De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 februari pagina 4

20 februari 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1078 kritiek als publiek zich in twee partijen te verdeelen (hoe dwaas toch!); de eene vertroetelde Burmester, de andere vergoedde Fetschnikoff. . Maar toen kwam Arrigo Serato en de luimige godin stortte met kwistige hand hare gaven over kern uit. Thans hebben wij ze alle drie in ons , midden gehad en wij zullen ons niet in de onbe rekenbare . nukken van Fortuna verdiepen; wij tallen ook niet trachten uit te maken, wie van hen de palm der overwinning toekomt, maar wij willen slechts constateeren dat ze alle drie vioolkunstenaars zijn van groote gaven. Serato was de gast van het Concertgebouw op het abonnementsconcert van 10 dezer. Hij kwam zich vooretellen met het, nu al tamelijk verouderde eoncert van Wieniawsky, in d. kl. 3, en in twee kleinere stukjes van Simonetti en Sarasate. Het behoeft wel geen extra vermelding dat, technische moeilijkheden niet voor hem bestaan. Tertsengangen, dubbelgrepen, octaven, enz. enz., kwamen allen met onfeilbare zekerheid tot hun recht; daarbij wordt zijn toon nooit krasserig. Zijn instrument is van de edelste soort; zelden nog hoorde ik een viool, welke zoo'n betooverenden klank te voorschijn bracht. Zal ik nu zeggen dat de keuze van Serato's stukken mij niet bevredigde P Zou het niet veeleer beter zijn te verklaren, dat de gast met groote zelfkemnis zijn programma heeft samengesteld ? Mij kwam het voor dat bij juist in die soort van muziek excelleert. Groot was zijn succes. Naar ik verneem heeft, hij elders Mendelssobn's concert gespeeld. Ik ben er niet zeker van dat hij daarin zijne gaven zoo goed zal ten toon gespreid nebben. Zijne zenuw achtig bewegelijke houding, misschien een gevolg uw zijne zuidelijke natuur, maken hem, in mijne . oogen, meer geschikt voor de zoogenaamde vertuozenmuziek. De heer Mengelberg begeleidde hem zeer handig met zijn orchest, maar het was vooral in Tschaikowsky's Symphonie Pathétique, dat hij eene ware Meisterleistung" bood. Dat was eene interpretatie die niet gemakkelijk te overtreffen zal zijn. Minder-* bevredigde mij de uitvoering van Berlioz' Faustmuziek. Vooral de behandeling van de rhythmiek bad iets vluchtigs en ongepreciseerds voor mijn gevoel. Op den laatsten kamermuziekavond hadden wij ook het voorrecht een violist te hooreu. Tbans was het Jos. Cramer die met Röntgen de G-dur Sonate van Beethoven speelde. Het was mij een ware verkwikking weer eens deze eeuwig-jeugdige, zonnige sonate op zoo stijlvolle wijze te hooren voordragen. Waarlijk als wij vreemden gasten de eer bewijzen, welke hun toekomt, krachtens hunne talenten, dan mogen wij vooral toch niet vergeten, de voortreffelijke kun stenaars, die wij in ons midden hebben, te kuldigeu. Behalve de sonate van Beethoven werd nog uitgevoerd een pianoquartet op-95 van Herzogenberg, ouder tegenwoordigheid van den componist, en het quintet van Schumann, Herzogenberg's quartet verraadt in alles den degelijken conponist; doch die degelijkheid wordt het werk wel eens tot last. Veilig mag men Herzogenberg thans beschouwen ais het hoofd der conservatieve richting in Duitschland. Wanneer nu die richting in staat is eene levensvatbare, bloeiende productiviteit te ontwrkkeien, dan' kan men zich verbeugen over hare resultaten. Als echter de werken dezer richting, bij hun ontstaan reeds blijken geven zich zelven overleefd te hebben, dan vraagt men zich af, waartoe dient dan nog hunne «pose" ia ons kunstleven? Gaarne echter wil ik constateeren, dat naast de degelijke factuur* der verschillende onderdeeleu, het Adagio, met gedempte strijkinstru menten, een melodieus en klankschoon stukje muziek is. Behalve Beethoven gaf ook Schumann de duide lijkste bewijzen zich nog niet overleefd te hebbeu. Heerlijk werkte nog het energieke en schwungvolle quintet door de heeren Röntgen, Cramer, Hofmeester, v. Adelbcrg en Mossel op zeer gelukkige wijze vertolkt. Het bezoek der vier beroemde quartetspelers uit Bohème, heeft ons, behalve het genot van hun eenig samenspel, ook nog het voorrecht opge leverd van de kennismaking met nieuwe werken uit de quartetlitteratuur, die wij anders ternauwer nood hadden leeren kennen. Wel hoor ik menigeen met een bedenkelijk hoofdschudden zeggen, dat die werken wel mooi zijn, maar toch niet aan het ililililllilliiiilt Minimum iiiiiiiiiilimiimmiii mijn inspectie. Ik heb met het 172ste op zijn hoogst nog zes dagen werk. Dan moet ik nog acht andere regimenten hebben als deze, en dan de ar tillerie." ... Laat eens zien, hoeveel regels dat al maakt. ,Zeven, generaal." Niets meer ?... Sakkerde honderdduizend bom men ! ge schrijft te dicht in elkaar. Lees het eens even over! Dierbare, teerbeminde Concepion, het gaat goed met me; dat is te zeggen: op een duivelsehe aan val van rhumatiek aan de pols na... Daarom kan ik niet schrijven. Ik dicteer. Ik vorder al mooi met mijn inspectie. Ik heb met het 172ste op zijn hoogst nog zes dagen werk. Dan moet ik nog acht andere regimenten hebben als deze, en dan de artillerie." En is dat alles?" Dat is alles, generaal." Allemachtig, dat is niet veel ... Zij heeft mij gezegd, lang te schrijven; en dat is niet bijster lang ... Komaan, wat zoudt gij zeggen, als gij in mijn plaats waart?" Drommels, generaal... ik zou... ik zou zeg' gen .., Het lijkt mij toe, dat er heel veel dingen te zeggen zouden zijn .. . Een man, die zijn vrouw bemint, zooals gij het Mme Vauquelin doet, en die zoolang er van gescheiden zult zijn . .. Men kan gemakkelijk vier bladzijden en meer vullen." Gemakkelijk .. . gemakkelijk ... Hm .., Luister, kapitein St. Léonard, gij zijt een beste jongen .. . Ik heb u altijd naar waarde geschat... Ik ga in de kazerne van het 172ste eens even zien, wat men daar des morgens geeft. De officier van de week zal wel met mij meegaan. Zie mij in dien tusscbentijd een eenigazins lieven brief aan Mevr. Vauqnelin in elkaar te zetten, alsof ik u die ge dicteerd had, niet waar ? Ik ben het die spreekt... ge begrijpt me? Dat ik niet schrijf, komt door mijn pols." ideaal beantwoorden van den echten quartetstijl. Hebben zij, die dat beweren, echter wel een geopend oog voor de veranderde tijden ? Bedenken rij niet dat, waar de dramatische en symphonische uitdrukkingswijze in onzen tijd zulke belangrijke wijzigingen heeft ondergaan, ook de kamermuziek zich niet langer kan binden in de kluisters waarin de traditie haar gevangen zou willen houden? Is liet niet goed te nee ten, dat men de harmonische en contrapuntische combinaties van den nieuweren tijd, en de klankeffecten, waartoe de hoog opge voerde techniek in de behandeling der strijkinstru menten als van zelven voert, ook toepast op werken in kamermuziekstijl? De groote ouden zullen er heusch niet onder lijden; dat bewees de spontane bijval, geschonken aan de verrukkelijke vertolking van het Adagio uit Beethoven's overschoon quartet op-132. In een Duitsch muziekblad las ik eens, dat men aan het beroemde Joachim-quartet een Apollonisch en aan het Boheemsche een Dyonisisch karakter mocht toekennen. Deze opmerking komt mij voor zeer juist te zijn. Als uien het Apollonische wil kenmerken door de hooge en edele melodiek van een Mozart en Beethoven en het Dyonisische door de eigendommelijke rhythmiek der Slaven, dan is hiermede dadelijk bet groote succes der Bohemers verklaard. Het is eenvoudig niet mogelijk zich de werken van een Smetana en Borodin schooner uitgevoerd te denken, dan door Ka re l Hofman en zijne partners. Bij Beethoven miste ik af en toe die Olympische hoogheid, waarmede ik mij dezen ApDÜo droom. Dit neemt echter niet weg, dat zij toch veel zeldzaam schoons in Beethoven te genieten gaven. Alleen de duidelijkheid en klaar heid, welke iedere vertolking tot eene levende par tituur doet worden, verdient bij de Bohemers reeds de grootste bewondering. Vrijdag 18 dezer geven zij nog een Beethoven-avond. Zeker kunnen zij er van zijn, een dankbaar gehoor te vinden. £' Dinsdag 11. woonde ik in de Nederlandsche.opera a^ tweede voorstelling bij van <r Manon," tektst van Meilhao en Gille, muziek van Massenet. Wie de vertaling bewerkt heeft, staat niet op het tekst boek vermeld. Gaarne zou ik mijnen lezers vergasten op een paar staaltjes allersierlijkst (!) Nederlandsen in gebonden stijl, doch de beperkte plaatsruimte en overvloed van stof, maken mij dit thans onmogelijk; wellicht kom ik op deze en andere vertalingen nog eens terug in de stillere zomermaanden. Afgescheiden echter van het minder fraaie in de keuze der woorden biedt hettekstboek een opeenstape ling van onzinnigheden en ongerijmdheden, als mij in een operalibretto van de oude sohool, ja zelfs van de oudste school, nog zelden onder de oogen gekomen is. Daarbij een volslagen gemis aan karakterteekening en een ontknooping door niets gemotiveerd! Lezer, als gij deze opera wilt gaan hooren, laat dan verstand en hart thuis, en ga u alleen enkele oogenblikken verpoozen in al dien onzin en.... het eenige wat meu aan de andere zijde van de balans kan stellen ... aan een paar aardige en leven dige tooneeltjes, welke men hier en daar ontmoet. Onzin is het duo, met eindelooze tekstherhalin gen op de woorden: Samen zijn te Parijs, te Parijs", enz. Vermakelijk is het tooneeltje waar Manon tranen stort van ontroering bij het afscheid van hare ... hare lieve kleine tafel". Bespottelijk is de marktscene, waar zoowel bloemenverkoopsters als bezoeksters in een geantiquiseerd baltoilet rondloopen. Jammerlijk is het tooneel in de kerkekamer der St. Suipice; hoe kan iemand met gezonde her senen het voor ernst nemen, dat vrouwen' in zulke costumes, in die omgeving uitroepen : Met hoe groote kunst schilderde zijn rede ons Sinte Augustyn en Sinte Theresia. Heilig is hij zelf, ja dat is gewis!" Nu, heilig was hij niet, de abbêDes Grieux: want eenige oogenblikken later gaat hij in priester gewaad er van door met Manon, die hem geheel verteederd heeft en hem terugvoert tot zijne oude liefde. Kostelijk dramatisch (!) is de oude Des Grieux, die zijnen zoon nog even te voren, als bij hem het besluit om den priesterstand te omhelzen nog onwrikbaar vast staat, toeroept: 'k Zal u van avond nog Hier dertig duizend livres zenden. Maar Vader" ! 't Hoort aan u ; 't is de som, ?Die als uw moedersdeel u toekomt! Best, generaal. Hecht u ook aan dien dulvelschen aanval van rhumatiek." Wel neen, ik hecht geheel nergens aan ... dan aan de vier zijdjes... Zet duivelsche"; laat duivelsche" weg; zooals gij verkiest. Maar vier zijdjes, hoort ge?" Wees gerust, generaal... Doch, excuseer ... Hoe schrijft u aan Mme Yauquelin?" Maar,sakkerdebleu! ik schrijf haar heelemaal niet." Ik wil zeggen; moet ik schrijven je" of u"?" Waar ziet ge me voor aan, mijnheer?.. . Wees een goede echtgenoot! Zet jij" en //je" en /,jou" zooveel ge wilt, alsjeblieft." III. Toen St. Léonard den stap van den generaal buiten op de straat hoorde, schoot hij in een on bedwingbare lachbui; als men hem had kunnen waarnemen op de canapé, waarop hij neergevallen was, zou men hem voor gek gehouden hebben; halfvoltooide uitroepen klonken tufschen zijn lachen. Neen, maar! die is goed !. .. Ik heb al rare dingen beleefd, maar zoo iets nooit! ... Dierbare, teerbeminde Concepcion" ... Het is eigenlijk al te gek ... Doch komaan; geen malligheid, aan het werk!... Vier bladzijden aanbidding! ... O,mijne schoone Mexicaansche met vurig oog, die men mij verplicht te tutoyeeren . .. Aangepakt!" Toen de generaal terugkwam, vond hij een brief van vier zijdjes, vurig, hartstochtelijk, geschikt oru alle Mexicaansche harten in vuur en vlam te zetten. De eedeu en de betuigingen van spijt over de afwezigheid, de hoop. op de toekomst en de her inneringen, het aangebeden Engel" en het afgod mijner ziele" volgden elkander op; kortom, het was een bespottelijk mengelmoes, bij het neer schrijven waarvan St. Léonard de grootste moeite had gehad zijn kalmte te bewaren en het niet uit te schateren. De karakters zijn mede van de zwakste soort; er is geen enkel persoon juist geteekeud. Manon is een zestienjarig meisje dat op reis is naar eeu klooster, maar door den jongen Des Grieux ontvoerd wordt. Zonder eenige oorzaak wordt zij hem ontrouw, om de Bretigny te volgen. Alweer zonder een enkele oorzaak verlaat zij dezen, om Des Grieux weder op te zoeken in de kerkekamer der St. Suipice. In het vierde bedrijf ontmoet men beiden in een schitterend verlicht speelhol. Zij zet Des Grieux aan tot spelen, maar vooraf verklaren zij elkaar met een ontzettend bombastisch pathos nog eens hunne liefde. Daar komt een inspecteur van politie" en Manon valt in zwijm. In 't vijfde bedrijf wordt zij naar den kerker gevoerd; waarom is niet recht duidelijk, maar 't doet er niet toe. Des Grieux Wacht haar af, om haar te bevrijden, wanneer zij in ketens geklonken, op een kar voorbij gevoerd zal worden; doch kort nadat hij haar in zijne armen sluit, sterft zij en... het stuk is uit. 't Is een werk van de slimste décadence. Hoe is het mogelijk dat zoo'n onziu heden ten dage nog gangbaar is! Massenet heeft in verscheidene liederen, die ik zeer waardeer, getoond, een fijnzinnig kunstenaar te zijn. Tevens is hij een geestig causeur, vooral in de behandeling van het orchest. Vermoedelijk hebben hem de levendige en zwierige tooneehjes, die er af en toe in voorkomen, verlokt zijne krachten er aan te besteden. Lief is het aardige trio voor drie vrouwenstemmen in de eerste acte, met het refrein op de welgekozen (!) woorden: Keer terug! Of je valt en je breekt je rug!! Zeer klankschoon ook is het quartet in de tweede acte en zoo zijn er tog meer lichtpunten, die allen te zamen echter toch niet kunnen verhinderen, dat elke muziek bij een zoo gedrochtelijkeu tekst van te voren reeds moet veroordeeld zyn. De beide hoofdpersonen werdeu vertolkt door mevr. Madier de Montjau en de heer Phlippeau. Mevrouw Madier was in spel en zang ten volste berekend voor hare partij. Zij bewees wederom een voortreffelijke zangeres eu eene uitstekende tooneelspeelster te zijn. Zij heeft hare rol feitelijk verheven, boven de hoogte waarop deze zich be vindt. De heer Phlippeau had als zanger bijzonder schoone oogenblikkeu. De monoloog in de kerke kamer was mooi van toon en stemming. Als tooneelspeler heeft hij al belangrijke vorderingen gemaakt, zonder evenwel reeds aan alle eischen te kunnen voldoen. De andere medewerkenden deden hun best, maar bleven beneden datgene wat zoo'n werk nog eenigszins dragelijk kan maken. Geen spoor van légance! Massenet heeft zich alles zwieriger gedacht. De'heer v. d. Hoeck vooral was buiten gewoon stijf, in zang eu spel; geen zweem van gelaatsuitdrukking; zóó gespeeld en gezongen wórdt Lescaut eea earricatuur. Aan de iustudeering vau orchest en koren was veel zorg besteed. Den heer Kwast komt daarvoor een woord van dank toe. Moge eea volgende keer die zorgen aan een waardiger werk ten goede komen! Al<T. AVEHKAMF. iiiiiimiiiniiimiiMHHi De Kon, Ver, Het Nederlandsen Tooneel" EN de twee laatst yerscnenen Antipne-vertalinien. IL Thans de vertaling van Kloos; het hooge woord moet er nu maar in eens uit: zij is mij zeer tegen gevallen. Hoe is het mogelijk dat iemand, die zulke prachtige verzen schrijft, als er voorkomen in den cyclus Adoratie", ter zelfder tijd zulk jammerlijk broddelwerk levert als deze vertaling? Alleen doordat de dichter Kloos zich zelf geheel onnoodig een p u z z l e heeft opgegeven. Want het is zich een puzzle opgeven, wanneer men zegt: Kijk, ik zal nu eens een kunstwerk van een wereld-artiest 1) gaan vertalen en dat doen niet alleen in dezelfde maat, maar ook in hetzelfde aantal verzen; ja sterker nog in hetzelfde aantal lettergrepen". Schiller zal toch wel een dichter mogen worden genoemd, en zeer zeker Shelley, althans de heer Kloos acht hem als zoodanig zeer hoog 2), maar De generaal was verrukt. Sapristi! kapitein, dat is juist getroffen. Precies wat ik denk." Eu met een hand, die geheel niets van rhumatische aandoeningen scheen te lijden te hebben, teekende hij: //Victor", onder de woorden: Ik omhels je met hartstochtelijke teederheid." IV. Mevr. Vauquelin wachtte, zooals de generaal wel vermoed had, met ongeduld diens eerste stijlproef af. Hoe zou zijn stijl zijn? Zou hij haar romaneske neigingen weten te raden en er aan beantwoorden? Haar nieuwsgierigheid was niet vrij van ongerust heid. Met welk een geestdrift werd dan ook deze eerste brief ontvangen, gelezen en herlezen! Wat een gloed! Wat een jeugdige kracht! Zij liep op haar schrijftafel toe en antwoordde met een brief, die begoa met welbeminde vau mijn hart!" en zond niet karig acht bladzijden in ruil voor de vier ontvangene. Gaandeweg werd de cor respondentie inniger en teederder. De epistels van den generaal kwamen druk, zeer druk eu bovendien waren zij iang, heel lang. Het waren ware gedichten, waarin men een oprechte bezieling gevoelde. Want St. Léonard, geprikkeld door de antwoorden van Mevr. Vauquelin, was er toegekomen, zich luchtkasteelen te bouwen en voor zijn eigen rekening te schrijven, onder handteekeniug van den generaal. Intusscheu vorderde de inspectie eu weldra liep zij ten einde. Men kau zich de vreugde vau den kapitein voor stellen, die in gedachten uit schooiie blanke handen zich den prijs voor zijn stijl in ontvangst zag nemen, als hij zonder schaamte den waren schrijver van de brieven zou ontmaskeren. Op den avoud van den dag der terugkomst was de geheele staf roudom den familiediscli van den generaal aangezeten; deze, des te vroolijker, naar die waren verstandiger; zij kozen voor het ver talen van Iphigenia in Aulis eu van den Cycloop de v er s maat die hun het geschikst voorkwam, nl. voor den dialoog de vijfvoetige jamben en voor de koren een rijmend metrum; niet alzoo Kloos, noch Van Leeuwen; die beiden wilden zoo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke blijven en hebbem gezegd: Sophokles schreef den dialoog in zesvoetige jamben, ik doe dat ook; Sophokles gebruikte voor de koren en lyrische partijen anapaesten of choriamben, of dochmiën, ik doe dat ook". Maar hebt gij beiden er dan nog nooit over gedacht, datee» vers van Sophokles voor Grieksche ooren heel iets anders is dan uw zesvoetige jamben voor onze ooren? Ge weet immers even goed als ik, dat noch gij, noch ik, noch iemand met zekerheid kan zeggen waar de Grieken in proza, in elk woord afzonderlijk, den klemtoon legden; met andere woorden of ze dat deden lettend op het accent of op de lengte der lettergrepen. En als wij dat niet weten, das kunnen we immers zelfs niet bij benadering uit maken hoe die verzen in de Grieksche ooren klon ken. Wilt ge een bewijs; want ik zie u al ongcloovig het hoofd schudden? Goed, ik zal er u eem geven, dat ieder leek kan begrijpen. De heldin va» het door u beiden vertaalde stuk heet volgens u Antiffone met den klemtoon op (i; volgens anderen spraken de Grieken in proza dien naam uit Antigone met klemtoon go; een derde geval wordt door niemand mogelijk geacht. Welnu, als Sophokles verzen had gemaakt op gelijke wijze klinkend als die van u beiden, dan zou bij hem de naam der heldin óf Antigone óf Antigóne hebben geluid, ten minste zoo zou men zeggen; maar neen, een Grieksch treurspeldichter kan, om de wetten van de versmaat, den naam Antigone niet anders gebruiken dan door hem uit te spreken antigoné, dus met klem of stemverheffing op an en op ne. Hieruit volgt ten eerste: de klemtoon iu de Grieksche verzen houdt zoo weinig rekening met den klemtoon van de woorden afzonderlijk, dat zelfs eigennamen in die verzen anders worden betoond als in gewoon proza", en ten tweede: terwijl gij beweert hetzelfde metrum te gebruiken als Sophokles, gebruikt ge er zulk eeu waarin het u niet eens mogelijk is den naam der heldin, naar wie zelfs het stuk heet, zóó te betoonen, als hij doet wiens werk gij vertaalt". Geenszins intusschen heb ik op zichzelf bezwaar tegen het gebruik van zesvoetige jamben. Integen deel. Met het oog op die passages waar de per sonen voortdurend om en om een heel vers zeggen, is het zelfs gewehschter déze versmaat te gebruiken, dan de kortere vijfvoetige jamben. Mits men zich niet verbeelde dat inen nu ook dezelfde maat ge bruikt als Sophokles. Maar geheel en al verdeiftijfc is het om het in precies evenveel verzen te willen vertalen als er in het oorspronkelijke staan. Ik weet wel, dat Sophokles, die en die woorden iu n vers zette, omdat ze naar zijn gevoel zóó bij een hooren, maar de volgorde der woorden in het Grieksch is uu eenmaal een andere en een veel vrijere dan bij ons. Vosmaer heeft indertijd in ziju Homerus-vertaling een dergelijk kuustje beproefd en ja volvoerd, maar hoe ? De mort/ds uil nisi bene. En als Kloos, want Van Leeuwen laat ik er om zijn vrijer vertalen, thans buiten, dat nu maar alleen met den gewonen dialoog had gepro beerd! Maar neen, ook de koren en lyrische partijen, moesten in bet keurslijf gewrongen van een quasiop-het-Grieksche-tnetrum-gelijkende versmaat van anapaesten en choriamben en dochmiën. En hoe zijn die gedeelten geworden, de meest poëtische van de heele tragedie, die dus door den dichter Kloos met groote voorliefde moeten zijn behandeld? Op vele plaatsen leelijk, hier en daar onverstaan baar, soms zelfs belacalijk. Een paar voorbeelden maar ten bewijs: Met vaardige wijsheid en zin «Voor het kunstrijke, meer dan men meent, Kruipt hij nu naar het kwade, dan weer naar het edele heen". Niemand dunkt mij, die het oorspronkelijke er niet bij heeft, kan begrijpen dat deze woorden beteekenen of althans (want Kloos vertaalt \oetffireiv verkeerdelijk, alsof het proza was, door kruipen) moeten beteekenen: //Hij (d. w. z. de mensch), als een wonderbaarlijke wijsheid, boven-verwachting-grooten zin voor het kunstrijke hebbend, schrijdt soms voort tot wat verderflijk, dan weer tot wat voordeelig is". mate hij zich van zijn satansche rhumatiek meer bevrijd gevoelde, richtte het woord tot St. Léouard, en op den vriendelijksten toon, maar met een glim lach, die bewees, dat zijn geest evenmin verzwakt was als zijn arm, zei hij hem: //Kapitein St. Léonard! Men vermoedt niet, welke diensten gij mij op deze rondreis hebt. bewezen. Ik. getuig er u mijn hartelijke dankbaarheid voor. En om u dit nog nader te bewijzen, heb ik per telegraaf aan den Minister gevraagd, u in zijn staf te willen opaemen. Ik zal er mee verliezen bij mijn correspondentie, en mijn vrouw voor haar walsen; maar de toekomst mijner officieren gaat bij mij boven alles. Ga thans afscheid nemen; morgen ochtend moet gij vertrekken." St. Léouard vertrok, bij zied zelf zeggende, dat de oudgedienden van bet oude leger leepe vogels waren. V. De familie Yauquelin is steeds een modelhuishOLideu gebleven; Mevr. Vauquelin raakt niet uit geput in geestdriftige lofredeuen op haar man eu tot haar vertrouwden laat zij nooit na, te zeggen: Eu wat schrijft hij goed! Als gij eens wist, welk eeu schat mij zijn brieven zijn! De generaal verlaat haar zoo miu mogelijk; het volgende jaar heeft hij haar met zich meegenomen op ziju inspectiereis zijn laatste. Eu moet hij bijgeval alleen weg, dan ziju zijn reizeu zoo kort, dat hij slechts correspondeert per telegraaf. Kapitein St. Léonard is pas bevorderd tot exadrousclief: dat heeft hij ten minste met zij a mooien stijl verdiend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl