De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 30 januari pagina 2

30 januari 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NE D E RLAND. No. Heplt nu u self, zoo help' u God Oit der tirannen band en slot, Benauwde Nederlanden, Gij draagt het koord al om uw strot, Rept fluks de vrome handen. Een plechtig gezantschap uit het zuiden, met den beroemden en geduchten Spinola aan het hoofd, was te 's Gravenhage versche nen; de vredesonderhandelingen waren ge opend, maar de Hollanders wilden van geen vrede weten, zoolang de afstand van de vaart op Indiëals een der eerste eischen van Spanje gold. Kardinaal de Richelieu. (Kopergravure van Nanteuil naar P. de Champaigne.) Indiëprijsgeven! Hadden de Hollanders daartoe vloot op vloot uitgerust, eerst een weg zoekende dwars door het ijs het Noorden om, kort daarop voorgelicht door Plancius, geloodst door Houtman langs de Kaap de Goede Hope; hadden zij daartoe zoo lange geworsteld met de inlandsche vorsten, telkens weer .Portugal's listen en lagen verijdelende ? Waren niet reeds de Molukken aan hen cijnsplichtig, en hadden niet de schatten van Indiëvoor een deel de lasten van den oorlog helpen dragen? Vrede tegen dien prijs nooit! Toen was het denkbeeld geboren van een wapenschorsing, en had het lang geduurd eer de onderhande lingen iets vorderden, ten slotte was door tusBchenkomst van Fransche, Duitsche en Engelsche bemiddelaars in 1609 de wapen stilstand van Antwerpen gesloten, een tijdelijke vreide van twaalf jaren, waarbij ook de koning van Spanje verklaarde de geünieerde pro vinciën te houden voor onafhankelijke landen, en de beide partijen in het bezit bleven van hetgeen op het oogenblik feitelijk het hunne was. Prins Maurits: ,... Schipper sonder weer-gae Die syn onverwinlickheit Waer de sonn op, waer sy neer gae T'aller ooren heeft gespreit," Prins Maurits mocht het einde van het twaalfjarig bestand nauwelijks beleven, maar ajm zijn jongs ten broeder »moy Heintje" zou het gegeven zijn, na zich onsterfelijk te heb ben gemaakt door de veroveringen van '«-Hertogenbosch en van Maastricht, van Breda en van Groll, kort voor zijn dood te kunnen verklaren »'t is vrede,1' al moesten de tractaten dan nog bezegeld worden. In 1648 werd die vrede gesloten, niettemin was het pleit in hoofdzaak reeds negen jaren te voren beslecht, niet te land, maar ter zee, en ah dan ook een datum in dien oor log van tachtig jaren mag worden herdacht zoo zal het zi]n 21 October 1639, toen de luitenant-admiraal van Holland, Maarten Harpertszoon Tromp, de Armada ten onder bracht Heel wat hope had Philips IV gebouwd op die geduchte spaansche vloot van bijna 70 schepen, waaronder 33 van de Kardinaal Mazarin. (Gravure van J. F. C. Reckleben.) zwaarste galjoenen, bewapend met 1700 ka nonnen en bemand met 24000 koppen. In Duins geankerd, zou zij' in Vlaanderen een leger ontschepen en van daar geheel verrassend optreden, maar de Hollanders waren gewaar schuwd, en alhoewel aanvankelijk slechts 13 zeilen sterk dorst Tromp de Spaansche vloot te weerstreven; doch alhoewel de Hollandsche admiraal al spoedig hulp zag opdagen van de smaldeelen onder Witte de With en Joost Banckers, hij zag zich door gebrek aan kruit en lood genoodzaakt den strijd af te breken. Tromp stevende naar Galais, de Spaansche admiraal zocht een schuilplaats ter reede van Duins naast de Engelsche vloot. Nooit heeft het vaderland meer energie aan den dag gelegd dan toen. De oorlogsschepen rezen binnen onze havens als uit het water op, volledig uitgerust en bemand; van alle zijden stroomden de vrijwilligers toe om als matroos op 'slands vloot te dienen, en wel dra kon dan ook de oude Tromp beschikken over een vloot van bijna 100 zeilen, onder zijn bevelen tellende mannen als JanEvertsen, den beroemdsten der vier broeders, die op het bed van eer den dood vonden. Ook de Staten-Generaal toonden dat zij durfden, onbevreesd voor Engeland's bedrei gingen, daar Ka rel I aan Tromp had doen weten, dat deze zich van vijandelijkheden op de Engelsche kust had te onthouden. »Doe uw plicht" werd den stouten zeeman bevolen, »tast den Spanjaard aan waar het u gunstig zal denken." En toen had plaats het feit, eenig in de geschiedenis, dat de aanvoerder van de zich schuil houdende vloot den strijd wil ontgaan, bewerende geen kruit en lood en scheepswant te hebben en het aanbod van den tegenstander ontvangt om het ontb&kende te leveren. Roemloozer kon voor de Spanjaarden de strijd niet eindigen, doch ondanks de flauwhartigheid van den Kastiljaanschen vloot voogd is de aanval van Tromp op die Armada in het gezicht van de Britsche schepen en ondanks het verzet van Engeland's koning een daad geweest van moed en zelfvertrouwen even schitterend voor de geschiedenis als rijk in de gevolgen. Philippus IV, Koning van Spanje. (Naar een oude houtgravure). II. Ondanks den oorlog van zoovele jaren schier eiken dag hunne macht en rijkdom ziende wassen, de meren droogleggende tot welige landouwen, de koloniën steeds uitbreidende, meesters van de vrachtvaart in Europa, vormden de zeven vereenigde gewesten in de tweede kwarthelft der zeven tiende eeuw een gelukkige tegenstelling met de meeste overige rijken van Europa. Spanje o.a. zich in 1640 Portugal zipnde ontvallen telde nog nauwelijks mede in de rij van machthebbenden. In Frankrijk was opnieuw een burgeroorlog ontbrand, die slechts door een man als de kardinaal Richejjeu den stichter van de Académie Frangaiser1' kon worden bedwongen, wien het verder gelukte de macht der groote en aanzienlijke heerentte breidelen en de koninklijke moeder Bf afla de Medici uit het land te verdrijven, om daarna Lodewijk XIII, althans in naam, te doen zijn de eenige heerscher over het geheele rijk. Niettemin waren de ontevrede nen nog geenszins voor goed ten onder gebracht en nog tien jaren lang zou de partij der Frondf, het land in onrust houden. Aan gene zijde van het Kanaal was de strijd ontbrand tusschen den koning en het parlement, en maakte de scherprechter zich op het koninklijk hoofd te doen vallen. In Napels en Siciliëbereidden de gruweldaden van onderkoning en ambtenaren een opstand voor, welke den eenvoudiger viascher Massaniello onsterfelijk zoude maken. Zweden, wien het gelukt was, de eerste der noordsche mogend heden te worden, had geheel J/ijfland aan Polen weten te ontrukken en bedreigde Dene marken, dat zich de zaak der katholieken in Duitschland had willen aantrekken, het in 1645 dwingende tot den vrede van Br tnsebro, waarbij Denemarken aan Zweden vrij heid van tol in de Sond moest schenken, hetgeen al spoedig tot nieuwe verwikkelingen aanleiding zou geven. Doch in alle opzichten het treurigst, het rampzaligst, was de toestand van Duitschland. De godsdienstoorlog, in 1618 uitgebroken, hield steeds aan, en de pest maaide weg wat de krijg had gespaard. Het geheele rijk was verwilderd, ten prooi aan woeste horden, die 'op den voet gevolgd werden door de Keizer Ferdinand III. (Gravure van Elias Wideman.) hyena's der slagvelden, door vossen en wolven, in groote drommen uit de bosschen naar de vlakten trekkende. Krijgsknechten van allerlei landaard, de wapens voerende voor ieder, die nog een krijgskas bezat, trokken door het land, brandschattende en plunderende. Een geheel leger Zweedsche hulptroepen leefde op kosten der inwoners en hetgeen nog op de velden te oogsten viel werd weggehaald als aandeel in de onvermijdelijke belastingen. De protestantsche vorsten en de keizer streden met afwisselend geluk. Deze vond aanvankelijk steun bij Spanje. Gustaaf Adolf kwam genen ter hulp, na diens heldendood bij Lützen (1632) scheen de zaak der protestanten hopeloos, vooral toen Saxen en Brandenburg vrede met den keizer sloten welk voorbeeld door de meeste protestantsche vorsten gevolgd werd en de Zweedsche troepen naar Pommeren moesten wijken. Doch ook juist toen liet Frankrijk zich verder niet onbetuigd: de kardinaal de Richelieu die in zijn eigen land de her vormende partij ten onder bracht en La Eochelle, haar laatste wijkplaats, in handen wist te krijgen Richelieu sloot een verbond met den Zweedschen kanselier Oxenstierna en verklaarde den oorlog aan Spanje en Oostenrijk. De oorlog werd nu sleepende voortgezet, den jammer en ellende der bevolking steeds vermeerderend. Eindelijk viel er een beslissende slag plaats bij Rocroy (1G43) waar de groote Condêden Spaanschen generaal Melos terug dreef. Condéen Turenne veroverden daarna het grootste gedeelte van de Paltz, versloegen vervolgens de Oostenrijkers bij Allersheim,en drie jaar later mocht het den Zweedschen generaal Köningsmark gelukken, door de verovering van »de kleine zijde" van Praag feitelijk een einde te maken aan den oorlog van dertig jaren. Duitschland snakte naar vrede. III. Hoe groot de zege, door Tromp bij Duins behaald, ook mocht wezen, toch werd nog niet aan vrede gedacht. Elk voorjaar werd een staatsch leger bijeengebracht, langzaam zakten de troepen zuidwaarts af, trokken heen en weer, belegerden of ontzetten de een of andere vesting, en tegen het najaar betrok ken vriend en vijand de winterkwartieren. Het was geworden een soort schaakspel, maar zulk een, dat bloed en geld vorderde, en waar aan niet alleen werd deelgenomen door de Paus Innocentius X. (Gravure van Eg. Racholle). vereenigde provinciën en Spanje, maar ook door Frankrijk. Richelieu begrijpende welken invloed de Nederlanden langzamerhand in Europa hadden verkregen was het geweest, die Frankrijk nauwer met de geünieerde gewes ten wilde verbinden. Zich eensklaps mengende in den dertigjarigen oorlog had hij een aanval lend en verdedigend verbond met Nederland gesloten (Febr. 1635), waarbij wederzijdsche partijen de verplichting pp zich namen de Zuidelijke Nederlanden aan Spanje te ont rukken, gemeenschappelijk een leger op de been te brengen en den veroverden buit samen te deelen, terwijl de Republiek beloofde zonder Frankrijk geen vrede met Spanje te sluiten. Het gemeenschappelijk optreden leidde even wel tot weinig resultaat. Getrouwelijk betaalde Frankrijk elk jaar een zekere som voor de oorlogslasten, doch de samenwerking tusschen de bondgenooten bleek meer in 't voordeel der Franschen dan van de Republiek. Reeds in 1641 hadden de operatiën van Frankrijk binnen de grenspalen der Zuidelijke Neder landen in de Republiek argwaan gewekt, zoodat dan ook Frederik Hendrik die grootendeels het verbond had doorgedreven den kardinaal Richelieu in overweging moest geven, het volgende jaar de fransche troepen liever hun geluk in Gataloniëof Italiëte doen beproeven. Ook begon de vrees voor Frankrijk hier te lande de overhand te verkrijgen. Dat de Zuidelijke Nederlanden in handen van Spanje, voor de Republiek vrij wat minder gevaar opleverden dan de nabuurschap van het roemzuchtige Frankrijk, werd allengs meer begre pen, en de machtige provincie Holland met Amsterdam aan de spits, zag geen heil meer in een oorlog, waaraan voor haar geen handelsbelangen verbonden waren. Waartoe een krijg te verlengen, die jaarlijks zooveel schatten verslond en schier geen enkel voordeel meer beloofde? Wij hadden niet langer uitsluitend zuidwaarts te zien: op het noorden hadden wij de oogen te richten, waar Denemarken met zijne watertollen den weg de Oostzee versperde. Zweden hadden naar Willem II. (Kopergravure van C. de Visscher naar van Honthorst). wij de hand te reiken, en waar wij bemidde lend tusschen de Noordsche rijken hoopten op te treden, daar moesten wij door machts vertoon doen begrijpen, hoe het ons ernst was. Een tijd lang verzetten zich de Prins en de overige gewesten, doch Middelburg en Zierikzee vielen Holland bij en Amsterdam's wil zegevierde. Witte de With stevende meteen vloot naar het noorden en dwong de Denen tot een verdrag, f1645). In 1646 trokken de Staatsche troepen voor de laatste maal de Zuidelijke Nederlanden binnen: een tocht naar Vlaanderen, die wei nig te beduiden had. En nadat het even min als het vorige jaar was gelukt o m Antwerpen bij verdrag of met. geweld in handen te krijgen een bedrijf geheel tegen den zin van Amsterdam keerde de Prins van Oranje krank en zwaar verouderd naar Den Haag terug. 't Is mij leed, dat er dezen zomer niet meer is uitgevoerd" verontschuldigde hij zich, maar 't is vrede." Toch zouden nog anderhalfjaar verloopen, eer die vrede dan eindelijk was gesloten, en dat na heel wat onderhandelingen, na heel wat woordenwisselingen, óók tusschen- de vertegenwoordigers der zeven provinciën onderling. Reeds in het laatst van 1635 waren door een geheimschrijver van den Koning van Spanje pogingen in het werk gesteld om met de Staten over een yrede's verdrag te onderhandelen, zeer tot misnoegen van Frank rijk en ook dientengevolge zonder eenig resul taat, waarna in 1636 bij de Staten een voorstel inkwam van den koning van Frankrijk zelven, houdende den voorslag tot een algemeenen vrede, waaraan toen zeker niet veel waarde zal zijn gehecht. Wat later riepen de Span jaarden de tusschenkomst in van den Paus. Als plaats der onderhandelingen werd Keulen genoemd en de voorloopige besprekingen zouden wellicht tot iets hebben geleid, hadde niet Spanje o.a. van d'eNederlandengeëischt den afstand van Brazilië. Niettemin was

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl