Historisch Archief 1877-1940
No 1076
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAME£.
Dr. EinDie Kempin.
Een treurig verlies voor de vrouwenzaak, bovenal
treurig uit echt menschelqke deelneming !
Vele lezeressen zullen wel reeds gehoord hebben
van Frau Dr. jur. Emilie Kempin, eene vrouw
van bijzondere intelligentie, een warme strijdster
voor de vrouwelijke rechten, die zich ook reeds
in haar beroep naam heeft gemaakt, wat haar
desniettemin niet den weg van zorgen heeft mogen
vrijwaren. Sedert eenige dagen ging 't gerucht
dat Dr. Kempin's geestvermogens zeer aangedaan
waren. Helaas is 't gebleken dat dit bericht
waarheid bevatte, wat in vele kringen de diepste
en hartelijkste deelneming opwekte.
De oorzaak der ziekte ligt helaas in zware
zorgen om 't dagelyksch brood, waarvan zich de
hoogstbegaafde vrouw niet kon vrijmaken, omdat
hare rechtsgeleerdheid daartoe te weinig practische
vruchten afleverde. Deze vrouw die steeds hare
beste krachten ter beschikking harer medezusters
stelde, moest het pijnigende van deurwaarder
bezoek, dwangvoltrekkingen, verzegeling etc.
ondergaan, en onder den invloed van deze zware
levenszorgen brak plotseling de ziekte uit. Men
heeft in 't begin aan mogely'ke genezing getwijfeld,
doch nu verneemt men gelukkigerwijze dat de
goede verpleging in de inrichting wellicht, doch
langzamerhand verbetering zal brengen. De dochter
der ongelukkige vrouw heeft onmiddelyk eene
betrekking aangenomen in het huis van een
oud-officier, en intusschen zyn door eenige dames
de handen ineengeslagen om een klein kapitaal
bijeen te brengen, ten einde de
bejammerenswaardige vrouw bjj te staan en wellicht later
van zorgen te ontlasten, en een warm beroep
werd daartoe tot de Duitsche vrouwen gericht.
Helaas, waarom gebeurde dit niet eer! Ook
de Duitsche Hcmsfrauen-Zeitung heeft een in
zameling geopend, en Frau Lina Morgenstern
ontving reeds dadelijk een gift van 300 mark
van eene onbekende dame uit Zuid-Duitschland.
Berlijn. C. v. O.
Geborgen,"
Fransche modetijdschriften zijn niet altoos zoo
frivool als men wel denken zou, evenals Engelsche
niet altoos zoo huiselijk en Duitsche niet altoos
zoo degelijk zijn als waar ze zich voor uitgeven.
In de Mode Pratigue, het tijdschrift van Hachette,
komt eene reeks van artikelen voor over opvoeding,
waarin de redactrice, mad. de Broutelles (die
trouwens, naar we meenen te weten, evenals een
aantal mode-chroniqueurs, een heer is) aan de
Fransche moeders en opvoedsters op vry krasse
wijs de waarheid zegt. Deze waarheden gelden
niet enkel voor Frankrijk; wij zouden wel een
paar steden in Nederland kunnen opnoemen,
waar onder de «families" vrijwel dezelfde aspi
raties heersenen als onder de Fransche bourgeoisie.
«Opgevoed door zijne moeder" zegt mad. de
Broutelles, «heeft eeu tijdlang gegolden als een
aanbeveling; men zag daarin een waarborg dat
de jonge man beschaafder, ridderlijker, sympa
thieker, fijner intelligent was dan andere jongelui.
Het is niet te loochenen dat tegenwoordig diezelfde
vermelding voldoende is om den jongen man,
zonder dat men hem kent, als een zwakkeling,
als een onbeduidend mensch, om niet te zeggen
als een weinig belachelijk te doen opvatten." In
een boek van den heer Demolins, A quoi tient
la swpérioritédes Anglo-Saxons is dat aan de
Fransche vrouw in ronde woorden verweten en
niet ten onrechte. »0p dit oogenblik is de
Fransche vrouw een der voornaamste hinderpalen
tegen den vooruitgang van haar volk; zij houdt
van hare kinderen, maar zy houdt er op verkeerde
w\js van; ze heeft ze lief om haarzelve en niet
om hen." En hy' ziet dezen toestand heel ernstig
in: «daar de Fransche vrouw veel minder dan de
man vatbaar is voor iets nieuws, en zich veel
minder gemakkelijk van iets ernstigs en
noodzakelijks laat overtuigen."
De heer Demolins komt dan, en dit is zeer terecht
zijn hoofdgrief, op de voorliefde, die de Fransche
moeder heeft voor de «baantjes", voor militaire en
administratieve betrekkingen, waarin de jongen «ge
borgen" is, en haar tegenzin tegen handel, landbouw
en industrie.Mevrou w de Broutelles geeft hem gelijk.
»Wat leeren de moeders aan haar zonen ? Dat
het ideaal, de opperste wijsheid is, zich zooveel
mogelijk onttrekken aan de moeielijkheden en
kansen van het leven. Wij zeggen hun: Beste
jongen, reken vooreerst op ons; je ziet, we leven
zuinig, om je, als je trouwt, een aardig sommetje
te kunnen meegeven. We houden te veel van je
om je niet in alle opzichten het levenspad eft'en
te maken. Reken dan verder op onze familie,
op de relaties die we aanhouden, op kruiwagens
en recommandaties, die je in js carrière zullen
helpen. Reken dan verder op de regeering, die
over een onnoemelijk aantal baantjes beschikt;
daar zit men rustig en warmpjes: kansen loopt
men niet; op den laatsten van iedere maand
haalt men zyn geld, en de promotie gaat van zelf,
dank zij de pensioneeringen en sterfgevallen.
Je kunt op die manier precies weten hoeveel je
op dezen leeftijd en hoeveel op dien leeftijd ver
dienen zult, en na hoeveel jaren eindelijk je een
aardig pensioentje krijgt; zoodat je dan, na je
heele leven niet veel bijzonders uitgevoerd te
hebben, in 't geheel niets gaat uitvoeren op een
leeftijd waarop een man nog in de beste zijner
jaren is. Maar, mijn jongen, die baantjes zijn in
het begin vry' slecht bezoldigd; je moet dus ook
rekenen dat je vrouw wat bijdraagt. Maar maak
je ook daarover niet ongerust, die vrouw zullen we
ook al voor je zoeken, zooveel houden we van j e".
Als de jonge man, wien het zoo gemakkelijk
gemaakt wordt, aan niets anders denkt dan aan
luieren en zich amuseeren, tot op die grens
dat het te erg in 't oog zou loopen, is dat
niet verwonderlijk. Doet hij dat, dan is hu
een «beste jongen, waar men pleizier van heeft",
een «brave zoon, vol respect voor zijn ouders".
Heeft de jongen maar weinig lust in dat voor
uit afgebaande paadje, denkt hij zich het
leven wat vrijer, ruimer, onafhankelijker, dan
is de moeder wanhopig over dat»oproerig karakter",
dien «geest van verzet". Wil de jongen gaarne
wat van de wereld zien; de ouders zijn veront
waardigd over zooveel ondankbaarheid en de
familie, kennissen, relaties de toekomstige
«kruiwagens" beklagen hen dat hun zorgen zoo
slecht beloond worden.
In een kort geleden verschenen boek van Hugues
Le Roux, .Que ferons nous de nos ftls ? wordt
dezelfde vraag behandeld; hij wijst er op, hoe
het ontbreken van een normalen toestand de
forsche jongelui aan den eenen kant tot al te
extravagante dingen drijft, en de anderen slap,
schuchter, al te deemoedig maakt.
Dit alles is voor een deel de schuld van de
moeders, voor een deel de schuld van de scholen.
Het leerplan van de Fransche scholen is, niet
minder dan dat van de onze en de Duitsche,
overladen met nuttelooze vakken en ontbloot van
talrijke dingen die noodzakelijk zijn. Er zijn
altoos massa's huiswerk, massa's nutteloos
geheugenwerk, er is gebrek aan aanraking met de
natuur, met de wereld. Maar dit is eene vraag
die n mad. de Broutelles en ons te ver zou
voeren, en het middel dat de heer Demolins
aangeeft, de jongens naar Beveridge of Abbotholme
zenden, is vooreerst maar onder het bereik van
weinigen, ten tweede leeren ook de Engelsche
scholen niet enkel volmaakte menschen af.
De heer Demolins en mad. de Broutelles voeren
een aantal dingen aan, die onder het bereik van
ieders beurs zouden zijn, als ze maar onder het
bereik van ieders wilskracht waren, en waar de
schrijfster daarom vooral de Fransche moeders
op wijst.
De ouders moeten zich vooreerst doordringen
van het denkbeeld, dat de kinderen niet aan hen
behooren, maar aan zich zelf; dat zij niet een
onderdeel van hun persoonlijkheid zyn, maar
wezens, bestemd om in volheid te leven op een
tijd wanneer de ouden met hun denkbeelden
beginnen afgedaan te hebben. Hun liefde moet
niet daarin bestaan, dat zij de kinderen
absorbeeren, hen tot een gemakkelijke, soepele omge
ving voor henzelf maken, maar tot iets zelfstandigs.
Dit kan op verschillende wijzen gebeuren.
Men kan de kinderen reeds zeer vroeg
eraan wennen, zich als groote menschen met
wil en verantwoordelijkheid te beschouwen. Dit
is voor de ouders en hun vrienden niet
altoos aangenaam ; maar wat het zwaarste is, moet
het zwaarste wegen. De ouders moeten voorts
niet enkel voor de gezondheid van hun kinderen,
maar vooral ook voor hun krachtsontwikkeling
zorgen, hen er aan wennen wat te wagen, zich
te wagen, met het doel zich te oefenen. Zij
moeten de kinderen nu en dan een taak van
eenig belang, een boodschap toevertrouwen, zelfs
een taak die een weinig boven hun bereik is;
dat moeten zij er voor over hebben. Dit alles
ontbreekt aan de Fransche opvoeding.
Een tweede element waar noodzakelijk op ge
let moet worden, is handenarbeid. Alleen door
zelf met gereedschap om te gaan, krijgt de knaap
eerbied voor de arbeid; het verouderd denkbeeld
van edeler en minder edele vakken wordt dan
verruimd; het begrip moet ingang vinden dat
het groote verschil ligt in luie en werkzame,
vaardige en onhandige mensehen. Dit beginsel
is in tal van landen reeds gehuldigd, in Frank
rijk nog het minst, en wanneer we om ons
heen zien, ook in Nederland nog weinig.
Het voornaamste is intusschen dat de kinderer
niet meer moet geleerd worden, op de volledige
hulp der ouders en op een bruidschat als aan
vulling te rekenen. «Wat laat je uw zoon wor
den?" «Wat doet ge met uw zoon?" hoort
men in Frankrijk »Hij is bestemd voor ..."
Dit is verkeerd. Een Engelsen of Amerikaansch
vader verneemt met belangstelling wat zijn zoon
wil worden; de jongen weet trouwens dat hy van
zijn vader desnoods de middelen voor zijn studie,
voor eenig begin van het leven, maar in geen geval
levensonderhoud te wachten heeft. Daar moet
hij zelf voor zorgen.
Een deel van die tegenstellingen zijn zeker wat
overdreven; een groot deel is juist, zoowel voor
onze maatschappij als voor de Fransche. Jules
Lemaltre zeide het onlangs: »Men zou voor
eerst den bijgeloovigen eerbied voor de ge
leerde vakken kunnen opgeven. Deze, zoowel als
de ambtenaarsposten, hebben juist zooveel waarde
als degenen die ze beoefenen of bestudeeren. Wat
is de toestand van een ondergeschikt ambtenaar
bij ministerie of administratie toch iets weinig
eervols en weinig menschwaardigs. Toch is dat
de droom van zooveel Fransche moeders voor
hare zonen!" En verder: »Het is toch geen heel
trotsch doel voor een man, van de gemeenschap
zijn schamel onderhoud te vragen, in ruil voor
het schamelste werk, voor werktuigelijker, min
der persoonlijk werk dan dat van den arbeider
of den boer, zoodat het ten slofte een wedstrijd
wordt wie het minst zal geven in dezen ruil, de
Staat of de ambtenaar".
En het groote gevaar is, behalve dat voor de
personen, dat voor den Staat zelf. Met het oog
op de betrekkingen wordt een heel ras van men
schen er toe opgeleid, zoo min mogelijk initiatief,
onafhankelijkheid, oorspronkelijkheid te hebben,
omdat al deze eigenschappen onder het oog der
superieuren contrabande zijn; zoo gaat een
geheele bevolking in moreele energie achteruit.
Mad. de Broutelles, Jules Lemaitre, Hugues Ie
Roux, de heer Demolin hebben zeer zeker gelijk;
met het door hen besproken verschijnsel toch
staat in het naauwate verband de beperking der
geboorten die aan Frankrijk zooveel kwaad doet,
en de wy'ze van huwelijken sluiten, die moreel
zooveel slechte gevolgen heeft.
Vrouwenkiesrecht. Afternoon-tea. Een
anti-huwelyksman. Marie Geistinqer.
De cotillon.
In het nieuwe boek van Mark Twain, More
trampa abroad, wordt ook de vrouwenquaestie
behandeld, op betrekkelijk ernstige manier. Hij
spreekt over Nieuw-Zeeland, en zegt: «De vrouwen
mogen er ds leden van het wetgevend lichaam
verkiezen, maar kunnen niet zelfgekozen worden;
dit kiesrecht bezitten zij sedert 1893. Volgens
de volkstelling van 1891 bedroeg het aantal
inwoners van Christchurch, een der hoofdplaatsen,
31,454 zielen. Bij de eerste verkiezing verschenen
1)313 mannelijke, 5989 vrouwelijke kiezers, een
bewijs dat de vrouwen het met haar politieke
rechten vrij ernstig opnemen. In geheel
NieuwZeeland- bedraagt de bevolking 139,915 zielen,
van welke 109,4(il, dus 78.23 percent, zich op
de kiezerslijsten lieten brengen; bij de stembus
verschenen er 90,230, dus 85.18 percent van de
kiesgerechtigde vrouwen. Welk land wijst zulk
een percentage aan ?
Maar veel sterker is de niet-officieele
ofnietrechtstreeksche invloed in Amerika geweest; de
vreedzame revolutie die daar in bijna alle wet
gevingen in de V^atste veertig jaren is tot stand
gekomen, is het werk der vrouw. Toch heeft zij
nog een ding niet kunnen bewerken en dat zal
wel niet gauw gebeuren ook, den «gemiddelden
man" de overtuiging bijbrengen, dat hij in intel
ligentie, moed, volharding en energie niet boven
de «gemiddelde vrouw" staat. Dat leert hij nooit,
en toch is het, als men 's werelds loop nagaat,
een interessante vraag, te raden wat over veertig
jaar, als het zoo doorgaat, de positie van den
man in de wereld en de wetgeving zal zyn,
althans in Amerika."
De materieele mensch doet zich, ook in het
wereldsche, steeds meer en meer gelden. Er is
een tyd geweest, dat het niet behoorlijk was,
op visitetijd te presenteeren; tegenwoordig wordt
het omgekeerde byna overdreven, de
afternoontea wordt aangevuld met sherry, port, bouillon,
likeuren en bitter, met taartjes, beschuitjes,
bonbons, koekjes, chocolade in allerlei vorm,
gecontijte vruchten, een heel buffet, en met de
mode van wielryden en andere sport, wordt dat
niet platonisch genomen. Mooi porcelein, mooi
kristal, mooi zilver en lak, mooie vingerdoekjes,
servetten, dekkleedjes, kleedjes onder kopjes en
mandjes, komen in alle verscheidenheid tot hun
recht;' het is zelfs heel aardig, het servies
niet van n vorm, maar bij voorbeeld twee of
meer geheel verschillende stellen theekopjes,
gebakschoteltjes, vergulde Boheemsche glazen,
verguld-zilveren lepeltjes te hebben. Ook de
kleine tafeltjes komen, nu de bibelots weer min
der worden, voor al dat eet- en drinkgerij goed
te pas.
De geestelijke verzorging van het Kerspel
Bordesley in Engeland was tot kort geleden toever
trouwd aan een eenvoudigen vicaris, een man
van onberispelijke zeden en groote vroomheid.
Hij was zoo godsdienstig dat hij, om met wel
gevallen te kunnen rooken, zelf naar Jeruzalem
was gereisd om er een pijp van gewijde aarde
j te koopen. Met ijver en nauwgezetheid volbracht
hij al de plichten van zijn ambt, preekte, doopte,
begroef, diende alle sacramenten der Engelsche
staatskerk toe, op n na. Het huwelijk ver
vulde hem met onoverwinnelijken afkeer. Zoodra
een paar bij hem kwam om getrouwd te worden,
was zijn eerste woord : «Wees voorzichtig; van de
dwaasheid die je voor hebt, zult ge uw heele
leven berouw hebben". Dan wees hij hun stoelen,
vertelde hun allerlei ongelukkige histories uit
verschillende huwelijken, en wanneer zij toch bij
hun plan bleven, gaf hij hun den zegen op een
wy'ze zoo haastig en knorrig, dat deze hun weinig
geluk scheen te kunnen aanbrengen. Op den
drempel gaf hy hun het adres mee van een
solicitor, «speciaal voor echtscheidingen" .Maar
velen, de schuchteren, zagen van het trouwen
af, anderen gingen naar een ander dorp om daar
getrouwd te worden en de inkomsten der kerk
te Bordesley namen onrustbarend af. De bisschop
van Birmingham besloot dan ook, op de klachten
der dorpelingen, den »vicar" een »curate" toe te
voegen, «speciaal voor huwelijken".
De echtschuwe vicar maakte geen bezwaar,
maar toen bij zijn eerste tractemÉatsuitbetaling,
men de bezoldiging van den curate van de zijne
afhield, protesteerde hij en bracht de zaak voor
de rechtbank ; vandaar dat zij openbaar geworden
is. »Ik heb geen curate gevraagd". :>Neen,
maar ge wilt geen huwelijken inzegenen."
«Pardon, ik heb er al acht ingezegend". «In
zeven jaren, en uw curate in drie maanden hon
derd twaalf".
De rechters van Queens Bench hebben zich
onbevoegd verklaard, en gemeend dat de beslis
sing hier aan een kerkelijke rechtbank toekwam.
Te Berlijn is met het meeste succes eene heel
oude operettediva, Marie Geistinger, weer opge
treden, die, de theateralmanakken weten alles
nu 69 jaar is Het merkwaardigste is, dat niet
enkel hare voordracht, maar speciaal haar zang,
hare volle, verdragende stem geprezen wordt.
>Men had titel en tekst der liederen kunnen
missen", zegt de verslaggever, zoo werd door
toon, uitspraak, mimiek, geste alles volledig ge
geven. Ook haar taille en gratie werden geroemd
en zeer bijzonder haar toilet;, glad neerhangend
lichtsaumon satijn, met een vlug geteekend relief
borduurwerk over den tablier, chrysanthemums in
natuurlijke kleuren met vlinders er tusschen,
wier vleugels met echte steenen bezet waren;
lange taille met punt, omzet met gouden altaar
tres; daarbij een halsovertrek van kerkbrokaat;
over rechterschouder en zyde chrysanthemums
in de kleuren van den rok; lange sleep.
Ieder jaar komen er nieuwe cotillonfiguren;
eenige ervan schijnen haast al te eenvoudig, maar
kunnen toch, door de gratie der danseressen en
de vlugheid der cavaliers, een heel aardig effect
maken.
Philippine. Men heeft hiervoor zes groote
vergulde noten of amandels (echte of nagemaakte);
in vijf van de zes zitten ieder twee vloeipapieren
mutsen, een dames- en een heerenmuts, bij
elkaar behoorend; in de zesde zit maar n muts,
benevens een verrassend, humoristisch insigne.
Zes paren komen voor; de dames kiezen de noten
en geven ze aan de heeren te kraken of open
te maken; de vyf heeren, die mutsen trekken
zetten deze op en dansen met de bijbehoorende
dames; de zesde dame versiert haren heer met
het gevonden insigne, maar geeft hem dan zijn
afscheid. Zij moet een anderen heer kiezen en
haar cavalier moet alleen achteraan dansen.
Het rad van avontuur. Rondom een loteryrad
liggen zes paar cadeaux, genummerd van l tot 6,
telkens een blauw pakje waarin het dames
cadeau en een rood waarin het heeren cadeau.
Zes dames komen ieder met twee heeren aan;
de dames trekken ieder een nummer van l tot 6,
deze beteekenen de zes paar cadeaux. Nu trekken
de heeren nummers van l tot 12-, daarna komt
het rad van avontuur in beweging, en als bv. no. 4
het eerst uitkomt, ontvangt de heer die no. 4
had, de eerste dame met het cadeau dat zij voor
hem in voorraad heeft; dit gaat zoo door tot
no. 6; de zes overschietende heeren kunnen
naar hun plaats gaan.
Op Fransche bals is het, naar men zegt in
navolging van Weenen, de mode, dat de «con
ducteur du cotillon" geen dame kiest; hij is
dan meer een impresario. Kiest hy wel een
dame, die aan zyne vermoeienissen deelneemt,
dan zijn beide door een zichtbaar teeken, meest
een breede sjerp, onderscheiden; anders vereert
hij zooveel mogelijk alle dames door ze beurtelings
het voorzitterschap van een figuur te geven, llij
begint dan met de vrouw des huizes, die na de
promenade dan weer vrijaf heeft om zich met
haar gasten te kunnen bezighouden,
Soms is de cotillon alleen een voorwendsel
om kostbare cadeaux aan vreemde menschen te
kunnen geven. Ze worden dan in den een of
anderen vorm binnengebracht als:
De roeiboot, een bootje met satijn, strikken en
bloemen bekleed, waarin gekleurde roeispanen en
sportmutsen.
Het diujueboek, bevattend bons voor een te
kiezen cadeau.
De couveuse artifidelle, die eieren legt waarin
wat poudre de-riz en een poederkwast.
De coeagnemast, behangen met heel los aan
gehechte souvenirs, die men al langsdansende
verovert.
Blindemannetje. Dansers en danseressen staan
op twee rijen; de conducteur du cotillon wandelt
geblinddoekt er tusschen door. Hij heeft een
staf, met bloemen omwonden en raakt daarmee
beurtelings een danser en danseres aan, die
terstond de rij verlaten en zich groepeeren.
De overblijvende. Dames en heeren gaan
dosa-dos staan, echter niet vlak achter elkaar, maar
en zig-zag; een heer meer dan dames. Er wordt
in de handen geklapt, alle keeren zich om, zonder
te mogen afspreken of het rechts of links zal
zijn, en een der heeren bly'ft over.
Deze allen zijn intusschen niet aardiger dan
de oude en overbekende, de spiegel, de twee
stoelen dos-a-dos, het scherm waar de handen
boven uitsteken, enz, die reeds vele geslachten
geamuseerd hebben.
* , *
Maandag 14 Februari zal de heer Henri van
der Beugel zijn '25-jarigen werkkring als
tooneelkapper herdenken door een jubileum-voorstelling;
de Kon. Ver. «Het Nederlandsch Tooneel", aan
welke de heer Van der Beugel sedert hare op
richting verbonden is geweest, heeft daartoe de
première van Vasantasena, het tooneelspel naar
Indische bronnen van Emil Pohl, aangewezen.
De heer Van der Beugel heeft, behalve de dames
en heeren leden der Kon. Ver., en van de histori
sche correctheid en sierlijkheid hunner kapsels, kan
men zich viermaal 's weeks overtuigen, ook
een talrijke bijzondere clientèle; velen zullen
hem op dien avond door hun tegenwoordigheid
genoegen willen doen. Vasantasena is het dra
matisch gedicht van Soedraka, «het leemen wa
gentje", van zyn overtolligheden en herhalingen
ontdaan en in vijf bedrijven gecondenseerd.
Mevr. Brondgeest vervult er de rol van de
Indische Margaerite Gautier.
E-e.
Talen leeren door correspondentie.
Voor drie Engelschen, die gaarne Hollandsch
zouden leeren door briefwisseling, worden cor
respondenten gezocht, hetzij dames of heeren;
men schrijft beurtelings Engelsche en Hollandsche
brieven en zendt ze elkaar gecorrigeerd terug.
Voor nadere bijzonderheden en introductie wende
men zich tot mr. M. G. L. van Loghem,
Parkweg 74, Amsterdam.