De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 16 januari pagina 9

16 januari 1898 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

1073 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. leïonw ie wel W, J, R, AM-Engelman, Vtjftig-jarig jubileum als tooneelspeelster. Vjjftig jaar aan het tooneel! 't Is een menschen-leven! Twintig jaar mijn goeie man al dood! Mijn kinderen in het buitenland! Ik alleen hier! Och, als die goede Albregt z'n oogen nog eens kon opslaan, wat zon hy vreemd kijken. Wat zou hij wel van het tooneei zeggen ?! Ik weet het wel; zeggen wil ik het niet. En z'n jongste dochter, Jo, ook aan het tooneel! Ze was nog een kindje toen bij stierf. Ik heb hem moeten beloven na zyn dood aan het tooneel te blijven. Maar Jo, had ik gehoopt, zou er niet aankomen. Dat hopen alle tooneelartisten van hunne kinderen. Jo zou ziek zijn geworden als ze van 't tooneel was gebleven. Het tooneel en de kunst vind ik heerlijk, en het zou mijn trots zijn, als mijn Jo iets werd te Gent aan den Nederlandschen Schouwburg gaat ze goed vooruit en haar man ja, die kleine Jo is nu ook al getrouwd!... wat word ik oud!.. zoo heel oud toch nog niet, Maandag pas 04 jaar.. ja, Maandag 17 Januari.. nu haar man, Henri Dons, is er aan de Fransche opera erg gezien... de kinderen zijn gelukkig.. en dat zet me over veel heen.... Want het is waar, wat ik van morgen van my zelf schreef voor een boekje over mijn leven, dat Holkema & Warendorf van me wou hebben: ?Mijn laatste v\jf jaren waren niet rooskleurig, ik bewaar die voor mij zelve met al zijn vreugd en leed". Nou ga ik waarachtig huilen .... dat gaat wel weer over.... soms schiet je gemoed vol.... Als ik hier zit, 's avonds in den schemer, en het water in den Amstel sterk stroomt, en de / wolken jagen als in »De wilde Jager", denk ik na over al wat ik beleefd heb. Wat kan je beter doen, als je zoo geheel alleen bent als ik, dan in je eigen leven kijken! Goddank, woon ik hier by beste menschen. Die oude moeder is een engel, en haar kinderen bennen allen goed goed voor me. Ze zijn ook aan het tooneel. Dat is voor mij heel gezellig. Maar als ik dan denk aan vroeger dagen, aan myn gelukkige jeugd, aan mijn vader.... ik zie hem nog zitten spelen in onze goeie kamer op het bovenhuis in de Leidschestraat met dominéRoll en een pastoor hoe vind-je dat? een tooneelspeler, ean dominéen een pastoor! ik was nog een dreumisje ik weet nog dat de pastoor mijn vader dikwijls vroeg te reciteeren uit het treurspel: De Cid, zooals Andries Snoek het had gedaan .... het was heel mooi.... ik werd stil als een muis en keek met groote oogen naar mijn vader.... ik begreep er niets van het was voor mij of ik muziek van een mooi orgel hoorde.... ja, mijn vader was een goed acteur, en mijne moeder eene voorname actrice .... ze las veel altijd van de geschiedenis, want ze wist alles, met Nero was ze even familiaar als met Napoleon ik lees ook graag dat heb ik bepaald van mijae moeder ik lees nog het liefst van mr. Jacob van Lennep en de Buil .... misschien omdat ik ze zoo goed gekend heb en zij by ons veel over huis kwamen . Rochussen kwam ook dikwijls bij ons...; als van Lennep en Charles Rochussen er samen waren, dan hadden we pleizier... Rochussen heb ik dikwijls ge plaagd, toen ik 'n jonge actrice was... Een gelukkige tijd ! ... en later... vroeg getrouwd met Jan Albregt... mooie rollen,... bemind bij het publiek... directeursvrouw te Rotterdam en Amsterdam... in Rotterdam gevierd als geen ander in Amsterdam gaarne gezien... tot Albregt stierf nog geen vijftig jaar... Dat was een harde slag.,. Als ik aan die dagen denk, mag ik met Badeloch wel zeggen : »Wat stormen waaiden mij niet sedert over 't hoofd !" Ik heb, Goddank ! den moed niet laten zakken en als de Zeeuwsche leeuw het hoofd boven water gehouden. De. wisselvalligheden van het tooneel der laatste jaren zijn ook my niet vreemd gebleven. Toch heb ik alle reden tot dankbaarheid. Het publiek en mijne vrienden zijn onveranderd voor me. Ze mogen de oude vrouw wel. Toen ik 40 jaar aan het tooneel was, hebben ze dat getoond. Alberdingk Thijm leefde nog. Wat heeft hij harte lijk over me geschreven en me lief toegesproken. Dat is al tien jaar geleden ... Tien jaar ! ... En Maandag 17 Januari hoop ik mijn 50 jarige tooneelloopbaan te herdenken..... Juist op mijn verjaardag! Wat heb ik er mee gezeten om een goed stuk te vinden ... Ik wou zoo graag iets van Justus van Maurik spelen,... om iets Hollandsen te hebben, iets, waarom de menschen konden lachen en huilen ... als ze in een schouw burg niet lachen of huilen, is het mis... lachen doen ze het liefst... en wy artisten doen altijd of we ook lachen, al staat het huilen ons nader... ik ben daarom al vóór maanden naar van Maurik gegaan en heb hem gezegd: »M'nheer van Maurik, doe me het pleizier en maak een stuk voor me, dat ik spelen kan als ik 50 jaar aan het tooneel ben. «Lieve mevrouw Albregt! heeft van Maurik gezegd dolgraag, maar ik heb er den tijd niet voor, ik ben bezig met een boek over Indi en dat moet af. Anders.... dat weet u wel.... voor u graag. Enfin, ik moest den jongen gelijk geven. Maar op van Maurik heb ik alty'd eene soort betrekking. In eer en deugd, hoor! Ik heb met zoo veel pleizier in zyne blijspelen gespeeld,.... en dan.... de laatste rol van Albregt was Janus Tulp. Of van Maurik dat ook voelt, weet ik niet. maar toch geloof ik dat hij my begrijpt.... en beseft wat het voor my is als ik aan die laatste rol van Albregt denk, die mooie rol in het eerste groote stuk dat hy geschreven heeft. Ik nam afscheid van v. Maurik, en zei: »het spy't me, heel erg ! ... maar vergeten doet u me toch niet." Ik schreef hem nog eens en vroeg of hij dan geen stuk voor me wist. Ik dacht, je schrijft toch wel iets voor me. En waarachtig.... geheel onverwacht.... op een Zaterdagmiddag.... neen, het was Zondagmiddag, het regende hard.... daar wordt gescheld.... en daar is van Maurik.. . . met een stuk. Ja... als ik zeg: stuk... lieg ik,... het is een stukje, maar... het weegt tegen een groot stuk op. Het mooiste van dien aard wat ik van v. Maurik ken. Een ware geschiedenis. Ja, zeker ! Een oude Amsterdamsche vrouw uit een gesticht is door jongens in de maling genomen, toen haar een knipje was ontstolen. Ze wil den jongen naloopen, maar ze kan bijna niet van de alterasie. Onder het naloopen zakt haar muts af, raakt haar hoed los, sleept haar omslagdoek haar als een staart na, en houdt ze de parapluie verramponeerd bij de punt in de hand. De parapluie gaat open, ze struikelt er over en valt eindelijk dood moe op een stoep neer. Er komt een heel standje om haar, en allen zeggen: »dat wijf is dronken!" ze roepen een diender, en, waarachtig ze brengen het mensch naar den kommissaris. Daar krijgt ze het op haar zenuwen. Weer bijgekomen, doet ze een lang verhaal van haar leven, en gaat daarbij vele buitensingels om. De kommissaris heeft medelijden met haar en begrypt dat ze onschuldig is. Hy zorgt dat het oudje zich wat opknapt en goed en wel weer naar »het huis" komt, waar de moeder haar geen standje zal maken. Dat is nu heel in 't kort, zooals ik het vertel. Maar als je het leest, dan is het zoo mooi, en zoo echt Amsterdamsch. Je huilt en lacht te gelijk. Een oud van Maurikje! Weet-je hoe het stukje heet V... ffientje. er zoo goed als Sientje uitzie... ik ken me zelf niet terug... Zou van Maurik vinden dat il/ z'n Sientje goed getypeerd heb ? ... Je weet, auteurs zijn auteurs, lastig en ijdel.... neen, laat ik niet ondankbaar zijn en kwaadspreken.... Van Maurik is niet lastig en niet ijdel... ik vind hem een engel... op myn ouwen dag mag ik dat wel zeggen... je moest andere auteurs kennen! ... Bij gelegenheid moet ik je iets ver tellen van een turfschipper, die een treurspel had geschreven... die man heeft over dat prul m'n leven zuur gemaakt... Zeg me nu, hoe je me type van Sientje vindt. Ky'k 'r eens goed aan!... Mooi, heel mooi, Mevrouw! Zoo, dat doet me pleizier. Je kunt begrijpen hoe blij ik met Sientje ben. Ik heb al geprakkizeerd, geprakkizeerd, of ik niet iets voor Van Maurik kon doen. Er wou me niets invallen. Pantoffels heb ik voor hem willen borduren. En toen ik beginnen wou, dacht ik: neen, dat gaat niet, een dominee is van Maurik niet... Maar van morgen kreeg ik een idee. Ik heb een boekje geschreven over mijn leven. Zoo'n praatje ... ja, waar komt een mensch op z'ouwen dag niet toe... Ik heb waarachtig nog inkt aan mijn handen !... nou... dat boekje heb ik aan Van Maurik opgedragen ... ik hoop dat hij het aardig vind.. . Het is weinig maar uit een goed hart. Als ik nu Maandag op myn vijftigjarig jubileum de menschen doe lachen, heb ik dit aan Van Maurik te danken. Ik wou dat de dag al achter de rug was. Al die herinneringen! ... maar artisten doen die dagen zoo goed ... ze zien dan het tooneel in den droom van het ideaal. .. Jammer . . . dat 't ideaal vervliegt! J. II. R. Wil je haar eens zien? ... ja ! ... bier is ze! Een echte, bestommelde Amsterdamsche ouwe vrouw! .. . Hoe vind-je me! ... Denk-je, dat ik Jïigen Eecliter door MIL VAN HOORN, schrijver van «Illusie". Amersfoort, Valkhoff & van der Dries. Met rechtmatigen trots kan Mil van Hoorn op het titelblad van zyn jongste pennevrucht ver melden, dat hij is de schrijver van »Illusie", het »knappe boek" waarvan nu eenjaar geleden zooveel goeds werd gezegd, en hij kan dit te eer doen, nu de illusie verleden jaar door hem bij het lezende publiek gewekt gansch niet is verstoord. «Eigen Rechter" is een mooi stuk werk geen roman, die treft door juiste karakterteekening; geen verhaal, nieuw van vinding of rijk aan verrassingen, neen, maar een breed uitge sponnen novelle vol keurige en kleurige tafe reeltjes. Mil van Hoorn teekent veel meer dan hy schildert; zijn boek is een album met schetsjes, waarin die uit de militaire wereld tot de best geslaagde behooren. Vergelijkingen gaan altijd mank, en zoo is 't misschien te gewaagd Mil van Hoorn's teekeningen in een adem te noemen met de doeken van Breitner, doch 't mag gezegd worden, dat geen Nederlandsche auteur er tot heden in slaagde brok stukken van het militaire leven gelukkiger weer te geven dan deze pasbeginneling. Ik haal hier aan een oefening van een batterij veld-artillerie. Eer jong officier staat op een heuveltje te kyken als er draf is gecommandeerd. »Het was een danzend draven in vroolijke hup pel-candenze, met regelmaat in de hoefslagen en de korte stooten van de rammelende voertuigen. Schuin draafden ze op hem aan en hij zag de vier stukken ieder afzonderlijk met de luitenants in de openingen er tusschen; de paarden der officieren, driekwart in korte lynen gezien, teekende zich in hun draf-danzende bewegingen scherp tegen de hei op". Dan wordt de galop aangenomen. >Daar schoof de batterij hem voorbij, de vier stukken gericht, nu met meer stof, dat opwolkte tegen het zwart gewarrel van vooruitgrijpende paardebeenen en het blauwgrijs der raderen met flikkerende banden. Een rommelend gestoot van ijzer en staal, hotsend, klotsend, bonsend, echoënd over de hei; daartusschen het briesend snuiven en stam pend getrappel der paarden, schuim spattend met wijde sprongen het kanon voortjagend en hobbelend rollend. In een duizel vloog alles voorbij: het hollend mengsel van paarden ruiters en voertuigen ; een voorbijschieten van bruin, zwart en grys met schelle streepflikkeringen van 't staal der sabels, het opzetten van wolken stof tegen de bruine hei." Aan zulke schetsjes is het boek rijk, te rijk misschien, want de niet-militaire lezer zal er zich allicht over beklagen, dat er voor hem nog veel onbegrijpelijks is in de beschrijvingen van de exercitie-batterij en de oefeningen der vesting artillerie. En in die klacht ligt misschien een vingerwijzing voor den auteur, die te veel wil geven, nog daargelaten de vraag of hij zijn bestek niet te groot neemt. Noch »Illusie", noch »Eigen Rechter" zijn als roman geslaagd, terwijl zij als novellen te breed zijn opgezet. Mil van Hoorn zal dit zelf hebben gevoeld, toen hij aan het slot van zijn jongste werk met een couranten uitknip seltje het overlijden van den hoofdpersoon mede deelde hier te spreken van een held zou ironie kunnen heeten. De auteur wist met dien artillerieluitenant geen raad meer, edoch de lezers kun nen er geen genoegen mede nemen, dat de stakkert ten doode werd opgeschreven, juist toen de strijd eigenlijk goed beginnen zou. En nu kan men den jongen kunstenaar honderd recepten geven voor een, hoe hij dan wel dien strijd had te beschrijven, doch voor mij is het de groote vraag of de talentvolle teekenaar er wel aan doet zich voor een groot doek te zetten. Zoolang het linnen nog tegen civielen prijs te krijgen is, behoeft geen waarachtig kunstenaar het te be jammeren, dat zijn aanleg en gaven hem naar een blad papier deden grijpen. F. A. l!. ALLERLEI. De cigarette in Spanje. Voor den vreemdeling die niet rookt, is het veel moeilijker in Spanje met het volk in aan raking te komen dan voor een rooker, want de cigarette neemt hier de plaats in van een aan bevelingsbrief. Als een reiziger, die zin heeft in een praatje, in Spanje in een diligence of een trein heeft plaats genomen, is het eerste, wat hij doet, zyn cigaretten uit den zak te halen, en ze ieder aan te bieden. En dit is niet slechts voor den vorm, maar men is gedwongen, er een aan te nemen, als men niet onbeleefd wil zijn. De Spanjaard maakt veel gebruik van beleefde frasen, zoodra men zijn bewondering heeft uitgesproken voor zyn wandelstok of zijn paard of zijn huis, biedt hij het geprezen voorwerp aan. Wanneer gij zegt: »Gij hebt daar een mooien ring," zal hy dien dadelijk van zijn vinger trekken en hem u aanbieden. Hij denkt er natuurlyk in ernst niet aan, maar weet, dat gy als beschaafd man, zyn geschenk met veel mooie woorden zult weigeren. Maakte men werkelijk aanstalten, het aan te nemen, dan zou hy in staat zyn, al het gezegde en aangebodene zoo gauw mogelijk terug te nemen. Maar met rooken en drinken maakt b.y' zich aan dergelijke schyn-beleefdheden niet schuldig, en wanneer een medereiziger zyn flesch of ciga retten aanbiedt, moet men die aannemen, tenzy men een onbeleefd mensch wil schijnen. Men moet dus er voor zorgen, bij het reizen in Spanje steeds cigaretten by zich te hebben, om te pre senteeren en op die manier een gesprek aan te knoopen. (Een sigaar heet in het Spaanschniet cigaro, zooals men zou vermoeden, maar puro, omdat zij alleen uit tabak bestaat; cigarette is niet cigaretn, maar cigarillo). Geen volk ter wereld rookt zooveel en zoo algemeen als het Spaansche. Men kan jongens van vijf jaar cigaretten zien rooken, en er zijn verstokte rockers, die zelfs gedurende het eten de cigarette niet laten uitgaan; algemeen wordt beweerd, dat ook het vrouwelyk geslacht aan dit genoegen deelneemt; maar dit geschiedt in ieder geval slechts in het geheim in de kemenade. Alleen in het Zigeunerkwart'er van Triana by Savilla en het Albaicin te Granada heb ik vrouwen in het publiek zien rooken. Evenals in Frankrijk bestaat in Spanje het tabaksmonopolie; tengevolge hiervan mag op het schiere land geen tabak worden verbouwd. Een slecht gevolg van een slecht systeem: geheel het midden van Spanje en een groot gedeelte van het Noorden zou zeer geschikt zijn voor de tabakscultuur, en men zou op deze wyze een voordeelig gebruik kunnen maken van de vele landerijen in Andalusië, die sinds de verdrijving van de Mooren braak liggen. Misschien ziet de Spaansche regeering deze waarheid in, wanneer het den Amerikanen gelukt is, Cuba van het moederland los te maken. Men is tot het aannemen van een aangeboden cigarette verplicht, kan ook niet by het aanbie den een der medereizigers overslaan, zonder tegen de beleefdheidsregelen te zondigen. Voor ongeveer vier jaar ging ik van Valencia naar Madrid en nam den weg over ITtiel en Cuenca, waarvan men de eene helft met den trein aflegt en de andere helft met de diligenae. In Minglanilla, een klein nest, waar wy overnachtten in een vcnta, zooals die in »Don Quichotte" beschreven wordt, kwam de commissaris van politie van de provincie Cuenca met eenige veldwachters en een geboeiden gevangene en nam de koets in beslag. De man der wet stond genadig toe, dat ook de passagiers, die natuurlyk hun plaats al betaald hadden, meereden, zoover er plaats was, en ik als Ingles, zoo noemt men in Spanje alle vreemdelingen, had de eer, met den He-nor Comandante en den gevangene in de koets te mogen zitten. Toen bemerkte ik eerst, hoe sterk de democratische neigingen zyn, die zich bij het Spaansche volk openbaren, neigingen, die bewerken, dat de infant en de bedelaar elkaai liermano, broeder, noemen, en dat een arme drommel zijn lompen even trotsch over den schouder werpt, als de ryke zyn zyden mantel. De commissaris haalde cigaretten uit den zak, en bood mij een aan; toen aarzelde hy een oogenblik, nam den man zijn boeien af en' gaf hem ook een cigarette. En gedurende den heelen rit, die een langen halven dag duurde van 10 uur 's morgens tot 's avonds 8 uur praatten wij samen als oude bekenden. Alleen aan de stations, waar de paarden ver wisseld werden, kwamen de boeien te voorschyn, anders zou een voorbijganger niet geweten hebben, wie van ons beiden de gevangene was de commissaris was in uniform en was dus buiten quaestie. Kortom, wanneer er een land is, dat het recht heeft, het devies «Gelijkheid en Broe derschap" te voeren, dan is dit het schierland van de Quichote's en Panza's, en ik geloof, dat de cigarette zeker iets Heeft meegewerk: tot het ontstaan van deze benijdenswaardige toestanden. Eerste hulp bij ongelukken. Door het bestuur van de aldeeling Amsterdam der vereeniging Eerste Hulp bij Ongelukken" zijn, in overleg met het bestuur der Maatschappij tot Exploitatie van koffiehuizen ven den Volksbond, voorloopig in zes dezer koffiehuizen, die het verst van de gast- en ziekenhuizen zyn verwijderd, Verbandtrommels geplaatst, t. w.: Rozengracht, Haarlemmerplein, Houthaven, Martelaars gracht, Gelderschekade en Entrepotdok. Deze Verbandtrommels, vervaardigd in de fabriek van de firma Utermöhlen & Co., bevatten al het noodige voor het verleenen van eerste hulp bij voorkomende ongevallen, een afzonderlijk afge sloten gedeelte met ingrediënten, uitsluitend ten gebruike van den geneesheer bestemd, en voorts eene aanwijzing voor het doelmatig gebruik van den inhoud, die door het bestuur geregeld zal worden nagezien en onderhouden. De afdeeling heeft hiermede voortgezet wat zij heeft begonnen door op de tentoonstelling in 1895 en ook in de kinderspeeltuinen Verbandkisten te plaatsen, en zou nu op den ingeslagen weg gaarne voortgaan, wanneer het daartoe speciaal bestemde fonds over ruimere middelen kon beschikken. Zij houdt zich daarom steeds dringend voor bijdragen aan het »Fonds voor Verbandmiddelen" aanbevolen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl