De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 februari pagina 3

13 februari 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1077 DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. buitengewone warmte hadden ondersteund. De dameskapel is met dit nummer van baar program niet gelukkig geweest! IIIIIIMnillltinilltlllUIIMIllllMHHIIIIIIIIIIIIIIIMIfllllliniMNIIIHIUIIIIIII Sociale «UlllllllinilllHIIIIIIIIIIIUtUllltlllUIIIIMMHJIIII Een schrikbewind. Woekerwinst.?Een verzuchting. Bittere ironie. Herin nering aan het minister ie-Mackay. Mr. v. Houten s radicale denkbeelden. Polemiek tusschen twee hooggeleerden. Een wnar schrikbewind! Die woorden doen aan la Terreur, aan de droevige dagen van het despotisch bestuur in den tijd der nati onale conventie denken. Die tijden en die toeStanden bedoel ik evenwel niet. Neen,_ het tegenwoordige schrikbewind in den souvereinen, vrijen staat der Nederlanders met hun vele, niettemin hoog te waardeeren, staatkundige. rpchten. In het laatste verslag van den arbeids inspecteur in de eerste inspectie (de provin ciën Limburg en Noord-Brabant) lees ik: »dat de gedwongen winkelnering een waar schrikbewind is geworden." Het geldt voor namelijk de Langstraat De schoenmakersbazen zorgen louter uit menschlievendheid natuurlijk voor alles wat hun knechts noodig hebben: kruidenierswaren, ellewaren, brood, het doen wasschen en strijken der vrouwenmutsen, kleeding; het gebeurt dat mannen van hoogen leeftijd met het bonnetje van den patroon zich naar den aangewezen kleermaker, soms in een verwijderde s«ad, heb ben te begeven om het verlangde pak te laten aanmeten. Doorgaans wordt door den baas het rogge brood 2 en de mik 2X cent hooger in reke ning gebracht dan de prgsdie door den bakker gevraagd wordt. Zooveel vrijheid genieten de «vrije" burgers in den souvereinen vrijen staat, dat niemand der werklieden den inspecteur een roggebrood, dat hu voor onderzoek verlangde, durfde te bezorgen. Eindelijk geloofde de inspecteur te zullen slagen; een werkman, door zijn pa troon (?) schriftelijk ontslagen umdat hjj niet genoeg winkelwaren en brood nam, en die over de hoedanigheid van het brood geklaagd had, zou het brengen. Mis gerekend, hoor! De almacht van het schrikbewind was te gering geschat; men weigerde hem te verloopen, de kar ging zijn deur voorbij. Gaarne deel ik evenwel mede dat het on derzoek toch ten slotte is geschied en dat het roggebrood van goede kwaliteit bleek te wezen. Hoe de schrik zoo schrikwekkend erin ge houden wordt? Luister, naar den inspecteur: »ik weet dat briefjes van ontslag, nagenoeg op staanden voet en midden in den winter, door den patroon, in het winkeiboekje bij de verrekening op het einde der week eenvoudig ingevoegd, den werkman te huis weiden ge zonden. Eenmaal betrof het een man die bjina 20 jaren onafgebroken, dus den besten tijd van zijn leven, voor denzelfden patroon en zonder eenige aanmerking had gewerkt; oor zaak was niet voldoende inkoop van winkel waren en een opmerking in gepaster» vorm over de qualiteit van geleverde boter." »Als algemeen resultaat van velerlei onder zoek kan ik mededeelen zegt de inspecteur dat de kwaliteit dikwijls beneden die in gewone winkels en de prijs meestal verre daar boven staat. Er zijn mij voorbeelden van nabij bekend, dat de boter, op de zoogenaamde botermijn ad 60 cent door den patroon-winke lier ingekocht, voor het dubbele den werkman in rekening werd gebracht. Eene enkele maal was de boter op de mijn zoo slecht, dat nie lllllllllliilimtiiillitmiililiiiMiiiiimiiimnminiiMiiiiiiimii cf&uillcfon. HIIHIIMMlIllllllllllllllllltinillllllllllllllinillllllHllllllllllllllllllllllllUIIIIHII CT E E. Uit kei Engelsch. (Slot). Sawuey bleef de volgende tien uren doorpraten, terwijl de regen in stroomen neerviel, 't Was geen opgewekte taal, maar dat hinderde niet, want er was niemand die er acht op sloeg dan een afge matte hond voor wien hij vriendelijk was geweest. Het dier kon slechts nu en dan z'n handen likken als die een oogenblik stil lagen en met de ernstige oogen te kennen geven dat er iets met Sawney niet in orde was. Veel goed deed dit Sawney wel niet; maar 't kon hem niet schelen ; 't zou hem geen zier hebben kunnen schelen al ware de hond de koningin van Engeland geweest. De poel was nu vol water en de regen viel nog altijd in stroomen, toen de mannen, 20 uur later, de kudde verder dreven. Jee, Sawney en Jake bleven achter. Sawmy omdat hij geen besef bad van 't geen er gebeurde, Jake gedwongen door omstandigheden en Jee vrijwillig, omdat hij geen andere keus had dan te blijven of Sawney een kogel door 't hoofd te jagen. De vertrekkenden hadden eerst Jake begraven in den doorweekten grond. Een vijfde van den mondvoorraad, wat kinine, eene tent en een half dozijn der vetste stieren lieten ze achter. Ze zwaaiden met hunue hoeden en riepen luidkeels Jee vaarwel toe en Jee glimlachte. Nog nooit hadden ze op Jee's gelaat een glimlach gezien en de herinnering daarvan bleef den meesten gedurende dien dag bij. Niet een hunner die wist dat Jake's kogel door gedrongen was in den schouder van Jee. Alleen de hond met de weemoedige oogen wist het, want, mand dan een enkele winkelierster haar wilde koopen, die er bij opmerkte, dat zij onderde werklieden toch nog wel haar weg zou vinden." >De berekening is, dat een patroon-winkelier ongeveer f l per week en per knecht verdient en er zijn patroons met 60 tot 80 knechts." »0ok werd ik nog op andere wijze woekerwinst ten koste der arbeiders gewaar. Een stikmacbine, zoo werd mij medegedeeld, kost f95 bij wekeljjksche afbetaling van f i, ter wijl voor zulk een machine, die reeds gedu rende 3 jaren gebruikt was, door den patroon nog steeds 50 cent huur per week werd afgehou den. Een man die met 2 volwassen zoons voor 3 bazen werkte, ontving van de 12 a 13 gulden loon, er slechts 3 in geld; naar schatting zou hij, zonder gedwongen winkelnering, wel ? 1,50 per week* kunnen uitsparen. Kortom wanneer een knecht van de 5 a 6 gulden weekloon, waarvoor .gemiddeld 12 uren daags flink door gewerkt moet worden, er l M a 2 in specie krijfft, kan hij nog tevreden zijn." »Er is gaandeweg en bijna algemeen een wrok ontstaan tusschen baas en knecht, die alleen nog door dwang in toom wordt ge houden, maar die zich tegenover mij soms nog wel op kalmen, meestal op bitteren toon openbaarde. Van geen werkman, en ik heb er honderden bedaard en kalm gesproken, gjLng ik heen of het was dezelfde verzuchting: »ja als de winkelnering nog eens werd afge schaft, maar dat kwaad krijgt men er nooit uit!" * » * Ik heb veel moeten afschrijven. Kon ik wel beter doen ? De lezer vindt dan zelf de officieele mededeelingen van de schandelijke toestanden, van het schrikbewind in de vrije Nederlanden waarin de grondwet spreekt van vrijheid, vryheid en nog eens vrijheid, zoowel als van gelijkheid in hoedanigheid van staats burger ! Klinken die sympathieke woorden onzer, in zoovele opzichten, voortreffelijke grondwet niet als bittere, als pijnlijke ironie? Magdatzoo blijven ? Wat beteekent nu voor die nijvere, bescheiden lieden de vrijheid van den staat; wat beteekenen de vrijheden door den staat zoo kwistig ook aan deze burgers toe gekend en gewaarborgd tegenover eiken machthebbende in den staat, als particulieren straf feloos hun ondergeschikten op zoo absolute wijze mogen onderdrukken en daarbij zelfs in de regeling van huishoudelijke aangelegen heden der medeburgers durven indringen! Bekend is het, dat ook in andere deelen van ons land op dergelijke tyrannieke wijze wordt opgetreden tegenover de eenvoudige liên, wier staatkundige rechten door gemeenteraden, staten-provinciaal en generaal, door ministers en zelfs door de Koningin stipte-lijk worden geëerbiedigd! Wat eeu tegenstrijdigheid_! Hoe duidelijk komt het uit dat de ware vrienden van viijheid niet mogen rusten voor dat naast de staatkundige, de oeconomische vrijheid verkregen, gewaarborgd i?. De lezers zullen zich nog levendig herinneren dat de werkstakingen in 1888 in de friesche veenderijen, vooral door de gedwongen win kelnering is veroorzaakt. Zie V. 3506. Zoo noodig kan de enquête-bundel onze memorie te hulp komen. De prijzen in de winkels der yeenbazen zijn 10 tot 30 pCt. hooger dan die in de andere winkels. Een arbeider moest voor een pond stinkende margarine, die hem als eerste kwaliteit natuurboter werd verkocht, die echter niet eetbaar was en die hij voor zijn schoenen moest gebruiken, 15_ stuivers betalen, terwijl ze niet eens werd afgewogen. Zie V. 3061 en 3062. Uit V. 3533 blijkt dat door den heer Eysma, secretaris en ontvanger van den Têridzeder veenpolder te Wolvega, geconstateerd is dat een brood, in vrije win kels voor 26 a 28 et. te koop, geprijsd was op 46 cent in de veenbaas-winkel. Hij wijst erop dat een veenbaas, die 2000 roeden verveende, ?' 5000 van zijn winkel maakt. Zie V. 3578. * * * flIIIIMIIIIIIIIIHIMII terwijl Jee sliep, had het dier het bloed gelikt dat langs zijn arm druppelde. Ook de houd bleef. De beide volgende dagen bleef Sawney doorpraten, maar nu luisterde Jee even goed als de hond. Hij kon 's nachts uren lang zitten met de rechter hand tegen den linker schouder gedrukt, niets doende dan luisteren. Sawney was er nu veel beter aan toe, want Jee had hem en de tent en de provisies weggedragen, ver van de plaats waar 't vee in groot aantal gestorven was door 't te gulzig lesschen van hun dorst en hij had hem daar een hangmat bereid uit 't teut-linuen. Zelfs weelde leerde Sawney kennen, daar Jee hem van zijne natte kleeren had ontdaan nog steeds op de hem eigenaardig stugge manier, met gefronsd voor hoofd maar voorzichtig toch en hem in een nachthemd gewikkild van bizouder model, gefabri ceerd uit twee meelzakken, wat pakgaren en een paar bretel-knoopen en ten koste van uren inge spannen arbeid van Jee's rechterhand en tanden. De linkerhand gebruikte hij nu niet meer. Uren lang kon Jee 's nachts zitten peinzen of luisteren naar Sawney's afgebroken jougenspraat. Hij had 't steeds over t'huis en dau kwamen er namen lieveliugsnamen zooals men die bezigt bij kleine kinderen die hij steeds weer herhaalde en waarover Jee trachtte minachtend te glimlachen, doch 't gelukte hem niet. Somtijds hield hij Sawney's zachte, heete hand eeu poos in de zijne niet uit sentimentaliteit bij God, neen; maar om die eeuwige rustelooze beweging te stuiten; zelfs betrapte hij zich eens op het streelen van den hond met de ernstige oogen; maar toen sprong hij driftig op en zijne lippen vormden 't eerste woord sedert hij alleen werd gelaten en dat woord was een vloek, Maar hij sprak het niet uit en ook de hond voelde den schop niet waarmede de opgeheven voet hem dreigde. Het was toen dat Jee vrees begon te kennen. Hij was dezelfde niet meer en hij wist het. 't Was 't gebabbel van den knaap, dat helsche gesnater van afgebroken kinderlijke herinneringen, die't hem had aangedaan. Toch bleef hij er naar luisteren; 't was als werd hij er toe gedwongen. Een pakje, gewikkeld in zeildoek, was onder 't uitkleeden uit Deze staaltjes van tyrannieke behandeling zijn voldoende om de verklaring af te leggen: te lang reeds heeft de Staat dit onderwerp 'ongeregeld gelaten. En hiervoor is te minder excuus, nu gewezen kan worden op het gewijzigd_e wetsontwerp, den Ie Juni 1891, door den minister van justitie ingediend, dat reeds voor de openbare beraadslaging vatbaar was. Na het optreden van het ministerie van Tien hoven-Tak is dit wetsontwerp, een aange name herinnering aan het ministerie Mackay, echter ingetrokken en nog niet door de op volgende liberale ministeries op nieuw 't zij al of niet gewijzigd ingediend. Waarom toch niet? Kan in deze ook niet gewezen worden op Engeland, België, Oostenrijk, Duitschland ? De min. van justitie deelt in zijn memorie van antwoord omtrent het bovenjjpnoemde wetsontwerp zelfs mede dat, blijkens berichten van de meest bevoegde autoriteiten in der germanen land, de mis bruiken schier geheel zijn weggenomen. Dit wordt bevestigd door de officieele rapporten der fabrieksinspecteurs. Deze onderwerpen zijn belangrijker dan de afschaffing der plaaisvervanging. Hier omtrent mag ik niet nalaten te wijzen op de opmerkingen van Mr. S. v- Houten. »De afschaffing der gelegenheid tot dienstyervanging brengt niemand in betere conditie. Nu begrijp ik wel dat er voor hen die zich niet kunnen laten vervangen een genoegdoening in ligt als ook de Van der Biesen's in het soldatenpak gestoken worden, maar laten zij daarom niet te vroeg juichen. Deze laatsten zijn voor het kader bestemd en zullen dus heel spoedig niet als gelijken naast, maar als superieuren boven de andere miliciens staan" »Het kan niet genoeg herhaald worden dat het volstrekt onnoodig is de miliciens te laten dienen tegelijk en op dezelfde wijze als de vrijwilligers bij het leger. In deze bepaling van art. 121 der militiewet ligt de grondfout van het geheele stelsel." Dat zijn nog eens radicale denkbeelden. En als ik eraan denk dat de afschaffing der plaatsvervanging ons verder verwijdert van de toepassing van de door mr. Van Houten slechts noodzakelijk geachte oefenplicht, dan zou ik gaarne willen dat de regeering haar voorstel nog wat liet lusten. En wat meer zegt: de samenstelling der kamer belooft voor saciale wetgeving veel meer medewerking. Degenen die altijd als de groot ste voorstanders van staatsonthouding wor den aangewezen geven toe, dat ten opzichte van de gedwongen winkelnering de staat regelend behoort op te treden. Als voorbeeld wijs ik op Adam Srnith: Thus the law which obliges the masters in several different trades to pay their workrnen in money and not in good's, is quite just and (quitable. It imposes DO real hardship ! upon the masters. It only obliges t hem to ! pay that value in money, which they pre! tender! to pay, but did not always really ! pay, in goods. ? t Ik mag wel goed aanwijzen waar ik deze aanhaling las. Dat ga ik doen : zie Wealth of nations, London, George Bell & Sons, ' York St., Covent Garden, and New-York, 1896, page 148. De utrechtsche professor controleert ! zoo scherp in deze dagen. Dat is zijn goed j recht; dat pleit voor zijn liefde voordewaarj heid. Wat is toch wellicht de groridoorzak j van de polemiek tusschen de bisschopsstad [ en de hooggeleerden aan Y en Amstel? Zou j het niet zijn, dat te weinig gelet wordt op het verschil tusschen politiek en wetenschap:' Ik j meen nog steeds dat. er waarheid ligt in de woorden van den hoogleeraar Greven: »ecoi noinische vraagstukken, ze zijn er vele ; groni den tot eene economische partij verdeeling l zijn er niet". Zie de intreerede, getiteld: oude en nieuwe economie. Am s t., 9.10 Febr. 1898. D. STIGTEU. Sawney's borstzak gevallen en Jee had het geopend, den daaropvolgende!! nacht bij 't licht van denstallantaarn, 't Bevatte een portefeuille met een boekje en eeuige brieven. Jee had het boekje geopend. 't Was een Engelsen gebedenboek; Jee had ge lachen of had getracht het te doen en had het op den grond geworpen. Maar naderhand had hij 't met een beschaamd gezicht weer opgeraapt, zooals een kind, dat z'n speelgoed in drift op den grond heeft gesmeten en 't later weer op moet rapen. Terwijl hij er in bladerde viel zijn oog op het gezang: //Jezus, zacht en goed." Lang bleeft 't boek geopend op die plaats liggen op z'n knie; toen brak een geluid de stilte af. 't Was geen gezang, geen geneurie, maar een soort vau onmu zikaal gebrom en iedere toon scheen Jee schrik aan te jagen en werd geuit als tegen wil en dank. Hij was bezig wanhopige pogingen te doen om de melodie van //Jezus, zacht en goed" weer machtig te worden en zoo bleef hij meer dan een uur geduldig er mede bezig?maar hij slaagde er niet in. Toen legde hij 't gebedenboek weer op de oude plaats terug, maar ouhaudig, \vant zijn eene arm was verlamd zóódat eenige brieven uit 't pak vielen. Een mooie vrouw en Jee bekeek het. 't Scheen hem zenuwachtig te makeu en nadat hij met zijn rechterhand een paar keer als versuft naar zijn voorhoofd had gegrepen, haalde hij uit zijn eigen borstzak een ander vrouwenportret te voorschijn, 't Was ook een mooie vrouw, mooier en jonger dan die van Sawney en toch was 't dezelfde vrouw. Toen Jee dit eindelijk begrepen had, trof hem 't onstuimig kloppen van zijn hart. Hij stond op en liep op Sawney toe. 't Ging met groote moeite en herhaaldelijk" wreef hij met de hand over 't voorhoofd. Sawney had zijn ijlen gestaakt en lag rustig te slapen. Jee boog zich over hem heen. en bekeek aandachtig de teere, jeugdige trekken van den kuaap. En Jee's gelaat, terwijl hij dit deed, drukte veel gevoel uit; op nieuw bekeek hij 't portret, 't Viel niet te mis kennen, de gelijkenis was groot. Toen boog Jee zich over dcii knaap heen en kuste hem, zooals een vader zijn kind goeden nacht kust en de melodie van //Jezus, zacht en goed" speelde hem De sociale leestafel. Wettelyke regeling van schadevergoeding aan arbeiders wegens ongelukken en gevaarlijke be'. drijven, door LUD WIG- BKAMSEN. Zutphen, W. J. Thieme & Cie. Eenige raededeelingen van de amsterdamsche protestantsche vereeniging ten behoeve van werkloozen. De Nederlandsche Werkman, geïllustreerd volkeblad. Weekblad uitgegeven door C. Misset te Deetinchem. De Pionier. Maandblad voor geheelonthou ding, onder redactie en administratie van JOH. J. LODEWIJKS. De Handwerksman^. Maandblad voor de vereeniging handwerkers vriendenkring. Vrede. Orgaan tot verspreiding van de praktijk der liefde. Redacteur en uitgever J. K. VAN DEK VEER, Leidsche vaart 234, Haarlem. No. 8 bevat een portret van Leo Tolstoï. D. S. lllittltlllllMIIHIIIIIIIHttllllflItlIin De Kon. Ver. Het NeöerWscli Tooneel" EX de twee laatst Yerscbenen Antipne-yertalinp, i. Van verschillende kanten is de Kon. Vereeniging Het Nederlaudsch Tooneel, hetzij direkt, hetzij indirekt, verweten dat zij voor de vertooning van Antlgone de vertaling heeft gekozen van Prof. Van Leeuwen en niet die van den heer Willetn Kloos. Ook te recht? Op die vraag zal ik trachten autwoord te geven. Buiten beschouwing laat ik het feit, dat, toen Het Nederlandsch Tooneel de vertooning begon voor te bereiden, van de vertaling van den heer Kloos nog niet meer voltooid was dan een tiende gedeelte, en bij diens eigenaardige wijze van werken niet te voorzien was, wanneer die vertaling geheel gereed zou zijn. Ik stel dus de kwestie zóó : aaugenomen dat op dit oogenblik een tooneelgezelschap Anligoiie wil vertoonen, is dan de vertaling van Kloos te verkiezen boven die van Vau Leeuwen? Vooraf ga nu mijn meei:iug in het algemeen over liet metrisch vertalen van een Grieksch treurspel, over proza-vertalingen kan ik gevoegelijk twijgen, omdat daarvan de aesthetische waarde natuurlijk een geheel ongelijksoortige is. Die ineeiiiug dan luidt: Elke metrische vertaling is uit den Kooze, tenzij de vertaler is : lo een lijiivoeleud kuustuiiaar, 2o een goed Graecus, 3o een waarachtig dichter, 4o een kenner van Vondel". Twee van deze door mij gestelde eischeu dienen nader te worden toegelicht; onder ccn goed <!n<ecus versta ik in dit geval niet een grammaticus, maar hem die de waarde van elk woord in het oorspronke lijk volkomen begrijpt ; en de kennis van Vondel is m. i. een vereischte, omdat de Grieksciie t.ragici telkens en telkens aan hun werk een ouderwetsche tint geven door woorden en uitdrukkingen te ontleenen aan Homerus, dien elke Griek kende; wie dus voor ons, moderne Hollanders, ecu gelijksoor tig iets wil brengen in zijn vertaling (en wa. neer die getrouw zal zijn, MM t hij dat) dient wel bij den prins onzer poëeten naar een equivalent te zoeken, mijnentwege desnoods ook bij Hooft of bij een Middelnederlandse», dichter, maar Vondel is uu eenmaal meer algemeen bekend, of heet althans liet te zijn. Lichte eischen stel ik dus niet, en had men mij weer door 't hoofd. Driemaal stond Jee op 't punt den jongen door gebaar of woord te wekken, toch liet hij t na; toen, nadat hij dtn lantaarn weer op den grond had gezet, zonk hij zelf er bij neer en lag een poos bewegingloos. Iets later, terwijl hij zich weer oprichtte, kwam hij plotseling tot 't besef dat het een flauwte was die hem overvallen had. Was het mogelijk.' hem, Jee! Dat was al te dwaas. Zoo zat hij weer op en glimlachte en zijn hand greep naar den linkerschouder. Een pijnlijke trek kwam een oogeublik over zijn gelaat;, want 't was een poging geweest om 't tlauellen hemd los te maken, dat stijf van't geronnen bloed, vastgekleefd zat aan de wond. Nog nmaal be proefde liij 't zag er toen van af en lejjde zich neer. Een minuut la!er was 't hemd op die plek nat van 't bloed uit de heropende wonde. En nu ondervond Jee een eigenaardige gewaar wording. Bewegen kon hij zich niet, maar toch was hij bij kennis; ja, zijne zinnen waren, om zoo te zeggen, sterk geprikkeld; zeldzaam heldere beelden trokken aan zijn geestesoog voorbij, 't Ergste was dat hij ze niet kou beheerscheu. Hij was in een kamer,'t viel niet te miskennen een donkere kamer en toch was ieder voorwerp er duidelijk zichtbaar in. De muren waren bedekt met welbekende teekeniugen van kinderen en dieren, van mannen in helgtkleurd jachtkostuum en vele andere znken. Ze waren zóó duidelijk dat hij zelfs de woorden Graphic, Kerst-nummer," onderscheiden kon. Een hobbelpaard stond in een der hoeken van het vertrek; blokken uit een bouwdoo«, een pop zouder hoofd, een bosje ver welkte boterbloempjes, dat de sporen droeg van de kleine, heete hand die er mee gespeeld had, lagen over den vloer verspreid. En in den geest zag Jee hoe hij naar een klein ledikautje sloop, omgeven door witte gordijnen, hoe er bij neer knielde en de oogen van Jee, die hier in de, prairie ter nederlag, vulden zich met tranen. Hij voelde dat ze nat werden. Een mollige kleine jongen, die al 't dek in een hoop had saamgetrapt, lag in 't bedje en een glimlach verhelderde 't gezichtje dat zelfs i.i den slaap er schalks uitzag. Jee kuste hem,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl