De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 februari pagina 10

13 februari 1898 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTEEDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1077 Commissarissen aan het werk. Commissaris A. (tot zijn buurman): »Is dat daar wel pluis met die brandkast? " Commissaris B.: «Hoor eens, dat moet de directeur maar weien; wij oefenen toezicht op het heele bedrijf, als we nu ook nog op de brandkast moeten passen. illiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitininiiiiiiiMiMitiiiiiiiiiiMMiMiiiiiiiiiiiiniiiiiii dienzflfden avond weer bézique en madame Viret vertelde het verhaal zoor de zeventigste maal aan een bewonderende menigte rondom de toonbank van den Pot a-ux Ko.ies verzameld. Zelfs Pierrot bedwong zijn natuurlijken gemoedsaard in zooverre, dat hij zijn redder nooit meer aanvloog. (Slot volgt.} iiiiiiiimimmiiii INGEZONDEN. Bedenkelijke toestanden. Een ieder die de verschillende opstellen, het middelbaar onderwjjs betreffende, in De Amsterdammer, De Grids en De Telegraaf gelezen heeft, zal zeker overtuigd zijn, dat er in den laatsten tyd by' dezen tak van onderwys vaak dingen voorkomen, waaraan men 10 6. 20 jaren geleden niet gedacht zou hebben. Het vele schrijven over onderwerpen, als orde houden, geschiktheid van leeraren voor hun taak, enz, doet maar al te duidelijk zien aan de wereld, die buiten het onderwys staat, dat er of aan vele leeraren M. O. zeer veel ontbreekt, of dat de tegenwoordige jeugd ongeschikt is om onderwas te ontvangen van leeraren, die volgens hunne diploma's geschikt moeten zyn goed onderwys te geven. Helaas gaan velen nog van het idee uit, dat in elk geval de leeraar steeds is het slachtoffer van zyn leerlingen, en dat daarom by onregelmatigheden op school, de leerlingen opgeofferd moeten worden voor den leeraar. Een sterk staaltje van deze theorie geeft het volgende, voor gevallen op de H. B. S. te Arnhem. Een der leeraren kon in de 4de en 5de klasse der H. B. S. zoo weinig orde houden, dat hy aldaar de hulp in moest roepen van den Directeur en de commissie van toezicht op het middel baar onderwijs. By de minste overtreding werden de jongelui voor drie of meer dagen van school gezonden, o. m. de leerling N., die voor acht dagen verwijderd werd, omdat hij tegen het bevel van den leeraar in had gehandeld. Nu gebeurde het kortelings, dat de bovenbedoelde leeraar in het schoolgebouw, tusschen de schooluren in, door eenige jongens werd nageroepen, en dat ZEd. zich zeer terecht boos hierover maakte, en terstond wilde onderzoeken, wie zich aan deze oneerbiedige daad had schuldig gemaakt. Toen hy by dit onder zoek aan een der jongens vroeg, of hij by het naroepen tegen woordig was geweest, en deze daarop »ja' antwoordde, veroorloofde bovergenoemde leerling N. zich onnadenkend te zeggen: »dan kryg je drie dagen". Dit was te veel, de leeraar, 't is nog wel een Dr., ging heen, en diende een klacht in by de commissie van toezicht, die den leeraar in hare byzondere bescherming had genomen, en reeds eenmaal alle ouders van leerlingen der H. B. S. eene waarschuwing had gezonden voor eventueele misof wandaden (!) van hunne zoons. Deze commissie dan verga derde, en onderzocht niet, gaf den leerling N. geen gelegenheid zich te verdedigen.... ging geheel af op de over dreven klacht van den leeraar, en .... stuurde den leerling voor een maand van school, omdat hij door zy'n gedrag en houding getoond had in te stemmen met het wangedrag der andere jongens (!!!) en stelde buitendien aan B. en W. der gemeente Arnhem voor, den leerling N. wegens wangedrag voor goed van school te verwijderen. Gelukkig voor N. en voor zy'ne ouders, onderzochten B. en W. het gebeurde, en wisten van de commissie van toezicht te verkrjjgen dat het voorstel werd ingetrokkken, en een niew voorstel werd ingediend, waarby verzocht werd den leerling N. wegens wangedrag (!) van 25 October tot 3 Januari vacantie te geven. Met dit voorstel gingen B. en W. mee, en zoo is N. dan ook voor pi. m. 2 maanden van de H. B. S. verwijderd, dus wordt er getracht hem den weg af te snijden tot het doen van zy'n eindexamen in Juli 1898, omdat zijne makkers, en niet hij, een leeraar hebben nageroepen. Ik schrijf nog leeraar, doch iemand die o. m. jongelui eener 5de klasse H. B. S. dwingt, om als kinderen op een L. S. hunne vingers op te steken, wanneer zy' iets te zeggen of te vragen hebben, verdient den titel leeraar niet. En wat is nu het nut van zoo'n straf? Misschien de finan«ieele straf, die den ouders is opgelegd ? Meent de commissie misschien, dat door deze onrechtvaardige daad het prestige van den leeraar gewonnen heeft ? De toekomst zal wel anders leeren. Dit is echter z^-ker, het gevoel voor recht zal bij den leerling evenmin opgewekt zijn als het gevoel van achting voor zijne meerderen. Ik weet zeer goed, dat aan de zaak zelf niets te veranderen is, doch ik geloof zeker, dat door het geven van publiciteit aan het bovenstaande voor de toekomst veel onheil te voorkomen is, vooral voor ouders die het plan hebben hunne kinderen toe te vertrouwen aan de H. B. S. te Arnhem. Het gebeurde is een fraai voorbeeld van het opoft'eren van kinderen aan onderwyzers; moge het bijdragen tot het streven, om een wet in het leven te roepen, die gebiedt, dat elke benoeming van een onderwyzer, leeraar of directeur eener inrichting van onderwijc, vooraf moet gegaan worden door een tijdelijke benoeming als zoodanig. G. J. H. SNUIFJES. Aan den lieer Snuifjesinan. WelEd. Heer! Inzage nemende van het «Amsterdamsch Weekblad" van 5 dezer, zag ik mijne verwachting vervuld; de rubriek »Snuifjes" werd ditmaal geopend met het door mij inge zonden schrijven. Niet wetende wat mij nog te wachten stond, gaf de lezing daarvan mij een zeker gevoel van voldoening,'t welk echter, na lezing van uw antwoord en de bemerkingen der Redactie, plaats maakte voor de grootste verbazing. Hoe? zoo vroeg ik mij at' heb ik werkelijk schrijvers bedoelingen miskend ? Heb ik den zin zijner woorden zoo slecht begrepen ? Was datgene, wat ik hield voor eene misplaatste grap ten mijnen koste, integendeel een betoog ten mijnen gunste ? Slechts eene tweede nauwkeurige lezing- van het bewuste artikel kon mij antwoord geven. Ik las dus werd over tuigd , en voelde mij beschaamd! Met terzijdestelling vaii alle valschc schaamte gevoel ik mij thans verplicht te verklaren : dat ik u ten onrechte beschuldigde van harteloosheid, dat zekere opmerking omtrent de waarde van uw geschrijf', onverdiend was, aangezien het bewuste artikel niet goed door mij gelezen was, en dat mijne verkeerde gevolgtrekkingen allen hunne oorzaak vonden in mijne onbedrevenheid, om tussclten de reyels door te lezen. Alleen dit wensch ik tot mijne verontschuldiging aan te voeren, dat de door u veronderstelde mogelijkheid is ge bleken juist te zijn, en inderdaad meerdere personen mijne verkeerde opvatting deelden. Eerst na lezing van de door u gegeven ophelderingen, begrepen ook zij de ironie, welke scliuilt in het door u geschrevene. Thans rest mij nog, u mijn oprechteii dank te betuigen voor de verdediging van mijn goed recht. TJ hebt mij daar door ten zeerste verplicht. De hoop uitsprekende, dat de door u geopenbaarde ge voelens, weerklank mogen vinden bij hen, van wien thans het al of niet slagen mijner pogingen afhangt, noem ik mij Hoogachtend, UEd. Dw. Dienaar, J. H. C. HIELE. 's Gravenhage, Februari 1898. Geachte Ifcdadie.' Zonder mij in een enkel opzicht te willen mengen in de kwestie Snuifjesman?Thiele, is het toch misschien uit een his torisch oogpunt niet onaardig, dunkt me, eens na te gaan hoe onze vroede vaderen in vroegere tijden verminkingen taxeerden. In een »Ordre ende Reglement... waer op eiide waer nae dat de officieren ende matroosen die in dienst vanden Lande te water comen verminckt te worden... voorts aen ghetracteert sullen worden", »ghearresteert" 1645, worden de vol gende opgaven gevonden : »Voor het verlies van boyde de oogen 800 Gl. , voor 't verlies van een oogh 1SU Gïl." en de elastieke eiiidbemerking: »Voor andere accidenten ofte vermincktheden aen de selve, beneden de voorsz. respective sommen, ter discretie van de... Raden." Beide armen zijn getaxeerd, eveneens op 300 Gl.; de rechter arm telt 250 (H. de siincker 50 Gl. minder plus de eindclausule als achterdeurtje. Beide handen worden betaald met 700 Gl. (Nu ik den Rus Kobelkoff heb zien werken het rompmensch vind ik die afslag van 100 Gl. niet gemotiveerd ... maar wij leefden toen ter tijd niet met en onder zulke ... afwijkingen !) de rechterhand met 200 Gl. - de linkerhand met ISuGl. en alweer aan het einde de discretie der Raden. De beenen waren nog minder waard. Het verlies van beiden wordt verzacht met 400 GL, n been hetzij rechter of linker brengt 180 Gl. op. Bij bijzondere gevallen natuurlijk wtêr de Discretie. Voeten zijn het minste waard en evenals bij beenen is geen onderscheid gemaakt of_ ze rechts of' links van den toeschouwer aan het lichaam zitten. 2 voeten vertegenwoor digen de waarde van 250 GL, n voet is 120 Gl. waard of liever kost aan de Regeering dit bedrag. Er schijnt vroeger veel gebouwd te zijn op de meerge noemde «Discretie". Ten slotte toch de bepaling: »dat voorts alle andere acci denten ofte vermincktheden die yemandt aen t' hooft, len denen ofte eenighe andere deelen ende leden des lichaems hier vooren niet gespecih'ceert in dienst van den Lande mochte comen te crijgen, daer van sal de vergoedinghe bij iivtnnnn t.er discretie van de Raden resoectivelvck als vooren den en dat »by splemnele certificatie van den Capiteyn ofte ander hooft-otficier van 't Schip" de »voeghe" waarop de verminkte »in 't doen ende betrachten van zijn beroep soqdanige vermincktheyt., becomen sal hebben" moet gecerti ficeerd zijn. De erfgenamen of weduwen van »doodtgheschooten" of op andere wijze verongelukte officieren of matrozen ontvingen Hinder pretext van commiseratie over derselver armoede ofte andersints" boven de soldij die zij tot den dag van het de soldij van de maand waarin ongeluk verdiend hadden zij waren verongelukt. J. EME.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl