Historisch Archief 1877-1940
No. 1076
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de Temps zich tot die beeldspraak laten
verleiden door de overweging, dat eene kome
ten-loopbaan zich gewoonlijk kenmerkt door
groote excentriciteit, en dat het «beperkte
onderdanenverstand'1 in de handelingen van
Z. M. Wilhelm II óók eene zekere excentri
citeit meent te kunnen constateeren. Het
woord «excentriek" heeft echter in de beide
gevallen eene geheel verschillende beteekenis.
Op de loopbaan van een hemellichaam toe
gepast, beteekent het, dat het lichaam zich
op gezette tijden in de nabijheid van de zon
bevindt, zich daarna zeer ver van de zon
verwijdert, en binnen berekenbaren tijd weder
naar de vroeger ingenomen plaats dicht bij
de zon, naar zijn perihelium, terugkeert. Bij
het doorloopen van die zeer langwerpige ellips
is het, meer dan de huisbakken planeten, aan
storingen blootgesteld, maar die storingen zijn
volstrekt niet onberekenbaar. Op de houding
beteekent het woord «excentriciteit", dat er,
om met den ouden heer Stastok te spreken,
«alevel iets raars'' aan is en dat men vandaag
niet van hem kan zeggen, wat hij morgen
doen zal. Van de komeet weet men, dat
haar blijven in het perihelium slechts van
korten duur is, en dat zij met groote regel
matigheid weer naar net vér verwijderd
aphelium zal toesnellen. Van een excentriek
man weet men alleen, dat eene zoodanige
regelmatigheid bij hem ten eenenmale is
buitengesloten.
Intusschen schijnt vorst Bismarck iets
dergelijks voor den geest te hebben gezweefd
als den Temps. Het lijforgaan van den oud
kanselier, de Hamburger Nachrichten, con
stateert met eene zekere voldoening, dat de
keizer »den weg heeft weten te vinden, die
leidt naar het doel, dat allen Duitschers voor
oogen staat." Maar vorst Bismarck denkt
daarbij niet aan het voortzetten van dezelfde
loopbaan door zijn vroegeren kweekeling.
Volgens hem is de keizer voor goed terug
gekeerd van de dwalingen zijns wegs: »er
zijn. fouten, die men niet tweemaal begaat.''
De Temps heeft medelijden met Wilhelm II.
Hij moge fouten hebben begaan, maar het
waren dan toch «schoone fouten." Toen de
keizer geheel alleen de macht en de plicht
voor zich eischte, wilde hij aan Duitscnland
de vereeniging der klassen schenken door een
vertrouwend ontzag van beneden, eene
belanglooze zorg van boven te bevorderen; hij
wensohte tevens de zedelijke vereeniging van
de verschillende volkeren, welke de politiek
heeft vereenigd binnen de grenzen van een
zelfde rijk en in 't bijzonder onder den scepter
der Hohenzollerns. «Uit deze conceptie" ?
zegt de Temps «welke doet denken aan de
wakende droomen van markies Posa voor
Philips II, en ook aan de deels autoritaire
en mystieke, deels democratische denkbeelden
van Friedrich Wilhelm IV, kwam eerst de
conferentie voort ter internationale regeling
van den toestand der arbeiders in de nijver
heid, daarna de verzoenings-politiek in de
niet-Duitsche deelen van het rijk, vooral in
Polen, eindelijk de nieuwe handelspolitiek,
die de eerste levensbehoeften voor het volk
goedkooper moest maken." Aan bittere kritiek
en felle bestrijding van deze denkbeelden,
die door het groote publiek met sympathie
werden begroet, hebben Bismarck en zijn
aanhang het niet laten ontbreken. De agra
riërs, gesteund door groot-industriëelen onder
IMHUIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimii
milllllllMIIIIMIflIlltlllllllllllllllllllllllllllMIMIIIIIIIIIftllIIIItltlItlllltllllllllll
J~ IE IE.
Uit het Etiffelsch.
Ze waren cowboys, en, hoewel de trek pas ne
maand had geduurd, had de zwakvoetige
Engelschman het reeds afgelegd. Eene kudde vee eenige
duizenden stuks groot?dreven ze over de eindelooze
Texasche prairie, en het contraet, dat ze hadden
aangegaan, liep over twee maanden.
Welke romantische tafereelen roept niet het
woord «?cowboy" ons voor den geest! Hoe liefelijk
klinkt ons niet 't woord prairie tegen! Voeg ze
te zamen en voor onze verbeelding rijst het
beeld van een loeiende kudde, die al grazende
voorwaarts trekt; een wolkenlooze hemel,
heldere zonneschijn overgaande in een prachtigen
zonsondergang aan den ver verwijderden horizon;
reusachtige kampvuren die met rooden gloed
schitteren in 't bleeke maanlicht. We booren 't
vroolijke lied, den opgewekten kout, 't geklingel
der koeklokken, 't geknal der lange zwepen, 't
geblaf der honden, 't gehinnik der mustangs, de
boert bij ridderlijk-kameraadschappelijken omgang.
Pistolen, sombrero's, lasso's, rijlaarzen, gebronsde
figuren en levendige al-trotseerende, stoutmoedige
oogen verhoogen 't aantrekkelijke der schilderij. ..
't Lijkt alles zoo fraai!
DU vee, echter, loeide niet. Wanneer 't al
eenig geluid liet hooren, waren 't klagende tonen,
die 't gehoor onaangenaam troffen; 't grazen liet
te wenscheu over, omdat de heete zon
onmeedoogend 't schrale gras had verschroeid, 't Was
onder deze ongelukkige beesten nu gewoonte ge
worden zich neer te leggen en te sterven, liever
dan nog een poging aan te wenden om voedsel
te vinden.
Wel had, volgens de berekeningen van Jake
leiding van den heer Von Stumm, bleven
doof voor de roepstem des keizers en dachten
aan geen zelfverloochening of opoffering van
eigen belang. Het goed bedoelde en ruim
opgevatte programma van den jongen keizer
werd als »Caprivisme" beschimpt en gehoond.
En zoo heeft men ten slotte den-souverein
doen twijfelen aan de juistheid van zijn eigen
inzichten. Stilzwijgend geeft hij achtereen
volgens de schoone idealen op, wier vervul
ling hij als zijne levenstaak had beschouwd.
Het groote werk der sociale hervormingen
wordt in den steek gelaten. In de politiek,
in de economie triomfeeren de jonkers en hun
vrienden. De vrijheid van vereeniging en
vergadering wordt opnieuw door uitzonderings
wetten bedreigd. Men hoort slechts mompelen
over Maulkorbgesetxe un Handschellengesetze.
Toen de jonge keizer, den dag na
Bismarck's ontslag, aan een der Duitsche
souvereinen telegrafeerde: »De stuurman is
afgelost; de koers blijft dezelfde" heeft
hij zich zeer vergist. Het was inderdaad een
nieuwe koers: nieuwe idealen, nieuwe mannen,
nieuwe wegen, nieuwe middelen. Thans keert
alles tot het oude terug, als stond de kluize
naar van Friedrichsruhe nog aan het roer.
«De politiek wordt weer realistisch; redenen
van staat geven den doorslag. Adieu Posa!
Adieu Lohengrin.'"
Zoo besluit de Temps zijn opmerkelijk
artikel. Het zou belangrijk zijn te weten,
wat keizer Wilhelm van deze ontboezeming
denkt, die zeker sympathiek bedoeld Is.
Beklaagd te worden is niet aangenaam, maar
er is hier waarlijk wel reden voor!
Brira van ten ouJ-officier aan zijn zoon.
In al mijne vorige brieven onderhield ik je wel
wat uitsluitend over je verhouding tot je meerderen
of tot, andere met je gelijkstaande leden van de
maatschappij ; in dezen echter wil ik het eens
hebben over je verhouding tot je minderen (in
militairen zin w. t. v.); vooraf evenwel dit: Je
brief van Woensdag heb ik ontvangen, en het
maakte mij erg gelukkig, dat je mij zoo goed
begrepen hebt en vooral, dat je hetgeen ik schreef,
aan eigen waarneming getoetst hebt. Je schrijft:
Vader, ik begrijp u zeer goed; u wilt voorkomen,
dat ik een brommerige, oude vrijer wordt, die
bang is in een eenigszins groot gezelschap te komen
en nu dien angst tracht te verbergen achter ruw
heid en geschetter!" Juist, mijn jongen, dat wil
ik voorkomen! Maar verder schrijf je, dat je dik
wijls zoo onvoldaan thuis komt van je dienst, met
het gevoel, alsof je niets nuttigs gedaan hadt; en
hierover wilde ik nu eens nader spreken.
Dat gevoel van onvoldaanheid, beste jongen,
ligt veelal aan den persoon zelf, en tot staving
hiervan zal ik je een gesprek mededeelen, dat ik
laatst op een kantoor in Rotterdam had. Ik kwam
daar voor zaken, maar moest eenigen tijd op den
chef wachten en werd in een kamer of kantoor
gelaten, waar een heer zat te werken. Het duurde
niet, lang, of wij waren in gesprek en spoedig
bleek het, dat ik te doen had met iemand, die
vroeger voor zijn eigen nummer was opgekomen,
iets wat ik intusschen hoop, dat terwille van de
rechtvaardigheid, spoedig bij de wet verplichtend
zal gesteld worden.
En is het u nog al meegevallen als milicien?"
vroeg ik. Nu, niet zoo erg!" was het antwoord;
ik was te veel, wat men in de volkstaal noemt
een strop," een bengel, en kon mij niet goed
schikken in dat eeuwigdurend gehoorzamen; hoewel
ik had toch een peletons-commandant, zooals er
geen tweede te vinden is, geloof ik. Al dikwijls
IIIIIIIIIIHIIH1IIIIIIIIIIIIIIII
iiiMiiiiiiimiHUfiiiiiiiimiiiiiiii
Costa, aanvoerder van den troep, de regentijd in
de eerste week van den trek" moeten invallen.
Maar dat was niet gebeurd; en de zon bleef
vriendelijk schijnen, ongevoelig voor de vloeken
die deze cowboys goed vonden haar naar 't hoofd
te slingeren.
Er waren dagelijks zonsondergangen zeldzaam
prachtige; maar voor een cowboy beteekent zons
ondergang tijd om te gaan slapen, meer niet, en
wat de maan betreft, zoo die al gezien wordt, dan
is het vroeg in den morgen, bij het opstaan, en
die wordt niet bewonderd. Hier hoorde men geen
lied, geen gezelligen kout, geen gelach zelfs na de
whiskey; niets dan de klaagliederen en vloeken en
kleine twisten van smerige, verdorstende manuen,
die in den regel zelfs te uitgeput waren om hunne
laarzen uit te trekken vóórdat ze zicli in hunne
dekens wikkelden voor den nacht.
Jake Costa, een reus met een behaard gezicht
en Spaansch bloed in de aderen was, zooals gezegd
is, de aanvoerder van den troep, en de naam van
den teervoetigen Brit was oorspronkelijk Sydney
Stobart geweest. Nu was die langzamerhand
eenvoudig in Sawney'' ontaard.
Sawney was een welgevormde, blauwoogige
jonge Brit, die erg zijn best had gedaan. Maar
Sawney's deugden, zelfs zijn groote moed, ja, zijn
heldhaftigheid waren in Jake Costa's oogen vol
komen nutteloos en zonder waarde, 't Was heel
treurig voor Sawney, maar geen paard bereed hij
of 't dier kreeg een gedrukten rug, geen stier kon
hij opjagen of 't beest holde een verkeerden kant
ui'. Sawney kon niet koken, noch met de lasso
werpen, of een kampvuur maken; hij kon geen
tent opvouwen, niet vloeken, niets deed hij goed
en hij viel flauw bij 't zien van het bloed van een
stier die geslacht werd. Het eenige wat hij wM
kou was paardrijden als een Eugelschman ?
hetwelk in de oogen van een cowboy beteekende
paardrijden als een smid" en op z'n afgetrokken
manier met z'n jongensachtige blauwe oogen Jake
en z'n makkers aanstaren als ze om beurten tegen
hem vloekten. Arme Sawney! Hij was een
Engel sche gentleman.
Eén man was er echter die nooit tegen Sawney
vloekte. Dat was Jee soms bijgenaamd Gentle
dacht ik, hoe het toch mogelijk was, dat zoovelen
de betrekking van officier verkozen; men moest
zich, dunkt mij, zoo nutteloos gevoelen, zoo dik
wijls onvoldaan thuis komen met de gedachte:
«Wat heb ik nu toch eigenlijk gedaan vandaag?"
Maar dat wil ik u wel zeggen, dat als een ieder
zijn taak opvatten als die luitenant S., niemand
meer onvoldaan thuis zou komen na den dienst!"
U hebt volkomen gelijk, mijnheer," was mijn
antwoord; en het doet mij genoegen, nog eens
van u te jhooren, hetgeen ik in mijn lange mili
taire loopbaan, zoo vaak gedacht heb; te meer,
omdat u maar kort in dienst zijt geweest en
bovendien er eenigszins het land aan hadt!"
En is dit ook niet kenschetsend; is dit niet
veelzeggend mijn jongen, van iemand, die maar
eenige maanden in de gelederen is geweest en
het overige van zijn leven doorbracht op een
kantoor en bovendien een tegenzin in den dienst
had, zulk een uitspraak te hooren?
//Als iedereen zijn dienst maar opvatte, als mijn
gewezen peletons-commandant!"
Weet je wat, dat zeggen wil? Dat wil zeggen,
dat men, als die officier, met hart en ziel bij den
dienst is; dat men voelt voor zijne poldaten, met
hen medeleeft, belang stelt in al hunne aange
legenheden, hen helpt en steunt en onderricht,
waar het mogelijk is, in alle omstandigheden; dat
men niet alleen het theorie boekje met hen be
handelt, maar hen opvoedt en leert, zooveel men
kan, trochtende hen naar huis te laten gaan, meer
ontwikkeld, meer beschaafd en als betere menschen,
dan toen zij aankwamen!
Als je hiernaar streeft, mijn jongen, zal je nooit
meer onvoldaan thuis komen, omdat je toch
eigenlijk zoo'n weinig nuttige taak hebt; wél,
omdat, je steeds zult vinden nog veel te weinig
of iets nog niet goed genoeg gedaan te hebben;
maar dat is eene andere onvoldaanheid, van die
van jou; niet waar?
En o, je zult dan eens zien, hoe groot, hoe
nuttig je taak eigenlijk is ; hoe veel, hoe ontzettend
veel er eiken dag te arbeiden is, wil men zijn
dienst naar behooren opvatten, terwijl je verbaasd
zult staan over je geklaag van nu!
Maar n waarschuwing: Denk niet, dat je veel
resultaten zult zien van je werk, of dat de wereld
je er om huldigen zal; integendeel; nooit zal je
iets kunnen aanwijzen, zeggende of denkende:
dat is nu mijn werk," zooals b. v. b. een ingr.
nieur op een spoorbrug of waterleiding wijst;
maar wees gerust, al is het nu niet zoo iets
werkelijks, zoo iets zichtbaars; het gevoel van
vrede en van tevredenheid in je binnenste, zal je
genoegzaam beloonen, terwijl je bovendien voor de
verzoeking gevrij waard bent, je plicht te willen
doen, terwille van de ijdelheid! Denk aan dat
alles eens, als je morgen theorie houdt met je
mannetjes!" Een volgenden keer noem ik wel
eens eenige feiten. Je lieve moeder zendt je een
hartelijken kus en laat vragen, of je nu wel ge
noeg eet, nu je zooveel moet loopen en waart rond
om blikjes-fourageeringen voor je te gaan doen;
nu, je zult daar denkelijk niets tegen hebben,
evenmin als tegen het postwisseltje, dat ik met
dezen brief aan je verstuur. Dat is nog eens een
hand ann hand gaan van abstract en concreet,
niet waar?
Een stevige hand van je zoo lief hebbenden vader.
Den. Hang, 15 Sept. 1897 DONAK.
Sociale,
De mijheid in de vrije republiek der Ver
eenigde Nederlanden. De burgerij en
Oranje. De güdenorganisaties en de
De 100 jarige herdenking van
de eerstenederl. staatsregeling. Ne.erlands
vrijheid en de, nederlandsclie vrijheid.
Uit de enquête-verslagen. Staatkundige
en oeoonomische vrijheid. Wolven en
schapen. 1898 rijk aan gedenkdagen.
De vrede van Munster is ten volle waard
met hooge waardeering herdacht te worden.
Jee. Niemand kende zijn anderen naam, of was
er nieuwsgierig naar, maar ieder wist dat hij
evengoed rijden, drinken en vloeken kon als eenige
cowboy in Texas. Hij was een klein man, met
veel rimpels in 't gelaat en 't haar aan zijn slapen
was wit. Zijne spieren waren krachtig ontwikkeld
en zijn vermogen om ontberingen te doorstaan,
evenals zijn roekelooze onverschilligheid in gevaar
was spreekwoordelijk. Hij scheen er behagen in
te scheppen zijne krachten te overschatten en zijn
leven te wagen. Hij sprak zelden, maar als hij
sprak, was zijn taal in staat zelfs een cowboy te
doen blozen; niet zoozeer dat hij kwaadaardig was
of zich opwond, of belangstelling toonde voor een
zaak ... dat deed hij nooit. Wat hij zei kwam
kalm en zonder levendigheid over zijne lippen,
alsof zijn eenig doel bij 't spreken was zijn God
te trotseeren en alle kiemen van hoop en morali
teit te vertrappen; en toch, terwijl hij zich aldus
uitte, bleven zijne oogen 't waren zachte, mooie
oogen teeder en sympathiek als die van eene
vrouw die lijdt.
Toen de trek begon, was deze man voor drie
kwart dronken geweest, en had Sawney schrik
aangejaagd door z'n gegil en z'n woest rijden,
terwijl hij onophoudelijk zijn revolver in de lucht
afschoot. Later, dienzelfden dag, was hij Sawney
op nieuw voorbijgereden en bemerkende lioe deze
vergeefs trachtte een weerbarstigen stier vooruit
te drijven, had hij hem een oogeublik in 't gelaat
gestaard en toen den stier met z'n zweep en eeuige
krachtige vloeken als dol opgejaagd. Dien avond
hoorde Sawney hem Jake Costa onder handen
nemen in dezelfde bewoordingen die hij tegen den
stier gebezigd had, hem verwijtende zulk een teer
voetigen Brit te hebben aangenomen; en sedert
had hij 't meeste van Sawney's werk gedaan, bij
't zijne ruw en zonder omhaal van woorden
op een wijze die allen dank uitsloot.
En nu na verloop van een maand ? lei
Sawney 't af.
De dag spoedde ten einde en de zon die onder
ging als een groote, roodgloeiende bal, wierp hare
laatste stralen over de eindelooze vlakte. Ze be
scheen Sawney, die lang uitgestrekt, op den ver
schroeiden grond lag, en Jake eu diens staf, die
Neerlands vrijheid is toen verkregen en, be
houdens enkele jaren, is ze behouden gebleven.
Gelukkig, heerlijk. Maar verdient de onaf
hankelijkheid van den Staat niet eerst dan
pas de hoogste waardeering als zij kan worden
aangewezen als het begin van de
nederlandsche vrijheid, van het verkrijgen van rechten
door de bewoners ? En hoe was 't daarmede
onder de republiek der Vereenigde Neder
landen, die zoo groot, zoo machtig was tegen
over andere staten gesteld ? Het antwoord is
niet bevredigend. Noch vrijheid van godsdienst
noch gelijke aanspraak, behoudens bekwaam
heid en geschiktheid, op het bekleeden van
waardigheden, ambten en bedieningen, noch
volledige vrijheid van drukpers, noch vrijheid
van het woord, noch rechtstreeksere of indirecte
invloed des volks op de regeering van stad
en Jand Bekend is de resolutie van 3 Aug.
1652, door Holland genomen, waarbij_ den
procureur-generaal en den anderen officieren
gelast werd:
1. zich in de veerschuiten of andersins te
informeeren,door expresse personen, op hen die
seditieuse propoosten voerden of uitbreidden ;
2. de seditieuse personen aan de poorten
te doen aanhouden;
3. de drukkerijen te bezoeteen en waar zij
werkelijk suspicie vonden, de letters en persen
na zich te nemen;
4. bij notificatie alle goede ingezetenen^ te
animeeren en te waarschuwen, op zoodanige
personen regard te nemen en ze bekend te
maken met belofte van recompense.
Niet te verwonderen dat de breede zoom
der burgerij, dat roomschen en protestanten
zich allengs begonnen te verzetten en zich
terecht groepeerden rondom Oranje, om hem
te verheffen, door hem de_n willekeur van der
Staten onbeperkte souvereiniteit te vernietigen,
rechten en vrijheden te verkrijgen. Men weet
dat het der burgerij niet gelukt is. De regenten
partij was te machtig. In den vrijen Staat
der Vereenigde Nederlanden werd niet de
vrijheid der burgers erkend! Al mag nu niet
vergeten worden, dat het in vele andere staten
nog erger was in dit opzicht, dit neemt niet
weg, dat het bedroevende feit dient geconsta
teerd te worden. Hierbij mag bovendien- niet
uit het oog verloren worden, dat vóór het
bekende jaar der afzwering van den wettigen
vorst, dat vóór de onbeperkte macht der
Staten, de burgerij, de ambachtsstand, geor
ganiseerd in het rijk geschakeerde
gildewezen, in verschillende steden grooten in
vloed op de voordracht en de benoeming
der regeeringsleden bezat en ook de macht
had de handelingen van den magistraat
te eontroleeren en als volkstribunen de
uitvoering van sommige besluiten te verhin
deren. Werden in Nijmegen de
regeeringsbesluiten niet vastgesteld door de »heeren _van
de Raide, meisteren van Senter-Claesgilde,
meisteren van de Bruderscappe ende meisteren
van den Ampten?" Deelt J. A. Nijhoff, in
den Geld. volksalm. van 1858, niet mede dat
de gezamenlijke gildemeesters een soort van
volksvertegenwoordigers uitmaakte, wier goed
keuring en medewerking de stadsregeering in
vele gevallen behoefde? En zegt ons in dit
opzicht niet veel het besluit van 23 Maart
1581 van de Staten van Holland, dat voortaan
geen steden over 's Gemeenen Lands zaken
raadplegen zouden met eenige Best-gestaatsten,
Schutterijen, Gilden of andren, gelijk door
sommigen voorheen wel geschied was."
Het gemis van vrijheid, van rechten, de
willekeur, de onderdrukking van vele groepen
der burgers in den geheel vrijen Staat, heeft
tot zijn ondergang veel bijgedragen. De re
genten zagen nog liever dien vrijen staat zjin
vrijheid, zijn onafhankelijkheid verliezen, dan
eigen vrijheid, dat wil hier zeggen, hun schier
onbeperkte macht te verminderen ten bate
der vrijheid van hun medeburgers! De
Fran
iiiiiiiiiiiiiiMintnitiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniminiiiiiiiiitiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
om hem heen stonden; ze bescheen verdroogde
brokken modder op den bodem van den poel, die
vol water had moeten zijn, maar 't niet was; en
ze bescheen 't ongelukkige vee duizenden stuks
waarvan sommigen naar adem stonden te hijgen,
de tong uit den bek enkelen met uitgestrekten
hals naar voedsel zochten, terwijl de uitstekende
ribben getuigden van de geleden ontbering; ze
bescheen anderen die waren neergevallen en den
grond omwoelden in hunne vruchtelooze pogingen
om zich weer op te richten; de enkelen Ook die
zich doelloos in een kring bewogen, beroofd als
ze waren van 't weinigje instinkt dat ze hadden
bezeten en eenigen die zich niet meer bewogen
en rust hadden gevonden in den dood. Toen
daalde de zon statig geheel onder de kim, een
prachtig gekleurde stralenkrans achterlatende, 't
Was de vierde keer dat de watervoorraad bleek
uitgedroogd.
Er was niet veel menschelijks meer in de ge
laatstrekken der mannen die Sawney omringden.
Sta op, zei Jake.
Maar Sawney stond niet op.
Sta op, zei Jake op nieuw, ditmaal met een
vloek, terwijl hij hem met zijn zware laars een schop
gaf, bij wijze van opwekking.
Toch bewoog Sawney zich niet. Jee echter wel
en oogenblikkelijk werd de kleine kring, die Sawney
omgaf, wijder. Jee en Jake stonden in 't midden
en hielden een tweespraak. Jee sprak 't eerst.
Hij had er recht op, want zijn pistool was op
Jake's hoofd gericht.
Laat dien knaap met rust, zei Jee. Zijn
stem was kalm als gewoonlijk, maar schor van dorst.
Jake bevochtigde zijne l'ppen met zweet van
zijn hand eer hij antwoordde. Toen vroeg hij
Wie is hier de baas?
Ik, voor 't oogenblik. Ruk uit!
Jake rukte niet uit en Jee haalde kalm den
haan van zijn pistool over. Het, pistool van Jake
hing nog in den gordel, maar hij wachtte zich wel
er naar te grijpen.
Geef hem een kaus," riep een der omstanders.
Laat 't zuiver spel zijn", riep een ander, terwijl
hij zijn wapen te voorschijn haalde.
Jee, zonder Jake ook maar een oogenblik uit