De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 30 januari pagina 3

30 januari 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1075 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. men tegen het einde van 1641 althans zoo ver gevorderd, dat voorlbopig werd bepaald, de vertegenwoordigers van Zweden en van de Protestantsche rijksvorsten te Osnabrück en diéder Boomsoh-Katholieke staten binnen Munster te doen bijeenkomen. Niettemin verliep het geheele jaar 1042 zonder dat er over den vrede, en zulks ondanks het ver zet van Zeeland en Utrecht, welke het Pransche verdrag van 1635 wenschten te handhaven. Nog in 1647 wilde de Prins van Oranje, Willem II, die in het voorjaar zijn vader als stadhouder en kapitein-generaal was opgeHet Kerkraam in de Oude Kerk te Amsterdam. (Gravure van J. Pnnt naar de teekening van A. Huik Pz., in het bezit der firma Fred. Muller & Co.) iets tot stand kwam, mede als een gevolg van moeilijkheden over de vrijgeleiden der gezanten. Spanje beproefde intusschen enkele malen met de Staten afzonderlijk in onderhandeling te treden, evenwel te vergeefs, zelfs bood in wijnmaand 1644 de Landvoogd der zuidelijke govinciën schriftelijk aan gezanten naar den aag te zenden, doch de onzen verkozen slechts te Munster te onderhandelen, ondanks de zwarigheden die zich opdeden o.a. over de titulatuur en den rang der verschillende afgevaardigden, zoodat eerst in Januari 1646 de Hollandsehe gevolmachtigden uit den Haag vertrokken, te Munster door de Kei zerlijke, Fransche en Spaansche gezanten als excellentie aangesproken. Te Osnabrück en te Munster vergaderden dan nu de afgevaardigden der verschillende mogendheden. Paus Innocentius X en Veneti traden gedeeltelijk als bemiddelaars op. Keizer Ferdinand III zag zich vertegenwoordigd door graaf Trautmannsdorf, Frankrijk door d'Avaux, Zweden door den zoon van Oxenstierna; Philips J F van Spanje door Anthonie Brun en den graaf de Penerande. Voor de Republiek traden op Bartholt van Gent, Johan van Matenesse, Adriaen Pauw, J. de Knujt, Godart van Rheede, Van Donia, Willem Ripperda, Adr. Clant; de heer de Knuyt, vertegenwoordiger van Zeeland, kwam tevens op voor de belangen van den Prins van Oranje. Allerlei moeilijkheden vertraagden de onderhandelingen; eerst wel het gerucht dat Frankrijk afzonderlijk onderhandelde met Spanje, terwijl mede sprake was van een huwelijk eener Spaansche koningsdochter met Lodewijk XIV, een lievelingsdenkbeeld van den sluwen kardinaal Mazarin, die Richelieu was opgevolgd. Wat later wilden de Franschen gelooven, dat onze gezanten door Spanje waren omgekocht, terwijl de Spanjaarden rondstrooiden dat een verdrag van Spanje met de Republiek reeds beklonken was. Voor de Staten was het verbond met Frankrijk een groot struikelblok, te meer nu algemeen begrepen werd, dat Mazarin aasde op de zuidelijke Nederlanden, terwijl de Nederlandsche afgevaardigden vruchteloos beproef den Frankrijk en Spanje tot eenige over eenkomst te brengen. Zoo kwamen de Staten er allengs toe, zonder tusschenkomst der overige mogendheden met Spanje te onder handelen, eerst over een verdrag in den geest van het twaalfjarig bestand, later volgd, te velde trekken. Zelts werd in Juli van dit jaar nog een verbond van borgtocht met Frankrijk gesloten, waarbij de Republiek en de Koning elkaar bijstand beloofden bij aan vallen van Spaansche of Oostenrijksche zijde, welk verdrag daarna heel handig door den Franschen gezant te Munster werd vertoond om de Spanjaarden tegen de Staten op te zetten, hetgeen een oogenblik gelukte, doch daarna verijdeld werd door het haastig op treden van de Staten, die den Prins maat regelen deden nemen om te velde te trekken. Tegen het einde van dat zelfde jaar lag het verdrag gereed. Een poging om de Franschen en Spanjaarden tot elkaar te brengen mislukte op nieuw, en eindelijk werd dan den 30 Januari 1648 de vrede tusschen Spanje en de Republiek geteekend. IV. * De vrede was alzoo geteekend. Althans voorloopig, in afwachting van de uitwisseling der bekrachtigingen van de beide contracteerende mogendheden, de z.g. ratificatiën. De vereenigde gewesten werden erkend als te zijn vrije en onafhankelijke landen, mees ters blijvende van al het veroverde, en niet alleen in Brabant, Limburg en Vlaanderen, maar ook in de vreemde werelddeelen, ter wijl Spanje zijn vaart op Indiëniet verder mocht uitbreiden. Dat de Schelde gesloten werd, waardoor de handel van Antwerpen onmogelijk werd gemaakt, was niet het geringste voordeel voor het reeds zoo mach tige Amsterdam. De uitkomst van den tachtigjarigen oorlog kan dan voor de Nederlanden alleszins schit terend heeten, niettemin merkt Aitsema op;» de vrede was gelijck een huwelijck, dat sonder consent van vrienden was aengegaen." De afgevaardigde van Utrecht, de heer Van Rheede, had de overeenkomst van 30 Januari niet willen teekenen, terwijl de staten van Zeeland het hun afgevaardigde De Knuyt kwalijk namen, dat deze ten slotte wel had geteekend, hetgeen tot allerlei vertraging in het ratificeeren van het vredesverdrag aan leiding gaf, want als een gevolg van de eigenaardige staatsinrichting moest eigenlijk ieder der provinciën tot de bekrachtiging medewerken. Een eenhoofdig gezag was ten dien opzichte ten onzent onbekend, ofschoon de Staten Generaal bij de sluiting van den vrede in Januari ten slotte hadden gemeend bij meerderheid van stemmen in deze te kunnen beslissen, hetgeen de niet-vredelievenden provinciën wilden wraken. In het bijzonder was nog Mazarin hoogst on tevreden over den afzonderlijken vrede van Spanje met de Republiek. Intusschen wist Frankrijk bij de verdere vredesonderhan delingen van Westfalen grootendeels ter beëindiging van den dertigiarigen oorlog ruimschoots vergoeding te krijgen voor het baar door de Republiek berokkende leed. Immers het verkreeg dfe'ri Elzas?met uit zondering van Straatsburg terwijl het Metz, Toul en Verdun behield. Ook Zweden, Portugal en Hessen »deden ons niet alleen geen congrulatie" toekomen,maar hunne gezan ten weigerden op het vredefeest de hun geboden piktonnen. Denemarken, Venetië, Brandenburg en andere kleine staten waren evenwel wat beleefder. Bij de burgerij was de vreugde zeer alge meen/ uitgezonderd bij de Zeeuwen, die steeds den oorlog hadden willen voortzetten, zoodat dan ook eerst den SOsten Mei de Zeeuwsche afgevaardigde tot het vrede's verdrag toe trad, hetwelk bereids den 15en Mei te Mun ster was geratificeerd. De afgevaardigden der Republiek hadden zich daartoe tijdig naar Munster begeven en met goedvinden der Spaansche gezanten be paald, dat de uitwisseling en de beëediging zouden geschieden in de groote zaal van het stadhuis met open deuren. De stedelijke overheid had bij deze gelegenheid de straten en het raadhuisplein met gewapende burgers en soldaten doen afzetten, terwijl de burger meesteren achtereenvolgens verwelkomden twee der Nederlandsche afgevaardigden en den heer de Brun, den Spaanschen gezant. Dit drietal ontving de overige gemachtigden, waaronder de Graaf van Penerande. Na allerlei plicht plegingen en »congrulatiën" werden de ver schillende stukken voorgelezen en het tractaat bezworen, een eedsaflegging welke de Zwollenaar Terburch heeft vereeuwigd op de Vredebode. (Kopstuk van een vliegend blaadje betreffende den vrede, in 1648 verschenen, een soort van niet geregeld verschonende «nieuwsmare"). schilderij, thans het eigendom der National Gallery te Londen, doch tallooze malen op allerlei wijzen gereproduceerd. De stukken en papieren van ieder der beide partijen werden vervolgens uitge wisseld in rood fluweelen koffers, die der Sjpanj aarden voorzien van zilver beslag, welk reliquie thans wordt bewaard op ons Rijks archief. Te Munster had de afkondiging plaats den volgenden dag, van een daartoe opge slagen tooneel, rijk met tapijten gesierd. In ons land zelve werd de plechtigheid ver traagd door de aarzeling van Zeeland, zoodat eerst op den 5en Juni 1648 officieel aan den volke kon worden, medegedeeld, dat de oor log van tachtig jaren was beëindigd, en dat wel op den dag zelven van de terechtstelling der graven van Egmond en Hoorne. F. A. Buis. Maaltyd der Zweedsche heeren te Neurenberg, ter viering van den vrede te Munster den 25 September 1649. (Naar eene kopergravure in het bezit van de firma Fred. Muller & Co.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl