Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTEEDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1077
Commissarissen aan het werk.
Commissaris A. (tot zijn buurman): »Is dat daar wel pluis met die brandkast? "
Commissaris B.: «Hoor eens, dat moet de directeur maar weien; wij oefenen toezicht op het heele bedrijf, als we nu ook nog op de brandkast moeten passen.
illiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitininiiiiiiiMiMitiiiiiiiiiiMMiMiiiiiiiiiiiiniiiiiii
dienzflfden avond weer bézique en madame Viret vertelde het
verhaal zoor de zeventigste maal aan een bewonderende menigte
rondom de toonbank van den Pot a-ux Ko.ies verzameld.
Zelfs Pierrot bedwong zijn natuurlijken gemoedsaard in zooverre,
dat hij zijn redder nooit meer aanvloog.
(Slot volgt.}
iiiiiiiimimmiiii
INGEZONDEN.
Bedenkelijke toestanden.
Een ieder die de verschillende opstellen, het middelbaar
onderwjjs betreffende, in De Amsterdammer, De Grids en De Telegraaf
gelezen heeft, zal zeker overtuigd zijn, dat er in den laatsten
tyd by' dezen tak van onderwys vaak dingen voorkomen, waaraan
men 10 6. 20 jaren geleden niet gedacht zou hebben. Het vele
schrijven over onderwerpen, als orde houden, geschiktheid
van leeraren voor hun taak, enz, doet maar al te duidelijk zien
aan de wereld, die buiten het onderwys staat, dat er of aan
vele leeraren M. O. zeer veel ontbreekt, of dat de tegenwoordige
jeugd ongeschikt is om onderwas te ontvangen van leeraren, die
volgens hunne diploma's geschikt moeten zyn goed onderwys te
geven.
Helaas gaan velen nog van het idee uit, dat in elk geval de
leeraar steeds is het slachtoffer van zyn leerlingen, en dat daarom
by onregelmatigheden op school, de leerlingen opgeofferd moeten
worden voor den leeraar.
Een sterk staaltje van deze theorie geeft het volgende, voor
gevallen op de H. B. S. te Arnhem.
Een der leeraren kon in de 4de en 5de klasse der H. B. S.
zoo weinig orde houden, dat hy aldaar de hulp in moest roepen
van den Directeur en de commissie van toezicht op het middel
baar onderwijs. By de minste overtreding werden de jongelui
voor drie of meer dagen van school gezonden, o. m. de leerling
N., die voor acht dagen verwijderd werd, omdat hij tegen het
bevel van den leeraar in had gehandeld.
Nu gebeurde het kortelings, dat de bovenbedoelde leeraar in
het schoolgebouw, tusschen de schooluren in, door eenige jongens
werd nageroepen, en dat ZEd. zich zeer terecht boos hierover
maakte, en terstond wilde onderzoeken, wie zich aan deze
oneerbiedige daad had schuldig gemaakt. Toen hy by dit onder
zoek aan een der jongens vroeg, of hij by het naroepen tegen
woordig was geweest, en deze daarop »ja' antwoordde, veroorloofde
bovergenoemde leerling N. zich onnadenkend te zeggen: »dan
kryg je drie dagen". Dit was te veel, de leeraar, 't is nog wel
een Dr., ging heen, en diende een klacht in by de commissie
van toezicht, die den leeraar in hare byzondere bescherming
had genomen, en reeds eenmaal alle ouders van leerlingen der
H. B. S. eene waarschuwing had gezonden voor eventueele
misof wandaden (!) van hunne zoons. Deze commissie dan verga
derde, en onderzocht niet, gaf den leerling N. geen
gelegenheid zich te verdedigen.... ging geheel af op de over
dreven klacht van den leeraar, en .... stuurde den leerling voor
een maand van school, omdat hij door zy'n gedrag en houding
getoond had in te stemmen met het wangedrag der andere
jongens (!!!) en stelde buitendien aan B. en W. der gemeente
Arnhem voor, den leerling N. wegens wangedrag voor goed van
school te verwijderen.
Gelukkig voor N. en voor zy'ne ouders, onderzochten B. en W.
het gebeurde, en wisten van de commissie van toezicht te
verkrjjgen dat het voorstel werd ingetrokkken, en een niew voorstel
werd ingediend, waarby verzocht werd den leerling N. wegens
wangedrag (!) van 25 October tot 3 Januari vacantie te geven.
Met dit voorstel gingen B. en W. mee, en zoo is N. dan ook
voor pi. m. 2 maanden van de H. B. S. verwijderd, dus wordt
er getracht hem den weg af te snijden tot het doen van zy'n
eindexamen in Juli 1898, omdat zijne makkers, en niet hij, een
leeraar hebben nageroepen. Ik schrijf nog leeraar, doch
iemand die o. m. jongelui eener 5de klasse H. B. S. dwingt, om
als kinderen op een L. S. hunne vingers op te steken, wanneer
zy' iets te zeggen of te vragen hebben, verdient den titel
leeraar niet.
En wat is nu het nut van zoo'n straf? Misschien de
finan«ieele straf, die den ouders is opgelegd ? Meent de commissie
misschien, dat door deze onrechtvaardige daad het prestige van
den leeraar gewonnen heeft ? De toekomst zal wel anders leeren.
Dit is echter z^-ker, het gevoel voor recht zal bij den leerling
evenmin opgewekt zijn als het gevoel van achting voor zijne
meerderen.
Ik weet zeer goed, dat aan de zaak zelf niets te veranderen
is, doch ik geloof zeker, dat door het geven van publiciteit aan
het bovenstaande voor de toekomst veel onheil te voorkomen is,
vooral voor ouders die het plan hebben hunne kinderen toe te
vertrouwen aan de H. B. S. te Arnhem. Het gebeurde is een
fraai voorbeeld van het opoft'eren van kinderen aan onderwyzers;
moge het bijdragen tot het streven, om een wet in het leven te
roepen, die gebiedt, dat elke benoeming van een onderwyzer,
leeraar of directeur eener inrichting van onderwijc, vooraf moet
gegaan worden door een tijdelijke benoeming als zoodanig.
G. J. H.
SNUIFJES.
Aan den lieer Snuifjesinan.
WelEd. Heer!
Inzage nemende van het «Amsterdamsch Weekblad" van
5 dezer, zag ik mijne verwachting vervuld; de rubriek
»Snuifjes" werd ditmaal geopend met het door mij inge
zonden schrijven.
Niet wetende wat mij nog te wachten stond, gaf de lezing
daarvan mij een zeker gevoel van voldoening,'t welk echter,
na lezing van uw antwoord en de bemerkingen der Redactie,
plaats maakte voor de grootste verbazing.
Hoe? zoo vroeg ik mij at' heb ik werkelijk
schrijvers bedoelingen miskend ? Heb ik den zin zijner
woorden zoo slecht begrepen ? Was datgene, wat ik hield
voor eene misplaatste grap ten mijnen koste, integendeel
een betoog ten mijnen gunste ?
Slechts eene tweede nauwkeurige lezing- van het bewuste
artikel kon mij antwoord geven. Ik las dus werd over
tuigd , en voelde mij beschaamd!
Met terzijdestelling vaii alle valschc schaamte gevoel ik
mij thans verplicht te verklaren :
dat ik u ten onrechte beschuldigde van harteloosheid,
dat zekere opmerking omtrent de waarde van uw geschrijf',
onverdiend was, aangezien het bewuste artikel niet goed
door mij gelezen was, en
dat mijne verkeerde gevolgtrekkingen allen hunne oorzaak
vonden in mijne onbedrevenheid, om tussclten de reyels door
te lezen.
Alleen dit wensch ik tot mijne verontschuldiging aan te
voeren, dat de door u veronderstelde mogelijkheid is ge
bleken juist te zijn, en inderdaad meerdere personen
mijne verkeerde opvatting deelden. Eerst na lezing van de
door u gegeven ophelderingen, begrepen ook zij de ironie,
welke scliuilt in het door u geschrevene.
Thans rest mij nog, u mijn oprechteii dank te betuigen
voor de verdediging van mijn goed recht. TJ hebt mij daar
door ten zeerste verplicht.
De hoop uitsprekende, dat de door u geopenbaarde ge
voelens, weerklank mogen vinden bij hen, van wien thans
het al of niet slagen mijner pogingen afhangt, noem ik mij
Hoogachtend,
UEd. Dw. Dienaar,
J. H. C. HIELE.
's Gravenhage, Februari 1898.
Geachte Ifcdadie.'
Zonder mij in een enkel opzicht te willen mengen in de
kwestie Snuifjesman?Thiele, is het toch misschien uit een his
torisch oogpunt niet onaardig, dunkt me, eens na te gaan hoe
onze vroede vaderen in vroegere tijden verminkingen taxeerden.
In een »Ordre ende Reglement... waer op eiide waer nae
dat de officieren ende matroosen die in dienst vanden Lande
te water comen verminckt te worden... voorts aen
ghetracteert sullen worden", »ghearresteert" 1645, worden de vol
gende opgaven gevonden :
»Voor het verlies van boyde de
oogen 800 Gl. , voor
't verlies van een oogh 1SU Gïl." en de elastieke
eiiidbemerking: »Voor andere accidenten ofte vermincktheden aen de
selve, beneden de voorsz. respective sommen, ter discretie
van de... Raden."
Beide armen zijn getaxeerd, eveneens op 300 Gl.; de
rechter arm telt 250 (H. de siincker 50 Gl. minder plus
de eindclausule als achterdeurtje.
Beide handen worden betaald met 700 Gl. (Nu ik den Rus
Kobelkoff heb zien werken het rompmensch vind ik
die afslag van 100 Gl. niet gemotiveerd ... maar wij leefden
toen ter tijd niet met en onder zulke ... afwijkingen !)
de rechterhand met 200 Gl. - de linkerhand met ISuGl.
en alweer aan het einde de discretie der Raden.
De beenen waren nog minder waard. Het verlies van
beiden wordt verzacht met 400 GL, n been hetzij
rechter of linker brengt 180 Gl. op. Bij bijzondere
gevallen natuurlijk wtêr de Discretie.
Voeten zijn het minste waard en evenals bij beenen is
geen onderscheid gemaakt of_ ze rechts of' links van den
toeschouwer aan het lichaam zitten. 2 voeten vertegenwoor
digen de waarde van 250 GL, n voet is 120 Gl. waard
of liever kost aan de Regeering dit bedrag.
Er schijnt vroeger veel gebouwd te zijn op de meerge
noemde «Discretie".
Ten slotte toch de bepaling: »dat voorts alle andere acci
denten ofte vermincktheden die yemandt aen t' hooft, len
denen ofte eenighe andere deelen ende leden des lichaems
hier vooren niet gespecih'ceert in dienst van den Lande
mochte comen te crijgen, daer van sal de vergoedinghe bij
iivtnnnn t.er discretie van de Raden resoectivelvck als vooren
den en dat »by splemnele certificatie van den Capiteyn ofte
ander hooft-otficier van 't Schip" de »voeghe" waarop de
verminkte »in 't doen ende betrachten van zijn beroep
soqdanige vermincktheyt., becomen sal hebben" moet gecerti
ficeerd zijn.
De erfgenamen of weduwen van »doodtgheschooten" of op
andere wijze verongelukte officieren of matrozen ontvingen
Hinder pretext van commiseratie over derselver armoede ofte
andersints" boven de soldij die zij tot den dag van het
de soldij van de maand waarin
ongeluk verdiend hadden
zij waren verongelukt.
J. EME.