. Neen, 't moet niet noodig zijn, 't medelijden der kinderen in te roepen om gehoor zaamheid te verkrijgen, maar door standvastigheid moeilijk vaak tegenover onze eigen kleintjes moet men 't zoover brengen, dat men door een enkel woord, door een enkel ja of neen heel 't woelige volkje, wanneer 't noodig is, tot rust kan brengen. En wat is nu 't tooverwoord, waarmede de berg, waar de kostbare schat: Rust en vrede in kuis ligt opgestapeld, kan geopend worden? Dat woord is: Gezondheid, Een kalme, rustige geest, die in een gezond lichaam woont, en niet onder den druk van de tyrannieke stof gebukt gaat. Hoe men deze gezondheid verkrijgt? Zeer dikwijls door slechts gezond te willen zijn. Neen, ik wil geen paradoxen verkondigen, ik wil niet zeggen, dat een blinde zien kan, als hij zien wil, maar zeker is 't, dat de wil veel tot de genezing bijdraagt, vooral bij een psychisch lijden. (Zie Feuchtersleben: Zur Diatetik der Seele). Even zeker is 't, dat een zieke ziel 't lichaam ziek, een gezonde ziel, 't lichaam gezond maken kan, zoowel als een ziek lichaam den geest ziek en neerslachtig, een gezond lichaam den geest vrij en krachtig maakt. Slechts in een gezond lichaam kan een gezonde ziel wonen." Velen echter, die 't weten, sohijnen geen prijs te stellen op een gezonden geest, nog minder op een gezond lichaam, 't Is zoo interessant er bleek en lijdend uit te zien of neen gij voelt u in dat geval interessant. Ik zelf kende een jong meisje, met rozen op de wangen, waarover zij zich dage lijks ergerde. Zij zou zoo gaarne bleek geweest zijn, als 't kon met zoo'n lijdenstrekje om den mond... en had zij geen verstandige moeder be zeten, zij had door toepassing van allerlei middelen en middeltjes, die de mode haar aanbood, baar wensch vervuld gezien. Een gevolg van dwaze romanlektuur. Later, toen 't meisje haar intrede in de wereld deed en eerst recht de modeziekten leerde kennen, toen zij de verwoestingen zag, die bloedarmoede en nerveusheid over de menschheid brengen, toen leerde zij begrijpen, dat een interessant gezichtje tegen den prijs van zooveel ellende veel te duur gekocht was. Nu erkent zij de waarde van de oude spreuk, die zegt, dat gezondheid schatten waard is. Zij is trotsch op haar roode wangen, en ook op die van haar kinderen, trotsch op haar ijzersterk gestel en de rust en vrede, die zij in haar woning, om zich te scheppen weet. Wees gezond, opdat gij uw kroost tot gezonde menschen opvoeden kunt, opdat der klacht over ontaarding en verval van 't menschelijk geslacht, de grond, waarop zij rust, ontnomen wordt! Wees gezond, opdat gij sterk en krachtig genoeg zijt, om de zware plichten, die 't leven u oplegt, naar behooren te vervullen! Wees gezond, opdat gij gelukkig zijt, en uw kinderen het worden. Mevr. v. B. m» iiiiiiiiiii Kapsels. Dagverdeeling. Eene tooneelspeelster over het tooneel. Parfums. Dames-studenten te Berlijn. De eenvoudige kapsels, alles omhoog of alles omlaag, zy'n weer heel druk aan 't verdwijnen; tot groot genoegen der haarkunstenaars gaat men weer in allerlei combinatiën genoegen vinden. Vooreerst, het haar komt weer met iederen dag hooger op de krnin; dit is altoos een aanleiding tot uitgewerkte kapsels, en het staat de meeste dames veel beter dan een »toet« in den hals of achter aan het hoofd. Ten tweede : de frisons en kleine kroesjes, die eigenlijk nooit geheel weg zy'n geweest, omdat ze voor enkele gezichten absoluut noodzakelijk zy'n, en bij vele hoeden onmisbaar, komen in voorraad terug. Het onduleeren raakt uit; het friseeren neemt toe. Het verschil met de vroegere kroesrandjes is dit, dat nu het midden van het voorhoofd, vry smal, wordt vrijgelaten, en daarnaast aan beide kanten het kroes de slapen bedekt. Maar evenals vroeger, wordt weer het haar in den nek naar de kruin genomen; hetzy' geonduleerd of gefriseerd, de groote massa bedekt dus, in kroes en golven, den driehoek boven oor en oog. In het afmaken op de kruin schynt men nog naar den weg te zoeken; op de nieuwe platen ziet men daar hetzy een lus, alsof men er de dame aan kon optillen, hetzy een marteau-bouclé, een soort van opstaande kwast in krullen, hetzij een gedraaiden chignon of het »toetje", dat als sluitstuk van zooveel kapsels heeft dienst gedaan. Dit wil niet zeggen dat de bandeaiix a la Cïo of het wijde onduleersel geheel zyn afgeschaft; wie veel haar heeft en een gezicht dat zich er toe leent, maakt een combinatie. Zelfs een schuine naad,, naast de bewuste streep omhoog, midden van het voorhoofd loopend, en dan bekroond met een krullenkapsel op de kruin wordt gezien; voorloopig schijnt men er nog weinig valsch by' te gebruiken, maar dat zal ook wel terugkomen. * * * Het tijdschrift La, Mode pratiqm had op het eind van 1897 een prijsvraag uitgeschreven: »De dagverdeeling van een vrouw", en mocht daarop niet minder dan 7941 antwoorden ontvangen. De prijzen waren 1000 francs, 100, 50 en 50 francs; de eerste pry's is toegekend aan «Grosse Jeanne" Bepalingen waren: niet meer dan 50 regels drukwerk, en deze bijzonderheden: Hoe veel uren moet een vrouw thuis en buitenhuis doorbrengen om haar kinderen goed op te voeden, haar man aangenaam te zijn, haar huishouden goed te besturen, hare kennissen aan te houden en gezond te blijven. De redactie merkt op, dat in de inzendingen van zeer veel vrouwen telkens het woord »zich opofferen", »een uurtje opofferen", voorkomt, en de vrouwen die den tijd, aan haar man en kinderen besteed, als «opoffering" ver melden, in elk geval de condities van »aan haren man aangenaam te zijn" en »hare kinderen goed op te voeden" verkeerd begrepen hebben. * * * Van de komst van La Duse te Rome, waar zy in zeven jaren niet gespeeld had, is veel drukte gemaakt. Ovaties, stormloopen om plaatsen bij de première, vooral interviews. Ben schrijver, Morello, die in de Tribuna schrijft onder het pseudony-üRastignac" heeft een lange interview van haar genoten, waarin La Duse, niet tevreden met eene uitstekende actrice te zyn, alshervormster van het tooneel heeft geposeerd. »Wat ik tot nog toe gedaan heb", zegt zy', «bevredigt mij niet meer. Ik voel, dat in ruy iets afsterft en iets nieuws naar het licht dringt. Magda, De ideale vrouiv, la l<'emme de Claude, La donna alle Camelie, nu dat kan nog; door deze loopt nog een gouden draad die de valsche parelen byeen houdt, het goud van den hartstocht, maar het overige! Ik voel my' reeds vernederd, wanneer ik my' in de kleederen van deze tooneelfiguren steek. Ik heb dit gevoel telkens gehad, wanneer ik een stap verder deed naar de rypheid myner kunst, eerst toen ik van de Italiaansche naar de Fransche stukken overging, toen naar die van Ibsen, en nu.... Mijn meening is, dat nu de antieken den eenigen stap verder kunnen aanwijzen. Ik geloof vast aan de vernieuwing der kunst door de antieke vormenschoonheid. De bewegingen, de kleuren, de lynen onzer kunst zy'n die eener verdorven kunst. De taal die wy' spreken is verdorven. Alleen in de antieke werken vinden wy' de eeuwige waarheden, de eeuwige woorden." Wonderlyk is het, de kunstenares na deze Sehnsucht naar de antieken, ook iets over de antieken te hooren zeggen. Hare dochter die te Berlyn op kostschool is, heeft haar geschreven over de wy'ze waarop daar door de meisjes de verjaardag van de schooljuffrouw gevierd was, met eene opvoering van Antigone. De moeder neemt dit denkbeeld over. AVaarom zou die nieuwe beweging niet van Italiëuitgaan? Ik zal een beroep doen op alle collega's in de kunst. Ik sprak daar juist over Antigone. Nu, het Ita liaansche tooneel bezit reeds de kunstenares, die bet meest geschikt is, om dit edele type der teerste liefelijkheid te verpersoonlijken. Tina di Lorenzo. Waarom zou deze jonge en reeds beroemde kunstenares niet de treurspelen van Aeschylus en Sophokles boven die van Sardou, Dumas en Sudermann verkiezen ?" Gewoonlyk is het eene desillusie, groote actrices over hare kunst te booren. De blonde Tina di Lorenzo moet een allerbekoorlykste kunstenares zy'n met een heerlyke stem; zij is nu te Peters burg, en wellicht krygen wij haar te Amsterdam te hooren en te zien; maar de stroeve, somberheldhaftige, figuur van Antigone juist een »type van de teederste liefelijkheid" te noemen schijnt ons vreemd gezien. Vreemd is het ook, La Duse, die juist als het zeer moderne type der nerveuze vrouw indruk maakt, en niets sculpturaals of antieks heeft, naar de Grieken te zien heenwy'zen; en zy' bekroont de inconsequentie, door te Rome in 't geheel niets klassieks, maar al haar Europeesche succesrollen, van Cavalleria rusticana tot La femme de Claude, achter elkaar te spelen. * * * Een eigenaardig verschynsel is, hoe het ge bruik van parfums niet alleen by volkeren in lange perioden afwisselt, maar zelfs binnen enkele jaren. Twee jaar geleden werd er veel meer misbruik van gemaakt, dan juist nu weer; er was in dien ty'd ernstig sprake van, of men in den trein een anderen coupékon vragen wanneer men bij geparfumeerde dames geplaatst werd. en in hoeverre men, in een tram komend, zijn afkeur moest onderdrukken van de daar verspreide geuren. Zoo sterk is het niet meer; zelfs de Indische dames in den Haag, en de extravaganten te Pary's, die den toon heeten aan te geven, matigen zich blijkbaar; de odeurs zijn niet zoo overwel digend meer. Toch wordt er nog met massa's geproduceerd; zelfs hier te lande neemt de fa briceering toe. Naar wij vernemen komt er in de buurt van Amsterdam eene fabriek op groote schaal, waar een Russische firma aan de Neder landsche parfumeurs de concurrentie zal aandoen. Onder de odeurs is altoos nog violettes de Parme een der meest geliefde; nat wordt maar voor een klein deel van de versche viooltjes ge maakt, waar te Nice en te Grasse de velden mee bedekt zy'n. Het voornaamste bestanddeel is een chemische stof, ionon, uit citral en aceton be staand, en wier prijs in den handel OOO gulden per kilo bedraagt. Maar met een kilo kan men ook de bewoners van een halve provincie genot, of naar hun aanleg hoofdpyn bezorgen. De zes bloemen die als basis voor de moeste parfu merieën dienen, zijn het viooltje, de roos, de oranjebloesem, de cassia, jasmy'n en tuberoos; hierby komen in geringere hoeveelheden de leliën-van-dalen, heliotropen, en andere bloemen. De zwaardere parfumerieën, aan chinaasappel, citroen en houtsoorten, muskus, amber, enz. ont leend, komen in betrekkelijk geringer hoeveel heden voor, en schijnen toch soms overwegend. Grasse in Zuid-Frankrijk verbruikt alleen aan echte bloemen, waaruit meest door vet, hetzy langs warmen of kouden weg, de essences getrokken worden, niet minder dan 1.200,000 kilo oranje bloesem, 750,000 kilo rozen, 112,500 kilo viooltjes, 242.000 kilo jasmy'n, 45,000 kilo rozen en 15,000 kilo cassia per jaar. Leliën-van-dalen komt niet van de plant, maar van het hout van den Mexieaanschen citroenboom, waarvan het extract als «linaloë" in den handel gebracht wordt; heliotroop is eigenlijk »piperine", een extract van witte peper dat vroeger GOO gulden per kilo, en nu, door wetenschappelijke fabricage, maar 40 gulden per kilo kost. Ylang-Ylang en Kananga komen, naar beweerd wordt, inderdaad van deze beide Oostersche planten; de rozen worden hier betrekkelijk weinig voor odeur gebruikt, omdat men uit Turky'e en Perziëde rozenolie goedkooper en beter kry'gt. alleen te Kazanlik (in Oost-Roemelië, dus nu Bulgarije) bedraagt de jaarlyksche oogst 2000 ii 3000 kilo rozenolie. De muskus, noodzakelyk voor het fixeeren van de odeurs, komt of uit den Himalaya van het muskusdier in de natuurlijke zakjes van 20 a 30 gram inhoud, of als civet of zibeth, uit Guinea en Senegal, van de civetkat, meest in koehorens; de prijs is COO gulden per kilo. De amber komt het meest uit Ierland; aan de kusten van Sligo, Mayo en Kerry vangt men vraatzuchtige visschen in wier zieke maag de kostbare geurstof wordt afgezonderd; wanneer een potvisch zich aan het verslinden van inktvisschen is te buiten gegaan, bevat zij veel amber, waarin men soms de snuitjes der inktvisch nog terugvindt. De amber wordt met 8000 gulden per kilo betaald, en is daarvoor soms nog met moeite te krijgen. * * * Aan de Berly'nsche Universiteit wonen nu, volgens het officieele bericht, 1(J2 dames als gewone studenten de colleges by'. Volgens de natio naliteiten zy'n ze aldus ingedeeld: 98 Duitsche, 26 Amerikaansche, '23 Russinnen; uit Oostenrijk kwamen 4 dames, uit Engeland ook 4, uit Frankry'k 2, uit Finland, Hongarye, Zwitserland, Nederland en Bulgarye ieder een. Naar de facul teiten waren ze aldus ingedeeld: theologie 3, rechten 3, medicy'nen 2, al de overige philosophie, waaronder echter, zooals men weet, zoowel natuur wetenschappen als geschiedenis en talen behooren. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl