De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 februari pagina 3

6 februari 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1076 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. de Temps zich tot die beeldspraak laten verleiden door de overweging, dat eene kome ten-loopbaan zich gewoonlijk kenmerkt door groote excentriciteit, en dat het «beperkte onderdanenverstand'1 in de handelingen van Z. M. Wilhelm II óók eene zekere excentri citeit meent te kunnen constateeren. Het woord «excentriek" heeft echter in de beide gevallen eene geheel verschillende beteekenis. Op de loopbaan van een hemellichaam toe gepast, beteekent het, dat het lichaam zich op gezette tijden in de nabijheid van de zon bevindt, zich daarna zeer ver van de zon verwijdert, en binnen berekenbaren tijd weder naar de vroeger ingenomen plaats dicht bij de zon, naar zijn perihelium, terugkeert. Bij het doorloopen van die zeer langwerpige ellips is het, meer dan de huisbakken planeten, aan storingen blootgesteld, maar die storingen zijn volstrekt niet onberekenbaar. Op de houding beteekent het woord «excentriciteit", dat er, om met den ouden heer Stastok te spreken, «alevel iets raars'' aan is en dat men vandaag niet van hem kan zeggen, wat hij morgen doen zal. Van de komeet weet men, dat haar blijven in het perihelium slechts van korten duur is, en dat zij met groote regel matigheid weer naar net vér verwijderd aphelium zal toesnellen. Van een excentriek man weet men alleen, dat eene zoodanige regelmatigheid bij hem ten eenenmale is buitengesloten. Intusschen schijnt vorst Bismarck iets dergelijks voor den geest te hebben gezweefd als den Temps. Het lijforgaan van den oud kanselier, de Hamburger Nachrichten, con stateert met eene zekere voldoening, dat de keizer »den weg heeft weten te vinden, die leidt naar het doel, dat allen Duitschers voor oogen staat." Maar vorst Bismarck denkt daarbij niet aan het voortzetten van dezelfde loopbaan door zijn vroegeren kweekeling. Volgens hem is de keizer voor goed terug gekeerd van de dwalingen zijns wegs: »er zijn. fouten, die men niet tweemaal begaat.'' De Temps heeft medelijden met Wilhelm II. Hij moge fouten hebben begaan, maar het waren dan toch «schoone fouten." Toen de keizer geheel alleen de macht en de plicht voor zich eischte, wilde hij aan Duitscnland de vereeniging der klassen schenken door een vertrouwend ontzag van beneden, eene belanglooze zorg van boven te bevorderen; hij wensohte tevens de zedelijke vereeniging van de verschillende volkeren, welke de politiek heeft vereenigd binnen de grenzen van een zelfde rijk en in 't bijzonder onder den scepter der Hohenzollerns. «Uit deze conceptie" ? zegt de Temps «welke doet denken aan de wakende droomen van markies Posa voor Philips II, en ook aan de deels autoritaire en mystieke, deels democratische denkbeelden van Friedrich Wilhelm IV, kwam eerst de conferentie voort ter internationale regeling van den toestand der arbeiders in de nijver heid, daarna de verzoenings-politiek in de niet-Duitsche deelen van het rijk, vooral in Polen, eindelijk de nieuwe handelspolitiek, die de eerste levensbehoeften voor het volk goedkooper moest maken." Aan bittere kritiek en felle bestrijding van deze denkbeelden, die door het groote publiek met sympathie werden begroet, hebben Bismarck en zijn aanhang het niet laten ontbreken. De agra riërs, gesteund door groot-industriëelen onder IMHUIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimii milllllllMIIIIMIflIlltlllllllllllllllllllllllllllMIMIIIIIIIIIftllIIIItltlItlllltllllllllll J~ IE IE. Uit het Etiffelsch. Ze waren cowboys, en, hoewel de trek pas ne maand had geduurd, had de zwakvoetige Engelschman het reeds afgelegd. Eene kudde vee eenige duizenden stuks groot?dreven ze over de eindelooze Texasche prairie, en het contraet, dat ze hadden aangegaan, liep over twee maanden. Welke romantische tafereelen roept niet het woord «?cowboy" ons voor den geest! Hoe liefelijk klinkt ons niet 't woord prairie tegen! Voeg ze te zamen en voor onze verbeelding rijst het beeld van een loeiende kudde, die al grazende voorwaarts trekt; een wolkenlooze hemel, heldere zonneschijn overgaande in een prachtigen zonsondergang aan den ver verwijderden horizon; reusachtige kampvuren die met rooden gloed schitteren in 't bleeke maanlicht. We booren 't vroolijke lied, den opgewekten kout, 't geklingel der koeklokken, 't geknal der lange zwepen, 't geblaf der honden, 't gehinnik der mustangs, de boert bij ridderlijk-kameraadschappelijken omgang. Pistolen, sombrero's, lasso's, rijlaarzen, gebronsde figuren en levendige al-trotseerende, stoutmoedige oogen verhoogen 't aantrekkelijke der schilderij. .. 't Lijkt alles zoo fraai! DU vee, echter, loeide niet. Wanneer 't al eenig geluid liet hooren, waren 't klagende tonen, die 't gehoor onaangenaam troffen; 't grazen liet te wenscheu over, omdat de heete zon onmeedoogend 't schrale gras had verschroeid, 't Was onder deze ongelukkige beesten nu gewoonte ge worden zich neer te leggen en te sterven, liever dan nog een poging aan te wenden om voedsel te vinden. Wel had, volgens de berekeningen van Jake leiding van den heer Von Stumm, bleven doof voor de roepstem des keizers en dachten aan geen zelfverloochening of opoffering van eigen belang. Het goed bedoelde en ruim opgevatte programma van den jongen keizer werd als »Caprivisme" beschimpt en gehoond. En zoo heeft men ten slotte den-souverein doen twijfelen aan de juistheid van zijn eigen inzichten. Stilzwijgend geeft hij achtereen volgens de schoone idealen op, wier vervul ling hij als zijne levenstaak had beschouwd. Het groote werk der sociale hervormingen wordt in den steek gelaten. In de politiek, in de economie triomfeeren de jonkers en hun vrienden. De vrijheid van vereeniging en vergadering wordt opnieuw door uitzonderings wetten bedreigd. Men hoort slechts mompelen over Maulkorbgesetxe un Handschellengesetze. Toen de jonge keizer, den dag na Bismarck's ontslag, aan een der Duitsche souvereinen telegrafeerde: »De stuurman is afgelost; de koers blijft dezelfde" heeft hij zich zeer vergist. Het was inderdaad een nieuwe koers: nieuwe idealen, nieuwe mannen, nieuwe wegen, nieuwe middelen. Thans keert alles tot het oude terug, als stond de kluize naar van Friedrichsruhe nog aan het roer. «De politiek wordt weer realistisch; redenen van staat geven den doorslag. Adieu Posa! Adieu Lohengrin.'" Zoo besluit de Temps zijn opmerkelijk artikel. Het zou belangrijk zijn te weten, wat keizer Wilhelm van deze ontboezeming denkt, die zeker sympathiek bedoeld Is. Beklaagd te worden is niet aangenaam, maar er is hier waarlijk wel reden voor! Brira van ten ouJ-officier aan zijn zoon. In al mijne vorige brieven onderhield ik je wel wat uitsluitend over je verhouding tot je meerderen of tot, andere met je gelijkstaande leden van de maatschappij ; in dezen echter wil ik het eens hebben over je verhouding tot je minderen (in militairen zin w. t. v.); vooraf evenwel dit: Je brief van Woensdag heb ik ontvangen, en het maakte mij erg gelukkig, dat je mij zoo goed begrepen hebt en vooral, dat je hetgeen ik schreef, aan eigen waarneming getoetst hebt. Je schrijft: Vader, ik begrijp u zeer goed; u wilt voorkomen, dat ik een brommerige, oude vrijer wordt, die bang is in een eenigszins groot gezelschap te komen en nu dien angst tracht te verbergen achter ruw heid en geschetter!" Juist, mijn jongen, dat wil ik voorkomen! Maar verder schrijf je, dat je dik wijls zoo onvoldaan thuis komt van je dienst, met het gevoel, alsof je niets nuttigs gedaan hadt; en hierover wilde ik nu eens nader spreken. Dat gevoel van onvoldaanheid, beste jongen, ligt veelal aan den persoon zelf, en tot staving hiervan zal ik je een gesprek mededeelen, dat ik laatst op een kantoor in Rotterdam had. Ik kwam daar voor zaken, maar moest eenigen tijd op den chef wachten en werd in een kamer of kantoor gelaten, waar een heer zat te werken. Het duurde niet, lang, of wij waren in gesprek en spoedig bleek het, dat ik te doen had met iemand, die vroeger voor zijn eigen nummer was opgekomen, iets wat ik intusschen hoop, dat terwille van de rechtvaardigheid, spoedig bij de wet verplichtend zal gesteld worden. En is het u nog al meegevallen als milicien?" vroeg ik. Nu, niet zoo erg!" was het antwoord; ik was te veel, wat men in de volkstaal noemt een strop," een bengel, en kon mij niet goed schikken in dat eeuwigdurend gehoorzamen; hoewel ik had toch een peletons-commandant, zooals er geen tweede te vinden is, geloof ik. Al dikwijls IIIIIIIIIIHIIH1IIIIIIIIIIIIIIII iiiMiiiiiiimiHUfiiiiiiiimiiiiiiii Costa, aanvoerder van den troep, de regentijd in de eerste week van den trek" moeten invallen. Maar dat was niet gebeurd; en de zon bleef vriendelijk schijnen, ongevoelig voor de vloeken die deze cowboys goed vonden haar naar 't hoofd te slingeren. Er waren dagelijks zonsondergangen zeldzaam prachtige; maar voor een cowboy beteekent zons ondergang tijd om te gaan slapen, meer niet, en wat de maan betreft, zoo die al gezien wordt, dan is het vroeg in den morgen, bij het opstaan, en die wordt niet bewonderd. Hier hoorde men geen lied, geen gezelligen kout, geen gelach zelfs na de whiskey; niets dan de klaagliederen en vloeken en kleine twisten van smerige, verdorstende manuen, die in den regel zelfs te uitgeput waren om hunne laarzen uit te trekken vóórdat ze zicli in hunne dekens wikkelden voor den nacht. Jake Costa, een reus met een behaard gezicht en Spaansch bloed in de aderen was, zooals gezegd is, de aanvoerder van den troep, en de naam van den teervoetigen Brit was oorspronkelijk Sydney Stobart geweest. Nu was die langzamerhand eenvoudig in Sawney'' ontaard. Sawney was een welgevormde, blauwoogige jonge Brit, die erg zijn best had gedaan. Maar Sawney's deugden, zelfs zijn groote moed, ja, zijn heldhaftigheid waren in Jake Costa's oogen vol komen nutteloos en zonder waarde, 't Was heel treurig voor Sawney, maar geen paard bereed hij of 't dier kreeg een gedrukten rug, geen stier kon hij opjagen of 't beest holde een verkeerden kant ui'. Sawney kon niet koken, noch met de lasso werpen, of een kampvuur maken; hij kon geen tent opvouwen, niet vloeken, niets deed hij goed en hij viel flauw bij 't zien van het bloed van een stier die geslacht werd. Het eenige wat hij wM kou was paardrijden als een Eugelschman ? hetwelk in de oogen van een cowboy beteekende paardrijden als een smid" en op z'n afgetrokken manier met z'n jongensachtige blauwe oogen Jake en z'n makkers aanstaren als ze om beurten tegen hem vloekten. Arme Sawney! Hij was een Engel sche gentleman. Eén man was er echter die nooit tegen Sawney vloekte. Dat was Jee soms bijgenaamd Gentle dacht ik, hoe het toch mogelijk was, dat zoovelen de betrekking van officier verkozen; men moest zich, dunkt mij, zoo nutteloos gevoelen, zoo dik wijls onvoldaan thuis komen met de gedachte: «Wat heb ik nu toch eigenlijk gedaan vandaag?" Maar dat wil ik u wel zeggen, dat als een ieder zijn taak opvatten als die luitenant S., niemand meer onvoldaan thuis zou komen na den dienst!" U hebt volkomen gelijk, mijnheer," was mijn antwoord; en het doet mij genoegen, nog eens van u te jhooren, hetgeen ik in mijn lange mili taire loopbaan, zoo vaak gedacht heb; te meer, omdat u maar kort in dienst zijt geweest en bovendien er eenigszins het land aan hadt!" En is dit ook niet kenschetsend; is dit niet veelzeggend mijn jongen, van iemand, die maar eenige maanden in de gelederen is geweest en het overige van zijn leven doorbracht op een kantoor en bovendien een tegenzin in den dienst had, zulk een uitspraak te hooren? //Als iedereen zijn dienst maar opvatte, als mijn gewezen peletons-commandant!" Weet je wat, dat zeggen wil? Dat wil zeggen, dat men, als die officier, met hart en ziel bij den dienst is; dat men voelt voor zijne poldaten, met hen medeleeft, belang stelt in al hunne aange legenheden, hen helpt en steunt en onderricht, waar het mogelijk is, in alle omstandigheden; dat men niet alleen het theorie boekje met hen be handelt, maar hen opvoedt en leert, zooveel men kan, trochtende hen naar huis te laten gaan, meer ontwikkeld, meer beschaafd en als betere menschen, dan toen zij aankwamen! Als je hiernaar streeft, mijn jongen, zal je nooit meer onvoldaan thuis komen, omdat je toch eigenlijk zoo'n weinig nuttige taak hebt; wél, omdat, je steeds zult vinden nog veel te weinig of iets nog niet goed genoeg gedaan te hebben; maar dat is eene andere onvoldaanheid, van die van jou; niet waar? En o, je zult dan eens zien, hoe groot, hoe nuttig je taak eigenlijk is ; hoe veel, hoe ontzettend veel er eiken dag te arbeiden is, wil men zijn dienst naar behooren opvatten, terwijl je verbaasd zult staan over je geklaag van nu! Maar n waarschuwing: Denk niet, dat je veel resultaten zult zien van je werk, of dat de wereld je er om huldigen zal; integendeel; nooit zal je iets kunnen aanwijzen, zeggende of denkende: dat is nu mijn werk," zooals b. v. b. een ingr. nieur op een spoorbrug of waterleiding wijst; maar wees gerust, al is het nu niet zoo iets werkelijks, zoo iets zichtbaars; het gevoel van vrede en van tevredenheid in je binnenste, zal je genoegzaam beloonen, terwijl je bovendien voor de verzoeking gevrij waard bent, je plicht te willen doen, terwille van de ijdelheid! Denk aan dat alles eens, als je morgen theorie houdt met je mannetjes!" Een volgenden keer noem ik wel eens eenige feiten. Je lieve moeder zendt je een hartelijken kus en laat vragen, of je nu wel ge noeg eet, nu je zooveel moet loopen en waart rond om blikjes-fourageeringen voor je te gaan doen; nu, je zult daar denkelijk niets tegen hebben, evenmin als tegen het postwisseltje, dat ik met dezen brief aan je verstuur. Dat is nog eens een hand ann hand gaan van abstract en concreet, niet waar? Een stevige hand van je zoo lief hebbenden vader. Den. Hang, 15 Sept. 1897 DONAK. Sociale, De mijheid in de vrije republiek der Ver eenigde Nederlanden. De burgerij en Oranje. De güdenorganisaties en de De 100 jarige herdenking van de eerstenederl. staatsregeling. Ne.erlands vrijheid en de, nederlandsclie vrijheid. Uit de enquête-verslagen. Staatkundige en oeoonomische vrijheid. Wolven en schapen. 1898 rijk aan gedenkdagen. De vrede van Munster is ten volle waard met hooge waardeering herdacht te worden. Jee. Niemand kende zijn anderen naam, of was er nieuwsgierig naar, maar ieder wist dat hij evengoed rijden, drinken en vloeken kon als eenige cowboy in Texas. Hij was een klein man, met veel rimpels in 't gelaat en 't haar aan zijn slapen was wit. Zijne spieren waren krachtig ontwikkeld en zijn vermogen om ontberingen te doorstaan, evenals zijn roekelooze onverschilligheid in gevaar was spreekwoordelijk. Hij scheen er behagen in te scheppen zijne krachten te overschatten en zijn leven te wagen. Hij sprak zelden, maar als hij sprak, was zijn taal in staat zelfs een cowboy te doen blozen; niet zoozeer dat hij kwaadaardig was of zich opwond, of belangstelling toonde voor een zaak ... dat deed hij nooit. Wat hij zei kwam kalm en zonder levendigheid over zijne lippen, alsof zijn eenig doel bij 't spreken was zijn God te trotseeren en alle kiemen van hoop en morali teit te vertrappen; en toch, terwijl hij zich aldus uitte, bleven zijne oogen 't waren zachte, mooie oogen teeder en sympathiek als die van eene vrouw die lijdt. Toen de trek begon, was deze man voor drie kwart dronken geweest, en had Sawney schrik aangejaagd door z'n gegil en z'n woest rijden, terwijl hij onophoudelijk zijn revolver in de lucht afschoot. Later, dienzelfden dag, was hij Sawney op nieuw voorbijgereden en bemerkende lioe deze vergeefs trachtte een weerbarstigen stier vooruit te drijven, had hij hem een oogeublik in 't gelaat gestaard en toen den stier met z'n zweep en eeuige krachtige vloeken als dol opgejaagd. Dien avond hoorde Sawney hem Jake Costa onder handen nemen in dezelfde bewoordingen die hij tegen den stier gebezigd had, hem verwijtende zulk een teer voetigen Brit te hebben aangenomen; en sedert had hij 't meeste van Sawney's werk gedaan, bij 't zijne ruw en zonder omhaal van woorden op een wijze die allen dank uitsloot. En nu na verloop van een maand ? lei Sawney 't af. De dag spoedde ten einde en de zon die onder ging als een groote, roodgloeiende bal, wierp hare laatste stralen over de eindelooze vlakte. Ze be scheen Sawney, die lang uitgestrekt, op den ver schroeiden grond lag, en Jake eu diens staf, die Neerlands vrijheid is toen verkregen en, be houdens enkele jaren, is ze behouden gebleven. Gelukkig, heerlijk. Maar verdient de onaf hankelijkheid van den Staat niet eerst dan pas de hoogste waardeering als zij kan worden aangewezen als het begin van de nederlandsche vrijheid, van het verkrijgen van rechten door de bewoners ? En hoe was 't daarmede onder de republiek der Vereenigde Neder landen, die zoo groot, zoo machtig was tegen over andere staten gesteld ? Het antwoord is niet bevredigend. Noch vrijheid van godsdienst noch gelijke aanspraak, behoudens bekwaam heid en geschiktheid, op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen, noch volledige vrijheid van drukpers, noch vrijheid van het woord, noch rechtstreeksere of indirecte invloed des volks op de regeering van stad en Jand Bekend is de resolutie van 3 Aug. 1652, door Holland genomen, waarbij_ den procureur-generaal en den anderen officieren gelast werd: 1. zich in de veerschuiten of andersins te informeeren,door expresse personen, op hen die seditieuse propoosten voerden of uitbreidden ; 2. de seditieuse personen aan de poorten te doen aanhouden; 3. de drukkerijen te bezoeteen en waar zij werkelijk suspicie vonden, de letters en persen na zich te nemen; 4. bij notificatie alle goede ingezetenen^ te animeeren en te waarschuwen, op zoodanige personen regard te nemen en ze bekend te maken met belofte van recompense. Niet te verwonderen dat de breede zoom der burgerij, dat roomschen en protestanten zich allengs begonnen te verzetten en zich terecht groepeerden rondom Oranje, om hem te verheffen, door hem de_n willekeur van der Staten onbeperkte souvereiniteit te vernietigen, rechten en vrijheden te verkrijgen. Men weet dat het der burgerij niet gelukt is. De regenten partij was te machtig. In den vrijen Staat der Vereenigde Nederlanden werd niet de vrijheid der burgers erkend! Al mag nu niet vergeten worden, dat het in vele andere staten nog erger was in dit opzicht, dit neemt niet weg, dat het bedroevende feit dient geconsta teerd te worden. Hierbij mag bovendien- niet uit het oog verloren worden, dat vóór het bekende jaar der afzwering van den wettigen vorst, dat vóór de onbeperkte macht der Staten, de burgerij, de ambachtsstand, geor ganiseerd in het rijk geschakeerde gildewezen, in verschillende steden grooten in vloed op de voordracht en de benoeming der regeeringsleden bezat en ook de macht had de handelingen van den magistraat te eontroleeren en als volkstribunen de uitvoering van sommige besluiten te verhin deren. Werden in Nijmegen de regeeringsbesluiten niet vastgesteld door de »heeren _van de Raide, meisteren van Senter-Claesgilde, meisteren van de Bruderscappe ende meisteren van den Ampten?" Deelt J. A. Nijhoff, in den Geld. volksalm. van 1858, niet mede dat de gezamenlijke gildemeesters een soort van volksvertegenwoordigers uitmaakte, wier goed keuring en medewerking de stadsregeering in vele gevallen behoefde? En zegt ons in dit opzicht niet veel het besluit van 23 Maart 1581 van de Staten van Holland, dat voortaan geen steden over 's Gemeenen Lands zaken raadplegen zouden met eenige Best-gestaatsten, Schutterijen, Gilden of andren, gelijk door sommigen voorheen wel geschied was." Het gemis van vrijheid, van rechten, de willekeur, de onderdrukking van vele groepen der burgers in den geheel vrijen Staat, heeft tot zijn ondergang veel bijgedragen. De re genten zagen nog liever dien vrijen staat zjin vrijheid, zijn onafhankelijkheid verliezen, dan eigen vrijheid, dat wil hier zeggen, hun schier onbeperkte macht te verminderen ten bate der vrijheid van hun medeburgers! De Fran iiiiiiiiiiiiiiMintnitiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniminiiiiiiiiitiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii om hem heen stonden; ze bescheen verdroogde brokken modder op den bodem van den poel, die vol water had moeten zijn, maar 't niet was; en ze bescheen 't ongelukkige vee duizenden stuks waarvan sommigen naar adem stonden te hijgen, de tong uit den bek enkelen met uitgestrekten hals naar voedsel zochten, terwijl de uitstekende ribben getuigden van de geleden ontbering; ze bescheen anderen die waren neergevallen en den grond omwoelden in hunne vruchtelooze pogingen om zich weer op te richten; de enkelen Ook die zich doelloos in een kring bewogen, beroofd als ze waren van 't weinigje instinkt dat ze hadden bezeten en eenigen die zich niet meer bewogen en rust hadden gevonden in den dood. Toen daalde de zon statig geheel onder de kim, een prachtig gekleurde stralenkrans achterlatende, 't Was de vierde keer dat de watervoorraad bleek uitgedroogd. Er was niet veel menschelijks meer in de ge laatstrekken der mannen die Sawney omringden. Sta op, zei Jake. Maar Sawney stond niet op. Sta op, zei Jake op nieuw, ditmaal met een vloek, terwijl hij hem met zijn zware laars een schop gaf, bij wijze van opwekking. Toch bewoog Sawney zich niet. Jee echter wel en oogenblikkelijk werd de kleine kring, die Sawney omgaf, wijder. Jee en Jake stonden in 't midden en hielden een tweespraak. Jee sprak 't eerst. Hij had er recht op, want zijn pistool was op Jake's hoofd gericht. Laat dien knaap met rust, zei Jee. Zijn stem was kalm als gewoonlijk, maar schor van dorst. Jake bevochtigde zijne l'ppen met zweet van zijn hand eer hij antwoordde. Toen vroeg hij Wie is hier de baas? Ik, voor 't oogenblik. Ruk uit! Jake rukte niet uit en Jee haalde kalm den haan van zijn pistool over. Het, pistool van Jake hing nog in den gordel, maar hij wachtte zich wel er naar te grijpen. Geef hem een kaus," riep een der omstanders. Laat 't zuiver spel zijn", riep een ander, terwijl hij zijn wapen te voorschijn haalde. Jee, zonder Jake ook maar een oogenblik uit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl