Historisch Archief 1877-1940
No. 1075
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Kathreiner's
Kneipp-ÜIalzkoffie
vereenigt Koffiesmaak en geur met de voortreflyke eigenschappen van het mout en is daardoor van groote hygiënische waarde.
Zij -wordt door H.H. Doctoren vooral voor vrouwen en kinderen ten zeerste aanbevolen; met koffie vermengd maakt zij deze
aangenamer van smaak en bekomt beter. Alleen echt in geplombeerde ,blauw-witte pakjes voorzien van het portret en handteekening
van Pastoor KNEIPP en de firma Kathreiners Malzkoffie Fabrieken als gedeponeerd fabrieksmerk.
iiimiiiHiiiimiiiiiiiimmimiiiiiiiinimimiiiiiiiuuiJiiiiiiiimMiiiiiiii
DAMEjS.
Lachenfle ernst en ernstige lach.
Zeg: ernst, en zij, die het woord hooren,
denken onmiddellijk aan iets afschrikwekkende;
aan lange, droeve gezichten, misschien wel aan
betraande oqgen en vochtige zakdoeken.
Aan die opvatting heeft trouwens de ernst zelf
geen schuld; de opvatting is verkeerd ziedaar
alles.
Ernstig is ieder, die hetgeen hu doet, beproeft
zoo goed mogelijk, liefst onberispelijk te doen.
Niets is bijgevolg in beginsel van een ernstige
behandeling buiten gesloten zelfs het lage en
gemeene niet, al is daar de ernst een betere zaak
waard en stellig allerminst van de dingen, die
de frissche levensvreugd verhoogen of haar
aanbrengen.
E penzeer kan het schijnbaar ernstige vim allen
ernst zijn ontbloot. De sterreknndige, die door
zijn kijkers tuurt met het doel de wetenschap
vooruit te brengen, is ernstig; hij, die lang en
dikwijls met hemelkaarten voor zich zit alleen
onr op die wijze naam te maken, is wuft, ook al
mocht het gebeuren, dat hy tot groote uitkomsten
geraakt, Hetzelfde geldt van elk geleerde; van
ieder, die eenig beroep of bedrijf uitoefent.
Ik ken iemand, die beweert nooit ernstiger te
zyn, dan wanneer hy zy'n geheele omgeving doet
schaterlachen door zy'n paradoxen en kwinkslagen;
dan geeft hy zich zelf, wat niemand vermoedt, en
worden er denkbeelden geuit, die in anderen vorm
zouden afschrikken, terwy'1 er nu iets van bhjft
hangen in de hoofden der hoorenden.
Nog steeds is het begrip niet voldoende door
gedrongen, dat elk meisje, van welken stand ook,
voor een werkkring dient opgeleid te worden, juist
zooals dit met de jongens het geval is. Het aantal
meisjes, dat van kind af met een beroepskeuze
wordt vertrouwd gemaakt, groeit wel met den
dag aan, maar de meeste ouders houden dit nog
haar dochtertjes voor als een treurige noodzake
lijkheid; niet als iets, waarover zy- zich met haar
verblijden.
Het wordt echter beter dus geduld maar.
Zijn we nog niet waar we wezen moeten, wat
betreft het mooie er van inzien, dat meisjes voor
een broodwinning worden opgeleid, nog heel wat
verder staan we af van het gewenschte punt, wat
de broodwinning zelf aangaat.
Ik bedoel dit.
Dat het eene beroep of bedrijf werkelijk fat
soenlijker zal wezen dan het ander, is een voor
oordeel, waartegen alle ontwikkelden een strijd
dienen aan te binden, hoewel ze overtuigd zijn,
dat hun overwinning op goeden afstand staat.
Ons uitgangspunt dient te wezen, dat elke brood
winning fatsoenlijk is, welke den broodwinner adelt,
en dat elk werk verheft, hetwelk gewetensvol
wordt verricht. Hoe toch zal arbeid op zichzelf
hoog of laag kunnen zijn? Arbeid is en kan niet
anders wezen dan wat de arbeider er door zijn
opvatting van maakt
De verkeerde beschouwing omtrent arbeid leidt
tot velerlei nadeel, zoowel voor den arbeid zelf
als voor den arbeider. Hoevelen toch gaan, door
de bestaande misvatting gedreven, in een loopbaan,
waarin ze geheel misplaatst zy'n; waarin ze nooit
ietr degely'ks voortbrengen en nooit zich in thuis
gevoelen, terwijl ze aanleg en plichtsgevoel genoeg
bezitten opdat het tegenovergestelde het geval
zou geweest zijn in een zoogenaamd lageren
werkkring.
Tot de vrouwen, die door haar arbeid, in onze
maatschappij tenminste, niet hoog aangeschreven
staan, behooren de kellnerinnen. Menig man gaat
zelfs zoo ver van er ten haren opzichte in het
geheel geen geweten op na te houden; haar, als
de vogelaar, liefelijke deuntjes voor te fluiten,
uitsluitend gedreven door egoïsme van de aller
laagste soort. Doordien vele meisjes niet bestand
blijken tegen de verzoeking, kwam het vak in
miscrediet. Het vak is echter niet daarvan de
schuld, maar zij, die het beoefenen.
Niemand zal beweren, dat dienstbode zijn op
zich zelf genomen, onfatsoenlijk is, en toch de
dienstbode dient en bedient, gelijk de bouw van
het woord duidelijk bewijst. Waarom nu zal het
niet onfatsoenlijk zy'n mijnheer A. spijs en drank
voor te zetten in zijn woning, maar wel zoodra
hu buitenshuis zijn honger of dorst wil bevredigen?
Deze vraag bewijst reeds voldoende, dat het
oneerbare niet in het werk zelf ligt, maar in de
wijze, waarop het wordt volbracht.
Hoe hoog het kellnerln-vak kan gehouden
worden, zag ik nog den laatsten zomer aan het
Luzerner-meer. Onder velen was er een, door wie
ik het ideaal leerde kennen. Zij, een flink gebouwde
vrouw beneden de dertig, met goed besneden
gelaat en sierlijk van beweging, oefende haar vak
uit met onverbeterlijke toewijding. Goed wilde
zij haar werk doen,en goed deed zij het. Een
groote hoeveelheid arbeid werd door haar met
kalme waardigheid verricht, terwijl ze vragen en
opmerkingen vriendelijk beantwoordde. Over haar
vriendelijkheid, voorkomendheid zelfs, waren allen
uit; eigenschappen, waarmede zy iets van het:
ne touchez pas a la reine" deed gepaard gaan,
Geen man, wie hy' ook ware, zou het in zy'n hart
gekregen hebben, haar iets toe te voegen, dat zij
niet wenschte te hooren. Zij is de trots harer
ouders, terecht; menig echtpaar, veel hooger in
stand, kan slechts met benijdende blikken tot hen
opzien vanwege de dochter, die haar vak mooi
maakt, doordien ze vol vriendelijkheid en lach
ernstig is, ernstig in den waren zin van het woord.
Een tweede voorbeeld van ernst, daar waar
niemand het zou zoeken.
Men kan zich herinneren, al zullen voorzeker
weinigen het doen, dat ik reeds in dit orgaan
11 April jl. gesproken heb over het leven en
het beroep van mad. Katti Lanner,
balletcomponi^te, o. a. van het Lyceumtheatre te Londen.
Ik nam mij voor zoodra mogelijk het werk van
deze merkwaardige vrouw te gaan zien en dat
voornemen bracht ik ten uitvoer, toen hetjubil
ballet werd gegeven.
Al die trippelende voeten, buigende gestalten,
zwenkende armen, sierlijke lynen en groepen
vormende vrij van vulgariteit, deden in my' den
wensch ontstaan persoonlijk te leeren kennen,
haar die dat schiep.
Aldus geschiedde.
Terwijl ik my met mad. Lanner onderhield trof
my de ernst, die er van haar uitging, en de
wy'ding, welke zy' brengt over haar werk. Geen
zendeling kan zijn arbeid hooger opvatten dan
zy den haren doet. Het balletspel is allerminst
voor haar spel, in den zin van tijdverdrijf, waarbij
nadenken overbodig is. Zy en haar werk zijn
n. Gelijk zonder haar geen harer scheppingen
kan ontstaan, zoo zou ook zij zonder haar bal
letten en de vorming van balletkrachten, niet
kunnen leven,
Wanneer ik ziek ben of ontstemd door dingen
buiten mij, dan geef ik me alle moeite om mijn
geest te brengen op het vinden van een nieuw
ballet; gelukt my dit, dan geneest mijn lijden
van zelf. Inspannend is mijn werk in hooge mate;
menigen nacht houdt het my wakker. Tegen
overspanning behoed ik my, zooveel ik kan.
Daarom heb ik dan ook, zoodra ik een betrouw
bare kracht vond, van de directie van mijn
opleidingsschool afstand gedaan, maar het
middenpunt ben en bly'f ik er van, ook het finantiëele
centrum."
Zoo sprak de vrouw, die steeds achting afdwong
door haar in praktijk gebrachte humaniteit, die
door haar leerlingen op de handen wordt gedra
gen, en die terwyl ze alle graden en rangen der
balletdanserij doorliep, zich de bouwstoften ver
gaarde voor een nestje, dat mag gezien worden.
Deze vrouw is tevens een voldoende weerlegging
van de bewering, dat er in Engeland voor een
vreemdeling haast geen carrière zou te maken zy'n,
vanwege zy'n nationaliteit. In Engeland, als elders,
zal wel gemeenlijk de geboren Brit worden voor
getrokken, wanneer de vreemdeling op gelijke lijn
met hem staat, maar munt gene boven deze uit,
dan maakt nationaliteitcgevoel van den werkgever
plaats voor zy'n welbegrepen eigenbelang.
Zoolang het Engelsche publiek tevreden was
mot zin- en smakelooze pantomimes, lag de ver
vaardiging niet boven de kracht van den landsman,
maar sedert de theaterbezoeker beter verlangt,
het betere leerende kennen, sedert wordt het
talent van den vreemdeling gretig aanvaard en
ruim bezoldigd. Eatti Lanner is een Oostenryksche
vrouw en de balletcomponist van het Alhambra
een Italiaan.
Trouwens ook de kantoorkrukbevolking getuigt,
dat in Engeland het nationaliteitsgevoel niet de
eerste plaats inneemt! Haar te midden wemelt
het van Duitschers. Hoe dat? Doordien bleek, dat
zy voor een goed deel van het werk bruikbaar
der zijn.
Op bruikbaarheid, op uitsteken boven het gewone
peil daarop komt het dus aan; ja, daarop alleen.
Am s t., 13 Dec. '97. ELISE A. HAIGHTON.
ImiiiiiiiMiiiiiiliii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiniiiiiiiiil
jBoMoilet en modeldeuren. He
Washington-post. In China.
Studentinnen.
Van tijd tot tijd wordt gemeld, dat nu ,de
eenvoud in het toilet op weg is om terug te
keeren. Maar geheel terugkeeren doet hy niet.
Voor bal- en soiréetoiletten komen berichten vol
glans en schittering; op het Elysée en in »de
wereld", zoowel als te Londen, te Weenen en te
Berly'n, wordt alles op zijn kostbaarst versierd.
Hierbij komt, dat, terwyl eenige jaren lang voor
de kleederen enkel cabochons en nagemaakte
steenen gebruikt zy'n, men nu begint, de echte
steenen, waarvan sommige dames groote voorraden
hebben, op het voorbeeld van la belle Otero en
andere twijfelachtige autoriteiten, ook in menigte
op de japonnen te zetten. Roby'n, smaragd of
turkoois worden omgeven met cirkels van dia
manten. Ook paarlen worden wel gedragen, en
daarbij is het, misschien om de vele namaak,
verkieslijk vooral de onregelmatige, boonvoormige,
peervormige, bultige, te dragen ; ze zien er echter
en antieker uit dan de regelmatige. Als
lorgnonketting, als waaierketting of ook eenvoudig als
sieraad bly'ven de lange dunne gouden kettingen,
afgewisseld met bonte steenen; men draagt er
ook allerlei breloques aan. Breede colliers staan
of liggen om den hals ; men mag iedere punt,
iedere plooi van het costuum met juweelen aan
duiden ; ook in het haar blijft men ze dragen,
als aigrettes, als diademen, als kammen.
Dit wil niet zeggen, dat geen onechte steenen
meer gedragen worden; zelfs by' de andere.
Zonder deze kan men niet heele vakken, revers,
plastrons, met gekleurde steenen bezetten; zelfs
de schoenen van goud of zilverstof worden er
mee geborduurd.
Wat coupe betreft, blijft alles ongeveer het
zelfde ; de rok om de heupen aansluitend, naar
beneden niet zoo uitstaand meer als vroeger;
in plaats van met styf gaas liever met slappe zy'de
of flanel gevoerd. Ook de sleepen, die in de bal
zaal weer terug komen, worden vooral met flanel
of een andere mollige stof gevoerd; daarover
zyden voering en een balayeuse van uitgetande
zyden volants in afstekende kleur van het kleed.
De robe princesse komt met den sleep terug; in
fluweel is het de meest geschikte vorm, hierbij
past ook het best de tablier, de versierde
voorbaan, met kant of bont omlijst. Voor jonge meisjes
corsages in blousevorm, korte rok met breeden
volant, veel luchtige stoffen, veel a jour, veel
ruban-comète, veel-écharpes en ceintures, die nog
altoos een voornaam bestanddeel van alle toiletten
vormen.
Als modekleur gelden, behalve zwart, dat ook
door jonge vrouwen en jonge meisjes gedragen
wordt, meest met wit, lilas of lichtgroen
erbij, vooral het grijsblauw bleu pêclieur, het
bleu lurqiioise, de roodviolette fuchsia, amaranthe,
orchidee, begonia, de bleekgele ^taille, cofj de
roche, capucine, en al de beiges en grijzen. De
meeste gewone soiree kleuren, rose, lichtblauw,
crème, lichtgroen, parme, worden scheller ge
kozen dan vroeger; men schryft dit toe aan het
steeds meer in gebruik komend electrisch licht
en het gasgloeilicht, waarbij alles bleeker schijnt.
Dit wordt ook als excuus aangewend voor het
toenemend misbruik van blanketsel, aspasiapoeder;
veloutéhermine en dergelijke.
Eigenlijk zy'n natuurlijke bloemen weer mode;
maar men houdt zich daaraan alleen in zooverre,
dat men de kunstbloemen niet meer in
fantasiekleuren of fantasiegrootte neemt, maar zoo na
tuurlijk mogely'k, en ze naar de natuur parfu
meert, zoodat ze echt schynen. Frissche bloemen
houden het niet lang genoeg uit.
* *
Een aardige dans, uit Amerika afkomstig, te
Rotterdam door den heer Nicols ingevoerd, en
ook te Amsterdam reeds bekend, is de
»Washington-post." Hy bestaat uit twee afzonderlijke
bewegingen die te zaam 4 maten muziek in beslag
nemen.; de muziek is een gewone barn-dance.
Stand der personen: De dame staat met den
rug naar haar cavalier gekeerd en houdt hare
handen bevallig over de schouders. De heer
neemt de rechterhand der dame in zy'n rechter
en haar linker in zijn linker, de rechterschouders
naar den wand gekeerd. Beide beginnen met
den rechtervoet.
Beschrijving, der passen: Ie Maat. Met beide
voeten opspringen en
Ie tempo; neerkomen op den linker voet en
den rechter hak in de '2e positie (rechter been
in de hoogte) kleine sprong en
2e tempo; nogmaals nederkomen op den linker
voet en de rechter teen in de 3e positie (rechter
hak binnenwaarts gekeerd), kleine sprongen.
3e tempo; als Ie tempo.
4e tempo; als 2e tempo, waarna met beide
voeten opspringen.
2e Maat. Herhaling van de hierboven ge
noemde vier passen, nu echter met den linker
voet aanvangende. Bij het 4e tempo wordt de
sprong niet gemaakt en degageert men op den
linker voet. De heer plaatst zich links naast
zijne dame en de handen laat men vallen zonder
ze echter los te laten.
3e Maat. 4 galoppassen met den rechter voet
in schuinsche richting naar rechts.
4e Maat. 4 galoppassen met den linker voet
in schuinsche richting naar links, waarna de
dans weder van voren af aan begonnen wordt.
N.B. By' de Ie en 2e maat zien dame en heer
elkander aan, doordat de dame bij de Ie maat
haar hoofd naar rechts en bij de 2e maal naar
links wendt.
* *
#
Terwijl China van buiten door de westersche
invloeden bewerkt wordt, doen zich ook van
binnen merkwaardige teekenen der tijden waar
nemen. Wat de North China Rerald als laatste
nieuws heeft, is zeker karakteristiek. Te Shanghai
hebben tien Chineesche dames van aanzienlijken
stand een diner georganiseerd, om daarop vijftig
Europeesche en Amerikaanscbe dames te invi
teeren. Voor samenkomst was gekozen de tuin
Tsehang-su-ho, een der fashionable restaurants
van Shang-hai. Genoodigd waren niet alleen alle
vrouwen van consuls, maar ook eenige zendelings
vrouwen en andere dames, en eenige Chineesche en *
Mantsjoerijsche vrouwen, de eerste kenbaar aan haar
»lelievoeten", de andere ongeperst. Het eten, meest
naar Europeesche wy's, scheen haar allen wel te
bevallen; zij gebruikten mes en vork, dronken
champagne, en deden zich allen opmerken door
haar kalme en waardige houding in de haar toch
ongewone omgeving.
Tegen het eind van den maaltijd werd het doel
besproken, de oprichting van eene school naar
Westersch model voor Chineesche meisjes. De
gastvrouwen stelden als een der eerste conditiën
vast. dat de leerlingen geen saamgeperste voeten
mochten hebben; zij deelden aan hare gasten
mede, dat een aantal der aanzienlijkste Chineesche
vrouwen noch lezen noch schrijven konden.
Aan de Universiteit te Bern studeeren in dit
wintersemester 85 dames; te Zurich 166. Van
deze laatsten zy'n 3 juristen, 121 medicae en 42
philosophen. De meeste komen uit Rusland,
voorts uit Duitschland, Zwitserland en
OostenrijkHongarije. In München zyn ook veel studentinnen,
maar er is geen officieele opgave van.
E -e